NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
10&SWAB& Stï WWSffiRAOïa
Het behekste bed.
No. 77. Verschijnt Donderdags en Zondags. Acht en dertigste Jaargang. 1899.
BINNENLAND.
ZONDAG 24 SEPTEMBER.
X
X
VOOR
en
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
eens
lang geleden
niet meer.
s
Workum, 22 Sept. De Herv. Gemeente
alhier heeft een groot verlies geleden, door
het overlijden van haren leeraar, ds. J. van
der Weide, die Zondag 1 Nov. 1891 zijn
ambt alhier aanvaardde.
Met zijne komst alhier heeft hij groote
deelname betoond in het zorgvuldig beheer
der kerkelijke administratie; hij had hart
voor zjjn leeraarsambt, niet het minst wat
betrof het godsdienstonderwijs, daarvan ge
tuigde de dankbare hulde zijner leerlingen
bij het graf.
De teraardebestelling had heden voorin.
elf uur plaats; aan het graf werd het werk
zame leven van den overledene herdacht
door zijn collega’s ds. Leenmans, van Har
lingen en ds. Groeneweg, van Stavoren.
Leeuwarden, 21 Sept. Bij de behan
deling der gemeentebegrooting voor 1899
werd B. en W. verzocht, een onderzoek in
te stellen naar het gebruik, dat ’s nachts
van de bruggen wordt gemaakt. Men meende
dat de gelijkheid van nacht- en dagtaiiet
aanleiding gaf tot misbruik, waarvoor de
gemeente mettertijd in de beurs zou moeten
tasten. Uit het onderzoek nu is gebleken,
dat alleen tusschen 5 en 6 uur ’s morgens
een vrij veelvuldig gebruik van de bruggen
wordt gemaakt, zoodat niet op de afschaffing
van het nachttarief behoeft teruggekomen,
terwijl B. en W. om misbruik tegen te gaan
en extra uitgaven in de toekomst te voor
komen, thans voorstellen, de Wirdumer-
poortsbrug, de eerste en tweede Kanaalbrug,
de Ververs-, Noorder-, Vrouwen poorts-,
Harlingervaarts- en Prins Hendrikbrug des
nachts voortaan gesloten te houden van l
April tot 1 Oct. van W’/j tot 4*/i en de
overige maanden van 10 tot 5 uur. In bui
tengewone gevallen zijn B. en W. genegen
hiervan af te wijken. Inwerkingtreding 15
Oct. a.s.
Heden morgen is door de tien-uur-
tram bij het tolhek, Marssumerstraatweg,
een man aangereden. Hij werd bewusteloos
bij den tolgaarder binnengedragen, waar
een in de tram zittend geneesheer hem den
uoodigen bijstand verleende. De man moet
vrij ernstig gekwetst zijn.
22 Sept. Alhier gaat het gerucht
en het kan als vrij zeker worden aangeno
men dat het onlangs gekozen raadslid
Jansma, leeraar in het timmeren aan de
Ambachtsschool, van het bestuur dier school
geen vergunning heeft gekregen, om zich
tijdens de raadsvergaderingen door een ander
te laten vervangen, zoodat hem toch het
vervullen dier betrekking onmogelijk schijnt
te worden gemaakt.
Dokkum, 19 Sept. Hedennamiddag is
ter hoogte van Buitenpost weler op den
trein geschoten. In een Ille klasse rijtuig
was een glasruit verbrijzeld.
Het is wel wat vreemd, dat altijd de ruiten
getroffen worden en nimmer het houtwerk,
terwjjl er bovendien van kogel- of hagel-
sporen nooit iets te vinden is.
Steenwijk, 20 Sept. Door een onge
lukkig toéval op de jacht heeft de jager K.
van Zuidveen zjjn collega L. in ’t hoofd
geschoten. Door verscheidene hagelkorrels
in ’t aangezicht getroffen, bloedde L. hevig.
Gelukkig waren zijn oogen ongedeerd ge
bleven.
Wolvega, 21 Sopt. Bij de heden alhier
voor het eerst gehouden kaatspartij, waar
aan 12 kaatsers deelnamen, zijn de prijzen
behaald: f60 door J. Kuperus te Marsum,
J. Plantinga en A. Boonstra te Franeker,
f 15 door S. Hoekstra te Utrecht, J. Reit-
sma te Pingjum en S Kooistta te Witmar-
sum, f9 door A. Brouwer te Nijelamer,
L. Haitsma en S. Visser te Franeker. Dit
spel, dat hier hij weinigen bekend is trok
veel nieuwsgierigen.
Haule, 20 Sept Van hier valt een zeld
zaam „natuurwonder* te vermelden. De
landbouwer P. Bergsma had in zijn hof
een boom, die verleden jaar scheen te
stervenhij was althans bezet met doode
takken, die door hem afgesneden werden.
De boom, zijnde een „veentje,* herleeft en
draagt nu aan den oostkant veentjes en
aan de westzijde prachtige, heerlijke andere
appels, die een weinig zuur ziju en groot
van stuk. Aan den stam valt op te merken,
dat hij tweeledig is, en toch heeft er in ’t
geheel geen enting plaats gehad.
Idskenhuizen, 21 Sept. Een hij en
een zij, stoeiende elkander met wtiter wer
pende. Zij wierp eersttoen nam hij een
pot vol, doch bij 't uit werpen brak deze en
zij werd door de scherven getroffen. Dadelijk
een bloedstroom. Een vinger bleek bijna
doorgesneden en ook met een slagader was
dit het geval. Dokter werd spoedig geroepen.
Noordwolde, 20 Sept. Een paar jon
gelui hebben in den nacht van Zaterdag
op Zondag j.l. langs de bovendwarsvaart
en in het Oostersche veld een waren vernie-
lingstocht gehouden. Hekken werden stuk
getrapt; planken van een brug gesloopt,
het water in een put onbruikbaar gemaakt,
kruiwagens vernield, een hond morsdood
getrapt. En, om de kroon op het werk te
zetten, werd een tjasker van den vervener
Beun op de as na tot splinters geslagen,
De politie heeft de daders reeds gevonden.
Weer is het slapenstijd, tante heeft zich
niet verveeld, integendeel, want de baron
was buitengewoon lief voor haar geweest.
Als het toch niet te laat ware? Vroeger
reeds had hij haar bekoorlijk gevonden, en
een blik in den spiegel leerde haar, dat zij
nog niet van alle bekoorlijkheid ontbloot
was. Ook is men op negen-en-dertig-jarigen
leeftijd nog niet te oud om te trouwen
Maar nu gauw naar bed. De slapelooze
nacht had haar vermoeid en vannacht wilde
zij haar slaap door niets laten verstoren.
Nauwelijks evenwel waren beur oogen
dichtgevallen, of de spookachtige stem begon
opnieuw te spreken, en ditmaal hoorde zij
duidelijk haar eigen naamJulia. Vast be
sloten het geheim te ontsluieren, bleef zij
rustig liggen en riep zoo luid haar on
stuimig kloppend hart het toeliet„Wie
je ook bent, een menschelijk wezen of een
spook, stoor mijn rust niet langer en laat
mij slapen.*
Op deze woorden volgde een zonderling
gedruisch. Was het een lach Dan klonk
deze vreeselijk griezelig. De volgende woor
den, die zij kon verstaan, waren intusschen
alles behalve spookachtig.
„AUe drommels, daar had ik niet aan
gedacht.. Heb ik je doen schrikken, geliefde?
Heb je dan niet gezien, dat ik een telefoon
tusschen onze kamers aangebracht heb
Het mondstuk is tusschen de draperie aan
het hoofdeinde van het bed verborgen.*
Haastig stak zij licht aan en vond, dat
de stem gelijk had. „Zwijg onmiddellijk, gij
arrogant wezen, wie gij ook moogt zijn,*
antwoordde zij door de telephoon met al de
haar ten dienste staande gestrengheid, „ik
zal onmiddellijk den verbindingsdraad door
snijden en u uw onbeschaamdheid niet zoo
gauw vergeven.*
„Vergeef mij, lieveling,* klonk het smee-
kend terug, overdag heb ik geen gelegen
heid met je te spreken. Beloof mij ten
minste, dat je mij morgenavond achter het
vlierbosch in de broeikas wilt ontmoeten.
Als ik je beleedigd heb, wil ik op de
knieën vergiffenis vragen.*
De vertoornde dame gaf geen antwoord.
Getrouw aan wat zij gezegd had, sneed
zij de verbinding door en beproefde te
slapen.
Het eene deel van het raadsel was opge
lost, nu restte nog het andere. Wie zou de
onbekende bewonderaar zijn. De baron?
Als men hem aan zag viel het moeieHjk hem
tot zulk een buitensporigheid in staat te
achten. En tochGeen andere oplossing
was mogelyk. Verliefde mannen verzinnen
dikwijls de zonderlingste dingen. Met die
gedachte sliep zij in en droomde, dat zij
met een reusachtige telefoon getrouwd was.
Het was Pinkster-Zondagavond. Na den
eten zat men gezellig in het salon bij el
kaar; het was Julia tot nu toe niet mogelijk
geweest iets te ontdekken. Wel was de
baron heel, heel vriendelijk, doch sporen
van verwarring vertoonde hij niet, hoe dik
wijls ook zij het gesprek op de moderne
uitvindingen en met name op de telephoon
bracht. Aan het andere einde der groote
kamer had zich een groepje jongelui verza
meld en het lachen en babbelen nam geen
einde. Eensklaps riep eene stem„Kom,
dat moeten wij zien,* en allen vlogen naar
de deur.
„Julie*, riep de tante haar nicht toe,
„waar ga je heen
„Naar den tuin, er moet een prachtige
sterrenregen te zien zijn.*
Nu, Pinkster? Je bent niet bij je ver
stand.*
„Ach, laat mij, de avond is zoo mooi.*
Reeds wilde zij het meisje de toestemming
weigeren, toen zij zich het rendez-vous in
de broeikas herinnerde. Het geheim moest
in elk geval opgelost worden.
„Ga je gang,* zeide zij dus goed gehu
meurd, „ik ga naar de broeikas, als het de
moeite loont kun je mij roepen.*
Met deze woorden nam zij een kanten
doek, die iemand had laten liggen, en begaf
zich naar de aangeduide plaats. Was daar
werkelijk een heer? Ja, achter het vlier
bosch bewoog zich een mannelijke gestalte.
Voorzichtig loerde zij om den hoek en
herkende haar neef Henri. Reeds wilde
zij zich opgemerkt verwijderen, toen twee
armen haar hartstoehtelijk omhelsden. Met
een krachtige beweging bevrijdde zij zich
uit de omhelzing. Daarbij viel haar de
kanten doek van het hoofd en verschrikt
staarde de jonge man haar aan.
„Groote deugd; tante Ju,“ riep hij uit en
voordat zij iets kon antwoorden, had hij de
vlucht genomen.
De hemel zjj gedankt, dat haar onbekende
vereerder dit tooneel niet gezien had 1 Maar
de lust voor avonturen was haar benomen
en zij keerde naar het salon terug, waar
zij Julie op haar oude plaats vond. Of
Henri misschien op haar wachtte? Wan
trouwig keek de dame naar haar, doch het
gezicht van het jonge meisje, dat over
een boek gebogen was, was niet te her
kennen. Nu sloot zij het, klaagde over
hoofdpijn en verliet de kamer. Wat zag
zj merkwaardig bleek Als het arme kind
maar niets ernstigs scheelde! En de op
lossing van het geheim had zij ook niet
gevonden. Geen twijfel, het moest de baron
zijn.
Pinkster-Maandag. Onder de brieven, die
voor freule Barr aangekomen waren, was
er een, die dadelijk beantwoord moest wor
den. Ze ging dus naar de werkkamer van
den baron, waar in een uitbouw, die door
portieres van het grootere vertrek geschei
den was, het schrijfbureau stond. Juist toen
zij den brief klaar had werd de deur geo
pend en Julie trad binnen. Ze liet zich in
den zetel neerploffen en barstte in tranen
uit. Wat zou haar overkomen zijn. Den
geheelen morgen had zij zoo bleek gezien en
haar oogen waren rood van ’t schreien.
Reeds wilde de tante de portières openen
naar haar toegaan» teen Henri haastig
binnenkwam. Ongemerkt trok zij zich terng,
om te zien wat nu gebeuren zou.
Julie scheen niet te weten, dat er nog
iemand in de kamer was. Ze had zich diep
over den brief gebogen en poogde haar
snikken te stillen. Eenige oogenblikken zag
Henri zwijgend op haar neer, toen begon hy
„Wil je my met geweld van mijn ver
stand berooven, Julie, dat je mij zoo be
handelt? Wat heb ik je gedaan? Je kunt
toch niet in ernst boos op mjj zjjn van
wege de domme telefoongeschiedenis. Geloof
mij, lieve
„Je hebt nog tijd genoeg je verontschul
digingen aan te bieden, als ik mij over je
gedrag beklagen zal. Ik begrijp niets van
wat je zegt. Zooals je ziet heb ik wat te
doen, verlaat mij dus.“
„Zeg mij dan ten minste, waarom je
gisteravond niet in de broeikas gekomen
bent, waar wij elkaar ongestoord hadden
kunnen spreken, nadat ik de anderen voor
den gek gehouden en naar den sterrenregen
gestuurd had
„Zelfs in dien ik had willen komen, zou
ik niet geweten hebben, dat jij daar waart.
Je schijnt je ook over mijn afwezigheid ge
troost te hebben. Ik zou in elk geval te
veel geweest zijn. Twee zijn zeker genoeg,
de derde stoort maar.*
„Wat moet dat beteekenen Is het
mogelijk, dat zij de ontmoeting met tante
Ju gezien heeft In de herinnering daaraan
begon de jonge man hartelijk te lachen,
terwijl Julie in haar trotsche schoonheid
opstond en gramstorig antwoordde
„Ik geloof, dat, wanneer een hier het
recht tot vragen heeft, ik het ben. Het kan
mij onverschillig zijn wie je daar ontmoet,
het interesseert mij volstrekt niet, maar ik
begrijp niet, wat tante Julia daarmee te
maken heeft.*
„Nu, lieveling, als dat mijn heele misdaad
is, kan ik mij schoon wasschen. Ik wachtte
op jou, toen ik een dame zag aankomen, die
jou kanten doek, dien je des avonds bjj je
droeg, om het hoofd geslagen had. In het
daar heerschende halfduister dacht ik, dat
jij het waart. Stel je myn schrik voor, niet
myn lieve, kleine bruid, maar je tante had
ik omhelsd. Je kunt je myn positie voor
stellen. Zoo gauw ik kon, koos ik het
hazenpad. Ik hoop maar, dat ze mij niet
herkend heeft, want de situatie was niet
aangenaam.*
„Dus was het tante Julia, die ik in je
armen zag?*
„Ja natuurlijk, lieve! Je gelooft immers
zelf niet, dat ik een ander liefheb.*
„Ach, Henri, Henri, vergeef mij, ik was
zoo ongelukkig.*
„Dan moet je my ook de geschiedenis
met de telefoon vergeven.*
„Telefoon? Wat voor telefoon?*
„De telefoon, die ik in je kamer aanbracht
en waarover je zoo boos waart.*
„Ik weet niets van een telefoon. Henri,
wat heb je nu weer uitgevoerd Dat is
misschien nog erger dan het avontuur met
tante Ju.“
„Groote hemelsliep je dan niet in de
blauwe kamer, nummer zeven
„Ik Neen aan het andere einde van
de gang.*
„Maar ik hoorde toch zelf, hoe onze
hospita zeide, dat nummer zeven voor
freule Barr in gereedheid zou worden ge
bracht.*
„Ja freule Barr, natuurlijk, dat is tante
Julia.*
„Hemelsche vader, nu is alles uit, ik kan
my dadelyk ophangen.*
Op dit oogenblik werden de portières
teruggeschoven en tante Julia stond voor
hem.
„Nu, jonge man,* zei ze, „het was tante
Julia, die jy die teedere nachtelyke bood
schappen deedt toekomen. Maar daar je
beide jonge dwazen bent, die het er op
gezet schynen te hebben met of zonder
mijn toestemming te trouwen, wil ik my
tegen wil en dank schikken en jelui mijn
moederlijken zegen niet onthouden.*
lO eliefde
gigi’tef Het woord scheen uit het hoofd
kussen naast haar op te stygen. Met een
kloppend hart richtte zij zich op en tastte
vreesachtig naar de plaats, waar zij het
gehoord had. Maar hoeveel moeite zij zich
ook gaf, haar bevende handen ontmoetten
niets dan het weeke beddegoed, de kamer
bleef als tevoren in duisternis gehuld en
onafgebroken heerschte dit nachtelijk
zwygen.
Had ze gedroomd ÓnmogelijkNog
klonken haar de drie lettergrepen, helder
en duidelijk door een spookachtige stem
gesproken, in ’t oor. Eenige oogenblikken
bleef zy onbewegelijk zitten, toen vermande
zij zich, stond op en stak licht aan. Er was
niets veranderd, de deur was gesloten, het
moest een droom geweest zijn.
„Liefje, antwoord mij toch slechts een
enkel woord, myn hart.*
Met een kreet sprong zy uit het bed en
viel half bewusteloos in een zetel naast den
schoorsteenmantel. Eerst na geruimen tyd
had zy genoeg moed om de kaarsen aan te
steken. Doch wat zij ook zag geen waai
ende portières, geen booskykende familie
portretten, geen geheimen ingang. Over
’t geheel was zy niet bygeloovig en
toch was zy overtuigd, dat de vreemde
tonen uit haar bed gekomen waren. Met
rechte dingen ging het niet toe. Voor
niets ter wereld zou zy naast de spook
achtige stem gaan liggenzij nam een
boek, vlijde zich in den leunstoel en liet
het spook in het ongestoorde bezit van het
behekste bed. Nog twee keer hoorde zij de
klok staan, toen vielen beur oogen dicht
en toen zij ontwaakte, scheen de morgenzon
haar in ’t gezicht.
Nu stond zy op en overdacht het gebeurde
nog eens. By het vriendelijke daglicht
maakte alles een geheel anderen indruk.
Hoe had. zy zoo dom kunnen zjjn, om voor
een spook, dat niet bestond, haar warm
bedje te verlaten? In herinnering aan haar
dwaasheid barstte zy in een toornig gelach
uit, toch aangenaam klonk deze lach haar
niet in ’t oor ondanks alles had zij de
tweede maal toch niet gedroomd. Onzin, ze
wilde er niet meer aan denken.
Zoo gauw ze kon, kleedde zy zich aan.
Freule Barr bracht de Pinksterweek door by
den rijken, gastvrijen baron von Bernau,
een ouden vriend, met haar nicht Julie, die
haar tot dit bezoek overgehaald had. Zy
zelf was liever thuis gebleven, en zij kon
niet begrijpen, wat het meisje daartoe be
wogen had. Doch toen zy kort na de aan
komst haar lichtzinnigen neef Henri onder
de gasten bemerkte, ging haar een licht
op. Deze ontmoeting was haar zeer onaan
genaam, de genegenheid der beidejongelui
paste haar niet en aan een echtelijke ver
bintenis was niet te denken. De schoone
Julie, haar toekomstige erfgename,kon wel
wat verstandigers doen dan met een armen
luitenant ter zee te trouwen, en Henri was
nog niet oud genoeg, om aan zulk een stap
ernstig te denken.
Ondanks alles evenwel hield zij veel van
den knappen jongen misschien omdat hij
haar herinnerde aan een ander, dien zy
bemind had. Dit was nu al lang, heel
de mooie officier leefde
Bolswardsche Courant
I