NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD oiswA.no ffl we»a&©jm No. 20. Verschijnt Donderdags en Zondags. Negen en dertigste Jaargang. 1900. Indrukken uit het leven. KW DONDERDAG 8 MAART. BINNENLAND. oh VOOR I Illustraties van de week. 6, ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Kootstertille, 5 Maart. Bij publieke verkooping van de stoomzuivelfabriek alhier met bijgebouwen, machinerieën, en geheele inventaris is voor de som van ruim f 6000 kooper geworden de heer Dorhout, zuivel- fabrikant te Oldeboorn. Beets, 5 Maart. Een der beide timmer lieden, die op het dak van de school alhier werkzaam waren, ontdekte uit de hoogte beweging en gespartel in ’t water (trekgat). Daar ’t hem verdacht voorkwam, was men in een oogwenk naar beneden en ontdekten ze dat er een kind in 't water lag, met het handje er boven uitstekende. Men slaagde er in het 8-jarig jongetje van een wissen dood te redden; de kleine drenkeling was reeds bewusteloos, doch werd spoedig weder bij gebracht. Hepk. Adv.Bl. Molkwerum, 5 Maart. De vorige week werd alhier de eerste haring gevan gen en... gerookt. Dit laatste is thans mo gelijk, daar de visschers alhier een eigen bokkinghang hebben opgericht. Deze week wordt de haringvangst meer algemeen en zullen waarschijnlijk de eerste jollen naar Urk vertrekken ter uitoefening van het bedrijf. De prijs der haring is thans f 6 per tal (209 stuks). Tjerkwerd. Heden maakte de eerw. heer Ds. van Rijs, predikant alhier, aan de gemeente bekend, dat hij voor de beroeping naar Harich en Ruigahuizen bedankte. Men schrijft uit Friesland: Men herinnert zich dat de Raad der ge meente JEugwirden getracht heeft de foren sen aan te slaan in den hoofdelijken om slag met leeraren aan de R. H. B. S. (die te JEugwirden staat), met leden der recht bank te Heerenveen (het Paleis van Justitie staat ook op JE tig wiruens territoir) mislukte dit; Gedeputeerde Staten stelden den Ge meenteraad in het ongelyk. Nu is er weer een forens aangeslagen, die zich daartegen verzet. Het is een mole naar, wiens woning staat in Schoterland. Da molen ligt eenige meters noordelijker en door de grilllige grenslijn tusschen beide gemeenten op het gebied van JEag- wirden. De bewuste molenaar vroeg aan den Gemeenteraad vrijstelling, maar de Raad heeft daarop thans afwijzend beschikt, daar bij o. m. overwegende „dat de molenaar K. door zijne aanwe zigheid op meer dan 90 dagen van hetjaar 1899 in de gemeente JEagwirden tot uitoe fening van zijn bedrijf in de, in de gemeente gevestigde, inrichting (korenmolen) geacht kan worden terecht overeenkomstig de be paling, vermeld sub. 4 van het eerste lid van artikel 45 der Gemeentewet te zjjn aan geslagen." Reclamant is met deze beslissing natuur lijk niet tevreden en zal zich thans om vrijstelling tot Gedeputeerde Staten wenden. Eigenaardig mag het zeker genoemd worden, dat de Gemeenteraad van JEag- wirien den molenaar f 150 hooger aanslaat dan bjj is ingeslagen in Schoterland, waar van de molenaar sedert lange jaren ingeze tene is. Natuurlgk is dit mede een motief voor reclamant om in hoogste ressort decisie te verkrijgen, want hy begrijpt zeer goed, dat, betaalt hij den aanslag in JEagwirden, hij ook in Schoteiland spoedig hooger zaï worden aangeslagen. Op het gebied van belasting-betalen is ieder Nederlander van nature recalcitrant. Dit bleek voor een paar jaar, toen pogin gen werden aangewend tot oprichting van het waterschap „De Boven-Tjonger„ waar door een groote uitgestrektheid maadlanden productiever zou gemaakt worden. Echter, toen de boeren hoorden, dat er polderlasten moesten betaald worden, krabbelde menig een terug en kwam er van de zaak niets. Door de Nederlandsche Heidemaatschappij is nu deze zaak opnieuw aangepakt en zij hoopt haar tot een goed einde te brengen. Of de boeren-eigenaren nu ineens scheutiger geworden zijn? Qai vivra verra De trek van arbeiders naar Duitschland houdt nog steeds aan. Ook gaan vele am bachtslieden derwaarts. Een agent uit Venloo vertoefde deze week in de gemeente Smal- lingerland en wierf daar ruim 10J personen voor Duitschland nl. akker- en melkknech ten en ambacntslieden. De reiskosten worden voorgeschoten en natuurlijk werkt dit er niet weinig toe mede, dat menigeen, die anders gedwongen zou wezen thuis te big ven, nu zijne werkkrachten aan onze oostelijke buren verkoopt tegen een hooger loon, dan hier betaald wordt. Het is niet te boud gesproken, als wij zeggen, dat onze boeren dezen zomer tijdens den hooioogst gebrek aan werkvolk zullen hebben en daardoor de loonen zullen rijzen. Als onze ziel geheel vervuld is van ééne zaak, dan is het of wij op dat oogenblik niets anders voelen dan dat ééne, groote. Als wij in het leven zien een groot onrecht, een schreeuwend leed, dan is het alsof onze blikken met magnetische kracht getrokken worden op dat ééne punt en hebben wij op dat oogenblik geen oog voor iets anders. Toen de oorlog tusschen Engeland en de Zuid-Afrikaansche republieken dreigde uit te breken, was het of in die dagen de men- schen slechts oog en oor hadden voor dier% critischen toestand in de politieke wereld. De nieuwsbladen waren gevuld met ver moedens en berichten aangaande den oorlog, die eene schandvlek zou worden op de laatste bladzijden van het geschiedboek der 19e eeuw. En toen het daar stond zuurt op wit, het officieele bericht„de oorlog uit gebroken," toen ging er over de geheele wereld op een kreet van verontwaardiging, een kreet van afschuw over het plegen van zooveel onrecht. Door die tijding waren wij geheel terneer geslagen, verstomd van verbazing, dat de mogelijkheid werkelijkheid had kunnen wor den. Toen voelden wij ons een oogenblik ontzenuwd, strijdensmoede van het hopen en vreezen; het was, ot de armen slap bij het lijf neervielen, onmachtig om de spieren te strekken en te buigen. Toen begon in ons land de folterende twijfel aan de eeuwige zege der waarheid. De zege der waarheid, die ons hoog verheft boven het onrecht in de dagelijksche samenleving, die ons eene moreele kracht is tegenover den leugen in het maatschappelijk leven. En toen wij ons ideaal op haar hoog voetstuk meenden te zien wankelen, was het om te snikken van ziels verdriet. Het was om op den grond te stampen van ergernis, onmachtig als wij waren om te verhinderen de gebeurtenissen, die ons de couranten vermeldden. En alles ging toch zoo gewoon zijn gang, alsof het niet den moreelen en lichamelijken ondergang van duizenden menschenkinderen betrof, maar of het ware de doodeenvoudigste zaak der wereld: het was om woedend te worden. En wij zagen het recht vertrappen, de waarheid verkrachten en wij konden er niets, niets aan doen. Onze geheele ziel was in opstand en wij konden slechts toekijken. Toekijken dat doen wij nog steeds, nog eiken dag. Als de couranten komen, dan grijpen wij ze met zenuwachtige haast; wij lezen met’ spanning de oorlogsberichten en wachten vol ongeduld het einde van dezen onedeien strijd. En in deze dagen, nu wij lezen van verhezen der Boeren, van overgave van den dapperen Cronjé, van het ontzet van Ladysmith, nu komt het weer boven met nieuwe, met dubbele kracht, ons enthou siasme voor het sympathieke volk, dat daar vecht op leven en dood voor zijne vrijheid, dat daar verdedigt met leeuwenmoed den grond, die zijn vaderland is. In de dagen van nederlaag juist voelen wij met hart en ziel voor het volk, wiens zelfstandig bestaan wordt bedreigd. Wij klemmen ons opnieuw vast met volle vertrouwen aan ons ideaal „de eeuwige zege der waarheid" en dat geeft ons hoop voor de toekomst. Wij raadplegen de geschiedenis, die ons meerdere malen den strijd te aanschouwen geeft tusschen twee volken, met ongelijke wapenen; den strijd, waarin het kleine volk, strijdende voor vrij heid en vaderland, zegevierde over het groote, wiens weerbaarheidstoestand veel gunstiger was, wiens strijdkrachten veel grooter waren. Zien wij, hoe ons land den 80-jarigen oorlog voerde met het in die dagen zoo machtige Spanje, welks dwangjuk het af wierp, en zien wij dan, hoe ons volk als „vrij volk" uit dezen strijd te voorschijn trad. Leert ons niet de geschiedenis hoe het kleine Z witser- land zich onafhankelijk maakte en geeft ons de Amerikaansche vrijheidsoorlog geen belofte voor het onaf hankelijk bestaan der Z -A. republieken Daar, waar de Boeren vechten met de hooge aspiratie voor hunne vrijheid, voor hun vaderland, welke bezieling wij missen in den strijd der Engelschen, daar hopen en gelooven wij, dat de Boeren zullen overwinnen en de geschiedenis steikt ons in dit vertrouwen. Mogen wij in de komende dagen ons vertrouwen bewaarheid zien Wat ons buitengewoon treft bij dezen oorlog is, dat er goddank nog zooveel men- schen zijn, wier hart warm klopt voor waar heid en recht. Het is algemeens belangstel ling voor de Boeren, terwijl daarentegen overal openlijk de antipathie voor John Buil luide wordt uitgesproken. Van heinde en verre ziet men gelden toè- stroomen om het lijden te verzachten van de ongelukkige, directe slachtoffers bedoelen wij de ongelukkigen, die gedood en verminkt worden door de helsche werktuigen, uitge vonden door den duivel van het menschelïjk brein. Het zijn de duizenden ongelukkigen, die op het slagveld, op het „veld van eer" liggen uitgestrekt en den „heldendood" stierven. Ocb, welke holle phrases „heldendood, veld van eer," tegenover zoo onnoemelijk veel lijdenHoe ironisch moet dat klinken in de ooren van hen, die door den oorlog ver loren hun alles, het liefdste, wat zij bezaten Weegt het „sterven op het veld van eer" op tegen het zielsdroevige, dat uit zoovele men- schenlevens de zon voor goed verdwenen is, terwijl hun verder bestaan is als een bosch zonder vogels, een veld zonder bloemen? Hoe wreed is de oorlog met zjjn nameloos lijden! Wee! Wee! degenen, die den oorlog uitroepen uit onedele beginselen! De schimmen van de slachtoffers van den oorlog zullen hen vervolgen als de muizen en ratten den ongelukkige, van wien de sage van den „Muizetoren" ons verhaalt. Tegenover de directe slachtoffers van dezen oorlog staan zij, die er indirect schade en gebrek door lijden. Wenden wij slechts onze oogen naar de hoofdstad van ons land, dan zien wij honderden gebrek lijden, doordat de oorlog, hun middel van bestaan heeft aangetast. Het zjjn de diamantbewerkers van Am sterdam, 'die ik bedoel en die buiten hunne schuld weken en weken zonder werk zijn, doordat de grondstoffen voor hun werk ten gevolge den oorlog niet meer worden aan gevoerd. Lezers! sluiten wij niet onzeoogen en onze beurzen voor het lijden in onze nabijheid. De geest van barmhartigheid, die dezer dagen zoo rijken zegen brengt, zij ook deze arme ongelukkigen gedachtig! Zonder werk heeft ten allen tijde eenen droevigen klank. Werken willen, werken kun nen en geen werk hebben is rampzaligIn onzen tijd wordt er reeds veel voor gewerkt om de arbeidskwestie op te lossen. Hier te weinig, daar te veel werk! Om dit maatschappelijk euvel te verhelpen wordt veel arbeid vereischt, veel hersen arbeid. Wij zien met dankbaarheid hoevelen met hun hoofd werken om verbetering te brengen in deze sociale toestanden. Langzaam bereidt zich veel verbetering voor in ons maatschappelijk leven. Zij het langzame der verbetering met zekerheid de waarborg voor hare duurzaamheid „Zonder werk" is hard, maar nog oneindig harder is het, om het vermogen te missen om te werken. Door lichamelijk lijden onge schikt voor den arbeid moet vreeselijk zijn. „Het vermogen om te arbeiden" iseenegods- gave! Wie kan arbeiden, in welke richting ook, is rijk gezegend! Kunnen werken is eene godsgave! Ja, want welk eene wonder macht bezit de arbeid! De arbeid is een heerlijk geneesmiddel voor vele kwalen. In den arbeid begraaft men zijne zorgen. Wie werkt, kwelt zijn hoofd niet met allerlei slechte gedachten, de arbeid geeft geen tijd om muizenesten in het hoofd te halenLezers! Werken is de ziel van ’t leven, Luiheid is der bcozen lust, Vlijt alleen kan schatten geven, Daar de zegen Gods op rust Fr an. Ct. Wonseradeel. Ofschoon de fabrikan ten niet anders met de bietenverbouwers willen contracteeren dan voor 9 gulden, terwijl ze verleden jaar 9*^ gulden hebben gegeven, zullen er ook dit jaar weer heel wat bieten verbouwd worden. Verleden jaar is de oogst over ’t algemeen zóo goed ge weest, dat de bietenbouw een der meest loonende takken van landbouw was. En dit zal van ’t jaar zeker zijn invloed op ’t contracteeren laten gelden. Workurn, 2 Maart. Bij de heden ten Gemeentehuize gehouden verhuring en ver pachting van de tolhuizen enz. a/d weg van Workurn naar Bolsward zjjn huurders en pachters geworden a. van het 1ste of Nghuizumer tolhuis Yde Miedema, voor de som van f 16j3, de vorige huur en pacht bedroeg f 1492, en b. van het 2de of Tjerkwerder tolhuis Petrus de Vries, voor de som van f628, de vorige huur en pacht bedroeg f 585. Sneek, 5 Maart. Voor ’t examen van tceianng tot de lessen der Ryksnormaal- school alhier hebben zich slechts aangegeven 9 jongens en 7 meisjesvoor de voorberei dende klas 1 jongen en 7 meisjes. Gaasterland, 5 Maart. Wordt in onze gemeeniereeds sedert eenige jaren met succes cichorei verbouwd, dit jaar zal ook op vrij groote schaal een proef met den verbiuw van suikerbieten worden genomen. Rogge wordt hier steeds minder, boekweit in 't ge heel niet meer verbouwd. W estergoo, 2 Maart. „De greiden lizze moai* hoort men algemeen beweren, maar er wordt uitgezien naar droger weersge steldheid. Voor de bouwlanden is natuurlijk droogte van nog meer belang. En toch, niet tegenstaande het natte, gure, thans zelfs ruwe weder, vertoonen zich de eerste voor- jaarsboden. Sneeuwklokjes bloeien in de tuinen, de leeuwerik zingt reeds sinds dagen zgn opwekkend voorjaarslied, de kieviten zijn in groote troepen uit het Zuiden teiug- gekeerd. Bij eenigszins gunstiger weder zul len de werkzaamheden „in de bouw" en „op de greiden", in tuinen en boomgaarden, aller wege een aan vang nemen. Fran. Crt. Lemmer, 5 Maart. Vrijdag en Zater dag werd alhier de eerste bot aangevoerd, in ’t geheel omstreeks 1009 pond. Voor de 100 pond werd van f' 7,50 tot f 12 besomd, De bot is uitstekend van kwaliteit. „In ’t huis van den ongelukkige is’t stil", zegt een Chineesch spreekwoord, dat vaak maar al te waar is. Wij bemeiken het, nu den Boeren tegenspoed in den oorlog heeft getroffen. Bijna alle buitenlandsche bladen doen er het zwijgen toe. Wel wgdt Klad- deradatsch held C.onjé een goed gemeend vers, wel vindt men hier en daar nog een woord van hulde aan de Boeren, maar het is niet meer als voor een paar weken. Alleen de Petit Bleu heeft nog een ver- meldenswaardig prentje. In een ziekekamer zit een kranke man, been en arm in zwach tels, en voor hem staat de dokter. „Dat heb je zeker gisteravond op het gemaskerd bal opgedaan?" luidt de vraag. „Ja", ant woordt de mishandelde, „ik was er heen gegaan als Engelsch genei aal." Om nog even bij de buitenlandsche bladen te blijven. Punch eeii; lord Roberts, door hem te laten begroe en met een „Bravo, Bobs!" Geen „Schadenfreude" verder, evenmin als in de groote Engelsche illustraties. Zij geven kloeke afbeeldingen van Cronjé, dien zij als een held eeren, en voorts prenten van den strijd rond Spionkop. Aangenamer doen de prenten der Hol- landsche tijdschriften aan. Zijn kracht noemt de Spectator de plaat dezer week, die Oom Paul af beeldt, zittend voor den Statenbijbel. Wat zijn gesst be peinst, gij vindt het in den vijf-en-tachtigsten psalm, en daarvan in het 10de tot en met het 14de vers, Dit komt ons de meest juiste gedachte van alle voor, hoewel ook de prent van Vooruitgang niet kwaad is. Wij zien er Cronjé op afgebeeld, gelau werd door Europa. Ter zjjde staat John Buil te foeteren: „Wel dat is om duivels te worden Nu behaal ik eindelijk eens een overwinning en toch blijft hij de man, die gehuldigd wordt". Wat zwaar op de hand is Hollandia. 7Aj teekende John Buil, vervolgd door de razende furiën, en schrijft dit er onder: „Over dit vreedzame herdersvolk hebt gij uwe honden losgelaten, van de vrouwen de echtgenooten en zonen, van de dochters de vaders en broeders vermoord. Bloed hebt gij geroepen en haat hebt ge gekweekt om te lesschen uw dorst naar macht en te ver zadigen uw honger naar goud. Maar zij hebben dapporlijk weerstaan uw gewelde naren en eerevol zijn zij gevallen om vrij heids zoete liefde. Wie in geweld opstegen, in geweld zullen zij ondergaan, en de tirannen dezer wereld, hen vervolge de haat, tot zij zelf nederliggen in angst en smarte." In Uilenspiegel ziet men hoe lord Roberts wordt gehuldigd. Hij komt bij koningin Victoria te gast en begint: „Hoe vin je het Majesteit? en dat op Majoebadag Victoria: „Ah, my darling! Je bent om te zoenen John Bull, Chamberlain, Salisbury in koor „Da’s onze Boppie! Da’s onze pretty Bob De Groene beeft een plaat, waarop Cronjé onder de voet van John Buil ligt. De Vrij heid wendt zich droevig af, zeggend: „Het geweld dat de dapperheid overwint." De verdere oogst is zeer schraal. De Duitsche bladen parodieeren op allerlei wijs de z. g. LexHeinze, terwijl de Hollandsche illustraties meer of minder gelukkig den Leerplicht tot onderwerp hunner spot hebben gekozen. De Groene heeft nog een prent over het optreden van Frank van der Goes als lector. Volgens dit blad is hij door Mercurius van de Beurs gedreven, en wordt bij door Minerva, bij wien bij nu zijn toe vlucht zoekt, vriendelijk opgenomen. I Bolswardsche Courant. r.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1900 | | pagina 1