NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWARD EN WWSERAÖESE
iL
Kijkjes op de Brol.
No. 26. Verschijnt Donderdags en Zondags. Acht en dertigste Jaargang. 1899.
Uit de Raadszaal.
DONDERDAG 30 MAART.
VOOR
ï1
paald.
geconstateerd, zooals BjjkQ van Kleiterp mij
inkomen van f Ö39.372*
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Vergadering op Dinsdag 28 Maart 1899.
f 858.850
f223.4U0
- 46.0775
.Nog meerderen voerden het woord en
tremige staaltjes van willekeur hunner mees
ters en
vertelde, en die is nog al vertrouwbaar, dat
in de 14 dagen, die sedert de tweede ver
gadering verliep, er 4 honden zijn omgeko
men wegens gebrek aan het noodige voedsel,
2 met gebroken poot buiten dienst moesten
worden gesteld, omdat zij onder een wiel
geraakten, terwijl minstens een half dozjjn
ziek of kreupel was, wegens ondergane mis
handelingen. Bijke vertelde ook nog, dat
bij de nuchteren kalveren een adres om ad
hesiebetuiging aan dat der honden vereeni-
ging „Help u zelf“ heeft gecirculeerd, en
dat alle, wier pooten nog niet dermate van
pijn verwrongen waren, dat zij de pen kon
den voeren, met heel veel sympathie toe
kenden.
Ook vandaar moet weldra een beweging
om lotsverbetering te wachten zijn, zoodra
namelijk de poot n maar even vrij worden
gelaten.
Wellicht dat ook die vergadering wat be
langwekkends oplevert, en zoo niet, dan zal
ik een volgenden keer maar eens weer gaan
luisteren, wat de marktventers te vertellen
hebben, of het moest zijn, dat de eerstvol
gende maandelijksche vergadering der trek-
hondenvereeniging Help u zelf zoo interes
sant is, dat die den voorrang verdient.
N.B. Van den voorzitter der vereeniging
heb ik nu een vrijkaart voor hun vergade
ringen verkregen, omdat het verzwijgen en
geheim houden der genomen besluiten toch
geen effect had.
Lunter
leiden.
De heeren Dijkstra en v. d. Werf leggen
daarop de bij de wet gevorderde eeden (be
loften) af, waarop de Voorzitter hen geluk-
wenscht met hunne benoeming tot lid van
den gemeenteraad. Hij hoopt, dat zij mede
zullen behartigen de belangen van de ge
meente en aan de discussiën zullen deel
nemen in den goeden toon, die hier heerscht,
waarop hij hen verzoekt, de voor hen be
stemde plaatsen in te nemen en de presen
tielijst te teekenen.
Er zijn dus nu elf leden tegenwoordig.
Het totaal van den aanslag is f 18624,165.
De aanslag is bepaald naar 3,16 °/0 het
vorig jaar bedroeg dit 3,55.
Ter inzage voor de leden van den raad.
.3. Behandeling van het adres van den
opzichter der gemeentereiniging om herbe
noemd te wordenmet advies van Burg, en
Wethouders.
Het advies van Burg, en Weth. luidt
overeenkomstig dat der Commissie der fle-
meentereiniging om den heer J. de Boer,
die steeds met nauwgezetheid zijn plicht
vervult, opnieuw voor drie jaren te benoe
men.
De Voorzitter zal dit advies in stemming
brengen, doch de heer Lunter vraagt of er
niet schriftelijk gestemd behoort te worden,
aangezien bet een persoon geldt
De Voorzitter zegt, dat art. 52 der ge
meentewet niet van toepassing is, waar het
de bestendiging van een benoeming geilt en
men geen keuze heeft van personen.
De heer Eerdmans vindt beter ook
in zulke gevallen schriftelijk te stemmen,
gelijk hier steeds gewoonte is, en nu ont
stond tusschen den Voorzitter, den heer
Eisma en den heer Eerdmans nog eene
discussie, waarbij de twee eersten een echrif-
telijke stemming in zulke gevallen niet
noodig oordeelen. Ook de Gemeentes tem
heeft een artikel in dien zin opgenomen en
ook in andere gemeenten wordt in zulke
gevallen alleen gestemd over het advies van
B. en W. Er wordt dan nu ook monde
ling gestemd, en het voorstel goedgekeurd
met 10 stemmen. De heer Dijkstra onthield
zich van stemming.
4. Benoeming van eene onderwijzeres in
de nuttige handwerken aan school no. 1.
Mej. A. de Vries werd benoemd met 9
stemmen. Mej. G. Timmer bekwam 1 stem
en een briefje was blanco.
5. Benoeming van een voogd
Weeshuis.
De heer C. W. Eisma werd benoemd
met 8 stemmen. De heer J. Pottinga be
kwam 2 stemmen.
De heer Eisma hield zich buiten stem
ming.
6. Behandeling van het adres van den
heer 8. S. van der Weij, om een strookje
grond te bekomen enz., met advies van Burg,
en Wethouders.
De heer Dijkstra verzoekt de teekening
nog even te mogen inzien, omdat hij meent
dat volgens die teekening meer grond noo
dig is. Bij inzage blijkt hem, dat er daar
naar 6,48 M2. is benoodigd, zoodat een van
beiden niet deugt, want in het adres is
sprake van 5,76 M2.
De heer Banning had dezelfde opmer
king willen maken, maar de architect heeft
hem ingelicht dat de eene lijn niet recht
loopt en er niet meer dan 5,76 M2. noodig
is.
De heer Dijkstra. Ik beweer toch dat de
teekening in orde moet zijn, en dat deze
nog wel van den gemeentearchitect komt,
betreur ik ten hoogste.
De Voorzitter Ik wil toegeven, dat de
teekening niet juist in orde is, maar de
gegeven toelichting is, dunkt mij, afdoende,
tenzij de heer Dijkstra wil voorstellen, om
die teekening te renvoyeeren aan adressant,
om die in overeenstemming te brengen met
het adres.
De heer Dijkstra De toestand is anders
dan daar staar. De achterste hoek loopt 25
cM. naar binnen, vandaar het verschil.
De heer Lunter. Ik zie geen bezwaar
hierin. Burg, en Weth. stellen voor 5.76 M2.
te verknopen en niet meer.
De Voorzitter leest het voorstel daarop
nog eens voor, waarin staat, dat 5.76 M2.
grond wordt afgestaan voor f 25,
De heer Feenstra. Mij dunkt er is weinig
verschil. De architect heeft het goed op
genomen, en er is een ronde som voor be
paald.
De heer Eisma. Het Dag. Best, heeft
zelf een onderzoek in loco ingesteld of het
ook een misstand kon worden. Toen is door
den architect afgebakend, wat gedeelte aan
het bouwterrein wordt gevoegd. Bovendien
ligt het voor de hand, dat niet meer dan
5.76 M2. wordt afgestaan.
De heer Dijkstra. Dat wil ik ook niet
beweren, maar in zeg een van tweeën deugt
niet, de teekening geeft het anders dan het
adres, en ik handhaaf het voorstel, om die
teekening te renvoyeeren aan den afzender
ter verbetering, want de architect treedt
hier op voor beide partijen.
De heer Schievink ondersteunt dit voorstel,
De heer Eisma Ik wensch nog een enkel
woord te zeggen. De heer Dgkstra zegt hier,
de architect handelt hier voor beide par®
tijen. Ik vind die opmerking niet aang^
Ingekomen stukken
a. Een adres van den heer J. Veltman,
verzoekende herbenoeming als doodgraver.
Ter visie en in handen van Burg, en
Weths. om advies.
b. De rekening en de balansstaat van
de gemeentereiniging en van de gasfabriek.
Ter inzage voor de leden.
c. Een resolutie van Ged. Staten, hou
dende goedkeuring der verordening op de
brandweer, onder opmerking, dat nu deze
verordening niet het karakter van een straf
verordening heeft art. 26 dienovereenkomstig
dient te worden gewijzigd, van welke wij
ziging zij bericht verwachten.
De Voorzitter. Bij Ged. Staten schijnt
de meening te beslaan, dat hier een brand
weer bestaat, die niet vrijwillig hare dien
sten presteert. Daar evenwel de strafwet
voldoende voorziet in het geval bij heer-
schenden brand geen hulp wordt verstrekt,
stellen Burg, en Weths voor, art. 192 der
gemeentewet bij art. 26 te royeeren en Ged.
S.aten hiervan kennis te geven.
Met algemeene stemmen alzoo besloten.
PUNTEN VAN BEHANDELING.
2. Aanbieding van het kohier van hoof-
delijken omslag over 1899.
De Voorzitter benoemt tot leden der Com
missie van onderzoek van het kohier van
hoofdeljjken omslag de heeren Banning,
Eerdmans en Boersma.
Het kohier wijst aan
een belastbaar inkomen van
als onbelast gaat hier af
voor onverzorgde kinderen
bljjft een zuiver belastbaar
van het
VI.
Als men langs de Appelmarkt komt, om
zoo het Marktplein te bereiken, moet men
des Donderdags de vleeschhal passeeren.
Verscheidene slagers posteeren daar, om de
buitenlui gezonde en stevige mondkost te
bezorgen, en zoo dicht bij elkander, is het
dikwerf een wedijveren van belang om een
klant aan het lijntje te krijgen. Boer, moet
er nog wat wezen, een mooi ribstukje, voor
niet te veel geld 1 Kom, help mg nu nog
eens van dat mooie stukje af! endergelijke
uitroepen zijn daar aan de orde van den
dag. Onlangs was ik zelfs getuige, dat
iemand bijna belegerd werd, en van drie,
vier kanten tegelijk werd attent gemaakt
op een mooi ribstukje. De man was er
haast mee verlegen, twee hadden hem bij
de slippen van de jas, een nam de rechter
mouw beet en nog een ander klopte hem
op den schouder, terwijl tegelijkertijd nog
een vijfde hem aan de praat hield. De man
nam het blijkbaar van de goede zijde op,
en had, evenals de slagers schik in het
avontuur. „Jimme slaan mei mij om, as
wie ’k un kaetsebaP zei hij lactiend, „en
’khaal viefkeer zeid, dat ’k gjin fleisch ha
wol.“ Maar ja wel, hij werd nog maar zoo
spoedig niet los gelaten, zoodat een deftige
juffrouw ten minste haar kraag van den
mantel stond zoo hoog, dat haar hoofd wel
verstoppertje kon spelenen zulke kragen
zijn tegenwoordig immers deftig haast
mede in den kring verward geraakte. Toch
ontwarde zich het menschenkluwen spoedig
en zonder ongeval, en de boer die geen
vleesch wilde koopen, zoowel als de deftige
jonge dame konden weer verder gaan, de
eerste met een lachend de tweede met een
pruilend gezicht.
Schrijver dezes was ook even opgehouden
door dit tooneeltje, en hij ging nu het
Marktplein over, waar ’t is nu al een
week of tien geleden dien dag niet veel
bijzonders te zien was. Ik zette dan ook
koers naar de eigenlgke Brol, naar de af-
deeling manufacturen, porselein-, blik-, aar
dewerk enz., doch toen ik tusschen al die
vrachtkarren door zou gaan, kwam er juist
een algemeen geblaf van de honden onder
die karren. Ik dacht eerst dat in die juich
en klaagtonen in velerlei toonaard, een liedje
van verlangen werd gezongen, van verlangen
om maar spoedig te mogen afreizen. Ik ver
onderstelde dat de dieren zich verveelden,
doch bij nader toeluisteren bleek mij, dat
dit niet de hoofdtoon vormde in het concert.
Van concert kon ook geheel geen sprake
zijn, want het bleek mij, dat er een verga
dering werd gehouden, en het algemeen ge
huil en gebas was een applaudissement aan
den voorzitter, die zoo pas de vergadering
had geopend.
Hektor en Castor, twee kolossale trek
dieren uit een naburig dorp, hadden deze
vergadering uitgeschreven. Op initiatief van
de zustervereeniging uit Franeker, hadden
ze het plan gevormd een vereeniging van
trekhonden te stichten onder den naam
„Help u zelf,“ en bij aandachtig toeluisteren
vernam ik, ook uit de gebaren en bewegin
gen, dat men het eens was, dat de positie
van den trekhond zeer ongunstig was. Hoe
wel de vergadering juist niet heel geregeld
toeging, daar soms vijf a zes sprekers en
spreeksters tegelijk het woord namen, en de
beide bestuursleden, waaraan men nog een
zwartbont hondje uit den greidhoek had
toegevoegd, om het bestuur voltallig te
maken, de orde niet voldoende konden hand
haven, toch bleek uit alles, dat de overmaat
van ellende elk tot spreken dwong. De
ouderen wilden bedaard en geleidelijk trach
ten verbetering te bekomen, doch de jonge
heethoofden overstemden hen en waren sterk
voor werkstaking. Waar men hen de dien
sten der vrachtpaarden van voorheen liet
doen, aldus liet een groote zwarte hall basterd
Newfoundlander zich hooren, diende men hen
ook de achting dier paarden en vooral de
rechten daarvan toe te kennen. Bij het
binnenkomen in de stad werden de paarden
behoorlijk gestald, en zij, ofschoon zwakker,
moesten daar in den barren winter op de
koude steenen zitten wachten. Hij besloot
zijn speech met een krasse ontboezeming op
de onbarmhartigheid van het menschdom
hij rammelde daarbij geducht met den ket
ting, waarmede hij aan de kar was beves
tigd, en noemde dat een slavenketen. Een
algemeen applaus volgde, hetwelk weder
bestond in oorverdoovend gehuil en gejank.
Een jong lichtbruin keffertje, dat mij eigen
lijk te teer scheen om voor trekhond dienst
te doen, begon, toen het rumoer wat was be
daard, te spreken over verkorten van den ar-
bvidsduur^ terwijl daarop een groote magere
van
hadden te verdragen, werden in
kleuren aan het licht gebracht,
met den gloed der overtuiging gesproken.
Over al deze grieven was men het vrij
wel eens, doch over de middelen die men
moest aanwenden ter verbetering, waren de
meeningen nog al uiteenloopend. Sommigen
gevoelden zich te zwak om iets uit te kun
nen voeren, anderen vreesden voor onder
kruipers, wanneer men eischen ging stellen.
Na lang gehaspel werd men het dien dag
ten slotte eens, dat het noodig was dat men
gezamenlijk optrad, en dat dus de vereeni
ging tot stand kwam. Aan Hektor, Castor
en Bello werd, als voorloopige bestuursleden
opgedragen, een reglement te ontwerpen en
verder te overwegen, wat er in de eerste
plaats aan de orde behoorde te komen, op
de e.v. vergadering, die bepaald werd op
den len Donderdag der volgende maand.
Wijl ik nu eenmaal belang stelde in het
lot dezer dieren, en nieuwsgierig tevens, om
te weten wat er verhandeld werd, bevond
ik mij dien Donderdag op den bepaal
den tijd wederom op het Marktplein, doch
toen ik mij in hun midden begaf, bemerkte
ik niets dan wantrouwende gezichten, en het
werd mij zeer duidelijk te kennen gegeven,
dat de pers hier was buiten gesloten. Men
wilde geen onbevoegden toelaten om een
verslag te leveren, dat misschien een ver
keerden indruk zou maken. Er werd zelfs
naar mijn kuiten gehapt, maar ik wist mij
nog juist tijdig te bergen. Een klein scheurtje
in mijn broekspijp kan tot bewijs strekken,
dat ik de waarheid spreek.
Ik moest dus onverrichter zake aftrekken,
evenwel, ’t geluk diende mij, want ongeveer
twee uur later hoorde ik onder een kar,
waaronder 3 honden waren, een soort na-
vergadering, en na een kwartiertje wist ik
dan ook dat men besloten had
lo. zich tot een vereeniging te verbinden,
ter behartiging der belangen van het ras
der trekhonden, en het ontworpen reglement
goed te keuren
2o. zich tot den gemeenteraad te wenden,
om de verordening zoo te wijzigen dat de
honden behoorlijk moeten gehuisvest worden
zoolang de kar iu de stad is, en dus het
vervelende wachten op de steenen verboden
wordt
3o. zich tot de regeering te wenden om
verbetering van het lot, der oude en inva
lide trekhonden, en tevens strengere be
palingen tegen onbarmhartige hondenbeulen,
waarbij vooral zal worden aangedrongen, dat
aan die laatste bepaling trouw de hand moet
worden gehouden.
Den volgenden dag hoorde ik van een
alleenloopende oude bonte jachthond nog
vele bijzonderheden, maar dat was een bab
belzieke hond die graag uit de school klapte,
naar het mjj voorkwam, en als iemand zoo
met nieuws te koop loopt, dat niet voor het
publiek bestemd is, en dus de officieele ver
slagen vooruit loopt, wordt hem dit kwalijk
genomen. Ik zal daarop dus niet verder
ingaan, want men kent het spreekwoord:
„bij staat bekend als de bonte hund.“
Dit verslag heeft reeds eenigen tijd op
plaatsruimte moeten wachten, en ik kan er
nu wel als naschrift bij melden, dat de hon
den nogmaals een vergadering hebben ge
houden, en men zich vleit, dat weldra hun
verzoekschriften in behandeling zullen worden
genomen, want er werd in die vergadering
Bij opening der vergadering waren 9 leden
tegenwoordig. De heeren P. J. de Boer en
Oosterbaan waren afwezig wegens onge
steldheid.
De notulen werden gelezen en goedge
keurd.
De Voorzitter stelt nu aan de orde punt
1 der agenda
Beeediging van de twee benoemde leden
van den gemeenteraad.
Er wordt gelezen eene resolutie van Ged.
Staten, dat bij üen geen bezwaren zijn in
gébracht tegen de toelating der nieuw be
noemde leden van den raad, en dus het
besluit van den raad, om deze heeren toe
te laten bij hun college als kennisgeving
is aangenomen.
De Voorzitter verzoekt daarop de heeren
Lunter en Banning, die heeren binnen te
aschkleurige hond, die een sterke familie
trek van den herdershond verried, over
onvoldoende voeding en woning klaagde,
zoodat hij, naar hij zeide, een echt, maar
ongelukkig hondenleven moest leiden.
Daarop bekwam een het woord, die wat
zijn spitsen neus en steile ooren betrof veel
op een keeshond geleek, doch de kleur was
niet dien van een keeshond. Het beest had
eigenlijk geen kleur, hij was niet zwart, niet
rood, niet grijs, het was zoo wat van alles
door elkaar. Enfin, die keeshond dan sprak,
dat het meer dan tijd was, voor de belangen
van zijn vak in de bres te springen. Hij
wilde niet zoozeer de algemeene verbetering
van het lot der honden, maar speciaal dat
der trekhonden bevorderen. Het was hem
een doorn in het oog dat vele dikke en
vette wachthonden bij den boer een lui en
lekker leventje hebben. „Zij doen niets voor
den kost en zien nog van uit de hoogte op
ons neer/ aldus besloot hij zijn pleidooi, dat
blijkbaar wel in goede aarde viel bij de
meesten zijner lotgenooten. Slechts enkele
der voornaamste honden trokken den neus
op en hadden liever gezien, dat er over al
gemeene belangen dan over zulke speciale
vakbelangen gesproken werd.
Nog meerderen voerden het woord
de slechte behandeling die zij
schrille
Er werd
0
Bols’ffardsclie Courant
'I®
ft