NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD OISWAR» EN WONSEB ADEEL lil I I 11 I II No. 19. Verschijnt Donderdags en Zondags. Negen en dertigste Jaargang. 1900. ZONDAG 4 MAART. L I HOE HIJ ZIJN BRUID VERWIERF. Uit de Raadszaal. II j f VOOB W. wordt ter W. brulde een der H. V. a. ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. ^xxxxjcxxxx^xxxxxxxx 1 Tegenwoordig waren 11 leden. De heer Y. T. de Boer was absent. De notulen worden gelezen en goed gekeurd. Ingekomen stukken Resol. van Ged. Staten, houdende goedk. van het suppl. kohier. b. Idem, houdende goedk. der tijdelijke geldleening. c. De Kon. goedkeuring op de verorde ning tot heffing van schoolgeld. d. De goedgek. rekening van den weg SneekBolsward. e. Een missive van den heer S. Fennema, dat hij niet aanneemt de benoeming tot bestuurslid der Stadsspaarkas. f. Het advies van B. en W. omtrent de aanvraag om subsidie voor den aanleg der trambaan FranekerWorkum. B. en W. vooropstellende het groote be lang hetwelk Bolsward heeft by de tot standkoming dezer tramlijn, stellen voor f 20,000 als renteloos voorschot aan te bieden de terugbetaling te regelen, als zulks bij provincie en ryk in dergeljjke zaken wordt bepaald, maar te verzoeken, dat het tram station niet ten N. W. maar ten Z. van Bolsward zal worden geplaatst. De heer Dijkstra zou er wel voor zijn, dit te stellen in handen eener commissie. De heer Boersma ondersteunt dit, doch den heer Eisma komt zulks onnoodig voor. De heer Eerdmans daarentegen meent dat de zaak nog al van beteekenis is, niet alleen het geld, maar ook de plaatsing van ’t station en meer zaken. De heer v. d. Meuten meent, dat elk lid van den raad daar voor zich wel over zal kunnen oordeelen, waarop de heer Dijkstra herhaalt, dat hg het wel noodig acht, dat een commissie zich daar nog eens indenkt, terwijl de heer v. d. Meuten dan juist zou vreezen dat de anderen er zich minder mee in laten. De Voorzitter geeft als zijn meening te kennen, dat voorstellen van ingrijpenden aard, waar tegengestelde gevoelens zyn te wachten, wel commissoriaal worden gemaakt om het pro en contra te hooren, maar by een zaak als deze, waar de raad zijn sym pathie reeds mee betuigde door f 500 toe „En is dat uw laatste woord, mijnheer Van Dalen „Mijn laatste, mijn jongen. Ik blijf bij mijn besluit. Ik herhaal het u, ik heb niets tegen uw persoon, ik ken u en uwe familie goed, maar aan uw wensch voldoen kan ik niet. Gy kent myn voorwaarde, zoodra gij mij tien duizend gulden kunt laten zien, geef ik je de hand van myne dochter. Zoolang je niets meer hebt dan je traktement, hoef je er niet op te rekenen." De jonge man, tot wien mynheer Van Dalen deze woorden sprak, zuchtte diep, als wilde hy daardoor te kennen geven, dat hy nooit of nimmer aan die voorwaarde zou kunnen voldoen. „Maar mynheer," zei hij eindelijk, „myn inkomen is toch voldoende om haar in staat te stellen volgens haar stand te leven. Bovendien houdt ze van me, wij passen goed by elkaar, en genegenheid staat toch veel hooger dan geld." „Zeker, zeker, genegenheid moet er zijn, maar my dunkt dat het laatste even on misbaar is als het eerste... Ik mag de hand myner dochter niet aan iemand zon der vermogen schenken. Zij brengt een mooien bruidschat mee en ook baar aan staande echtgenoot moet eenigszins ge fortuneerd zijn. Dat heb ik nu eenmaal be sloten, en niemand brengt mij daarvan af. Gjj kent dus mjjn voorwaarde, myn waarde Van Bergenzoodra gy daaraan voldaan hebt, kunt ge terugkomen." Met deze woorden nam mynheer Van Dalen van den jongen man afscheid, die hem in bedrukte stemming verliet. Mynheer Van Dalen was een koopman, en als het er op geldzaken aankwam, was hy niet van zyn eigen ideeën af te bren gen. Overigens was hij een goed man en in heel de stad gezien. Moedeloos kwam Van Bergen op zijn kamer, de laatste hoop was dus verloren. Met de handen onder het hoofd zat hy lang te peinzen en te staren, hy schold op Van Dalen en zijne gierigheid, maar daar door kwam hij niet verder. Tien duizend gulden had hy gezegd, of die voor hem zoo maar voor het oprapen lagenEinde lijk greep hy hoed en stok en snelde de deur uit, het begon binnen zoo benauwd te worden. Droevig gestemd liep hy door de straten, tevergeefs zijn gedachten bij een verzamelend om uitkomst te vinden. Amalia Van Dalen, die hem zoozeer gene gen was, zou dus nooit de zyne worden. En dan te denken, dat alleen de hebzucht van haar vader hun beider geluk in den weg stondZoo dacht de jonge man, toen men hem eensklaps op den schouder tikte. „Wat is er gebeurd, Willem? Ge ziet er zoo bedrukt uit als een arme zondaar," zei een stem achter hem. De jongeman keerde zich om en zag twee jongelui voor zich staan, het waren zyn twee beste vrienden, Frans Wouters en Eduard Bosch. „Och, niets," antwoordde hij ontwijkend, „niets, het is alleen zoo warm." „Neen, dat is ’t hem niet," zei Frans Wouters, „de oude Van Dalen heeft je zeker weer in de haren gezeten. Wy heb ben je straks wel by den oude zien bin nengaan." „Zoo is het," bevestigde eindelijk Willem en nu vertelde by, hoe Van Dalen hem ontvangen had. „En je hebt je zoo laten afschepen ’t Zou mjj niet moeten gebeuren „Als hy er niet in toestemt," hernam Van Bergen treurig. „Zyn voorwaarde kan ik nooit voldoen, ik moet dus aan myn lieflijken droom vaarwel zeggen." „Kom, kom, dat gezeur helpt niets," antwoordde Eduard Bosch. „Deuk liever eens ernstig er over na, hoe gy den tegen stand van Van Dalen kunt o verwinnen. Laten we hier eerst een lekker glas bier drinken, dat zal je een beetje opwekken, daarenboven heb ik wat belangrijks mee te deelen." Dit zeggende gingen de drie vrienden een restaurant binnen en hielden by een schuimend glas gerstenat een fluisterend en geheimzinnig gesprek. „Amalia, morgen gaan we naar mijnheer Wilsens, die viert zyn zilveren bruiloft," zei eenige dagen later Van Dalen tot zyn dochter. „Ge moet morgen nu eens heel vriendelyk tegenover den jongen Wilsens zijn, hü is een jonge man, die je ach ting wel waard is.* groot gevaar ontsnapt, mynheer Van Dalen, en het doet mij genoegen, dat ik u dien dienst heb kunnen bewijzen." „Ja, we zijn u wellicht ons leven ver schuldigd," zei mevrouw Van Dalen „God weet, wat die roovers nog van plan waren." „Onze dankbaarheid jegens onzen redder, kan dan ook nimmer groot genoeg zijn," zei Van Dalen. „Vraag maar wat ge wilt, en gy zult het hebben." De oogen van den jongen man schitter den. „Niet hier," zei hy na een poos, „by u thuis wil ik myn belooning vragen." „Ja, dat is goed, kom, stap gauw in, hoe eerder we thuis zyn hoe beter, we zijn allen doodelyk verschrikt en misschien kan de politie nog de hand leggen op die brutale struikroovers." „’t Is te hopen," zei Willem. Eenige uren daarna vinden wij Van Bergen met zyn twee vrienden op zyn kamer gezellig byeen. Geen zweem van moedeloosheid of teurigheid was meer op zyn open gelaat te bekennen, zijn oogen schitterden van vreugde. Men scheen een klein feestje te hebben aangericht, want eenige flesschen wyn en wat gebak ston den op tafel. „Ik moet zeggen, vrienden," begon Wil lem toen men met elkaar geklonken had, „dat gy uw rol goed gespeeld hebt. Ik stond er wel kwaad voor, een tegen twee maar ik beken het, gy hebt het mij niet al te moeilijk gemaakt," voegde hij er lachend by. „Aan uw beiden ben ik alles verschuldigd, want mynheer van Dalen heeft me reeds als zijn aanstaanden schoon zoon aangenomen en allen beschouwen my als dén redder van hun leven. Ook heeft hij al een onderzoek naar de „roovers" laten instellen, maar ik denk dat de po litie ze hier niet zal zoeken Vier maanden later geleidde Willem van Bergen zyn bruid Amalia van Dalen naar het altaar en ’s avonds aan den feestmaaltijd zaten zyn twee vrienden te genover hem op de eereplaats. Van de „roovers" vernam mijnheer Van Dalen nooit meer iets. Vergadering van Donderdag 1 Maart 1900. te staan voor ’t in kaart brengen, is een com missie niet noodig en zulks zou hij zelfs voor B. en W. minder aangenaam vinden. De heer Eerdmans antwoordt hierop, dat het volstrekt geen kwestie van al of niet vertrouwen is, maar hy vindt dat het toch zeker niet kan schaden, de zaak van alle kanten te bezien. Het voorstel van Dijkstra wordt verwor pen met 8 tegen 3 stemmen, de heeren Dijkstra, Boersma en Eerdmans. Het voorstel van B. en W. wordt ter visie gelegd. g. Een adres van H. de Bruin, verzoe kende dat twee boomen in ’t plantsoen mogen worden gerooid, aangezien die hin derlijk zijn bij ’t optrekken van den gevel van een te bouwen huis. Tevens verzoekt hij een straatje te mogen leggen. De Voorzitter stelt voor, dit adres ter visie te leggen, doch de heer Dijkstra ver wacht, dat adressant niet best kan wachten op een beslissing, omdat ze dan met den bouw niet kunnen opschieten. De heer P. J. de Boer vraagt of met den bouw reeds een aanvang is genomen, wat door den Voorzitter wordt bevestigd, die er bij voegt, dat last gegeven is, om de hinderlijke takken af te slaan, maar om de boomen te rooien, vindt denkelijk by B. en W. bezwaar, daar het een ontsiering van het plantsoen zal geven. Met den bouw kan nu voortgegaan worden, en daarom is ’t beter zich vooraf van de zaak op de hoogte te stellen, alvorens een beslissing te nemen. Alzoo besloten. h. Een adres van J. A. de Vries, verzoe kende de gasleiding tot het panwerk te leggen, wijl hij daar een gasmotor zou willen aanschaffen. Ter visie. i. Een adres van L J. Vos, verzoekende een rekening van 1895/96 eens in te zien, die hij telken jare indient van werk, ver richt aan een antieke kast, en die niet ge honoreerd wordt, omdat beweerd wordt hem dat werk niet is opgedragen. Ter visie. f. Het advies van B. en Wop het adres van Mej. Kuipers om verplaatsing van een urinoir. Omdat dit verzoek bij B. en behoorde te worden gedaan, stelt het D. B. voor dit adres te renvoyeeren aan B. en W. ten fine van afdoening. Met algemeene stemmen goedgekeurd. PUNTEN VAN BEHANDELING 1. Aanbieding van het kohier van hoof- detijken omstag over 1900. De heffing van dit kohier bedraagt f 18,521,73, het procent is S11/^- Wordt gesteld in handen eener commissie, de heeren Schotman, v. d. Werf en Hommes. 2. Benoeming van een bestuurslid van de Stadsspaarkas, de aanbeveling bestaat uit de heeren: H. W. Witte en I.v.d. Weij. De heer H. W. Witte wordt benoemd met 8 stemmen. De heer I. v. d. Weij bekwam 2 stemmen, en 1 briefje was blanco. 3. Behandeling van het adres van den heer K. Tromp om herbenoemd te worden tot directeur-boekhouder van de gasfabriek, met advies van Burgemeester en Wethouders. B. en W. de Gascommissie gehoord, ad- viseeren den heer Tromp wederom te be noemen voor den tijd van 3 jaren. De heer Schotman herinnert dat in Octr. 1898 de heer Banning heeft gewezen op het wenschelyke om de instructie te wyzigen, en daar nu de directeur weer moet worden benoemd, vindt hij zulks nu het geschiktste oogenblik. Waar nu den ge- meente-ontvanger, die niet te veel te doen heeft, verboden is er iets anders by waar te nemen, daar acht hy de betrekking van Gasdirecteur wel zoo omvattend, dat daar andere werkzaamheden by uitgesloten be- hooren te worden. Hy stelt dan ook voor art. 4 te wyzigen, en particuliere architec tuur te verbieden, maar daartegenover het salaris te verhoogen en te brengen op f 1500. De heer Dijkstra vraagt of het de be doeling is, dit hedenavond te behandelen, waarop de heer Schotman het best vindt, 'de benoeming uit te stellen tot de instructie in dien zin is gewyzigd. De heer P. J. de Boer merkt op, dat 1 April de betrekking expireert. Hy, zou beter vinden te benoemen voor bijv. Ijaar, en dan die zaak eens te overwegen. Daar de heer Tromp als leeraar by het teekenen ook f 175 geniet, zou de verhooging f 75 bedragen. De heer Schotman. Dat laatste is een mis verstand. Ik bedoel dat hy geen architec tuur mag uitoefenen, en stel daarom f250 verhooging voor. Het teekenonderwijs kan hij bljjven geven als heden. De Voorzitter vindt dit nog al van wyde strekking, die zaak mag vooraf wel goed overwogen worden,, de benoeming ka?} „Ik zal tegenover hem zyn zooals tegen iedereen, vader," antwoordde de dochter. „Ik zou niet weten waarom hij meer mijn achting verdient dan een ander." „Maar ik wel. Hij is een man, die een goede toekomst voor zich heeft. Ik heb hooren zeggen, dat hy de bankierszaak van zijn vader weldra zal- overnemen, en daar van een huwelyk met dien eenvoudi- gen Van Bergen toch niets komen kan, is hy misschien wel de rechte man..." Amalia werd vuurrood en zei opgewon den „Neen, vader, dat kunt u niet ernstig meenen. Ik ken dien man nauwelijks en wil bovendien niets met hem te doen heb ben. U kijkt altijd maar naar geld en denkt er niet aan, dat er iets beters bestaat." Van Dalen verliet kwaad zijn dochter, wel inziende, dat hy voor het oogenblik niet verder hoefde aan te dringen. Den volgenden avond keerde Van Dalen met zyne vrouw en dochter in zyn sjeesje naar zyn huis terug, dat ongeveer twintig minuten buiten de stad lag. Het was reeds schemerachtig, toen hy de stad uitreed, en onder de hooge boomen van den straat weg werd het nog donkerder. Het paard liep op een sukkeldrafje. Van Dalen hield droomerig de teugels in de hand, hy was niet in de beste luim, want zjjne dochter had het aanzoek van den zoon van myn heer Wilsens van de hand gewezen. Plot seling werd hij uit zyn mijmering opge schrikt, het paard stond eensklaps stil en begon angstig te steigeren. Twee woest uitziende kerels, met zwart gemaakt ge laat en verscheurde kleeren om het lyf, hadden het paard by den teugel gegrepen en zwaaiden verwoed met zware knuppels door de lucht. Mevrouw Van Dalen slaakte een gil en Amalia viel in zwym. Van Dalen was op het eerste oogenblik zelf als door den schrik verlamd, maar hy herstelde zich weldra en sloeg met de zweep op de bandieten los. Maar spoedig was hy van zyn eenig wapen beroofd en weerloos stond hij daar voor twee goed gewapende roovers. „Je geld of je leven kerels met ruwe stem. Toen Van Dalen daaraan niet spoedig voldeed, grepen de bandieten hem vast, en vóór hij zich nog in staat van verdediging kon stellen, lag hy geboeid op den grond. De een begon zyn zakken na te snuffelen terwijl de ander bezig was het paard uit te spannen, dat zy zeker ook mee wilden nemen, toen plotseling een net gekleede jonge man op de roovers losstormde, den een met een slag van zyn stok over den grond deed tuimelen, terwijl hy den ander door hem onverwachts een beentje te lichten, eveneens in het stof deed byten. Wel sprongen de beide bandieten op, maar in dien korten tijd had de jonge man toch nog gelegenheid gevonden de koorden, die de handen van mynheer Van Dalen hiel den gebonden, los te rukken en hem den knuppel, dien een der roovers had laten vallen, in de hand duwend, zei hij op bijna gebiedenden toon „Sla toe, mynheer, vrees niets, ik zal u helpen." Door de plotselinge verschijning van den koenen jongen man en diens onversaagden moed verbluft, traden de roovers eenige schreden achteruit en begonnen te aarze len. Maar toen mijnheer Van Dalen zich eenigszins van den schrik had hersteld en beiden, hy en zyn redder zich op de roo vers wilden werpen, schenen dezen thans geen lust te hebben, den strijd te hervat ten, maar namen ijlings de vlucht en wa ren weldra achter de dennenboschjes ver dwenen. Eenige oogenblikken stond mynheer Van Dalen sprakeloos tegenover zyn redder, in wien hij nu eerst Willem van Bergen her kende. Met een uitroep van verbazing en vreugde schudde hy hem de hand en sta melde eenige verwarde woorden van dank. Inmiddels waren de beide vrouwen weer bygekomen en alle drie omringden hun koenen redder, wien zy slechts in onsa menhangende woorden hun dank konden betuigen. „Ja, het werd hoog tyd, dat ik u te hulp kwam," zei de jongeman. „Vertel me toch eens, hoe gij hier zoo onverwacht verscheent," zei Van Dalen na eenige oogenblikken, toen de grootste ver bazing en opgewondenheid voorbij was. „Wel, heel eenvoudig. Ik kwam op mijn fiets uit het dorp H., toen ik in de verte plotseling de bandieten aan hun misdadig werk zag. Op een honderd passen afstand van uw rijtuig sprong ik van myn rijwiel en naderde ongemerkt de roovers, die ik door een onverwaehten slag op den grond deed, tuimelen... £1 zjjt gelukkig aan een I Bolswardsche Courant. «oow i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1900 | | pagina 1