NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
BOL SWARD EN WWSSaAOE»
No. 32. Verschijnt Donderdags en Zondags. Acht en dertigste Jaargang. 1899.
DONDERDAG 20 APRIL.
BLN1N ENLA N D.
VOOR
medeburgers en burgeressen, je moet het
IDE IJSTZFIdlTEIN-ZA.-
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
F*
was hij waarlijk edelmoedig,
en mijn dokter schreef mij
antwoordde: dan was er nog een draak
meer op de wereld geweest.
Maar mijn idee was tegen geen doove
geopperd. Na een poosje ontmoet ik den
apotheker, die mij toeroept: Je idee heeft
vrucht gedragen, ik zal er wel geen rapen
poeder indoen, maar poeder van een andere
groente.
Ik zal nu niet zeggen, wat voor poeder
het was, maar hij is er zóó rijk van ge
worden, dat hij me niet meer groet.
Eén ding moet ik zeggen, hij is heel
royaal voor mij geweestin den eersten
tijd, toen zijn middel aan den man gebracht
moest worden, heeft hij mij, bij wijze van
bedankje, 5 of 6 dozijn doozen gezonden,
die ik onder vrienden en bekenden heb
uitgedeeld.
En één keer
Ik was niet wel
het onderhavige middel voor. Ik schreef
aan mijn vroegeren medewerker en vroeg
hem om eenige doozen, waarop hij antwoordt
Onnoodig dien rommel in te nemen. Het
is nergens goed voor.
K.G.
Arum. Het tramstation, het logement
„De gekroonde Leeuw,* is bij den finalen
verkoop verkocht aan den heer P. Schram
te Balk voor de som van f 7521.
Men schrift uit Utrecht aan deN.R. C.
Als Jaap uit Amsterdam bij regenachtig
weer hier ter markt staat met zijn handels-
artikelen, dan is hij het grappigst. Want
dan verkoopt hij niets en aangezien bij ner
gens kans ziet om iets te verkoopen, blijft
hij tocb maar hier, en ofschoon zijn tafel is
dicbtgedekt met oude lappen zeildoek en dito
kranten om zijn kostbare artikelen „voor nat
te bewaren*, staat bjj den ganschen morgen
met den kraag omhoog, teneinde zich zelf
zooveel mogelijk dat voorrecht te verschaf
fen, achter die tafel te oreeren, en deelt
wijze lessen uit aan de weinigen, die ook
het hemelwater trotseeren om hem te hooren,
„Medeburgers en burgeressen*, zegt hij
dan tegen het grootendeels uit kwajongens
bestaande groepje dat hem omringt, „geachte
Oldeboorn, 17 April. De veehouder
K. J. Dijkstra alhier is in het bezit van
em stierkalf van zoo uitmuntende kwali
teit, dat voor het dier, dat nog geen jaar
oud is, reeds tevergeefs f 225 als koopprijs
is geboden.
Donkerbroek, 17 April. Ruim negen
jaar geleden vertrok van hier de zoon van
den gardenier R. N. naar Oost Indie. Se
dert dien tijd werd er weinig van den jon
geling vernomen. De ouders dachten dan
ook niet anders of hun zoon was gesneu
veld, of eene ziekte ten offer gevallen. Wie
beschrijft dus hunne blijdschap, toen hij
voor eenige dagen plotseling in de ouder
lijke woning terugkeerde.
Terwtspel, 17 April. De werkstaking
onder de veenabeiders alhier is geëindigd.
Houtingehage, 16 April. Hoe treurig
het hier met sommige woningen, eigenlijk
krotten, gesteld is, kan blijken uit het
volgende. De lijkkist van eene oude vrouw,
die overleden was, kon niet in de hut
wegens de smalheid der deur. Het lijk
moest daarom buiten worden gekist en
vervolgens bij een familielid staan tot den
dag der begrafenis.
^llgwirden, 17 April. Ter wille van
der schapen veiligheid zal er in Jïngwir-
den scherper toezicht worden gehouden op
honden, die voor en na zonsondergang niet
meer losloopend op straat mogen verschijnen,
op poene van hoogstens 5 gulden.
St. Nicolaasga, 16 April. Een aardige
vertoonmg maakt "tegenwoordig ’s avonds
een spreeuwenheir in den omtrek.
Uit alle richtingen komen zwermen op
dagen en weldra zweeft er een kolossale
wolk, die tengevolge van een loerenden
roofvogel of anderzins den grilligsten vorm
veitoont, nu eens uiteendrijvend, dan weder
een saamgepakte hoop. Vooral bij helderen
hemel is het een prachtig gezicht. Waar ze
zweven, doet hun vlucht een stormwind
hooren, tot ze eindelijk, na talrijke zwen
kingen, in een nabij gelegen bosch neer
strijken en daar een geluid veroorzaken als
’t bruisen der zee.
Lemmer, 17 April. De schipper B. de
Vries van Groningen, met zijn met steen
geladen fjalkschip gisterenmiddag zeilende
tusschen Lemmer en Urk, had het ongeluk,
dat zijn giek brak, waarbij zijn 16 jarige
zoon overboord sloeg. Een oudere zoon,
mede aan het dek en het gevaar ziende,
waarin zijn broeder verkeerde, had de
tegenwoordigheid van geest, om onmiddel
lijk in de boot te springen, die achter het
schip aandreef, de vanglijn los te snijden
en zoo spoedig mogelijk naar den drenkeling
te roeien. Hij mocht er in slagen, zijn
broeder van een wissen dood te redden.
Door het stormachtig weer der laatste
weken hadden zich bier een massa schepen
verzameld, daar de schippers geen zee durf
den kiezen. Het gunstig weer van heden
kwam deze schippers dan ook goed te stade
om hun reis voort te zetten, en dientenge
volge werden hier heden ruim 100 schepen
geschut, welk groot aantal, zoolang onze
sluis bestaat, zeker zeer zelden is bereikt.
Een en ander gaf hier heden een buiten
gewone drukte, Heph, Adv, BI*
land niet hebben aan je schoonmoeder. Dat
zeg ik je 1 En waarom zeg ik je dat
Omdat mijn eigen vrouw, mijn bloed-eigen
vrouw ofschoon het geen familie van mij
is, want het is maar aangetrouwd
omdat die bloed-eigen vrouw van morgen
nog tegen me zei: „Man, zei ze ze moest
het hart eens hebben om Jaap tegen me te
zeggen, ik zou haar leeren man zei ze
dus, je moet niet altijd zoo uitvaren over
de schoonmoeders, want er zijn wezenlijk
heele goeie onder!* Wel, wat blikslager!
riep ik toen, ik heb het ook niet over jouw
schoonmoeder, maar over den mijne 1*
„Hè, da’s flauw Jaap*, riep een vrouwen
stem, „die heb je uit het Halvestuiversblad*
en een student, die ook onder het kleine
troepje was verzeild geraakt, ging weg,
terwijl hij bromde„da’s plagiaat.*
„Plagiaat,* riep Jaap hem na, „weet je
wat plagiaat is Plagiaat is als je de men-
schen doodmaakt, zooals je vader en je
grootvader, de dokter en de professor, de
menschen doodgemaakt hebben. Steek die
in je zak, mooie meneer
„En jij, mooie meid,* vervolgt hij tegen
de vroolgke dienstmaagd, die hem had toe
geroepen dat hij aardigheden uit het Halve-
stuiversblad overnam, zonder vermelding van
bron, „pas jij maarop je eigen zelvers, hoor!
Die mineur daar naast je, ik zie het aan
zijn heelen snoet ik zou er ook wel zin
iu hebben wil je kussen. Kijk die lippen
eens En kussen, meid, dat is ’t gevaarlgk-
ste wat er op de wereld bestaatIn mijn
eigen familie, bij een nichtje van m n achter-
tante d’r vóor-nicht dus nader kan je
’t al niet hebben heb ik er zelf de grie
zeligste dingen van bijgewoond. Dus wees
gewaarschuwd*.
Met een half angstigen, half vroolijken
gil vloog de bloezende deern, na deze zin
speling op de mogelijke gevolgen van een
mogelijke onschuldige omhelzing, weg, spoe
dig gevolgd door alle toehoorders, en Jaap
zelf, die de liefelijke Aprilmaand naar het
midden van November wenschtte en afscheid
van zijn vluchtende toehoorders nam met
de kernachtige woordenik ga d’r een
nemen, hoor!... Wat hg dan ook deed.
In de jongste vergadering van den ge
meenteraad van Harlingen werd door B. en
W. een crediet aangevraagd van f 200 voor
eene conferentie tusschen den heer Schim
van der Loeff en den heer inspecteur van
het geneeskundig staatstoezicht te Groningen,
in zake de concessie-aanvraag voor eene
drinkwaterleiding van den hoer Eydman.
De heer van Slooten bestreed deze aan
vraag ten sterkste, daar het eene conferentie
betrof over niet bestaand water. Gaarne
wilde hij gelooven, dat het leveren van rap
porten over distillatie en sterilisatie van
water voor deskundigen een zeer aantrek
kelijk onderwerp was en hij zou hen in hun
genoegen niet storen, zoolang dit niet ten
koste der gemeente ging. Waar de heer
Eydmans verklaart, dat het drinkbaar maken
van bet gedistilleerd zeewater zijn geheim
is, daar valt z. i. voor genoemde heeren
mets te onderzoeken.
Het aangevraagde crediet werd geweigerd.
Een winkelier aan het Haagsche Veer
te Rotterdam vermiste nerhaaidelgk geld
uit zjjn jaszak en toonbanklade tot een be
drag van plm. f 150, waarbij hu verdenking
had op zijn loopknecht. Om den dief aan
te wijzen deed hg eene groote hoeveelheid
aniline in zijn jaszakken en twee kwattjes
in een der zakken.
Zaterdagavond werd daarop de loopknecht
met geheel roodgekleuide handen opgemerkt
en in dien toestand aan de politie overge
leverd.
Hoog water. Het water in de Maas
staat van dijk tot dgk, zoodat het vee, uat
in de Uiterwaarden graasde, weer op stal
gebracht moest worden.
In de omstreken van ’s Hertogenbosch is
het water zoo hoog, dat alle polders onder-
geloopen zijn. Een brug is door het water
ondermijnd en ingestort.
Treurig ongeluk. Toen Zondagmor
gen eenige leden der Ondeilinge Brand-
weerclub te Rotterdam zich oefenden op
het terrein van het abattoir, liet een van
hen zich met den z.g. reddingszak aan eeu
ladderwagen neer. De ladder brak, tenge
volge waarvan het clublid van een hoogte
van 6 7 M. op de steenen viel en een
schedelbreuk bekwam. De ongelukkige werd
in levensgevaarlijken toestand naar het zie
kenhuis vervoerd.
De politie te Rotterdam heeft twee
mannen aangehouden, die een groot aantal
branders met gloeilichtkousjes uit de lan
taarns op den Plantageweg en in de om
geving hadden gestolen,
Le Précurseur bevat de volgende leuke
Parjjsche correspondentie
Het valt niet te ontkennen, de influenza
heerscht thans in al haar gestrengheid. Ge
lukkig verzekeren de doktoren, dat ze nog
al goedaardig is, als ze niet kwaadaardig is.
In mijn tijd heette de influenza „griep*
het was toen zelfs, vermoedelijk wegens
dien gewonen naam, een eenigszins „minne*
ongesteldheid. Nette lui wilden niet weten,
dat ze er aan leden. Het heette dan acute
bronchitis, of aandoening der luchtwegen.
Maar niezen deed men toch.
De doktoren dit bemerkende, deden voor
de griep, wat zij reeds voor de neusverkoud-
heid gedaan balden, toen zij deze „coryza*
noemden, ze gaven haar een deftigen naam.
En waarlijk, sedert de griep influenza heet
werd het in de beste kringen mode, er aan
te lijden zelfs er aan dood te gaan.
Een van de voordeelen der influenza
die er heelemaal geen heeft, is dat zij
den doktoren werk geeft en de apothekers
rijk maakt. Dezen profiteeren van de mode
ziekte om eiken winter een even onfeilbaar
als nieuw middel uit te vinden, bestemd
om haar te bestrijden of... voort te planten.
Inderdaad is een apothekersmidde], dat
succes heeft, een goed zaakje.
Ik wil voor niemand reclame maken,
vooral als het me niets inbrengt, maar denk
eens aan de millioenen, die dit of dat
product heeft opgeleverd, dat niet veel meer
waard is dan een ander pioJuct dat in ’t
geheel niets waard is.
Een dertig jaar geleden maakte ik kennis
met een jong apotheker die op een morgen
was opgestaan met den knobbel der too-
neelschrgvers.
Hij had mij een onderwerp voor een
vaudeville voorgesteld, dat bgna nieuw was.
Had hij dat in een van zijn potjes opgediept
Ik had hem de eer aangedaan, met hem
samen te werken. Op een dag zeide hij tot
mijals het mg met ’t tooneel niet lukt,
ga ik net als mijn collega’s een geneesmid
del uitvinden want ik wil nu eenmaal
fortuin maken.
Tegen wat? Komt ’r niet op aan!
Als ’t middel nieuw is, geneest het al wat
je maar wilt. Alleen wil ik probeeren, iets
er in te doen, wat niemand kent en niemand
kan herkennendat is het geheele geheim.
Dat iets zoek ik.
Wij weikten samen door. Het stuk ging
maar niet. Het onderwerp was wel nieuw,
maar de verwikkelingen waren zoo oud,
dat ik hoewel ik reeds, als een oude tooneel-
man, niet meer bloosde voor de gemeenste
draken, er verschrikt voor terugdeinsde.
Op een morgen zeide de ontmoedigde
pillendraaier: nu, goed, ik ga mijn nieuw
geneesmiddel uitvinden. Laat mij mee
doen, zei ik, dan kan ik eens in een goed
zaakje je medewerker zijn.
Best, antwoordde bij, als je maar alleen
dat onbekende en onherkenbare „iets* vindt.
Ik zal zoeken.
En ik zweer, dat ik gezocht heb, en wat
het mooiste is, ik heb het gevonden ten
naaste bij. Op een dag zeg ik tot mijn
apotheker: gister heeft mijn keukenmeid
mij wat klaargemaakt, wat mij geheel ver
raste, zoet, zalfachtig gesuikerd. Ik brak
mgn hersens om te weten wat het was. Ik
vraag de keukenmeid, die mij antwoordt
„dat is iets nieuws van mij, ik maak rapen
fijn, doe er eidooier in en suiker* Weet
je wat, zeg ik tot mijn vriend, doe geraspte
rapen in je middel, dat kan niemand er
uit halen. Hij lachte hartelijk, en zei:
dat hadden we in ons stuk moeten zetten,
dat was leuk geweest, waarop ik direct
Wonseradeel. ’t Is voor onze veld-
arbeiders en bouwboeren een zeer slechte
week geweest. Door den aanhoudenden regen
kon er op ’t bouwland niets uitgevoerd
worden.
De bouw, voor een week nog zoo geschikt
te bewerken, werd nu doorweekt en slijke-
rig. Van zaaien kon geen sprake wezen.
En dat, terwijl de bieten zoo noodig moesten
gezaaid worden en nog andere vruchten op
droogte wachten, om aan den grond te wor
den toevertrouwd, ’t Is te hopen, dat het
droge weer, thans begonnen, stand moge
houden. Er wordt hier met groot verlangen
naar uitgezien.
Er zullen stellig niet veel gemeenten
worden gevonden, waar dit jaar zooveel
werk wordt uitgevoerd, als in de onze. Niet
alleen, dat een nieuwe school en onderwg-
zerswoning wordt gebouwd en drie andere
scholen of woningen worden vertimmerd,
maar ook de wegen en vaarten krijgen een
goeden beurt. De Pingjumervaart is al bijna
uitgebaggerd, met het aanleggen van een
nieuwen weg, de Gooijumerlaan, zal spoedig
worden begonnen, terwijl het benoodigde
kapitaal voor het maken van den weg
GrauwekatLollum bijeen is.
Er is en komt dus heel wat werk aan
den winkel
Tzum. Niet ver onder den beganen
grond werden voor eenigen tijd eenige munt
stukjes gevonden door een jongen die niet
de minste waarde op het gevondene stelde,
„’t Wieren aide duiten,* zei hij.
Een er van weid voor een knikker ver
kwanseld aan een kameraad, die het thuis
bracht. In handen gesteld van een deskun
dige, bleek het een gouden geldstuk te zijn
uit den Romeinschen tijd en dagteekenende
uit de vierde eeuw. Er werd f 7 voor ge
noten en het kwam te recht in het Friesch
museum. Wat er van de zes andere munten
is geworden
Vijf er van zijn in een stukje bouwland
terecht gekomen, „mei toarkjen, bja wotën
sa moai saaije,* en tot op dezen tijd niet
teruggevonden. Een er van werd door den
vinder doorboord en met een rood lintje poes
om den hals gehangen, die haar versiersel
binnen een paar dagen weer verloren had.
Of het de moe Ier van den jongen, een ar
beidersvrouw, ook speet, dat haar zoontje
de 7 munten niet had thuis gebracht, dat
bleek gedurig. Als het zaakje ter sprake
kwam, was het goede mensch met een traan
in ’t oog gewoon te zeggen„Soan. kear
soan wier njoggen en fjirtig.*
Terpgraverstoarkje net mei aide duiten
en hingje ze poeke eak net om hals.
Fran. Ct.
Sneek, 18 April. Voor misschien wel
800 personen, sprak hier heden avond in
„Amicitia,* ’t Kamerlid voor Sneek, mr. J.
A. van Gilse.
Gaf de rede niet zooveel bijzonder nieuwe,
’t debat was hoogst belangrgk.
Daaraan werd deelgenomen door de h.h.
J. Bergmans, hoofd van school 2 alhier, mr.
H. Okrna, (antir.) en een z.g. vrije socialist.
Bij half twaalf viel ’t laatste woord.
18 April. De veemarkt was over 't
geheel hier heden vrij levendig.
Melkvee ging vrjj vlug van de hand, ’t
wolvee was prijshoudend bg goeden handel.
In vette kalveren werd vele boeren een
groote teleurstelling bereid; de prgzen
waren aanmerkelijk lager wegens weinig
vraag door Engeland.
De varkenshandel was bepaald weer
slecht te noemen: 1ste kw. moest weg voor
16 ct. per */a K.G.
Vet rundvee late kw. blijft steeds 26 a
27 ct.vette kalveren golden thansprima
soort, 28 tot 30 ct.1ste kw. schapen
dito; zuiglammeren 49 a 50 ct., alles per
Bolswardsche Courant,
C