NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWAHD EN WWSERAÖSS1. No. 8. Verschijnt Donderdags en Zondags. Negen en dertigste Jaargang. 1900. 9 BERICHT Illustraties van de week. BINNENLAND. DONDERDAG 25 JANUARI, Ik Teteqtaafr X X ■■I VOO» Firma B. CUPERUS Az. Oorlog Engeland-Transvaal. ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. -- XACX JCDOOZAOCDCDC Wij berichten onze lezers, dat met in gang van 1 Januari 1900, de heer H. GROENIER Wz. heeft opgehouden mede werker van de Bolswardsche Courant te zijn. y.' Naar aanleiding van de mededeelingen ook uit het Buitenland, over de stijgende vraag naar steenkolon en de daarmede ge paard gaande prysverhooging, stelden wij een onderzoek in naar enkele zaken betref fende den steenkolenhandel en wat daar mede in verband staat in ons land en te Amsterdam. Hierbij was het er ons ook vooral om te doen, iets te vernemen omtrent den invloed van het meermalen vermelde syndicaat der Westphaalsche mijnen op den detailhandel in steenkolen. De inlichtingen door een der detailhan delaars, tot wie wij ons wendden, verstrekt, komen op het volgende neer De mijnen in Duitschland hebben zich tot een syndicaat vereenigd en verkoopen hun kolen in ons land alleen aan een acht tal personen, samen de vereeniging van steenkolenhandelaars vormende. Vroeger kochten de detailhandelaars direct van een agent van de mijnen. Te genwoordig gaat dat niet meer en zijn zij verplicht zich tot de Steenkolenhandelaars- vereeniging te vervoegen. Deze vereeniging beslist vrijwel autocratisch over de hoe veelheid en de qualiteit kolen, aan de de tailhandelaars te leveren en stelt ook den prijs vast. Voor eiken detailhandelaar wordt de hoeveelheid en de daarvoor te betalen prijs gedurende het zomerhalfjaar, van 1 April tot ultimo Sept., door de vereeniging van steenkolenhandelaars vastgesteld. Op diezelfde hoeveelheid kunnen de de tailhandelaars voor de zes wintermaanden, 1 October tot 1 April, rekenen, maar dui delijk wordt hun te kennen gegeven dat zij elk meerder quantum, dat zij boven de door de vereeniging vastgestelde hoeveel heid verlangen, een eveneens door deze vereeniging te bepalen hongeren prijs moe ten betalen. Maar niet gemakkelijk is die grootere hoeveelheid machtig te worden. Wij moeten tegenwoordig met den hoed in de hander om vragen* verzekerde ons de detailhandelaar. Sedert het syndicaat bestaat, is duidelijk een stijging in den prijs merkbaar. Wij vroegen, of het bestaan van het cyn- dicaat ook tengevolge had, dat hij mindere qualiteit kolen ontving. Dit was inderdaad het geval. Vroeger kon hij het merk kolen, dat hij wenscht, bestellen, tegenwoordig moet hij nemen, wat hem aangeboden wordt en is er een waggon lading van zeer slechte qualiteit onder, dan durft hij die niet terugzenden, wijl de ver eeniging zou zeggenwel vriendje, alles, of niemendal! De detailhandel staat tegenover het syndicaat en haar tusschenpersoon, de vereeniging van steenkolenhandelaars, ge heel machteloos. Onze vraag was nu, of men zijn kolen dan niet van andere mjjnen dan die van het syndicaat kon betrekkeu. Hierop werd ons geantwoord, dat bij het syndicaat de meeste en voornaamste Duitsche mijnen zjjn aangesloten en dat deze combi- binatie een apart spoortarief heeft, waardoor andere mijnen niet met haar op de markt kunnen concurreeren. Voor het volgende halfjaar, te beginnen met 1 April, ziet onze zegsman weer een aanzienlijke verhooging van den prjjs te gemoet. vaal, om aldaar een filiaal voor zijne firma op te richten. Waarom zenden Nederlandsche firma’s daar geen flinke jongelui heen. Nu is’t tijd. In den vroegen herfst kwam bij ruw weder in eene huiskamer alhier een vlinder te voorschijn. Als eene geheel ongewone verschijning werd het diertje in een doosje goed verzorgd en het kreeg suikerwater, in een lapje gedrenkt, tot voedsel. Het teedere, licht gewiekte zomerkind, dat zijn leven anders bij dagen telt, bleef in de warme kamer behouden, heel den ruwen herfst, heel den barren winter, eerst nu is ’t diertje gestorven. Joure, 21 Jan. Het aantal influenza- lijders is hier groot. Het onderling zieken fonds „Helpt Elkander* heeft gemiddeld 10 ziektegevallen per week. Den eersten Zondag na nieuwjaar waren er 32 zieken aange geven een week later 75, gisteren reeds 100. Een onzer geneesheeren, dr. Risselade, is ook als offer der ziekte gevallen. De eerste dagen der week nam hij, hoewel hij de ziekte reeds onder de leden had, de praktijk nog waar, doch eindelijk begaven hem zijne krachten en eene bijkomende longontsteking maakte een einde aan zijn nuttig leven. Hepk. Adv. bl. De Steenkolennood. vain bij een reuzen inktpot, waarin juist Yves Guyot wordt gedompeld. Rhodes en Joe Chamberlain marcheeren, zwarter dan schoor steenvegers, weg. Wat de beteekenis der plaat is zegt het bijgevoegde versje, vrij naar Struwelpeter „Daar kwam de booze Charles aan, Ging bij zijn grooten inktpot staan, Hij nam de schreeuwers bij den kraag En gaf ze elk de volle laag.* Aardig is het te zien, hoe op een afstand oom Paul grinnikend staat toe te zien en merkwaardig hoe gemoderniseerd Braaken- siek hem op beide platen heeft. Zijn hoed is nieuw en zijn broek valt op zijn laarzen. En toch is het dezelfde oom Paul. Het Journal Amusant bekijkt den oorlog met het oog van een sportman. Er wordt daar in Zuid-Afrika gevoetbald, nu tusschen oom Paul en Joubert en Roberts en Kit chener. De eerste heat is door de Boeren gewonnen. De tweede beginnen de Engel- schen met nieuwe mannetjes. Ten slotte nog twee plaatjes uit Uilen spiegel. De eene stelt voor oom Paul’s nieuwjaars kaart aan koningin Victoria. Hij staat er zelf op met den bekenden hoogen hoed, maar deze is veranderd in een vesting, waaruit rookende vuurmonden steken. De bol is omhoog gelicht en hier ziet men vier sol daten over den rand leunend, een Rus, een Duitscher, een Oostenrijker en eenFransch- man. Het andere prentje is John Bull, die voor het opgeslagen boek der beschaving staat. Op de pagina die John voor zich heeft staat „Roberts en Kitchener*, terwijl onder de pagina oom Paul wordt doodgedrukt. Wat Uilenspiegel er mede bedoelt verklaart het bijgevoegde versje uit Joost Burlage’s „Bluf, bluf, allemaal bluf* enz. Een enkele plaat, op de binnenlandsche politiek betrekking hebbend, die van De Tijd. Hierop zien wij minister Pierson acht maal afgebeeld, hoe langer hoe grooter wordend. Als hij het kleinst is torst hij een groot bord, waarop staatHerziening tarief van invoerrechten 1897.“ Maar terwijl mi nister Pierson grooter wordt, wordt het bord dat hij draagt, kleiner tot het een strooibiljet is geworden, dat hij... in den doofpot stopt. Amst. Crt. Onze verkenners trokken terug onder het vuur der Boeren, die met een der aan de Toegela op ons veroverde kanonnen schoten. Met hoeveel moeilijkheden de Engelschen te kampen hebben, nu zjj den spoorweg hebben losgelaten, kan blijken uit een tele gram van den correspondent der Daily News. „De geest der troepen is aanmerkelijk verbeterd door de meer actieve operaties*, schrijft hij, „maar de moeilijkheden van het transport zijn, nu we van den spoorweg af zijn, buitengewoon groot. Het is de regen tijd en dus zijn de rivieren gezwollen. Het voornaamste vervoermiddel is de ossenwagen, die gemiddeld drie mijlen per dag aflegt. Daarom is de onderneming zoo hoogst ernstig, want de afstand van Frèra tot Ladysmith is meer dan veertig mijlen en er zijn vele rivieren over te trekken. De overtocht van onzen tros is een tco- neel om niet spoedig te vergeten. Men ziet een verwarden hoop ossenwagens en vraagt zich af, hoe deze de rivier nog overkomen zullen. Voor eiken wagen zijn een dertigtal ossen gespannen en de drijvers maken een heidensch geweld met hun lange zweepen, die als geweerschoten knallen, terwijl de mannen in het Hollandsch, het Engelsch en de Zoeloetaal vloeken en schreeuwen.* Zoo nu en dan stokt het. Maar onder de uitstekende leiding van onze officieren gaat het verder. Soms wordt een half regiment voor de wagens gespannen, om ze met de tegenstribbelende ossen tegen den oever op te trekken. De weglocomotieven beloofden eerst heel wat, maar ik heb ze het laatst teChievely gezien. Wanneer, op deze wijze voorttrekkend, Buller’s leger in een moeilijk begaanbare streek, waar hem bovendien nog elke duim gronde hardnekkig wordt betwist, te Lady smith zal aankomen, is niet bij benadering te bepalen. En als het hem al gelukt, na lang tobben, dan is er alle kans, dat de benarde stad reeds lang in handen der Boeren is. De nood is er thans hoog gestegen; blijkens een heliogram van White sterven er nu ge middeld tien personen aan tbyphus en dysenterie. Totnutoe is geen bevestiging gekomen van Buller’s telegram waarin hij zeide te „gelooven* dat de Engelschen flinke vorde ringen maakten by hun aanval op de stel lingen der Boeren bij Vensterspruit. In dat geloof is hij blijkbaar geschokt want een depêche van dezen generaal, die zich niet ontziet om op vermoedens zonder meer verwachtingen bij de Engelschen in het moederland op te wekken, welke later blij ken niet vervuld te wordenzijn telegram omtrent de groote verliezen der Boeren by Ladysmith op 6 Januaiien waarin hy tevens zegt dat de Transvalere de Yrijstaters dwongen in de eerste rijen te vechten, alles gegrond op Katferpraatjes, is ook een prachtig staaltje van ’s mans goedgelovig heid een uepêohe van dezen generaal zegt dat in het gevecht van Zondag een officier en vijf man sneuvelden en drie officieren en 7ö man gewond werden, terwyl er 8 vermist worden. Van een overwinning of een behaald voordeel, spreekt by nu niet meer. Wij kunnen er dus veilig op aan dat de Engelschen Zondag terugge- slagen zijn en uat de Boeren na een paar stellingen te hebben ontruimd, de overige hebben behouden. Een telegram aan de Manchester Guar dian komt dit bevestigen. Generaal War ren, zegt de correspondent van dit blad, is veel vroeger dan men verwachtte, in een hevig gevecht met den vijand gewikkeld. Eenige kopjes werden door onze infanterie met veel elan genomen, maar onze troepen bevonden zich ten slotte tegenover een stel ling, die veel mueiljjker te bestormen was, Kent men het verhaal nog van koning Croesus en den Griekschen wijze Solon, die tot den man, die alles bezat, zeide: „Nie mand kan zich voor zijn dool gelukkig prij zen.* Croesus stierf een smartelijken dood en stervend riep bij uit: „O Solon. Solon... Solon... Vooruitgang heeft zich dat verhaal ten nutte gemaakt en laat ons op een plaat zien John Buil te paard. Rond hem liggen zijn gesneuvelde of doodelijk gewonde soldaten, en nu roept hij het voor allen, die wat ge schiedt medeleven, duidelijke: „O Buller... Buller... Buller...* Nog wijst Vooruitgang op het dralen der Kapenaars, om hun stamverwanten te hel pen den Engelschman weg te jagen. Een aantal Boeren zijn bezig John Bull met kracht van vuisten voort te drijven naar zee. Terzijde staan eenige Afrikaanders, tot wie een Vrijstater zegt: „Je kunt best een handje helpen om hem in zee te gooien; de kolossus is niet zoo zwaar, als wij dachten; het meeste is wind.* John Bull’s moeilijkheden illustreert ook de Charivari. John staat daar op een groo ten bol (bull) balanceerend met een halter. Aan de eene zijde hangt een net met sol daten en kanonnen, aan de andere zijde honderd miljoen pond sterling. „John, mijn waarde,* lezen wij er onder, „je bent op weg, je buil te verliezen.* De Spectator geeft heel lakoniek een plaats zonder bijschrift. Een der Natalsche bergen heeft den vorm van een griminigen reuzenkop met opengesperden mond, waarin een lange rij soldaten marcheert... vooruit naar hun graf. Over graven, nl. over de graven van repu taties heeft Uilenspiegel het. Een fiksche Boer staat op een kerkhof met een spade eenige graven te maken. Rond hem staan lijkgesteenten, waarop „reputatie van Met huen,* „reputatie van Buller* enz. Op hun wandeling komen er de heeren Roberts en Kitchener voorbij, die den Boer heel nieuws gierig vragen: „Voor wien heb je dat graf bestemd „Och we blijven maar aan ’t begraven,* antwoordt daarop de Boer. „Als u u’r niet op tegen hebt, wil ik het wel voor uw repu tatie beschikbaar houden.* Punch doet een dapperen aanval op het ministerie. Minister Balfour staat eenigszins bedremmeld voor den streng-er-uitzienden John Bull, die wenkbrauwen fronsend naar een verslag van Balfour’s bekende rede voeringen kijkt. „Tegenspoeden, mijn waarde meneer Buil,* zegt Balfour, „zij waren „onvermijdelijk* of „bijna onvermijdelijk,* waarop John Buil woedend uitvalt: „Onzin, meneer Ba'four; het is uw taak „onmogelijk* of „bijna on mogelijk* te maken. De Groene verbindt Nederland en Trans vaal. De Hollandsche maagd heeft op een tafeltje, waarom oom Paul en Steyn staan een zware kist met geld geplaatst. Kruger zegt nu: „Dankbaar voor uwe hulp, maar sta nu eerst uw eigen landgenooten bij.* Een komische plaat is de kleine van de Groene. Daar staat de heer Charles Boiase- Lemnier, 22 Jan. Het staat er hier met onze visschers treurig voor, ze zijn toch met hunne schuiten, evenals generaal White met zijn soldaten te Ladysmith, ingesloten en ze moeten het in de laatste dagen aan zien, dat op geen half uur afstand van onze kust andere visschers uit naburige havens, zooals de Vollenhovershun beroep uitoefenen. Voor hen is er echter geen denken aao, wegens het ijs voor onze haven, om in zee te komen. Velen zijn hedenmiddag met hunne schuiten binnen door naar Tacozijl vertrokken, teneinde morgen te trachten van uit die haven naar buiten te komen. Hier wordt op gehoopt, want in geen weken ie iets van beteekenis door onze visschers ge vangen. Tzum, 21 Jan. Nadat de bevolking der Bewaarschool in de laatste weken tengevolge het heerschen der mazelen onder de kleinen, van 50 verminderen tot 10—5—43—2, is de inrichting Maandagmorgen tijdelijk ge sloten. Het aantal licht ongestelden onder groote- ren is vrij aanzienlijk. Ofschoon de mazelen in den laatsten tijd van meer ernstigen aard zijn geworden,hooren wij toch niet van doodsgevaar. In ’t naburige Arum woedt de influenza in hevige mate, heden staan er in het dorp met zijn 1600 zielen vijf iijken boven de aarde. Wolvega, 22 Jan. Wegens ziekte van het onderwijzend personeel en een groot deel der kinderen, is de Bewaarschool alhier tijfel ij k gesloten. Hoornsterzwaag, 19 Jan. Eindeljjk na zes weken zoeken en nadat men driemaal bij de kaartlegster te Nieuwebrug was ge weest om toch de juiste plek aan te wijzen, is heden voormiddag het lijk van den sinds 7 Dec. vermisten 31 jarigen G. drijvende gevonden in de Compagnonsvaart. G. was den 6 Dec. uit Duitschland thuis gekomen, was ’s anderen daags naar Gorredijk geweest, had op den terugweg naar huis ’s avonds 10 uur nog met den veldw. v. d. Brug ge sproken en werd na dien tijd vermist, 't Lijk was nagenoeg onherkenbaar. Heerenveen, 22 Jan. Da heer P., reeds drie jaren werkzaam bij eene firma te Weenen, in heeren-confectie en sport- artikelen, vertrekt binnenkort naar Trans- Bolswardsche Courant. I ÏF M- ft

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1900 | | pagina 1