NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD 8OLSWARB EN WON SER ABEEL NIEUWJAARSIA/ENSCHEN a 25 cent, No. 103. Verschijnt Donderdags en Zondags. Acht en dertigste Jaargang. 1899. BERICHT 1 Het bedelkind. OPROEPING. ft BINNENLAND. Bordeaux- Port a Port- Madera- Stap toch over MEÜBELPOLITOEK. ZONDAG 24 DECEMBER. worden geleverd door „Sta my toe, baron, dat ik u uwe buur- I n F J m m -.dame aan ta^el, juffrouw Pohl, voorstel". Dinsdag 26 December, nam. halfvijf, in het EVANGELIE- SATIE-LOKAAL. I I I VOOR DE UITGEVER. ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. bij en lachte om de ruwe Balk, 21 Dac. Aan de heden alhier ge houden hardrijderij van mannen namen 10 personen deel. De priji f 100 werd gewon nen door J. v. d. Feer te Rauwerd, de le premie f 35 door H. Dijkstra te Lenmer, de 2e premie f 10 W. Dijkstra alhier, cadeau f 5 door S. Wijnia te Follega. Ruim 900 kaartjes werden uitgegeven. Snoek, 21 Dec. Heden had alhier een hardrij ierjj plaats van mannen boven de 18 jaa>', uitgeschreven door de Ijsclub „Friso." Den le prijs f 60 won IJ. Piersma, varens gezel alhier, den tweeden, de bekende hard rijder Zjjlstra van Oppenhuizen. Niet minder dan 46 rijders hadden zich laten inschrijven. In deze Gemeente is vacant de betrek king van tane-aptianpoliPekl. Sollicitanten, niet ouder dan 35 jaar, kun nen zich persoonlijk aanmelden bij den INSPECTEUR VAN POLITIE, op weik- dagen ’s morgens van 1012 uur, aan het Politie-bureau. uw vooroordeel heen en koop één maal een kruikje van mijne Bij minder arbeid, veel mooier meubelen. Aanbevelend, T. O. DIG V IM ES, Stiens bij Leeuwarden. Te Bolsward verkrijgbaar bij F. J. van der SPOEL, Kerkstraat. Gelegenheid tot het plaatsen van in de BOLSWABDSCHE COURANT van 1 Januari, wordt weder aangeboden. Voor spoedige toezending houdt zich aanbevolen 1 Ze wilde schellen, maar werd daarin verhinderd door Dore, die de baud op haren arm lei en kalm opmerkte„Ge zult u toch nog wel tweemaal bekenken, eer ge uw bloedeigen tante van de trappen laat gooien". De barones keek haar met de uiterste verbazing aan. „Ja lieve nicht", ging Dore voort, „ik heb tot nu toe over deze bloedverwantschap altijd het stilzwijgen bewaard. Als gij mij evenwel daartoe wilt dwingen, zal ik de wereld het interessante nieuwtje mede- deelen. Zet u maar even neer, dan zal ik u een klein verhaaltje doen. Toen je geboren werdt, had mijne zuster eene betrekking als huishoudster om het zoo maar te noemen! - bij den handels- raad Soltau. Later huwde hij haar welis waar, maar ge ziet toch, dat uwe afkomst geen zier beter is dan die van Bette". „Luister eens", antwoordde de barones op geheel veranderden toon, „ik geef mijne toestemming, maar jij houdt je mond!" „Goed", zeide Dore, „en Zondag wordt dan de verloving gevierd". De barones knikte zwijgend en Dore verdween. Intusschen zaten vader en zoon iu de kamer van den laatste en versterkten zich met een flesch portwijn, want zij vermoedden, dat een heete strijd hun te wachten stond. „Laten we nu gaan, papa", zeide Frits, en trok den weerstrevenden vader met zich mee. De barones scheen het binnentreden van vader en zoon volstrekt niet te bemerken. .Hm!" „Hm!" „Wij komen „Ja, wij komen herhaalde de baron aarzelend. „Dat zie ik", antwoordde de barones scherp. „Kindlief", ging de baron, plotseling moed scheppend, voort, terwijl zijne stem nog merkbaar trilde, „ik heb mijne inwil liging gegeven tot de verloving van Frits, omdat ik geen reden heb „Volkomen mijne meening", viel zijne vrouw hem in de rede, „ik heb ook juist bij mijzelve overlegd, dat het geen nut heeft dit langer tegen te houden". „Mama, is dat werkelijk waar?" „Ja, en ik wou zeggen, dat dt? verloving dan Zondag moest gevierd worden". „Mama, ik heb nog nooit zooveel van u gehouden als nu! is nog nooit zoo lief en goed geweest", jubelde Frits en kuste zijne moeder hartelijk. „Dan moet ik wel beproeven in het ver volg altijd zoo goed te zjjn", zeide de barones met een zuurzoet lachje. Des Zondagsavonds wandelde een ge lukkig paar, arm in arm, door de helder verlichte vertrekken op en neer en werd, als alle verloofden door hunne vrienden „hartelijk gelukgewenscht" en achter hun rug bebabbeld. Frits had slechts oogen voor Bette, die er als eene prinses uitzag in haar crème kleurig zijden costuum. En toen de baron op het welzijn der verloofden dronk en de kristallen glazen met het schuimend nat te hunner eer ge ledigd werden, werd het Bette plotseling heerlijk licht om het hart en zij gevoelde, dat zij met haren geliefde als uit het cham- pagnebad opsteeg en de laatste herinnering aan hare afkomst daarmede verdween. De beide pleegouders zagen van vreugde zoo rood als waren zij in analiue gedoopt. Beneden evenwel zat de oude Dore ge heel alleen en begon juist eenigszins melan cholisch te worden, toen de deur haastig werd geopend en Bette binnenstormde, de armen om den hals der oude sloeg en uitriep „Dore, lieve Dore, ik ben zoo gelukkig! En al dat geluk heb ik aan jou te danken trachtte hem koel te begroeten, maar zy gevoelde, dat hare wangen brandden, toen hij haar naar de eetzaal geleidde. Zij keek hem daarbij evenwel toch eens van ter zijde aan en vond dat hij een goeden indruk maakte met zijne hooge, slanke gestalte, zijn zwart haar en levendige oogen. Toen aan tafel een opgewekte stemming heersehte en de verschillende gasten in drukke gesprekken verdiept waren, boog Frits zich tot zjjn buurmeisje over en fluisterde „Willen wjj eens een glaasje op de her inneringen uit onze kindsheid drinken „Ja, de herinneringen uit dien tijd zijn de mooiste die er zijn". „Maar die kindsheid gaat zoo snel voorbij, ’t Komt mij voor, als had ik u in oneindig langen tijd niet gezien". .Vyf jaren „Dat is een lange tijd voor twee personen, die elkaar liefhebben". „Mijnheer Von Lynenfeldt!..." „Weet ge dan niet meer, Bette, dat wij verloofden zijn? Ik heb het nog niet ver geten en denk mijne rechten te doen gelden". „Mijnheer Von Lynenfeldt, het komt niet te pas zoo te schertsen „En wie zegt u, dat het mij geen ernst is?" Bette richtte eenige woorden tot haar anderen tafelbuurman, om aan dit gesprek een einde te maken en hare verlegenheid te verbergen. „Wy spreken morgen wel met elkaar", fluisterde Frits. Toen men van tafel opstond, geleidde hij zijne tafelgenoote naar het salon. Toen zij zijnen arm losliet, stond zijne moeder voor Bette, legde haren arm om deze heen en voerde haar naar eene sofa, waar zij beiden plaats namen. „Ik zie helaas", begon de barones, zonder eenige verdere inleiding, „dat mijn zoon het oude kinderspel weer wil beginnen. U kunt toch anders wel nagaan, dat hy niet met eene jonge dame kan huwen wier afkomst onbekend, of liever zoo goed be kend is". Bette vloog als door een giftig insect gebeten op en zeide heftig: „Ik wil niets meer hooren, barones; ik begryp maar al te goed, wat uwe bedoeling is". En zy snelde naar hare ouders en ver zocht hen dringend, dat zij met haar naar huis zouden gaan, omdat zij hevige hoofd pijn had. Den volgenden dag zat zy bleek en wee nend in het salon. Plotseling werd er gescheld en eer zij nog zich had kunnen verwijderen, stond Frits voor haar. Zij zag hem vertwijfeld aan. „Wees toch verstandig, Bette, wy zyn immers geen kleine kinderen meer". „Wy hebben elkaar niets meer te zeggen, mijnheer Von Lynenfeldt". „Toch wel! Toch wel! Ik wil gaarne bekennen, dat ik je in al die jarén eenigs zins vergeten had, maar toen ik je gister avond voor het eerst weer terugzag, ont waakte de oude liefde en ik gevoelde dat jy my ook lief hadt. Zeg eens is dat niet waar, Bette?" „Dat wel, maar „Zie je wel, ik wist wel, dat je my nog liefhadt", zeide hy, terwijl hy haar innig kuste. „Laat my, laat myje maakt ons beiden ongelukkig! Je kunt toch ónmogelijk iemand huwen, die van de straat..." „Och, nonsens!" viel Frits haar in de rede. „Je zult mijne kleine vrouw worden, hoor je? Morgen kom ik terug. Nog een kus. Adieu lieveling!" Hij ging. Bette kon niet lang met hare bittere ge dachten alleen blijven, want toen Dore haar zag met haar bedroefd gezicht, rustte de oude, die altjjd innig veel van haar had gehouden, niet vóór zy alles wist. „Als je hem zoo graag wilt hebben, zul-je hem ook hebben. Wacht maar eens een poosje; met de barones zal ik het wel klaar spelen", zeide Dore energiek en verliet de kamer, zoo snel hare oude beenen het toelieten. De barones bevond zich in zeer slechte luim. Een licht gedruisch deed haar opzien. De oude Dore stond voor haar. „Ik kom om u te zeggen, dat mynheer uw zoon om de hand van de aangenomen dochter van mynheer en mevrouw Pohl heeft gevraagd en dat zy tegen dat aan zoek geen bezwaar hebben". „Werkelijk?" siste de barones, „hoe aar dig! Daar uw mynheer en mevrouw zóo weinig tact toonen te bezitten, dat zy eene dienstbode sturen om over eene dergelyke zaak te onderhandelen, zal ik hun ook het antwoord laten geven dat op zulk eeu voorstel past en jou van de trappen laten Wgen\ onverzorgd achter, toen zij verhuisden, en zeiden dat de lieve God nu wel verder voor haar zou zorgen. Alsof Onze Lieve Heer niets anders te doen zou hebben dan arme- lui’s kinderen uit hun vuil te helpen voegde zy er aardigheid. „Maar wat moet er dan van dat wurm worden? ’t Is toch onverantwoordelijk, het hier maar in den regen te laten staan. Wat zeg jij er van Louise?" „Ik weet het werkelijk niet". „Maar ik weet het wel", zeide Dore be slist, „ik wil het meisje als een plaatsver vangster van Bob aannemen". „Afgesproken", zeiden de justitieraad en zyne vrouw onmiddellyk, en Dore tilde het kind van den grond en trachtte het te sussen. De groote, zwarte kinderoogen keken haar verwonderd aan. Daarop legde de kleine hare armpjes om Dore’s hals en liet zich rustig naar huis dragen. Bette of Elizabeth, zooals zy ook dikwijls wordt genoemd, is thans ruim twaalf jaren oud, en niemand zou in het aardige kind met de lange blonde lokken en de zwarte oogen het armoedige schepseltje herkennen, dat eenmaal van de straat werd opgeraapt. Als zij uit de school komt, staat de jonge baron Von Lynenfeldt, wiens ouders in hetzelfde huis als de justitieraad wonen, voor het huis, haar op te wachten. Frits von Lynenfeldt was 15 jaar oud, maar reeds een volmaakt cavalier, droeg een gouden horloge, handschoenen, een roode das, dien hij onweerstaanbaar vond, en speelde voor het overige graag de Don Juan tegenover de meisjes van de hoogere burgerschool. Als gewoonlyk stond hij daar op Bette te wachten en hoopte vurig, dat zy hem nog eenige oogenblikken gezelschap zou houden. Dat gebeurde dan ook. Toen Bette uit de school kwam, sprak het jongemensch haar op de volgende wijze aan: „Luister eens Bette, ik heb al lang ge dacht, dat wy ons best konden verloven". „Hoe gaat dat?" vroeg zy nieuwsgierig. „Wel, men heeft elkaar lief, kust elkaar en trouwt later met elkaar", antwoordde Frits en trok Bette mee den tuin in, waar hij haar, om zyne verklaring te illustreeren, een aantal kussen gaf. In deze aangename bezigheid werd hij evenwel onverwachts door zyne moeder gestoord, die hem op heftigen toon uit het venster toeriep: „Kom onmiddellijk hier, Frits; het past je niet je met een bedelkind af te geven, dat de Pohls van de straat hebben op geraapt!" Bette stond als versteend. ’t Was de eerste maal, dat zy op een dergelyke wijze van hare afkomst hoorde spreken. Eene donkere herinnering van een dakkamertje, hare moeder, de plek waar zy zat toen zy werd gevonden, kwamen haar voor den geest. Plotseling rukte zy zich van Frits los, die haar trachtte te troosten, stormde de trappen op en viel snikkend de oude Dore om den hals. „Dore, ben ik een kind, dat papa en mama van de straat hebben opgeraapt?" Dora wilde ontwijkend antwoorden, maar Bette viel haar heftig in de rede: „Je behoeft niets te zeggenik weet toch reeds alles. Ach, Dore, ik zal nooit weer vroolyk worden! ’t Zal my nooit gelukken, het vuil van de straat, dat my besmet, te verwijderen". Dore zocht haar gerust te stellen, maar 1 sedert dien tyd keken Bette’s oogen niet c meer zoo helder en vroolyk rond als vroeger. Weer zijn vijf jaren voorbijgegaan; Bette is een allerliefst meisje geworden; alleen -begrijpen de menschen niet waarom hare oogen dikwyls zoo droevig staan, daar zy TTT het toch zoo goed heeft. \l\l "I "I Tl Frits von Lynenfeldt heeft zy in deze vyf V» 1 ILL jaren niet meer gezien, daar hy naar de universiteit is gegaan. Zy wist alleen dat -p-p-oam-n vm b\i student was en dat hy dit Kerstfeest ViXiLLöTE Kwithuis zou vieren. Zoo gebeurde het dat de PpanrlnnlieTe fee .Gezelligheid", de beide jonge- L I dUtSUlW JDrallQ6Vlieden weer bijeenbracht en wel op een door den president Von Willing gegeven voor geneeskundiner. A a al» 1 Als laatste gasten traden baron enbaro- f\r«C en JcHTIclICcl i»umnes Von Lynenfeldt binnen; achterben q kwam hun zoon Frits in tamelijk achtelooze O6ST6 Q FRen onversebillige houding. n De gastvrouw snelde op hen toe en zeide K IJ zf /y '1 /y Frits keek verbaasd en verrast op en keek U/IXT 1 111 Bette met bewonderende blikken aan, Pez& Bob was dood Die arme Bob had zyn kloeke tionden- oogen voor immer gesloten en kon nu niet meer met zyn prachtig mooien staart kwis pelen. Doordat ongelukkig sterfgeval waren de justitieraad Pohl en zijn eehtgenoote in diepe smart gedompeld. De heer Pohl trachtte de krant te lezen en zyn vrouw borduurde; maar de laatste liet haar werk uit de handen vallen en tranen liepen haar over de wangen. „Maar, beste Louise, wees toch verstan diger!" „En jij zelf dan?" „Ik ik had alleen last van de felle zon", antwoordde hy en veegdezyn vochtig geworden bril af. „Kom, laten we hem voor de laatste maal nog eens gaan zien", zeide mevrouw Pohl en legde haar werk ter zyde. Zy waren een paar weldoorvoede men schen, met dik-roode wangen, die nog nooit door de ruwe hand der zorg waren aange raakt. Ze geleken precies een paar rozen rood» klossen garen, die altyd in een ele gant werkmandje hadden gelegen en nooit met stof en vuil in aanraking waren ge weest. In de j^an^^nz^id^kèv^er lagr Bob in Bolswardsclie Courant OP

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1899 | | pagina 1