NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
De Noordzee-schuimer.
I
I
ill
BOLSWARÖ EN W ONSEB ABEEL.
No. 51. Verschijnt Donderdaggen Zondags. Negen en dertigste Jaargang. 1900.
Uit de Raadszaal.
ZONDAG 24 JÜNL
r
W'/
VOOR
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Vergadering op Donderdag 21 Juni 1900.
$kxxkxxkkXhXXXXXXXX$
begraven. Gower bad er voor gezorgd, bet
oorlogsschip zoo weinig mogelijk schade
toe te brengen, en het was nog in goeden
toestand. Onmiddelljjk liet hij alle voor
werpen van waarde op zjjn brik naar het
oorlogsschip overbrengen, en vergat ook
het kruit niet, dat in groote hoeveelheid
aanwezig was. Daarna werd het oude vaar
tuig aan de golven overgelaten... Gower
deed vervolgens de booten uitzetten en gaf
den kapitein der „Lanark* bevel, zich met
zjjn manschappen daarin te begeven.
„Hier hebt ge voor drie dagen rantsoen,*
zei de zeeschuimer, „dat is wel niet genoeg
om naar Engeland terug te varen, maar
gij moet maar koers zetten naar de kust
van Holland,... dat heb ik liever, ziet u!...“
Met deze woorden zette het oorlogsschip
zich in beweging, de booten achter zich
latend. Toen de schade aan het takelwerk
der „Lanark* hersteld was, zette de zee
schuimer koers naar het noorden. Gedurende
de zeven volgende dagen had Gower weinig
rust, van den morgen tot den avond bevond
hjj zich op het dek. Hij ontmoette ver
scheidene schepen, maar liet ze ongestoord
voorbijvaren. Den achtsten dag bemerkte
de zeeroover in de verte een groot vaartuig.
Dat is de Simoonriep Gower uit, wacht,
die wordt ook de onze! Kwartiermeester,
vlug de vlaggen en het signaalboek bij de
hand. Laat het nummer der „Lanark* zien
en signaleer, dat wjj hem wenschen te
spreken.*
De Simoon* vermoedde geen kwaad en
zette koers naar de „Lanark,* maar toen
ze dicht genaderd was, liet de zeeroover
eensklaps alle kanonnen af vuren. De kogels
troffen alle doel en richtten verschrikkelijke
verwoestingen en ontsteltenis aan. De
„Simoon* verloor zijn fokkemast en een
deel van zijn takelwerk, maar wat het
ergste was, ook veel manschappen. Tegen
stand bieden was hopeloos, want de „Simoon*
was op niets voorbereid en weldra streek
zij de vlag. In één uur tijd had de zeeroover
het oorlogsschip van alle kostbaarheden
ontdaan, de bemanning in de booten doen
plaats nemen en het groote schip doen
zinken. Daarna zette Gower koers naar de
kust van Cornwallis.
Toen het in Engeland bekend werd, dat
de Noordzee-schuimer twee Britsche oor
logsschepen genomen had, was de schrik
en ontzetting algemeen, en aanstonds werd
een sterke vloot uitgezonden om de geleden
nederlaag en schande uit te wisschen. Gon-
debald, de zeeroover, ontkwam echter.
Eenige weken na deze gebeurtenissen ont
vingen de aanzienlykste handelshuizen van
het koninkrijk een gedrukten brief van
den volgenden inhoud: „Gij kunt in het
vervolg ongehinderd uw schepen over de
Noordzee zenden, want Gondebald Gower
is gewroken. Engeland roofde van hem
een vader en twee broeders, ik roofde twee
zijner machtigste oorlogsschepen. Gon
debald Gower.*
De zeeroover hield woordnooit vernam
men iets meer van den geduchten kaper.
f 211,76% op de hondenbelasting f 87,50 at
te schrijven als oninbaar.
Met algemeene stemmen alzoo besloten.
3. Aanbieding en behandeling van een
adres van mej. J. Draaisma om ontslag als
onderwijzeres in de nuttige handwerken aan
school no. 2. met advies van Burgemeester
en Wethouders.
Mej. Draaisma verzoekt, door onvoorziene
omstandigheden, toch weer ontslag en wel
liefst deze maand, daar haar zwager uit
Amerika is overgekomen; het spijt haar,
den raad noodelooze moeite te hebben ver
oorzaakt door hare wispelturigheid.
De Voorzitter. Aangezien adressante in
den tusschentijd reeds is vertrokken naar
Amerika, stel ik directe behandeling voor
en haar maar eervol ontslag te yerleenen.
Aangenomen met 11 stemmen. De heer
Dijkstra tegen.
4. Aanbieding en behandeling van een
adres van den heer G. Bakker om ontslag
als onderwijzer aan de teekenschool, met
advies van Burgemeester en Wethouders.
Wegens vertrek naar Woudsend, verzoekt
adressant ontslag op 1 Juli a.s.
De heer Eerdmans. Er staat, met advies,
ik heb dit evenwel niet opgemerkt, en vraag
dus ot dit er is, en ook hoe Burgem. en
Weths. denken, dat in de vacature moet
worden voorzien.
De Voorzitter. Het advies van B. en W.
is er en luidt om het gevraagd eervol ont
slag te verleenen, en omdat de onderwijzers
de Vries en L. de Jong zijn benoemd met
de verplichting om gratis teekenles te geven,
kan daardoor in de vacature worden voorzien.
Met algemeene stemmen goedgekeurd.
5. Aanbieding en behandeling van: a.
eene wijziging der gemeente-begrooting over
1899b. de staten tot af- en overschrijving
over 1899.
De Voorzitter vraagt, of mon voorlezing
van de lijst verlangt
De heer Eerdmans. De heele zaak voor
te lezen, och ’t zyn cijfers, en dan kan men
die zoo direct niet volgen, doch ik merk op,
dat de gewoonte vroeger was, deze staten te
doen onderzoeken door de commissie, welke
de begrooting heeft onderzocht, en ik kan
wel zeggen, dat ik die gewoonte aanbeveel.
De heer Dijkstra. Het duizelde mij ook,
toen ik die cijfers inzag, maar mij dunkt,
er moesten meer gegevens bij zijn. Ik wil
er niet over stemmen, want ik weet niet of
ik ja of neen moet zeggen.
De Voorzitter. Ik moet u dan opmerken,
dat de memorie van toelichting eenige toe®
Tegenwoordig waren 12 leden. De heer
Schotman was afwezig, wegens ongesteldheid.
De notulen der vorige vergadering worden
gelezen en goedgekeurd.
Ingekomen stukken.
a. Een Resolutie van Ged. Staten, hou
dende goedkeuring van het prim, kohier van
hondenbelasting.
b. Idem, meldende, dat de rekening over
1899 yoor of op 1 September bij dat college
moet worden ingezonden.
Aangenomen voor kennisgeving.
c. Het advies van Burgem. en Weths.,
omtrent het adres van J. 8. Faber c.s., aan
gaande een aanlegplaats voor schepen ten
xN oorden en Zuiden der Harlingerbrug.
Burgem. en Weths. verklaren, niet van
zienswijze te zijn veranderd, sedert hun advies
inzake de stoomboot Feniks. Zij vinden het
niet aan te bevelen met het oog op het
plantsoen, en het egaliseeren of afgraven
van de hoogte zou niet tot verfraaiing strekken.
Ten N. der brug zou voor 1 stoomboot
en hoogstens twee schepen een ligplaats zijn
te bekomen, en de gemeente zou schade
Ijjden, wanneer de stoomboot de brug niet
door behoefde.
Ten Zuiden der brug vinden B. en W.
het niet ongeschikt, dat daar langs den wal
een steiger wordt gemaakt, doch voor 1900
staan hiervoor geen gelden op de begrooting.
B. en W. stellen voor, op het adres afwijzend
te beschikken^ doch bij de begrooting yoor
1900 op den wal ten Zuiden der brug te
letten.
Wordt ter visie gelegd, om te behandelen
in de volgende vergadering.
d. B. en W. hebben van den Directeur
der Gasfabriek nadere inlichtingen gevraagd
omtrent den kostenaanleg van een gasleiding
naar de pannenfabriek van den heer de Vries.
Deze bericht daarop, dat de kostenbegrooting
van 1100 voor een 3-duims leiding juist
was. Een 2-duims leiding van af de be
graafplaats wordt geschat op ƒ454,72. Een
3-duims leiding acht de Directeur voor een
machine van 6 paardekracht bepaald noodig,
een 2-duims leiding is onvoldoende.
Burgem. en Weths. vinden de kosten voor
de gemeente te hoog en adviseeren afwijzend
op het adres te beschikken.
e. Van B. en W. is ingekomen een advies
omtrent het verzoek van G. Dijkstra Szn.
c.s., om de straat in den voormaligeu tuin
van wijlen Mevr. Mulier aan de gemeente
over te dragen. Dit verzoek is met ernst
overwogen, en B. en W. hebben zich de
vraag gesteld, wat de raad beoogde met zijn
besluit van 7 Dec. 1899, toen de mogelijk
heid van de straten voor den publieken
dienst te bestemmen is in het leven geroepen.
B. en W. stellen voorop, dat de verfraaiing
der stad daarbij op den voorgrond stond, en
zij vinden, dat adressanten beter hadden
gedaan, wanneer zij, vóór zij bouwden, met
dat voorstel waren gekomen. Er was dan
over richting en breedte der straat te be
slissen geweest. Nu is het een voldongen
feit, en B. en W. kunnen niet verheelen,
dat van verfraaiing in den bestaanden toe
stand geen sprake kan zijn. Zij adviseeren
dan ook, afwijzend op het adres te beschikken.
Ter visie, tot de volgende vergadering.
PUNTEN van BEHANDELING.
1. Aanbieding van de rekening van de
Stadsbank van Leening over 1899.
Wordt ter visie gelegd.
2. Aanbieding en behandeling van de
staten tot oninbaar-verklaring van hoofde-
lijken omslag en hondenbelasting over 1899.
Het voorstel is, om op den hoofdel. omslag
Tot elf uur bleef Severn kalm in bed
liggen; daarna stond hij op en begon zich
aan te kleeden. Hjj trok echter niet zjjn
gewoon pakje aan, zjjn broek bestond uit
wasdoek en was zeer eng en had van onderen
geen opening, daar broek en kousen een
geheel waren. Zjjn jas was eveneens van
een zonderling model, maar alles zag er
sterk en toch lenig uit en was waterdicht.
Toen hjj zich aldus uitgerust had, stak
hjj een kleine lantaarn aan en begon een
plank van den bodem zjjner kajuit los te
maken. Toen de plank los was, waaraan
hjj reeds te voren scheen te hebben ge
arbeid, nam hjj de onder de plank liggende
ijzeren plaat ook zonder veel moeite weg.
Door de onstane opening kon Severn een
blik werpen in het kruidmagazjjn, en kon
hjj van daar uit de plaats bereiken, waar
zich de afsluiting eener buis bevond, die
met het zeewater in verbinding stond,
hetgeen dient om het kruitmagazijn bjj het
uitbreken van een brand onder water te
kunnen zetten. Een oogenblik stond Severn
luisterend stil, hjj hoorde niets, hjj naderde
de kraan, draaide die om en murmelend
stroomde het water in het magazjjn. Toen
dit gedaan was, keerde Severn terug en
legde de plank weer op haar plaats. Daarna
nam hjj de lantaarn, verborg die onder zjjn
hoed en sloop gedruischloos uit zjjn kajuit
langs het tusschendek, en eenige oogen-
blikken later werd een doffe plons gehoord
hjj had zich in zee gestort. Eenige oogen-
blikken was het stil, daarna hoorde men
weer plonsen in het water, eenige bewe
gingen met handen en voeten en voort
zwom Severn in zuidoostelijke richting als
was hjj een visch. Toen hjj zich ver genoeg
van het oorlogsschip verwijderd waande,
nam hjj de lantaarn uit zjjn hoed, die van
boven van gaatjes voorzien was, en richtte
het licht der lantaarn, welks glas een lens
was van buitengewone sterkte, omhoog.
Na verloop van een half uur hoorde Severn
het slaan van roeispanen in het water en
weldra lag een boot naast hem.
„Zijt gjj het, kapitein?* riep een stem.
„We waren bang, dat gjj u noodeloos in
den muil van den leeuw hadt geworpen."
„Alles is klaar, jongens, en goed! Ik
heb thans den leeuw bjj zjjn manen, hjj
zal niet veel kwaad meer doen... Gij hebt
goed opgepast, wakkere jongens, vaart nu
gauw naar de oude brik terug, morgen is
het oorlogsschip in ons bezit.*
Bjj het krieken van den morgen stond
kapitein Forbush op het dek van zjjn schip,
hjj keek over de watervlakte; op korten
afstand zag hjj de brik, die de kapersvlag
in de top voerde. „Hoe,“ riep de kapitein
verwonderd uit, „durft de roover ons uit
dagen? Bjj mjjn ziel, dat zal hem slecht
bekomen! Vooruit, mannen,de kanonnen
geladen, het magazijn geopend, en roept
Severn boven!"
„Kapitein Severn is niet in zjjn kajuit!*
meldde de scheepsjongen na een poos. „Het
kruitmagazijn staat onder water,* riep een
kanonnier bleek van schrik.
„Wat?* riep de kapitein. Het kruid
magazjjn*... Hjj snelde naar beneden, want
hjj kon zoo iets niet gelooven, maar zag
weldra de waarheid dier woorden met eigen
oogen. Wanhopig snelde de kapitein weer
op het dek en gaf bevel, dat de twintig
kanonnen, die de „Lanark* droeg, en die
alle geladen waren, niet moesten worden
afgevuurd dan op nader commando. Eens
klaps trof een kogel der brik het oorlogs
schip in den boeg.
„Alle kanonnen zijn vernageld,* luidde
de tweede Jobstjjding van den kanonnier.
„Er is een verrader onder ons!* brulde
de kapitein, „en die verrader is Severn!*
Hjj begreep nu alles, maar er was niet veel
tjjd om lang na te denken. Intusschen bleef
de kaperboot maar vuur en vlam braken
en stortte al zjjn „gal* uit over het groote
oorlogsschip. Reeds waren er vele man
schappen neergevallen; de officieren zagen
het nuttelooze van verderen tegenstand in,
en toen de brik al dichter en dichter
naderde en een geweerkogel door den hoed
van den kapitein vloog, riep deze moedeloos:
„Haal de vlag neer!* Dit bevel werd onmid
delljjk uitgevoerd, weinige oogenblikken
later lag de brik naast het oorlogsschip
en steeg de zeeroover Gower, dien de be
manning van de „Lanark* als den grappigen
Severn herkende, aan boord.
„Ik wensch u goeden morgen, kapitein
Forbush,* zei hjj en groette beleefd.
„Hoe?... Zjjt gjj het?...*
„Gondebald Gower, om u te dienen
Ik had u beloofd, den zeeschuimer bjj u
aan boord te brengen... Uw degen als het
u belieft, kapitein, monster nu uw lieden.*
De bemanning werd geïnspecteerd, de
doodenv vier-en-tvvintig in geta\ in de ze$
In het begin dezer eeuw werd de handel
op de Noordzee door een stoutmoedigen
zeeroover bjjna onmogeljjk gemaakt. Deze
zeeschuimer was in Wales geboren en was
van natuur belust op avonturen. Toch had
hjj nooit de grenzen der rechtvaardigheid
en der wet overtreden tot zjjn vader en
twee zjjner broeders wegens smokkelen van
sterken drank volgens de strenge wetten
van het land ter dood waren gebracht. Nu
zon Gondebald op wraak en zwoer zjjn
vader en zjjn broeders op Engeland te
wreken. Hjj rustte in een haven aan de
kust van Cornwallis een vaartuig uit en
voer de Noordzee in, wier wateren hjj van
nu af aan in alle richtingen doorkruiste.
Het gelukte hem, menig rjjk beladen han-
delsschip leeg te plunderen en wist steeds
aan zjjn vervolgers te ontkomen. Aan het
einde van het eerste jaar van zjjn gevaarlijke
loopbaan was hjj reeds zoo gevreesd, dat
menig koopman zyn waren niet meer over
de Noordzee durfde verzenden, zoolang de
gevaarlijke zeeroover niet onschadelijk was
gemaakt.
Het vaartuig, waarin Gondebald Gower
in het begin zjjn rooftochten ondernam,
w^geen brik; maar velen, die hem gezien
hadden, beweerden, dat de zeeschuimer die
voor een bark verwisseld had, ofschoon
anderen stellig verklaarden, dat hjj zich
nog van een brik bediende. Dit laatste
was inderdaad zoo, maar Gower had een
kleinen bezaanmast, dien hjj naar believen
kon gebruiken. Zijn schip was een uitmun
tend zeiler van ongeveer driehonderd ton
last en had twaalf achttienponders aan boord.
Opnieuw was een jaar verstreken en de
zeeroover begon zoo stoutmoedig te worden,
dat de Britsche regeering besloot, tot krach
tiger maatregelen haar toevlucht te nemen.
Eens zelfs had Gower het gewaagd, een rjjk
beladen schip aan den mond der Theems
te kapen, leeg te plunderen en dan weer
terug te zenden.
Het was in Aug. van het jaar 1802, toen
te Scarborough twee oorlogsschepen, de
„Lanark* en de „Simoon* werden uitgerust
om den beruchten zeeschuimer Gower voor
zijn euveldaden te gaan straffen. Op zekeren
dag kort vóór het vertrek der oorlogs
schepen verscheen een man aan boord der
„Lanark,* die den kapitein van het schip,
Forbush, wenschte te spreken. De vreem
deling meldde zich als kapitein George
Severn aan, vertelde, dat hjj door den zee
roover Gower van al zjjn goed was beroofd
en verklaarde, zich op hem te willen wreken,
„’t Zal u moeiljjk vallen, den schurk in
handen te krijgen, want hij weet zjjn vaar
tuig zooveel verschillende gedaanten te
geven als er schepen in den oceaan kruisen.
Maar ik ken hem aan zekere onfeilbare
teekenen; neem mjj mee, en gjj zjjt zeker
van uw zaak.*
Na overleg met zjjn officieren nam de
kapitein Severn aan boord. Deze was een
groote, welgebouwde man, in het midden der
dertig en van zeer innemend uiterljjk. Den
27en Augustus kozen de schepen het ruime
sop. De „Lanark* was bestemd ten zuiden
van Scarborough te kruisen, de „Simoon*
noordeljjk daarvan. Severn bezat behalve
een uitgebreide kennis en een gezond oordeel,
een zeer grappig en jolig karakter en be
schikte over een rjjken schat van anekdoten,
zoodat iedereen zjjn gezelschap zocht.
Na een vaart van negen dagen kwam
eindeljjk in zuideljjke richting een zeil in
zicht, het was een brik. Onmiddelljjk begon
de „Lanark* de jacht. Twee uur later,
ongeveer om vjjf uur des avonds, dook haar
romp boven den waterspiegel op.
„Is het de zeeschuimer?' vroeg Forbush
aan Severn.
Deze nam den verrekjjker en sloeg het
vreemde schip eenigszins zenuwachtig gade.
Eindeljjk liet hjj het instrument vallen en
zei: „Ik geloof niet, dat het de roover is,
maar ik zou me toch kunnen vergissen,
Gower’s vaartuig heeft zwaardere zeilen
en hooger takelwerk. Overigens kunnen
wji beproeven, het te praaien; als het weg
loopt, weten we genoeg."
Daar de „Lanark* veel op de brik ge
wonnen had, besloot men de jacht voort
te zetten. Om zeven uur vuurde bet oorlogs
schip een schot af, maar de brik legde niet
bjj. De duisternis belette de „Lanark* echter
de jacht te vervolgen, wat de kapitein zeer
verdrietig vond; maar Severn verklaarde,
dat hjj niet geloofde, dat het het kaper
schip was.
Severn begaf zich vroegtijdig naar zjjn
kajuit onder voorwendsel, dat bjj hevige
hoofdpjjn had. „Morgen,* zei hjj tot den
kapitein, „zjjn we weer frisch om de brik
ua, te zetten v zoo ze nog in zieht is,*
Bolswardsche Courant.
9
I
ft