NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWABD Kïï WONSERAOEEL Verschijnt Donderdags en Zondags. Acht en dertigste Jaargang. 1899. No. 18. BINNENLAND. Rede MELCHERS, met Debat. g DONDERDAG 2 MAART. VOOR ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. XXXXJOCKXZOCJÖCXXXifOC ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het was een klein publiek (slechts een 30 man) dat Zaterdagavond in de Doelezaal was opgekomen om den Heer G. W. MEL CHERS van Leeuwarden te hooren bespre ken, hoe bij denkt over Staatspensio- neering. Spreker ving aan met tj zeggen, dat onlangs de heer Nolting hier optrad voor de aid. van het Nederl. Werkliedenverbond en het rapport der staatscommissie inzake het pensioneeren van den werkman besprak. Het is naar aanleiding van die rede, dat Spreker z:ch gedrongen gevoelde, uitvoeriger dan bij het debat toen mogelijk was, zijne zienswijze in deze zaak hier heden avond uiteen te zetten. Al had Spreker wat meer belang stelling verwacht, toch wil hij de opgekorae- nen niet teleurstellen, en zal zijne rede houden. Een zeer beknopt verslag dier rede laten wij volgen, zeer beknopt zeggen wij terecht, want Sprekers woordenschat ook slechts bij benadering terug te geven, zou ver ons bestek te buiten gaan. Er is een tijd geweest, dat men de mach tige wegen van verkeer nog miste. De hand- kracht was de voortbrengster van den arbeid, machines en stoom bestonden nog niet. Al lengs werden de gereedschappen verbeterd, allengs kwamen de machines, steeds beter, steeds in grooter getale, de stoom werd de beweegkracht, en de verandering van de positie der werklieden was het gevolg. De bezitters, het kapitaal, werd meester over de industrie, en de groote massa kwam in dienst van enkelen. Thans staan werkgever en werkman als twee partijen tegenover elkan der. Wat de laatste tekort kwam, baatte de eersten. Evenwel ook de werkgevers deden allengs elkander een scherpe concur rentie aan. Door steeds tegen lager prijzen de producten te leveren, trachtte men den afzet te vermeerderen, door de loonen te drukken, werd de arbeider de dupe van den toestand, doch tevens werd de klein-indu- strieël door de grootere verdrongen; en het zal er toe komen, dat enkelen de groote massa overheerschen, want ook op het grond bezit concentreert zich het kapitaal. Toch is er uitzicht gekomen, de arbeider begint allengs het onhoudbare van zijn toe stand in te zien, en moet zich als middel van noodweer organiseeren tegen het kapitaal. In korte trekken wil Spreker de middelen schetsen, die kunnen leiden tot verbetering der maatschappelijke verhouding, die den onterfden het uitzicht opent op een toestand, dat ook hen een mensch waardig bestaan wordt gewaarborgd. Niet op eens echter kan dit komen, de maatschappij is een veel te samengesteld or ganisme om ineens groote sprongen te doen. Gelijk de toestand langzamerhand is verer gerd, zal hij ook allengs kunnen verbeteren. De soc. dem. partij dringt daarom aan, niet op een omverwerping, maar op een verbe tering der maatschappij. In haar strijd eischt zij o.a. het recht van vergaderen en vrijheid van drukpers. De arbeider moet hebben een open oog en een gezond verstand, dus ook goed onderwijs voor allen. Een groot deel der belastingen wordt door den staat aange wend tot bestendiging van den toestand, de bezitters hebben nog de macht in handen. Er moet dus van onderen op een macht komen, welke tegen die overheersching kan opkomen. De arbeiders en het kleine volk, dat toch de groote massa vormt, wordt nog steeds door de minderheid overheerscht. Het nijpendst steeg de nood in de onderste lagen der maatschappij, gelijk men dat gelieft te noemen, maar ook daar wordt de zucht naar verbetering het dringendst gevoeld, en steeds breeder worden de scharen, die zich onrecht vaardig behandeld zien. Toch is de klas senstrijd hier nog zwak, en lang zal het duren voor elk arbeider zich goed van den toestand bewust is. Het proletariaat moet veel meer gaan denken, veel meer zich or- gajHseeren, om hare rechtvaardige eischen ingewilligd te krijgen. Een dezer eischen is ook de pensioneering van staatswege. Wanneer de werkman oud en afgewerkt is, wordt hij als een onnut meubel beschouwd en komt ten laste der gemeenschap, en hoe de voorziening is van armbesturen en diaconien, is genoegzaam bekend. Het rapport der staatscommissie omtrent de pensioneering van de werklieden is door den heer Nolting onlangs alhier besproken, en ondanks de zoo angstvallige bepalingen durfde die commissie niet adviseeren, tot in voering omdat... de kosten te hoog waren. Spreker onderwerpt nu de cijfers in dat rap port gebezigd aan een nadere beschouwing en geeft aan, waarom hij zich daarmede niet kan vereenigen, Zoo wijst hjj er op, dat de PAUZE. Het is een eisch der rechtvaardigheid, vervolgt Spr., den werkman bij invaliditeit en op den ouden dag te pensioneeren, doch, zal men mij tegenwe pen, de belastingen kun nen niet hooger worden opgevoerd. Twee wegen staan echter open om het benoodigde geld te vinden, lo bezuiniging, en 2o hooger belasting daar, waar het kan. Met het geld van den staat wordt ondanks de leuze be zuiniging, vreemd omgesprongen. De tracte- menten van vele ambtenaren zijn zeer hoog. Spreker noemt er eenige op en ook de pen sioenen aan die ambtenaarswereld eischt jaar lijks meer dan 7*/a millioen. Dan is de in richting van ons militairisme veel te duur, ook in verhouding tot andere natiën. Voor oorlog en marine wordt jaarlijks ongeveer 40 millioen besteed. Spreker heeft in ’t ge heel niets op met het militairisme. ’t Is slechts het bolwerk voor de bezittende klas, want ons vaderland verdedigen, de mogelijk heid wordt zelfs door de specialiteiten in ’t vak betwijfeld. Doch het geheel af te schaf fen, hieraan zal wel niet te denken vallen, maar op de helft kan het best, meent Spr. dan zou die vrijkomende 20 mill, al vrij wat nuttiger besteed kunnen worden aan werk liedenpensioenen. Ais men dan de suc cessie vooral in de verdere graden eens flink ophaalde, wat dan ook volstrekt geen onbillijkheid is, meent Spreker, dan zou daar van de 235.000.000 die jaarlijks vererft, ook heel wat meer te plukken zijn voor de gemeenschap dan thans, en een met ander zou een behoorlijk pensioneeren van alle werklieden op hun ouden dag best mogelijk maken. Het getal arbeiders boven 60 jaar wordt geschat op ongeveer 54.000, werd ieder hun ner f 6 uitgekeerd per week dan belo >pt dat zoowat 17 millioen, wil men het op f4 stel len dan ruim 11 millioen. Neemt men de arbeiders boven 55 jaar (ongeveer 90.000) dan a f6 kost het 28 mill., a f4 18.6 mill, gulden. Onze staatsbegrooting beloopt jaar lijks zoowat 135 mill, en dus als het meenen is, zou die som voor pensioen wel te vinden zijn, zegt Spreker en de administratie er van zou ook geen groot deel verslinden. Op de gemeentehuizen kan men opgeven wie den leeftijd hebben, het stelsel zou zijn billijken practisch tevens. Men meene niet, dat dit een aalmoes zou zijn, de arbeider krijgt dan slechts een klein deel terug van hetgeen hij door zijn werk heeft verdiend en wat hem onrechtvaardig wordt onthouden door de lage loonen. Een staatspensioen zou zijn een flinke stap vooruit op den weg der rechtvaardigheid. Ten slotte schetste Spreker nog den toestand van den ouden, armen werkman dat diende te zijn de heerlijkste tijd des levens, doch be kommering moet hem vervullen, als die donkerste tjjd van zijn waarlijk nooit roos kleurig leven komt. Het opkomend geslacht staat ook eenmaal voor dien donkeren tjjd, ja de toestand zal nog verergeren, want de druk van het kapitaal neemt steeds grooter verhoudingen aan, als er niet een krachtige rem wordt geplaatst. Spreker spoort daarom ieder aan in ’t belang van zich zelven en zijn nageslacht krachtig mede te werken tot de totstandkoming van een staatspensioen voor alle werklieden. Het heeft Spreker leed gedaan dat voor een paar weken hier een Spr. optrad die wilde ijveren voor een algemeene spaarbank. Die spaarpenningen zouden de gemeenten ten goede komen, door hun armenlast allengs te verlichten, neen, niet de bezitters langer in de kaart spelen, propaganda maken voor de rechtmatige eisch is in ’t welbegrepen eigenbelang van de maatschappij, en, besluit Spreker, voor dien eisch doe ik een beroep op de arbeidersklasse. werklieden daar in klassen worden gerang schikt, naar mate ze meer verdienen. Het onrechtvaardig toonstelsel wordt dus door die commissie aanvaard. Ten tweeden is de leeftijd (65 jaar) veel te hoog gesteld, omdat de meesten voor dien tijd versleten zijn. Vervolgens wil de commissie de werklieden zelf een deel der premie laten betalen, en dat vindt hij al zeer onbillijk. Vooreerst laat men den werkman al te weinig verdie nen en dan zal hij nog zelf moeten bijdra gen voor zijn ouden dagEn wie zal zulk een ouden stumper aan ’t werk houden tot zijn 65e jaar, waar er zooveel jongere krach ten gereed staan hem te vervangen Hoe zal hij dan de laatste jaren zjjn premie kun nen betalen Hij zal vrij zeker op het laatst in een lagere klas komen, en dus al zeer weinig pensioen ontvangen, indien hij den gevorderden leeftijd al bereikt. Neen zegt Spr., de soc. dem. willen zulk een regeling niet. Zij zien er een schrome lijke onrechtvaardigheid in, dat de oude werkman met zorg zijn ouden dag tegemoet moet zien. Sparen is voor hen onmogelijk en de staats-commissie wilde hen toch daar toe dwingen, door de bijdrage op het toon te doen korten. Maar wanneer men bedenkt, dat de bezittende klas steeds van den werk man heeft geprofiteerd, dan is het ook de plicht van de bezitters om voor zijn ouden dag te zorgen, ’t Is slechts een luttel deel van de schuld, evenwel de 9 millioen, waar op de staats-commissie de kosten van haar ontwerp jaarlijks raamde, vond zij veel te hooge bijdrage voor den staat. Welnu, roept Spr. het proletariaat heeft recht op pensioen, de bezitters moeten het opbrengen en de staat heeft het recht het geld te halen, waar het te halen is. Alleen met staatshulp kan het onrecht hersteld worden. Scharnegoutum, 25 Febr. In eene heden gehouden vergadering van de leden der coöperatieve stoomzutvelfabriek is be noemd als directeur de heer Postma te Sexbierum. De heeren Sijbrandy te Frednksoord en Wiglama te Grypskerk stonden mede op de voordracht. Sneek, 28 Febr. De Raad verleende met op één na algemeene stemmen een crediet van f 500 aan ’t bestuur hier van 't Dep. Nijverheid, om pogingen aan te wenden tot ’t verkrijgen van een kaasbeurs in deze gemeente. Er was een schrijven ingekomen van dr. J. L. Andreae, waarin deze zijn aanvrage om eervol ontslag als directeur der H. B. School intrekt. 28 Feb. ’t Was helen vrij druk op onze veemarkt. In drachtig vee maakten Belgen weer ruime harten, daar voor eerste kwaliteit hooge prijzen werden besteed. Vette kal veren en wol vee werden meest alle duur verkocht. Nuchteren kalveren waren aanmerkelijk lager dan de vorige week. De varkens blijven op denzelfden prijs: le kwaliteit gold 18 a 18 */a cent. Vette kalveren per '/j KG. 33 a 31 ct. vette runderen 26 a 27, eenjarige senapen voor Londen 30 A 31 cent. Brand. Te Sneek is een huis, bewoond door drie gezinnen, afgebrand. In een achter het verbrande perceel gelegen pakhuis is een groote hoeveelheid boekweit en meel door het binnenstroomende water bedorven. Overreden. Te Oosterbeek is gister avond een der reizigsters onder den trein geraakt, zoodat zij aan de beenen verwond werd. De gekwetste werd met denzelfden trein naar Arnhem vervoerd, Bolsv/ardschc Courant ZOU werpen, worden Zoolang er een zeer groot verschil valt te constateeren, of misschien is dat uwe aandacht ontsnapt. De heer Nolting wil den arbeider laten bijdragen voor het pensioen, en ik zie dat in als een on mogelijkheid en als een onrechtvaardigheid tevens. Dat ik eerst f6 noemde en ook f4 komt daar van daan, dat wij liever wat hebben dan niets, echter niet om bij dat weinige te blijven berusten, maar te volharden tot het goede is bereikt. Ik heb het militairisme niet noodzakelijk ge noemd, maar alweer omdat wij het niet weg kunnen krijgen, zijn wij vooreerst al dankbaar als de helft wordt opgedoekt. Geef verder niet ons soc. dem. de schuld, dat wij de verbetering tegenwerken, als goed toeziet en nadenkt, zal het 1) helder worden, dat juist de anarchisten- de verbeteringen tegenhouden. Ik weet evenwel heel goed uit wat bron U zoo spreekt De heer GIEZEN Noem ze dan —Welnu dan,hetkomt uit de „Vrije Socialist" (Ontkennend gemom pelIk verzeker U, uw beschouwingen zijn niet echt. De ambtenaren zegt gij, versterken den staat, doch neen, mijnheer, als de staat anders wil, willen de ambtenaren het ook, zij moeten wel meegaan. De ambtenaren zien naar boven, niet naar beneden, dat weet U ook heel goed. Ten slotte nog uwe opvatting van politiek ter hand genomen. De politiek'is in de laatste jaren van karakter veranderd. Wijt dat niet de personen maar de toestanden. Politiek is het middel om de staatsmachine te doen gaan, de toekomst zal U leeren, wat de vakorganisatie zal kunnen uitwerken. De heer GIEZEN antwoordt hierop, dat onze samengestelde arbeid juist organisatie noodig maakt; door gemeenschappelijke samenwerking moet de strijd tegen de overheersching gestreden worden, om te komen tot een toestand, dat ieder kan doen wat hij wil en hem lust. De anarchis ten werken daarom ook sterk op organisatie, en in ons gewest heeft de heer Troelstra de partij veel schade toegebracht, want hij veroor zaakte een scheiding. Hij heeft zijn eigen stel lingen tegengesproken, de partij als het ware verlamd. Waar de politiek in ’t spel komt, daar komen steeds verdeeldheden; de strijd in de maatschappij wordt gevoerd in de maatschappij. Doch het geheele kapitaalstelsel moet weg, de loonslavernij moet van de baan en binnen de enge grenzen van den staat kan dat niet. ’t Is waar, wij zullen eenmaal komen voor een groote catastrophe, niet wij willen die, maar de toestanden zullen er toe dwingen. Het is genoegzaam gebleken, wat de bezitters geven, pakken zij op een andere manier weer terug. De groote massa wil nog te veel aan den leiband loopen, dat is de groote fout. De heer MÉLCHERS dupliceerde nog een maal op dit gesprokene, doch werd herhaalde lijk in de rede gevallen door zijn tegenstander, het was ons on mogelijk uit die samenspraak het verband te snappen, doch het slot was, dat de Spreker nog met nadruk wees op zijn hoofd argument, namelijk, dat de staat uit het be ginsel van recht en billijkheid den werkman op zijn ouden dag moet steunen, zonder dat die werkman daartoe kan of behoeft bij te dragen, en hij beveelt zijne meening aan, ter overdenking aan ieder, die bezield is met ware menschenmin en naastenliefde. De vergadering werd ruim halftwaalf uur gesloten. Van de gelegenheid om met Spr. in debat te treden, maakte alleen gebruik de heer GIEZEN van Leeuwarden. Deze begon met te zeggen, dat men zich niet door mooie woorden moet laten leiden. De Spreker heeft gezegd, dat er over ’t algemeen een behoefte is aan verandering en vooral noemt hij den 'toestand der oude lieden beklagenswaard, en gewis dat zal niemand ont kennen, doch hij zeide ook„de anarchisten hebben geen goeden blik op den toestand." Ik wil daarop zeggen, dat ik en mijn partijgenooten niet tevreden zijn met een stukje rechtvaardig heid. In de rede van den heer Melchers heb ik niet veel onderscheid gezien met die van den heer Nolting, ja wellicht sluiten zij later een geheele overeenkomst. Hij noemde eerst f 6 pensioen, doch scheen met f 4 ook al genoegen te nemen, wellicht dat hij het nog eens wordt met den heer Nolting, die met de cijfers der staatscommissie kon meegaan. Om die millioenen machtig te worden wil hij bezuinigd hebben op het militairisme, dat zijn sympathie wel niet wegdraagt, maar de helft van het tegenwoordige daar wil hij het toch voor doen. Ik wil hier verklaren, dat ik geheel tegen ’t militairisme ben, ik houd niet van vechten, en dan dat leger, die vloot, zij staan immers alleen in dienst van de bezitters en be stendigen den ellendigen toestand. Ik vraag u, mijn hoorders, waar zal de heer Melchers ooit in het parlement een meerderheid vinden voor een algemeen staatspensioen voor arbeiders boven 60 jaren? Ik meen, dat hij niet werkt tot zelfstandigheid. Den staat wil hij sterker maken, maar immers de staat met zijn ambte naren beheerscht de vertegenwoordiging. Ziet gij dan niet, hoe die arbeiders worden gebruikt ten dienste van de macht van de bezitters Ik die arbeiders zelfstandiger willen laten denken, opdat zij toch eens dat slavenjuk af- De ware vrijheid kan alleen bereikt door het internationaal proletariaat, de staat bestaat, kan er geen geheele verbetering komen. Ziet de heer M. dat niet in, of wil hij het niet inzien? Ik meen, dat hij is óf een dweeper öf een idealist. De strijd ligt op een heel anderen wegde arbeider moet zelfstandig worden in ’t particuliere leven. Zie in Duitschland, daar heeft men vele mannen als de heer M., maar wat is tot heden het resul taat? Zie dan eens in Engeland, waar de ar beiderspartij zich onthoudt van het parlement, en een hooger loon en korter arbeidsduur is verkregen, terwijl er in Duitschland nog velen omkomen van gebrek in de mijnen. Om te komen tot een gezonden toestand zal men eerst moeten komen tot machtige botsingen, doch die strijd zal den arbeider ten slotte vrijmaken, want zijne partij is de sterkste. Niet door het parlementair gebazel kan er verbetering komen, de arbeider moet niet naar de hoogere rangen zien, daar is geen heil voor hem te krijgen, hij moet naar zich zelf en zijn gelijken zien. De arbeider moet willen, ver nietiging der- onrechtvaardigheid, vernietiging van alle onrechtvaardige wetten en alleen door zelfstandig optreden van het proletariaat is dat eenmaal mogelijk. De heer MELCHERS in zijn repliek consta teert in de eerste plaats, dat er niemand is opgestaan die tegen het staatspensioen opkwam, en den heer Giezen beantwoordende zegt hij, dat deze geen heil ziet in een parlementairen strijd, maar als hij dan toch van geen redeneeren wil weten, begrijpt Spr. niet, waarom hij hier komt om besprekingen te houden. Zijn eerste argument is meer een verdacht making van mijn persoon als zou ik het ten slotte met den heer Nolting op een accoordje gooien, doch ik tart hem mij eenig bewijs te geven, dat ik niet mijn beginsel als soc. dem. getrouw blijfde tijd zal het leeren, hoe ik het meen met de belangen van den verdrukten werkmansstand. Het komt mij echter voor, dat die opmerking van den heer Giezen niet voortkomt uit liefde. Waar hij zegt, dat ik geen goeden blik heb op de toestanden in Duitschland en Engeland, daar zal ik hem even van advies dienen, en nu gaat Spr. met een rijkdom van woorden eenige grepen doen uit de sociale toestanden in die rijken en noemt daden en personen en verklaart tevens het verschil der resultaten in Duitsch land en Engeland, waarna hij aan toont, dat juist de Engelsche arbeiders politiek handelden door beurtelings de staatspartijen te dienen, die hen het meest genegen waren. Ook bespreekt hij hoe de groot-industrie er juist toe leidt, dat de arbeiders zich vereenigen en niet met woorden spelen, maar door daden hun wil weten door te drijven. De arbeider is niet gediend van het anarchisme, dat is voortgekomen uit den tijd van de klein-industrie, allengs worden ze meer eensgezind en zien zij dat de staat noodzakelijk is voor de orde en goeden gang van zaken. De staat grijpt overal in, mijnheer Giezen, en wilt gij U niet met den staat bemoeien, dan bemoeit de staat zich met U. Verder moet ik nog opmerken op het gezegde van U, dat Nolting en ik gelijk redeneeren, dat fi

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1899 | | pagina 1