NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD OLSWABD EN WONSERADEEL No. 28. Verschijnt Donderdags en Zondags. Acht en dertigste Jaargang. 1899. r Voor het Kantongerecht. DONDERDAG 6 APRIL. "1 Lépra of Melaatschheid BINNENLAND. l VOOB I 6' INGEZONDEN. ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. (i F* Zitting van Dinsdag 4 April 1899. ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. $XXXXXXAXXXKAXXAAAX$ Wonseradeel. Hebben verleden voor jaar „de boeren het gewonnen van de bie tenfabrikanten, thans hebben de laatsten niet toegegeven en de eisch van vele ver bouwers, om vojr met minder dan f 10 te contracteeren, is alzoo niet ingewilligd. Toch zijn voor den do>r de fabrikanten geboden prijs van t 9.50 weer heel wat bieten gecon tracteerd, ofschoon niet zooveel als verleden jaar. Tegenwoordig gaat het op onze bouw landen druk op een zaaien en poten. De schade van verleden week, toen er volstrekt niets kon gebeuren, wordt weer ingehaald. Met het uitbaggeren van de Pingjumer- vaart is deze week een begin gemaakt. Het werd ook tijd. Reeds een week of wat lagen eenige scheepjes, bewoond door polderwer kers in de vaart. De mannen meenden eerder te kunnen beginnen, maar het werk werd door omstan digheden vertraagd. Thans is het „los* en kunnen de verdiensten geregeld doorgaan. Een ongewone dag voor de zitting van het Kantongerecht. De 3e Paaschdag zich voor den rechter te moeten verantwoorden, menigeen zal liêver de Sneeker weekmarkt gaan bezoeken. Hoe dit zij, er waren zeer weinig beklaagden opgekomen, trouwens er waren ook slechts weinig zaken op de rol. Een getal van 11 is, waar men er soms 30 en meer heeft, wel klein te noemen, daar toch sedert de laatste zitting <10 Maart) drie en een halve week zijn verloopen. De tijdsomstandigheden hebben blijkbaar invloed op het getal wetsovertre dingen. De woonscheepjes zijn vertrok ken, voor eizoeken is ’t nog te vroeg, vis- schen en jagen zijn in het voorjaar ook niet zoo aan de orde, en dus, de oogst moet wel klein worden. 1. Onwetend zondigt niet, is de gewone volksuitdrukking, die evenwel voor de wet niet bestaanbaar is. Ieder inwoner toch wordt geacht, de wet te kennen, want immers, dan zou elk beklaagde zich op zijn onwetendheid gaan beroepen. Wel kan het in sommige gevallen eenige verontschuldiging geven, doch vrij komen, omdat men niet met de wettelijke voorschriften op de hoogte is, gaat niet aan. D. G. te Workum is het hoofd van eene grutterij. Op Zaterdag den 18 Febr. had een der knechten, die een zak rogge droeg, het ongeluk uit te glijden. Hij kwam te vallen en bezeerde zijn borst of schouder. Des Maandags kwam hij wel aan de grutterij, doch hij kon niet werken en moest weer heengaan, en zelfs nu is hij nog niet weer aan het werk. Van dit ongeval was geen kennis gegeven aan den Burge meester, en toen deze zaak later ruchtbaar werd, werd procesverbaal opgemaakt. Bekl. die ter terechtzitting is verschenen, verklaart eerst later kennis van het ongeval gekregen te hebben. Zijn zoon had dien Zaterdag avond het loon uitbetaald. Dat het bij den Burgemeester moest worden aangegeven, was hem onbekend, anders zou daarvoor wel gezorgd zijn. Twee knechten der grutterij, n.l. W. de Groot, die gevallen is, en F. Tiesma, die er bij tegenwoordig was, werden als getuigen gehoord, waarop de heer Ambtenaar f 3 boete eischte of 2 dagen hechtenis. Beklaagde gaf nogmaals te kennen dat bij niet wist uat het feit ter kennis van den Burgemeester moest worden gebracht, maar dat is nu een maal niet anders. Hij geeft liever f 3 dan 2 dagen te moeten logeeren op Rijkskosten. 2 J. V. te Oosterend was den 24 Febr. des avonds wat over zijn bier. Hij was niet in staat zonder hulp zyn weg te vervolgen. De politie verklaart dat beklaagde nog al dikwerf wat proeft, maar dezen avond was het wat heel erg aangekomen. Eisch f 10 of 3 dagen. 3. J. V. te Bolsward was op Vrijdag 17 Maart ’s avonds ruim 12 uur ook wat te veel „aangeschoten.* Hij moest door 2 per sonen naar zijn woning worden gebracht, Eisch f 2 of 1 dag. 4. S. de J. te Koudum reed den 28 Febr. met zijn hondenkar, getrokken door een driespan, door zijne woonplaats. Hij zat op de kar, toen de politie, die hem hiervoor reeds meermalen had gewaarschuwd, hem over ’t mat kwam. Eisch fl,50 of 1 dag. 6. T. H. te Koudum reed den 23 Febr. met zjjn hondenkar door het dorp Molkwe- rum, en ook hij zat op zijn voertuig, hoewel hij slechts één hond onder de kar had. De politie had hem reeds dikwerf gewaarschuwd, en een paar malen was hij, zoodra hij de uniform in ’t zicht kreeg, van de kar ge sprongen. Den 23 Febr. werd hij evenwel goed waargenomen, maar hij had ook de politie in ’t vizier en ging er met versnelden pas van door. Hij holde den weg op met de kar en dacht misschien zoo den dans te ontspringen. Den volgenden dag werd hij evenwel door den agent aangetroffen, en werd hem verkondigd dat hij er bij was, wegens zijn ritje van den vorigen dag. Eisch 11 of 1 dag. 6. T. IJ. te Oosterend had den 26 Jan. een stuk onverpakte boter op een schotel staan in zijn winkel. Die boter kwam den politie-agent wat verdacht voor, en toch er stond geen bordje bij dat het margarine was. Hij kocht er nu voor 3% cent van en dit moester is te Groningen onderzocht, waarbij bleek, dat er vreemde stoffen in aanwezig waren, die niet in natuurboter voorhanden zijn. Bekl. had den agent meegedeeld, dat het papier, waarop het woord margarine stond te zoek was en hjj geen ander had. Hij had er geen opzet bij, en het is den agent ook niet bekend dat hij het voor na tuurboter verkocht of trachtte te verkoopen. Wegens overtreding der boter wet wordt f5 boete geëischt of 3 dagen. 7. J. de J. te Stavoren werd den 4 Maart beschonken op straat aangetroffen. Hij had vrij wat drukte, deed niets dan schreeuwen en vloeken, zoodat proces-verbaal tegen hem moest worden opgemaakt. Eisch f5 of 3 dagen. 8 T. t. Z. te Makkum zeilde den 4 Maart met volle zeilen door de brug te Idsega- huizen, hoewel borden ter weerszijden van de brug langs de vaart geplaatst, duidelijk aangeven het woordStrijk. Eisch f2 of 2 dagen. 9. A. F. F. in ’t Heidenschap onder Wor kum was in den voormiddag van den 4 Maart aan ’t visschen met palingfuiken. De politie zag dat hij twee fuiken ophaalde, doch de vangst was zeer gering, slechts 2 heel kleine palingen, te klein om ze in be slag te nemen. Beklaagde had wel een vischacte, dit was den beambte bekend, doch hij had deze niet bij zich, doch hij had geen vergunning voor dat vischwater en daarom moest hij bekeurd worden. Eisch f3 of 2 dagen. 10. J. B. te Bolsward werd den 12 Maart in kennelijken staat aangetroffen in de Kerkstraat alhier. Eisch f 2 of 2 dagen. 11. C. T. van Leeuwarden is een oud bekende. Ook de vorige zitting hebben wij hem als beklaagde genad, en blijkens voor gelezen stukken had hij nog al eens meer wat op zijn kerfstok staan. Hij werd den 12 Maart aan de Harlingerstraat liggende gevonden. De politie heeft hem toen te logeeren genoodigd, want het bleek dat „Schiedammernat* hier in ’t spel was. Eisch 3 dagen hechtenis. Uitspraak der vonnissen 15 April a.s. God, onze Vader, zal ook nu de harten bewegen De Protestantsche vereeniging ter ver pleging van Lépralijders in de Kolonie Suriname, tracht gelden bijeen te krijgen om een behoorlijk ingericht eigen gesticht daar te stellen. Laat ons, inwoners van Friesland, niet in gebreke blijvéïi, deze ver eeniging te steunen en laten wij allen, doordrongen van het vreeselijke lot onzer natuurgenooten, een steentje bijdragen aan het gebouw, dat moet dienen om den lépra- lijder van eenige beschaving te herbergen, om den nooit te herstellen ongelukkige, die van allen en van alles is beroofd een aangenaam te huis te geven, waar hij wel langzaam, maar zeker zijn einde ziet naderen, doch waar de liefderijke verzorging het eenige lichtpunt is voor dat leven vol smartelijk lijden. In deze Gemeente heeft zich eene com missie gevormd, die in de provincie Friesland propaganda voor deze zaak wenscht te maken, zij bestaat uit de Heeren C. J. van dek VEEN, Burgemeester. C. A. DARDENNE ANKRINGA, Predikant der Ned. Herv. Gemeente. J. POTTINGA, Predikant bij de Doops- gez. Gemeente. M. SCHOTMAN Mz., Notaris, Oud- Notaris in de Kolonie Suriname. Bolsward, 4 April 1899. Het werk moet en zal tot stand worden ge I bracht, Herhaalde malen wordt van verschillende kanten een beroep gedaan op den liefdadig- heidszin der ingezetenen om deze of gene reeds bestaande of nog op te richten in stelling van liefdadigheid te steunen, hetzij in eene eigene omgeving, hetzij daarbuiten, en menigmaal wordt eene verzuchting ge hoord bij het ontvangen van eene circulaire, of van een inschrijvingsbiljet, omdat het meedoen aan dergelijke uitnoodigingen in den regel (vooral in kleine plaatsen) wordt overgelaten aan-eene zekere categorie van personen, die gulhartig genoeg zjjn, de hand niet op den zak te houden, doch die dikwerf tegen wil en dank, ter wille van het schoone doel, hun offer brengen op het altaar der liefdadigheid. Bij het ontvangen van dergelijke circu laires vraagt men zich zelf wel eens af, is dit of dat nu zoo noodig en hebben zij, die zich aan het hoofd van eene onder neming stelden, wel rekening gehouden met het feit, dat men toch niet altijd kan blijven geven of meedoen, dat wat men begint, men ook moet kunnen voleinden, dat de meeste vereenigingen of instellingen na eenige jaren te hebben bestaan, blijken geenlevensvatbaarheid tebezitten,omdat zoo wel het aantal donateurs, als dat van leden wel afneemt, doch niet toeneemteenig en alleen omdat men telkens en telkens weer voor wat nieuws moet contribueeren. Eene dergelijke toestand bestaat in onze hedendaagsche samenleving en werkt niet bemoedigend op hen, die toch nog den moed hebben een arbeidsveld te betreden en propaganda te maken voor eene instel ling, wier doel in de hoogste mate edel, nuttig en noodzakelijk is; het geldt hier niet menschen van eene ziekte te genezen en ze aan de maatschappij en het gezin terug te gevenhet geldt hier niet men schen te steunen om ze een onbezorgden ouden dag te verschaffen; het geldt hier niet menschen van eene onhebbelijke kwaal (dronkenschap) te genezen; neen het geldt hier, de opname in een gesticht van men schen, die als uitgestootenen moeten be schouwd wordenmenschen, die niet meer in onze samenleving mogen geduld worden, in één woord, menschen lijdende aan lépra of melaatschheid, menschen, die van alles wat hun lief en dierbaar is moeten beroofd worden, eenig en alleen omdat de voort- woekering dier ellendige ziekte daardoor alleen kan gestuit worden. Wilt ge weten wat melaatschheid is en hoe ze werkt? De melaatschheid is eene ellendige ziekte, zij doodt een mensch niet in eens, maar langzaam, zij begint met hem te misvormen, zij maakt zijn lichaam al meer en meer afgrijselijk, zoodat het individu afzichtelijk wordt voor zich zelf en voor de wereld. In een open brief van Ds. Begemann te Paramaribo, geplaatst in de Vaderlander, lezen wjj daaromtrent het navolgende Och 1 vergeet toch niet dat juist deze zieken 4e vriendelijke verpleging ven het ouderlijk Bolswartsche Courant maar a „,„,,1111^ Heeren Uitgevers van andere dag- en week bladen in deze provincie, worden beleefd uit- genoodigd, dit ingezonden stuk, met het oog op de strekking er van, te willen overnemen. huis zoo zeer behoeven. Men kan ze dus niet afzonderen, tenzij er inrichtingen zijn, waar de liefde ruim in staat is alles te doen om het gemis van het eigen huis te vergoeden en het lot dragelijk te maken. Er wordt op dit gebied ook wel iets gedaan Het Gouvernement van Suriname tracht zijn établissement op de verlaten plantage Groot C.h a t i 11 o n zoo goed mogelijk te maken. Maar hierin worden opgenomen Negers, Koelies, Chineezen, die geen onderdak meer hebben, of op straat, waar de leprozen zich niet mogen vertoonen, zijn opgepakt. Verschillende klassen van verpleegden zijner niet. Voor een mensch van eenige beschaving is het verblijf daar onmogelijk. De R. Katholieke gemeente heeft dan ook niet alleen hare kerk en pastorie in het Gou- vernements-établissement ten bate van de aldaar verpleegden, maar ook een eigen asyl, waar, naar ik voor eenigen tijd hoorde, reeds 40 ver pleegden zich bevinden en liefderijk door de zusters worden verpleegd. Zoo is de R. K. ge meente reeds gereed. Maar gelukkig, de Protestanten zitten niet stil. Ook wij hebben, dank zij de hulp uit Nederland ontvangen, thans ons kerkje in het Gouvernements-établissement. Onze leeraars woning zal nu gereed zijn en aan den bouw van een Eigen gesticht is reeds begonnen. Dit Eigen gesticht grenst aan het Gouverne ments-établissement, zoodat kerk eu leeraars woning ook daarvoor dienen en dus niets voor de leprozen in hetGouvernements-établissement is uitgegeven of het komt ten goede aan het eigen gesticht. Op heerlijke daden van toewijding kunnen wij wijzen. Thans woont de heer Slink onze leeraar onder de melaatschen in de bedieudenwoning der pastorie, met spoed in orde gebracht, om een onderkomen hem te verschaffen. Maar reeds vóór die bedienden woning gereed was, toefde hij onder de melaatschen. Met Ds. Zaalberg hem eens bezoekende, zagen wij dat hij logeerde in een zaal der melaatschen. In een hoek had hij door schermen zijn logies eenigszins afgesloten. Maar toen ik een der schermen weg nam, zag ik in den anderen hoek drie of vier melaatschen. Rustig en vol liefde zette hij zich neer te midden der zieken, om hun uit den bijbel voor te lezen of iets uit zijn rijke erva ring te verhalen. Zoodra de bediendenwoning gereed was, is zijne vrouw tot hem gekomen en werkt ook zij onder de zieken. Des Zondags leest ze hun voor in de week geeft ze naailes aan die zieken,, die ten minste nog eenige vingers hebben overge houden. Niet lang zal zij de eenige vrouw zijn die aan de verpleging van onze melaatschen zich wijdt. Den 1 November 11. zijn twee zusters uit Amsterdam naar Paramaribo vertrok ken, om na een korten tijd van voorbereiding in het melaatschengesticht werkzaam te zijn Bij uitstek practisch is ook de heer Slink. Hij weet wel dat in zulk een gesticht het niets doen iets verschrikkelijks is. Daarom zet hij de zieken die nog iets kunnen aan het werken maakt met hen b. v. een bank op een bescha duwd plekje. lu den drogen tijd heeft hij het terrein, waar ons eigen gesticht zal verrijzen, geraseerd. Welk een werk. Dat terrein was een wildernis en een tropische wildernis heeft iets te beteekenen Nu ongeveer 8 maanden geleden wilde ik er in doordringen om het terrein op te nemen. Op 40 pas afstand daarvan gekomen, zag ik voor mij een veld, dicht met struiken en bladgewas bedekt, zelfs geen plekje latend waar de voet zich kon zetten en alles bedekkend wat op den grond zich be woog, en daarachter ons terrein, een woud van hoog opgaand geboomte, waardoor ontel bare lianen zich slingerden. Ik zag die wildernis en keerde terug. Door dringen was onmogelijk. Toen nu voor het aanbreken van den drogen tijd het Bestuur der Protestantsche Vereeniging het raseeren van dit terrein wilde aanbesteden, bood de heer Slik aan met zijn melaatschen, natuurlijk tegen eenige betaling aan hen, dit werk te verrichten. Hij heeft het verricht vermoedelijk hon derden guldens gespaard, en de zieken bezig ge houden. Zoo wordt daar gewerkt. Zoo wijdt men uit liefde zich toe. Moet dat werk niet worden gesteund? Moet het dien mannen en vrouwen niet mo gelijk gemaakt worden dat oord te maken tot een toevlucht voor die diep ongelukkigen Maar, is er dan niet reeds zooveel voor dit doel gegeven En nog zoo kort geleden Er is veel gegeven. Meer dan wij hadden durven hopen, zooveel, dat wij niet alleen het voor het oogenblik allernoedigste het bouwen van kerk, leeraarswoning voor de verpleegden in de Gouvernementsinrichting konden doen, maar dat wij ook de hand konden slaan aan het Eigen gesticht. En dit is voor de toekomst het meest belangrijke. Maar met de bijeengebrachte gelden kunnen wij aan den bouw van het Eigen gesticht slechts beginnen. Nog ongeveer f 10,000 (buiten de jaarlijksche bijdragen) is er noodig, opdat er ten minste een twintigtal lijders kunnen worden opgenomen. Wordt dat geld niet gevonden, dan moet de arbeid worden gestaakt en dit is in de tropen den arbeid prijs geven aan vernietiging. Daarom vragen we weer; vragen we jaarlijk- sche bijdragen van minstens f 1 om te behouden wat tot stand is gebracht, of om te kunnen uit breiden. De Commissie voor de zaken der Protestant sche kerken in Nederlandsch Oost- en West- Indië ondersteunt ons pogen. Een reeks van goed bekende namen in Nederland heeft onze circulaire mede onderteekend. Ik heb menschen gezien van wier armen niet meer dan stompen waren gebleven. Ik zag een vrouw, die handen eu voeten had verloren en geheel hulpbehoevend steeds neer lag op een matras. Ik zag een zieke, wier aangezicht gansch en al was opgezwollen, geheel met bulten bedekt. Ik heb een 17jarigen jongen, van het hoofd tot de voeten met een dikke korst bedekt, zien sterven. Zijn moeder verpleegde hem zoo lief derijk, toch dankte zij God voor zijn dood. Ik heb de ontzetting gezien van moeders, die de eerste sporen ontdekten der vreeselijke ziekte bij hun jonge kinderen. Ik zag die moeders, ik zag zoovele zieken heil zoeken bij geneesheeren, bij geheim zelfs bij toovermiddelen, maar ik zag ook de teleurstel ling, de radeloosheid, als zij de waarheid moesten ervaren dezer uitspraak„Eens leproos, altijd leproos." Veelal worden de ongelukkigen (met dien naam duidt men hen aan in Suriname) bleu; zij schamen zich en verbergen zich voor de wereld Niet zelden is het zelfs voor den leeraar moeilijk ze te vinden. Maar heeft hij ze gevondenwat een goed kan hij doen Kort voor mijn verlof heb ik nog een me laatschen ouden man eerst in zijn woning be vestigd en eenige dagen later hem het avond maal bediend. De dankbaarheid van den man is niet te beschrijven. Ik herinner mij niet, vele malen, dat ik zooveel genoegen had van mijn werk. De melaatschheid is een ellendige ziekte. Zelve afzichtelijk geworden, weten de zieken dat zij voortdurend een gevaar zijn voor allen die met hen samenwonen. De vrouw voor den man, de ouders voor de kinderen, de broeders voor de zusters. Zij worden als besmetten ge meden, want zij zijn gevaarlijk voor degansche maatschappij. Maar worden die ongelukkigen dan niet af gezonderd.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1899 | | pagina 1