NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWARD HSt WOHSSRAOEBt
No. SI.
Verschijnt Donderdags en Zondags. Acht en dertigste Jaargang. 1899.
g ZONDAG 12 MAART.
$xxxjocxa xx^oc acxxiac ac ac
Uit de Raadszaal.
Een vijandelijke overval.
O!
VOOR
uitbreidde om my te omhelzen. Ik
ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
VERGADERING vam DONDERDAG
9 MAART 1899.
2.
huis.
Wegens het bedanken van den heer P.
Peerebootn als weeshuisvoogd, hebben heeren
Weesvoogden eene nieuwe voordracht inge
zonden, bestaande uit de heeren J. Pottinga
en J. liegt.
Door B. en W. zijn hierbij gevoegd de
heeren C. W. Eisma en W.v. d. Meulen Rz.
De benoeming zal de volgende vergade
ring geschieden.
3. Adres van den heer S. S. van der
Weij om een strookje grond van den Stads
wal te bekomen voor bouwterrein, enz., met
advies van Burgemeester en Wethouders.
De heer v. d. Weij verzoekt bij adres,
dat hij een strookje grond aan den stadswal
in eigendom mag bekomen, langs zjjn bouw
terrein, dat hij de boompjes aldaar mag op
ruimen, een riool en stoepen mag leggen,
daar hij aldaar 3 burgerwoningen wenseht
te bouwen.
Tegenwoordig waren 10 leden. De heeren
Oosterbaan en P. J. de Boer waren afwezig
wegens ongesteldheid, de heer v. d. Weij
is overleden.
De notulen der vorige vergadering werden
gelezen en goedgekeurd.
Ingekomen stukken
a. Een missive van den heer A.Banning,
dat hij de benoeming tot Gasthuisvoogd
aan neemt.
b. Een missive van den heer P. Peere-
boom, dat hij voor de benoeming tot Wees-
voogd bedankt.
c. Een missive van Commissarissen van
den Mac-adam-weg SneekBolsward, be
richtende de goedkeuring der rekening van
den weg door Ged. Staten.
Een en ander voor kennisgeving aange
nomen.
d. Een adres van D. Veltman en 3 andere
neringdoende ingezetenen, verzoekende dat
zij met de weekmarkt kosteloos voor hunne
woningen hunne artikelen zullen mogen uit
stallen, daar zij reeds in de gemeente-belas
ting zijn aangeslagen, en naar hunne meening
op hen niet behoort te slaan de verordening
indertijd gemaakt op de uitstallingen van
marktventers.
e. Een adres van S. Koopmans, verzoe
kende herbenoeming als stadstuinman.
Deze adressen zijn gerenvoyeerd aan B.
en W. om advies.
f. Van de Plaatselijke Schoolcommissie
het verslag over den toestand van het onder
wijs over 1898.
Zal bij de leden van den raad circuleeren.
PUNTEN VAN BEHANDELING.
1. Onderzoek der geloofsbrieven van de
benoemde leden van den Gemeenteraad.
De Voorzitter. Met het oog op de tegen
woordigheid van den heer Dijkstra, die na
behandeling van dit punt, krachtens art. 36
der gemeentewet niet aan de beraadslagingen
mag deelnemen, stel ik voor, dit punt het
laatst te behandelen.
P oordracht voor voogd van het Wees-
gereed te maken, maar daar ik dacht, dat
u liever nog een poosje zoudt willen op
blijven, zei ik de eerste maal „nog niet“
toen ik een half uur later, meende dat u
sliep, gaf ik mijne toestemming en ik hield
u tegen, omdat ik wist wat het schieten te
beduiden had en ik u niet in den regen en
modder naar buiten wilde laten gaan. In
mijne ontsteltenis vergat ik u dit alles
te zeggen, niet vermoedende dat u zulk
een reuzenkracht ontwikkelen zou.“
„Maar waarom vertelde u mij dan niet
vooraf, dat er geschoten zou worden? Ik
had hiervan niet het geringste vermoeden
en mijne opgewondenheid zal u wel op
rekening willen schuiven van mijn plicht
gevoel als officier. Alle omstandigheden
werkten er toe mede, dat ik niet anders
handelen kon.”
„Nu ja, dat zal wel zoo zijn, maar laat
ons nu nog een glas drinken om tot be
daren te komen, en dit bjj kaarslicht, daar
de eenige lamp, die ik bezit, in scherven
ligt.”
„Hartelijk dank, eerwaarde heer, maar
ik ben zoo nat en koud, dat ik maar liever
dadelijk mijn bed opzoek.
„Maar dan toch staande één enkel glas.”
En bij het klinken zeide de geestelijke met
een spottend lachje„Ik wensch luitenant
dat bij alle krijgsavonturen, die u mis
schien nog te wachten staan even weinig
bloed mag worden vergoten, als bjj dezen
vijandelijken overval.*
om zou ik eigenlijk ook niet drinken De
regen viöl nog steeds bij stroomen neêr,
oorlog was er niet en al werden ook de
Poolsche edellieden en de geestelijkheid
verdacht dat zij de oproerlingen onder
steunden, zoo boezemde de persoonlijkheid
van mjjn gastheer zoo veel vertrouwen in,
dat de gedachte aan gevaar niet bij mjj
opkwam, zelfs niet, al zou ik van het goede
een weinig te veel krijgen.
En zoo gaf ik mij dan zonder eenige terug
houding over aan de betoovering. die het
gezellige vertrek en het vurige Hongaar-
sche Bloed op mij uitoefende. Na afloop
van den maaltijd had de Russische neef
ons verlaten en toen de sigaren brandden
zeide de geestelijke
„Nu we alleen zijn, luitenant, wordt het
eerst recht gezelligmijn neef bedierf de
stemming een weinig, kom laat ons nu
deze soort nog eens proeven/
En een met stof bedekte, zeer veel be
lovende flescb van een tafeltje nemend,
begon hij ze te ontkurken.
Daar ik echter gevoelde, dat ik reeds
meer dan genoeg had, bad ik hem mij
niet meer in te schenken, doch vond geen
gehoor.
„Een enkel glas, luitenant, deze soort
moet u nog proeven/
„Maar wezenlijk, mijnheer, het wordt te
veel/
„Och kom, hoe kan voor zulk een Hinken
jongen man een enkel glaasje te veel wor
den/
„Nu dan, nog één glas, maar dan niet
meer/
De wijn was inderdaad voortreffelijk en
zoo bleef het natuurlijk niet bij dat eene
glas en al verzette ik mjj ook nog zoo
krachtig, steeds werd ik op de vriende
lijkste wijze tot drinken aangespoord, zoo-
dat ik langzamerhand in een toestand ge
raakte, dien de doktoren een „accute al-
coholvergiftiging” noemen.
Het werd mij daarbjj echter zeer zon
derling te moede, geheel anders dan vroe
ger bij dergeljjke gelegenheden, als ik,
overeenkomstig mijn natuur, gewoonlijk
bijzonder vrooljjk en uitgelaten werd. Thans
was het mij, als daalde een dichte nevel
op mij neer, die op mijne hersenen en
ledematen een verlammende werking uit
oefende. De op de tafel staande lamp kreeg
veel van de, achter dikke wolken, schuil
gaande maan en zei de geestelijke iets, dan
kwamen zijne woorden als van heel uit
de verte tot mjj. Daar Hongaarsche wijn
in den regel meer op de beenen dan op
het hoofd werkt, was deze toestand eigen
lijk onverklaarbaar, maar ik was niet meer
in staat, hierover na te denken. Bovendien
had ik bijna dezelfde aangename gewaar
wording als die, welke wij na eene morphine-
inspuiting ondervindenmet bet hoofd
tegen de rugleuning van de sofa, zat ik
daar, dronk niets en dacht niets. Alles wat
mij omgaf nam daarbjj voor mijne oogen
eene meer ideale gestalte aan de huis
houdster, die kwam en ging en met den
geestelijke fluisterend eenige Poolsche woor
den sprak, scheen mjj, niettegenstaande
hare hooge jaren, eene fee die door de
kamer zweefde en als zjj zich over mij
boog, waarschijnlijk om te zien, welke
graad van dronkenschap ik bereikt had,
kwam zjj mjj voor als een engel, die zjjne
armen uitbreidde om mjj te omhelzen. Ik
hoorde hoe zjj tot den geestelijke zeide
„jest teras czas „is het nu tijd
en hoe deze antwoordde„jeszeze nie”
„nog niet/ Hoewel ik mjj in stilte ver
heugde, dat ik zooveel kennis van de
Poolsche taal had opgedaan, dat ik de
woorden verstond, dacht ik toch in het
minst geen kwaad, maar droomde verder.
De nevel werd steeds dichter en slechts
met zeer veel moeite gelukte het mjj, nog
even met de oogen te knippen, toen de
feëngestalte opnieuw de kamer binnen
zweefde en met een blik op mij zeide
„Teras jest czas! Nu is het tjjd
De „engel” verdween van voor mjjne
oogen, waarschijnlijk was ik ingeslapen
daar op eens droom ik, is het werke
lijkheid een schot
Poef, poef, poef, poef, poef, 4, 5 schoten
achter elkaar, ik ontwaakte poef, poef,
poef, poef, knalt het thans duidelijk
ik wil opspringen, maar de alcobolnevel
houdt mjj nog omvangen duidelijk, zeer
duideljjk verneem ik thans echter de scho
ten! Dat kunnen slechts insurgenten zjjn,
die mjjn terrein overvallen ik moet
naar mjjne soldaten, het gevoel van plicht
behaalt de overwinning, de nevels wijken,
met geweld onttrek ik mjj aan den ban,
waarin ik gevangen ben maar daar
stormt de priester op mjj los
„Bljjf rustig zitten, luitenant, het is
niets t*
„Mjjnheer, houd mij niet tegen, ik weet
wat mijn plicht is, hoort u dat schieten
niet roep ik in de grootste opgewonden
heid uit, terwijl ik tracht de tafel ter zijde
te schuiven maar de pastoor met zjjne
krachtige gestalte plaatst zich er voor, en
deed zijn best mij in de hoeken op de
sofa neer te drukken. Daarbij knallen on
ophoudelijk de schoten en veel sneller dan
ik kan beschrijven vliegt de gedachte mij
door het hoofd „ha, daarom dus dat sterke
aandringen tot drinken, daarom die hui
chelachtige vriendelijkheid, die vele soorten,
waarschijnlijk met een slaapmiddel ver
mengden wijn, daarom de vraag of het
reeds tijd is, de tijd natuurlijk om het af
gesproken teeken tot den overval te geven
en daarom dit, met geweld, tegenhouden,
nu hij ziet, dat ik nog niet geheel onbe
kwaam ben tot tegenweerEen laagheid
zonder weergaEen vreeselijke woede
grijpt mjj aan tegen den verrader, die mij
verhinderen wil, mij aan het hoofd der
mijnen te stellen.
„Maak plaatsbrulde ik, mijn drift
nauw meer meester en als hij ook nu nog
mij tot kalmte brengen en terughouden wil,
span ik al mijne krachten in, waarvan ik,
vooral in toorn, een goed deel bezit, alle
spieren spannen zich en onderste boven
vliegt de tafel met de daarvoor staande
gestalte, kletterend vliegen glazen, flesschen
en de lamp over den vloer, met éen sprong
ben ik bij de deur, ruk haar open en roep
mjjn oppasser, die reeds met den hoorn
blazer de trap afsnelt, in de eene hand mjjn
geweer, in de andere mijn uniform hou
dend, onder den uitroep
„Luitenant, luitenant, er wordt gescho
ten
„Hoornblazer Alarm !“zijn mijne eerste
woorden. „Hier de uniform.” de volgende
helm en jas, heeft de knaap in de hand,
nu wil hij broek en laarzen halen. „Laat
dat.” roep ik, werp de soutane af, vlieg in
den jas, werp den helm op het hoofd en
snel nu, in onderbroek en pantoffels de
dorpsstraat in, terwijl de trompet de lieden
bijeenroept.
Donkere nacht omgeeft mij, bij de eerste
schrede zjjn kousen en pantoffels geheel
doornat, terwijl het slijk tegen mijne dunne
onderkleêren opspat.
Maar wat geef ik daarom, hier roept de
plicht en dit bewustzijn, in vereeniging
met den schrik en het koude bad ontnuch
teren mij geheel. Uit de naastbijzijnde
huizen snellen mijne soldaten, 10 man heb
ik achter mij, „hier heen” roep ik, nu van
het kerkhof, tegenover de wacht, duide
lijk de schoten weêrklinken.
„Laadt geweer!” commandeer ik, „maar
niet schieten, wij willen de schurken over
vallen, nu looppas, voorwaarts, marsch!’1
Achterom kwamen wij aan het kerkhof,
snel over den lagen muur en nu met een
„hoeraer op losAls dit weerklinkt
zwijgen de schoten als op commando, mjj
schijnt het, alsof gedaanten uitelkaar stui
ven en over den muur klimmen. Mjjne
soldaten werpen zich in de struiken, ik
hoor roepen, slagen, stompen, Duitsche en
Poolsche scheldwoorden en eindelijk zie ik
niettegenstaande de diepe duisternis, dat
eenige menschen met geweld voor mjj ge
sleept worden.
„Geef lichtroep ik en van de wacht
brengt men een lantaarn. En wat zie ik
Voor mjj staan een half dozijn opgeschoten
bengels, vastgehouden door de stevige vui
sten mjjner Pommeranen, maar vallen daarna
jammerend op de knieën. De oude ver
roeste pistolen en zakpistooltjes, de ouder-
wetsche geweren in handen van de jongens
kunnen moeiljjk aan moorddadige plannen
doen denken en als ik verbaasd en van
de zaak niets begrijpend rond zie, klinkt
plotseling achter mjj de stem van mjjn
gastheer
„Luitenant, ik zeide u reeds, dat u zich
niet zou laten storen, morgen is bier een
groote boeren-bruiloft en dan is men ge
woon ’s avonds te voren ter eere van bruid
en bruidegom te schieten.”
Een weinig beschaamd, maar toch met
het bewustzijn, niets dan mjjn plicht te
hebben gedaan, liet ik mjjne manschappen
gaan en vergezelde mjin gastheer naar
zjjn huis, die daar, met een blik op de ge
broken glazen, en flesschen en de, geluk
kig toen nog niet met petroleum maar met
olie voorziene lamp, zeide
„Zie nu eens, wat u hebt uitgevoerd
„Ja, eerwaarde heer, dat doet mjj zeer
leed, ik kon echter niet vermoeden, dat
het slechts vreugdeschoten waren, die ik
hoorde. U zei het niet en dan die geheim
zinnige vraag, „of het nu tjjd was?” Wat
beteekende die
„Och, mjjn huishoudster wilde alleen
maar weteu, of het tjjd was om uw bed
f et was in het jaar 1863. Ik lag met
mijne manschappen aan de Poolsche
jfr grenzen, met het doel de oproerige
CU Poolsche bevolking in bedwang te
houden en zooveel mogelijk te ver
hinderen dat deze Rusland binnendrong.
Behalve strenge bewaking der grenzen was
nog een geregelde patrouilledienst ingesteld,
waarvan grootere afdeelingen, onder bevel
van een officier,de dezen aangewezen streek
doorkruisten.
Zoo kwam ook ik op zekeren dag, terwijl
de regen bjj stroomen neerviel, in het ons
als einddoel aangewezen dorp. De schout
wees mjj, voor mijn kwartier, de pastorie
aan en maakte daarbjj de opmerking dat
geestelijken gewoonljjk bevrijd bleven van
inkwartiering, maar dat de pastoor mij
nochtans met genoegen zou ontvangen.
Ter eere der Polen dient gezegd, dat ze
zeer gastvrij waren wij ongenoode gasten,
werden steeds zoo vriendeljjk mogeljjk be
handeld al kon de ontvangst soms wat
koel zijn, later werd het beter. Zoodra de
doorgaans minder aangename dienstzaken,
als huiszoekingen, enz. waren afgedaan,
werd men in den regel uitgenoodigd om
deel te nemen aan den voor het uur van
den dag bestemden maaltijd. Inkwartiering
bjj geestelijken werd als een bijzonder
voorrecht beschouwd, niet alleen, omdat
hun keuken en kelder in een bjj uitstek
goeden naam stonden, maar bovenal, omdat
bijna allen,vriendelijke joviale heeren waren,
met wie men zich gezellig kon onderhouden.
Zoo begaf ik mij dus, vergezeld van mijn
oppasser en den hoornblazer, naar de pasto
rie, ten zeerste ingenomen met het ons in
vooruitzicht gestelde logies. Vooraf zorgde
ik mjjne manschappen onder dak te brengen
en wachten uit te' zetten. Toen ik tegen
ongeveer twee uur bjj de pastorie aankwam,
werd ik zeer vriendeljjk door den geeste
lijke ontvangen. Hij betuigde zijn leedwe
zen dat het middagmaal reeds was afge-
loopen, maar binnen een paar uur zou ook
voor mjj een goed maal gereed zjjn.
Dadelijk zou mjj echter brood en een
glas grog worden gebracht, terwjjl bjj mjj
verzocht zoo lang te bed te blijven, tot mjjne
door en door natte kleeren een weinig ge
droogd waren.
Daar mijn reistasch geen andere uniform,
doch slechts een paar pantoffels en schoon
linnengoed bevatte, kon ik niet beter doen
dan aan dezen verstandigen voorslag ge
volg te geven.
Spoedig lag ik dan ook goed en wel te
bed, het brood had overheerlijk gesmaakt,
op het eerste glas grog was een tweede
gevolgd en een sigaar rookend, gevoelde
ik mij zoo behagelijk als alleen hij dit
kan, die, na een vermoeienden marsch op
een zacht bed zjjne leden uitstrekt.
Langzamerhand werden mjjne gedachten
verward en voor de sigaar geheel teneinde
was, zonk ik in een verkwikkenden slaap.
Toen ik ontwaakte, was de avond reeds
gevallen en kwam mjjn gastheer mjj mede-
deelen, dat mjjn middagmaal gereed was.
Tegeljjk echter meldde mjj mjjn trouwe
schildknaap, in het dagelijksch leven „Op
passer” genoemd, dat de kleeren nog niet
droog waren. Ook hiervoor wist mijn vrien-
deljjke gastheer raad. Hjj stelde een zjjner
lange zwarte rokken ter mijner beschikking
en daar ik niet de eer zou hebben eene
dame te ontmoeten, nam ik zjjn vriendeljjk
aanbod aan. Na toilet te hebben gemaakt,
wat onder deze omstandigheden spoedig
was geschied, daar mjjne geheele kleeding
bestond uit onderkleeren, schoenen en den
rok begaf ik mjj naar het aan de slaap
kamer grenzende vertrek, waar ik de tafel
reeds gedekt vond. Hier maakte ik kennis
met een neef van mjjn gastheer, die in
Russisch-Polen een landgoed bezat, doch
gevlucht was, omdat de kozakken zjjn hoeve
hadden verbrand. Reeds tweemaal, zoo ver
haalde hjj, was de, door genen aangestoken
brand gebluscht, maar de derde maal was
alles vernield, zoodat hjj nu geen tehuis
meer had.
Hij w’as zeer verbitterd en schold vree-
seljjk op die „honden” wat ik hem eigenljjk
niet kwalijk kon nemen.
Intusschen belette dit ons niet van de
uitstekend toebereide spijzen en den goeden
wjjn een dankbaar gebruik te maken. De
geestelijke, een zeer ontwikkeld man, had
veel gezien en wist onderhoudend te ver
tellen, zoodat, niettegenstaande de aanwe
zigheid. van den wraakzuchtigen neef, de
uren voorbjj vlogen. Langzamerhand merkte
ik wel, dat de voortreffelijke Hongaarsche
wjjn mjj naar het hoofd begon te stjjgen,
maar mjjn vriendeljjke gastheer spoorde
^eikens opnieuw tot drinken aan. En waar-
Bolswardsche Courant
.Bik.