NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD No. 45. Verschijnt Donderdags en Zondags. Acht en dertigste Jaargang. 1899. It Uit de Raadszaal Onder vermomming. $xxxxxiocx:)C;xxxxxxxx$ ZONDAG 4 JUNI. VOOR antwoordde ik, ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. Uit het Engelsch. Vergadering Vrijdag 2 Juni 1899. „natuurlijk ge- Tegenwoordig waren 11 leden. Afwezig de heeren Oosterbaan en IJ. T. de Boer. De notulen werden gelezen en goedgekeurd. Ingekomen stukken: a. Een resolutie van Ged. Staten, hou dende goedkeuring van den aankoop van het huis van den heer G. Nawijn. b. Een resolutie van idem, houdende goed keuring van den afstand van grond aan den heer 8. van der Weij. Aangenomen voor kennisgeving. c. Van Burgem. en Weth. de staten van af- en overschrijving op de gemeente-begroe ting. d. Een missive van den schuttersraad met de posten van af- en overschrijving op de begrooting der d.d. schutterij. e. Een wijziging der gemeente-begrooting dienst 1898, omtrent de posten die nu vast gesteld kunnen worden. De totale ontvangsten bedragen f 106,606,24. uitgaven - 106.115.035. Batig saldo 491,205. 3. Adres van den onderwijzer L. de Jong om eervol ontslag, met advies van Burgem. en Weth. B. en W. de schoolcommissie gehoord, stel len voor het gevraagd ontslag met ingang van 1 Juli te verleenen. De Voorzitter vraagt urgentie voor de be handeling. welke wordt toegestaan. Met algemeene stemmen wordt eervol ont slag verleend. 4. Advies van Burgem. en Weth. inzake het adres van den heer F. H. Eijdman om concessie voor eene waterleiding. Burgem. en Weth. overwegende dat het reeds geruimen tijd is geleden dat door den heer Eijdman van Delft eene aanvrage om concessie voor eene waterleiding is gedaan, meenen, wijl in Harlingen en ook in Sneek deze zaak in behandeling werd gesteld, dat ook in deze gemeente eene commissie van drie leden dient te worden benoemd om zich met het Dag. Best, van Harlingen en de Commissie van Sneek in contact te stellen, teneinde na onderzoek rapport in dezen uit te brengen. De heer P. J. de Boer. Ik wensch wel de vraag te stellen of de Commissie gehou den is, zich met die andere Commissie te verstaan De Voorzitter. Het D. Best, meent, dat dit wel de geschikte weg zal zijn om tot de waarheid te komen, ’t Is natuurlijk eerst de vraag of een waterleiding noodig en wen- schelijk is, en dan of deze in combinatie met naburige gemeenten al of niet moet worden aangelegd. Het onderzoek naar het plan van den heer Eijdman, dat de gemeenten gemeenschappelijk omvat, zal wel in con tact met die gemeenten moeten geschieden, ’t Is evenwel geen bepaalde opdracht maar meer een vingerwijzing welke de commissie wordt gegeven. De heer P. J. de Boer. Dan ben ik er niet tegen, doch een bepaalde opdracht zou ik minder noodig achten. De Voorzitter. Het geven van instructiën aan die commissie licht natuurlijk aan den raad, niet aan B. en W., doch deze geven hun gevoelen, en slechts als een vingerwijzing. Met algem. stemmen wordt besloten de commissie te benoemen. Bij de stemming voor het le lid bekwam de heer Eisma 3 stemmen, de heeren v. d. Veen en Schievink elk 2 stemmen en de heeren Dijkstra, P. J. de Boer, Boersma en Lunter ieder 1 stem. Bij de 2de vrije stemming was de uitslag, Eisma 4, v. d. Veen en Lunter 2, Schievink, Dijkstra en de Boer elk 1 stem. Thans volgt herstemming tusschen de hee ren Eisma, v. d. Veen en Lunter, doch de Voorzitter meent even te moeten opmerken, dat het hem niet wenschelijk voorkomt de Burgemeester in deze commissie te benoe men, en de heer Eisma meent hetzelfde omtrent den Wethouder te moeten zeggen, daar toch het D. B. reeds als zoodanig de zaak behoort te overwegen. De heeren Eisma en Lunter houden zich buiten stemming. De heer Lunter wordt benoemd met 5 stemmen, de heeren Eisma en v. d. Veen elk 2 stemmen. Benoeming 2e lid. De heeren Dijkstra 5, Eerdmans en Schievink elk 3 en P. J. de Boer 1 stem. 2e vrije stemming: Dijkstra 5, Schievink 4 en Eerdmans 2 stemmen. Herstemming: de heer Schievink wordt benoemd met 5, de heer Dijkstra bekwam 4 stemmen. Benoeming 3e lid: de heer Djjkstra wordt benoemd met 6 stemmen. De heer Eerd mans 3, P. J. de Boer en J. van der Werf elk 1 stem. De Voorzitter wenscht, dat de drie heeren een gecombineerde vergadering zullen hou den met het D. Best. De heer Schievink, meent even te moeten opmerken of de commissie ook een crediet wordt verleend voor eventueel te maken onkosten. Een blanco crediet zal hem zeer aangenaam zijn, maar dit dient even bespro ken te worden. De heer Lunter vindt dat die kwestie nog wel even kan rusten, tot eerst eens een samenkomst is gehouden en de commissie eerst eenigszins weet, wat haar te doen staat. De Voorzitter. In de benoeming ligt reeds opgesloten, dat de kosten van rapport ten laste van de gemeente komen, maar de hee ren zullen eerst hun terrein moeten verken nen, en als zij de werkzaamheden overzien, en meenen, dat een buitengewoon onderzoek en kosten noodig zijn, kunnen zij zich tot den raad wenden. De heer Schievink respecteert de bekomen inlichtingen en trekt zijn woorden in. Een en ander ter inzage voor de leden. PUNTEN van BEHANDELING. 1. Aanbieding van de rekening van de bank van leening over 1898. Deze rekening wordt ter inzage gedepo neerd, om in de volgende vergadering te behandelen. 2. Rapport der Commissie tot onderzoek der rekening van het Algemeen Stads-Ar men huis over 1898. De Commissie rapporteert bij monde van den heer Eerdmans, dat het onderzoek tot geene op- of aanmerkingen heelt geleid. Zij stelt voor de rekening goed te keuren, en ook die van den huishoudelijken boekhouder, met inkomsten en uitgaaf beide ter somma van f 10,685,10. Met algemeene stemmen alzoo besloten. T k was juist na koffiedrinken in mijn kantoor teruggekeerd op een sombe- ren regenachtigen Novembermiddag, toen my een kaartje werd gebracht. „Mr. Engstrom" las ik een naam, die mij ge heel onbekend was. Meneer „De Warre?" vroeg myn bezoe ker, een stevig gebouwd man, die blijkbaar de veertig nog niet had bereikt. „Die ben ik", antwoordde ik. „Ga zitten, en zeg my wat ik voor u doen kan.“ „Ik ben in groote verlegenheid," zeide de heer Engstrom. „Wy hebben in ons huis te Lyndhurst inbrekers gehad. Zy wisten binnen te komen, terwiil wy zaten te dineeren, en voor verscheiden duizenden aan juweelen zyn uit het boudoir van mijn vrouw verdwenen. Wat ons echter het meest spyt, is dat een kostbare halsketting, die meer dan tweehonderd jaar in onze familie is geweest, is gestolen. Het verlies van de andere kostbaarheden zouden wy nog kun nen dragen, maar dit familiekleinood moe ten wy terug hebben. Om u de waarheid te vertellen," voegde hij er glimlachend by, „ben ik een beetje bijgeloovig, en er is een legende in onze familie, dat de hals ketting een geschenk is geweest van Karel II en dat hij, die hem verliest, maar kort meer zal leven, en1 dan nog vol kommer en el lende. Men vertelt, dat het kleinood in het begin dezer eeuw een tyd is weg geweest, en dat de voorspelling is uitgekomen. Mijn vrouw is veel bijgelooviger dan ik, en ik ben bang, dat zy, als het stuk niet wordt gevonden, ernstig ziek zal worden. Natuur lijk hebben wy de politie van een en ander in kennis gesteld, maar ik heb niet veel vertrouwen in haar totnogtoe trouwens heeft zy nog niets gevonden. In dien gij uw krachten eens wilt beproeven zult gy my een groot genoegen doen." „Ik wil mijn best doen, meneer Engstrom, zeide ik, „maar misschien kunt u mij nog eenige bijzonderheden mededeelen." „Het is misschien het beste, dat ik u eerst een en ander over my zelf en mijn familie meedeel, niet waar?" „Heel graag, het is a priori moeilijk te zeggen, wat van belang is en wat niet". „Ik ben dan", ving mijn bezoeker aan, „de afstammeling van een oude adellijke familie, die gedurende lange tijden in Hampshire heeft gewoond. Wij zyn niet meer zoo rijk als vroeger, en ik heb bezig heden gezocht als commissaris van ver scheiden maatschappijen. Ik ben sedert korten tyd gehuwd, een jaar ongeveer, en wy hebben zeer rustig geleefd. Woensdag avond, toen de diefstal is geschied, hebben wy met z’n vy ven gedineerd. Behalve mijn vrouw en ik waren de dominé en zijn vrouw en kapitein Olyer (de zoon van een oud vriend), dien ik onlangs in de City ont moette, onze gasten. Ölyer heeft ongeveer een week by ons gelogeerd, en vertrekt Zaterdag naar zyn regiment Wy waren juist aan ’t dessert, en kapitein Olyer vroeg aan den hofmeester of Wisden (zijn bediende) van Londen was teruggekeerd, toen het kamermeisje van myn vrouw binnenkwam stuiven met den uitroep: „O mevrouw, uw juweelen zyn gestolen dieven!" Toen zonk zy neer. „Goede hemel!" riep ik uit en wy spron gen op. „Laat ons oogenblikkelyk buiten kyken, zeide de kapitein. „Breng ons een lamp, John," zeide hy tot den hofmeester, en liep haastig naar buiten. Wy volgden hem. „Het was buiten geheel donker, en wy hadden nog geen twaalf stappen gedaan, toen Olyer viel. „Pas op," riep hij, „de schelmen hebben strikken gelegd." Hy was spoedig op de been. Ik ging licht halen en wy vonden dat er in den tuin verschei dene strikken waren gelegd. „De kapitein hield zyn zakdoek voor zyn neus. Hy had zich, gelukkig niet erg pijn gedaan, want hij was op het gras gevallen. Op zyn raad riep ik twee bedienden". „Een van jullie beiden moet naar het station ryden," zeide hy, „en eiken ver dachten vreemdeling doen arresteeren voorts moet gij naar alle stations in den omtrek telegrafeeren." En jy,“ zeide hij tot den ander, „moet oogenblikkelyk naar de politie gaan. Gauw. Intusschen zullen wy, met meneer Engstrom zien, of wy sporen van de dieven vinden." Met een lantaarn gewapend zocht hy den geheelen tuin door, maar wy vonden niets, behalve een ladder, die onder een der ramen stond, en een klein broche, dat de dief of de dieven hadden laten vallen. Er was in hét dorp, en aan he.t station geen verdacht persoon gezien, en de twee agenten, die nogal spoedig verschenen, kon den niets anders dan met zeer wijze ge zichten kyken. Van morgen ben ik naar het politie-bureau geweest, maar zij had den geen enkel spoor, en het is ook niet waarschijnlijk, dat zy er een zullen vinden. Al wat ik heb gehoord is. dat zy gelooven, dat er twee personen bij betrokken zijn. „Als ik nu medega om te onderzoeken I komen wy te laat in Lyndhurst," zeide ik „maar ik zal morgen met den eersten trein vertrekken." „De trein van Waterloo bereikt Lynd hurst te 10,15. Ik zal zorgen aan het station te zyn," zeide de heer Engstrom. „Het is ongeveer twee mijl van myn woning." „Gy moet mij een ding belovennl. aan niemand het doel van mijn bezoek mede te deelen. Noem my directeur van een maat schappij of wat gij wilt." Den volgenden morgen vond ik mr. Eng- strom aan ’t station. Ik gaf hem te ken nen niet over het doel van mijn bezoek te te willen spreken, behalve een vraag „Waarom hadt gij zulke kostbare klei- nooden by u thuis?" „Ik had ze veilig in een safe-deposit in de stad," antwoordde hij, „en bracht ze alleen mede, omdat myn vrouw ze Zater dag op het graafschapsbal wilde dragen." Ik lunchte met myn gastheer en zyn vrouw, en vroeg toen vergunning de be dienden te ondervragen. Ik had niet de minste verwachting, dat de bedienden in de zaak betrokken zouden zijn. Zij deelden my mede, wat zij wisten, en het bleek mij, dat allen, zonder uitzondering, veel van hun meesters hiel den. „Zyn uw gasten thuis?" vroeg ik. „Kapitein Olyer is op de konijnenjacht met den dominé, maar bij ’t diner zullen zy aanwezig zijn." „Och, ik zou gaarne willen, dat zij my vertelden, hoe alles volgens hen is geschied. Nu zou ik gaarne de strikken zien en de plaatsen, waar zij lagen." De tuinman bracht ons in den tuin en ik vond, dat de strikken van stevig ijzer draad waren vervaardigd, in den grond vastgeslagen met ijzeren pennen. „En nu ik zou gaarne een oogenblik alleen worden gelaten," zeide ik. „Ik moet hier nauwkeurig onderzoeken." Ik ging op de knieën liggen om het gras te onderzoeken, en eer vyf minuten waren verloopen was ik ten hoogste voldaan. Vervolgens onderzocht ik het venster, waar de dieven, aan de buitenzijde waren binneugedrongen toen binnengaande ging ik de trap op, waar het kamermeisje my het boudoir wees. Het raam was, zooals ik hoorde altijd open. Daarop onderzocht ik de voetsporen, wat nogal moeilijk was daar er tal van menschen hadden rondgeloopen in den tuin. Ten slotte vond ik achter in den tuin het spoor terug, maar slechts van een persoonde dief was daar over een hek geklommen, dat versch geteerd was, waarby hy zonder twyfel zyn kleeren met teer had bevlekt. Ik was tamelijk wel vol daan, en nadat ik aan het postkantoor een telegram had afgezonden, wandelde ik wat door het dorp rond, tot het antwoord kwam. Tegen zes uur, dinertijd, was ik weer terug. Tegelijk kwam kapitein Olyer thuis, en ik was nauwelijks aan hem voorgesteld, toen de soep werd gediend. Kapitein Olyer was een statig man, met een fraai besneden gezicht, dat evenwel sporen droeg van veel slapelooze nachten. Wat zyn spraak betreft, hy kon niet goed overweg met letter r, en hy wist die zeer behendig uit zyn ge sprek te houden. Wy hadden de soep gebruikt, toen ik, na myn excuus gemaakt te hebben, my een oogenblik verwijderde. Myn gastheer keek my verbaasd aan, wegens myn vermeend gebrek aan manieren, en de kapitein zag my door zyn monocle aan, alsof ik een nieuw soort dier voor hem wasik bleef slechts een paar minuten weg, maar ge bruikte myn tyd goed. Toen wy aan ’t dessert waren en me vrouw Engstrom zich had teruggetrokken, bracht ik de conversatie op de dieven, en verzocht den kapitein my zyne opinie over het geval te geven. Ik wachtte tot hy ge ëindigd had, en zeide toen, hem scherp aan ziende: „Vindt u ’t niet vreemd, kapitein Olyer, dat gjj over de strik zyt gevallen, op drie voet afstands ervan verwijderd." „Engstrom keek my verbaasd aan, en de kapitein dronk zyn glas heel bedaard uit, eer hy vroeg: „Wat bedoelt gy, meneer?' ,Ik bedoel, of het niet vreemd is, dat gij QVer grashalmen zjjt gestruikeld En h het ook niet zonderling, dat uw bediende, of liever uw medeplichtige, onder het bou- doirraam stond, terwiil hij terzelfder tyd in Londen was?" De kapitein was verplet en keek mij strak aan, ofschoon zyn handen beefden. Mijn gastheer zag mij ontsteld aan en zeide „Maar meneer De Warre, wat denkt gij wel „Ik denk," antwoordde ik, „dat de dief voor u zit „Meneer," riep nu Engstrom, „gij ver geet u zelfDe zoon van myn besten vriend te beschuldigen Schandelijk „Dit is niet de zoon van uw vriend, me neer Engstrom. Kapitein Olyer van het 38ste is op het oogenblik by zijn regiment te Woolwich, en telegrafeerde my heden „Kapitein Olyer aan De Warre. Ben hier. Wat beteekent die vraag De pseudo-kapitein was opgestaan, en keek rond, of hij ook ontsnappen kon. „Blyf zitten" riep Engstrom en als gij u zelf wilt redden van de galeien, beken. De Warre, vergeef mij." „Dat is niets," zeide ik, loofdet gy mij niet." De ellendeling ging zitten en bekende. Zyn naam was Odgershy was sergant ge weest by de huzaren, en uit het leger gejaagd wegens wangedrag. Zyn medeplichtige had de juweelen verborgen, vlak by het huis, tot zy veilig konden worden meegenomen. Den volgenden dag aan ’t ontbijt moest ik mededeelen, hoe ik den dief had ont maskerd. „In de eerste plaats" zeide ik, „gebeurde de diefstal kort nadat gij die juweelen uit Londen hadt gehaald, waardoor ik overtuigd was, dat de dief in uw huis moest zyn. En toen ik de strikken had onderzocht, en gezien, dat de kapitein drie voet ervan verwijderd was gevallen, vond ik dat ter stond erg verdacht. Boven vond ik, dat het heel gemakkelyk was in ’t boudoir te komen, en het juweelenkistje naar buiten te werpen. Ik vernam, dat hij het laatst aan tafel verscheen, wat mijn vermoeden ver sterkte. Aan het station vernam ik, dat een man, beantwoordende aan de beschrijving van zijn bediende, uit Londen was geko men met den trein van 5,30 en niet met dien van 9,15. Van het telegram weet gij alles. Toen ik onder het diner een oogen blik wegging was dit om te zien, of myn vermoeden juist was, en er op de kleeding van Odgers’ medeplichtige teer zat. Dit bleek zoo te zyn, terwijl het duidelijk was dat er pogingen waren gedaan om ze te verwyderen. Dit is geloof ik alles". ADVERTENTIEPRIJS: 50 Ots. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Bolswardsclie Courant, gewwAaa as wewaAössa 6

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1899 | | pagina 1