NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD BOMWABÖ BH WONSERA.BEEP. 41 No. 80. Verschijnt Donderdags en Zondags. Negen en dertigste Jaargang. 1900. [gBw ft UITSLAG der STEMMING „KLEINE of BROEREKERK.” r 1 Praatjes over dit en dat. ■I VOOR INGEZONDEN. 3032.16. 200.— ijdele filosofie, ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. Bolsward, 3 Oct. 1900. 315 stemmen. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. 6482.57. 650 Uw. dw. GROOT Gzn. v. d. m. $XXXXXXXXXAKXXXXXXX$ DONDERDAG 4 OCTOBER. $XXXKXXXXX^XXXXXXXX$ over het voorstel van Heeren Kerkvoogden en Notabelen der Ned. Ilerv. Gem. te Bolsward, tot verkoop van de 1 H. J. DE Uitgebracht Van onwaarde 3 Volstrekte meerderheid 157 Vóór den verkoop verklaarden zich 121 en tegen 191 leden. Alzoo is n 161 tot doa verkoop besloten., 309.— Dat maakt samen een verschil f 10673.73. Wat blief! Dat zijn cy’fers die spreken. Verwonder je dus maar niet, dat de hoof- delyke omslag van f 18000 een sprongetje maakt tot f 25000.“ „Noem je dat een sprongetje! Nou, de sloot is mij te breed, ik durf er niet over, riep ik. „Neem dan een pols, pa“, zei Klaas, „en dan met een aanloopje, een boerenplompert noemen wy dat.“ „Och jongen," antwoordde ik, „je weet niet wat er te doen is; als je verder wilt springen dan je stok lang is, kom je met een nat pak thuis,'en je weet, wat er dan bankt. Dan zit je niet gemakkelijk, niet waar?" en my tot neef wendende, vervolgde ik: „’t Is toch wat te zeggen. Ik was be gonnen met een klein spaarpotje te maken, wij hadden plan ’t volgend jaar in den zomer eens een uitstapje te doen, heel be scheiden, door Holland maar. Doch larie hoor. Weg reisje, vaarwel Haag en Sche- veningen! Mijn spaarpotje kan ’k naar den gemeente-ontvanger brengen, dat kan ik wel op myn vingers natellen. Immers, steen kool duur, aardappels duur en nu de be lasting ook zoo hoog! Gelukkig zij, die geen huishouding hebben en door den census worden over ’t hoofd gezien!" „Ja," antwoordde Harmen, „’t is voor Burg, en Weth. ook niet prettig de gemeen tenaren zoo’n draai aan ’t oor te moeten geven e» ’Ij W te begrijpen dat zij vfat Elburg, 2 Oct. 1900. Geachte Heer Redacteur! Mag ik U alleen voor ditmaal nog een plaatsje verzoeken onder de rubriek Inge zonden? Mij dunkt, gij zelf zult, na wat de Bolswarder Courant van 30 Sept, te lezen gaf, niet gedacht hebben dat ik by mijn zwijgen zou volharden. Maar waar zal ik beginnen, en waar eindigen Laat mij puntsgewijze de zaak behandelen, dat is gemakkelijk, vooral voor een predikant. 1. Constateer ik dat ik mijn doel heb bereikt. Ik voorzag dat ’t lot van de Broere- kerk stilzwijgend zou beslist worden. Daarom heb ik de stem verheven. Nu is dat potje, dat daar zoo rustig op de kachel stond, aan ’t sissen en schuimen geraakt. Ik heb het vuur er onder wat aangestookt en daar is roering gekomen. Dat had ik ook gewild. 2. Dank ik den heer De Visser voor zijn ferm en zaakrijk stuk. Dat komt met be wijzen en niet met groote woorden en gekef, zooals Keesje. Groot is de macht der waarheid, en zij zal het winnen, zegt een apocrief boek. 3. Is ’t jammer dat de heer De Visser het „niet geheel met my eens" is geweest. Daar door staat hij zwak en daar maakt Keesje gebruik van, ’t geen ik hem niet kwalyk kan nemen. Heeft een minderheid rechten, dan natuurlijk ook de moderne minderheid. Keesje heeft mij goed begrepen. Ik ben uitermate onverdraagzaam. Waarom? Om dat ik wat heb te verliezen. Wie niets heeft wil gaarne gelijk op deelen. Hij wordt er altijd beter bij en is derhalve uitermate gul. Vandaar de moderne ver draagzaamheid op papier tenminste. Maar men kan van een rechtzinnigen kerke- raad niet verwachten, dat hij ooit de „rechten" van een moderne minderheid zal erkennen. En waar de rechtzinnigen in de minderheid zyn, werken zy er op aan dat ze eerst den vinger krijgen en daarna de geheele hand. Hun toestand is eenigs- zins deze roovers hebben hen in hun huis overvallen, hen in de keuken teruggedron gen, zich wederrechtelijk genesteld in salon, huiskamer, slaapkamer enz. Nu wroeten zij net zoolang totdat zy de roo vers teruggedrongen hebben en het huis gezuiverd. Is ’t zoo voor Keesje duidelijk genoeg? De Gereformeerde Kerk is het wettig eigendom der Gereformeerden, en men kent hen hieraan, dat zy in rechte lijn afstammen van de Reformatoren. Dit is onverbiddelijke logica. Wat niet mee wil wordt op zij geslingerd. 4. Constateer ik, dat het geëerde lezend publiek deze zijsprongen te wy ten heeft aan Keesje, die niet bij de zaken gebleven is en over de dingen heengeloopen is als een spin over ’t water. Ik moet hem wel vol gen op al zijn kromme sprongen. 5. Is Keesje verstoord over de „ijdele philosophie", welke hij aanhaalt als zijnde t van Ware hij wat beter in zijn bijbel is gekheid, laten wij ernstig blijven. Je hebt thuis, w zqu hjj weten dat dit terugslaat V. Mijnheer de Redacteur! „Vrouw, Keesje is der weer, hoor!" was mijn uitroep, toen ik den vorigen Woens dag uw krant inzag en waarlijk ik verheugde mij in zijn terugkomst, ’t Viel mij echter wel een weinig tegen, dat hij heelemaal geen redenen opgeeft voor zijn lange afwe zigheid. ’k Geloof wel dat ook mijn „seiten- hieb" hem weer de pen heeft doen opvatten en toch heeft hij geen enkel woordje voor mij over. Keesje, ben je van zoo’n hooge komaf, dat je mij, eenvoudig renteniertje, geen antwoord waardig keurt? Je roept een vreemden predikant toe: „Broeder, geef mij de hand" en voor mij, je stadgenoot, heb je zelfs geen vriendelijk knikje over! Nou, je moet het weten hoor, ik loop er even recht om. Ik verheug mij, niettegenstaande die nurksche bejegening, in je wederkomst. Ik ben ’t wel niet met je stukje geheel eens, doch daarover zal ik in een volgenden brief eens handelen; ik volsta dezen keer met je hartelijk te groeten en je de com plimenten te doen van mijn huisgenooten en ook van neef Harmen. „En die buur vrouw dan?" denk je misschien. Ja zie, dat is niet zoo best. Buurvrouw is ziek. Ze „gammelt" sedert de kermis om en ’t is dezer dagen ernstiger geworden. Wij rieden haar aan in ’t ziekenhuis te gaan, want zij is een mensch alleen en heeft oppassing noodig. Maar daar is zij niet van gedi.end, hoor! „Der is geen sprake van", zegt ze, „dat ziekenhuis is mij te dicht bij ’t kerkhof!" „Maar", bracht ik in ’t midden, „als nu zulke menschen der niet in willen, wat doen wij dan toch met dat gebouw? Voor be smettelijke ziekten behoeft daar zoo’n ge bouw toch niet renteloos te staan. Die ge vallen komen gelukkig haast niet voor, en in buitengewone gevallen, neemt men ook buitengewone middelen Als het moet, dan is er wel een of ander lokaal voor te vinden dat dan tijdelijk als ziekenzaal kan dienen." „Ja neef", antwoordde Harmen, „dat ziekenhuis beschouw ik als een weelde- paardje en dat zijn dure paardjes, weet je. De stad heeft er wel meer van die beestjes op stal. De Amicitia, het lokaal boven de waag met zijn archief kamer en zijn gezellig vergaderzaaltje, de nieuw gebouwde ver gaderkamer bij de gasfabriek eu bepaald zou ik nog meer kunnen vinden. Zie je, dat vind ik allemaal wel aardige dingen, als ’t kan lijden, maar de tijden zijn slecht, zooals je weet. Zie maar eens wat er bjj onze begrooting aan ’t licht komt." Burgemeester en Wethouders vinden het raadzaam voor die begrooting verschillende redenen te ontvouwen, die den finantieelen hemel verduisteren. De gasfabriek brengt vermoe delijk minder op f Rente voor huis Nawijn en verbouwing In ’98 hield de gem. f3244.265 over ’99 een tekort v. f3238.305 versch. - De verlichting kost de stad meer - Amicitia,renten en onderh. f 515 de huur bedraagt f 206 tekort - ook in het raadsverslag gezien hé, dat de directeur der gemeentereiniging verhooging van salaris vraagt?" „Ja, ik heb het gezien, doch ik dacht dadeljjk, als ’t er maar aanzit. In de Bolsw. Courant zag ik de cijfers der begrooting en merkte toen, dat de uitgaven voor de ge meentereiniging zijn geraamd op f5550, de inkomsten daarentegen slechts op f 3870. „Dat weet ik ook wel, maar de direc teur kan toch niet helpen, dat zijn artikel in de laatste jaren niet meer opbrengt. Och, zie je, ik wil der niet in roeren, maar de stoffen worden bij onze reinigingsbelt goed gesorteerd. De giftstoffen van de ververs worden afzonderlijk gehouden, dus er wordt zorg gedragen voor vertrouwde waar." „Dan is het toch wel gek, dat de boeren der niet happiger op zijn. Voor de commissie van die stichting is het ook niet aangenaam dat hun affaire niet beter floreert." „Neen ,en te meer, daar die hun best ook wel degelijk mee doen. Ik hoor zelfs, dat een van de heeren de vorige week per soonlijk op reis ging om relaties aan te knoopen voor den verkoop der produc ten." Toevallig was Klaas onder ons gesprek nog even binnen gekomen, om ons een „wel te rusten" te wenschen en maakte de opmerking: „Voor die fabriek op reis, pa? En hoe kan uat? Waren er dan ook monsters mee op reis?" „Hoe dat in z’n werk gaat weet ik niet, jongen, ik heb daarvan geen verstand Uw. Dw. JOACHIM OPMERKER. Bolsward, October 1900. op Coloss. 2, vers 8; ook zou hy dan Ps. 133, vers 1 onverhaspeld aanbalen, gelijk de gemeente hem zingt. 6. Ben ik den heer Groenier (waarschijn lijk pres.-kerkvoogd?) dankbaar voor zijn met feiten komend stuk. 7. Die inkomsten vallen niet mee. Ik bad natuurlijk alles van hooren en zeggen. Zie verder onder no. 1. 8. Waar de kosten der restauratie van daan moeten komen Waar zijn ze van daan gekomen in ’t arme Hattem, in Zutphen, Arnhem, Zwolle enz. enz.? Zijn er geen rykssubsidies meer, die gaarne verstrekt worden? Of heeft men daartoe reeds stap pen gedaan alvorens met een paardemiddel te komen? 9. De kerkelijke fondsen zijn niet schit terend. Neen, M. de R., in welke moderne gemeenten zijn zy dat wel? Als ’t voorge slacht niet gezorgd had 10. Of ik het aanstellen van een 3den predikant noodig zou achten als thans reeds de ijdele philosophie van den kansel was gedrongen? Neen, M. de R. 11. Waar ’t tractement voor een 3den predikant, als die nu beroepen werd, van daan zou moeten komen Het geloof heeft de sleutelen op Gods schatkameren en als God Almachtig zegt: Ik ben de Heere uw God, zoo zitten Gods kinderen niet met de handen in’t haar over 2000 gulden jaarlijks. De bestuursleden van de Evangelisatie heb ben een goed geldkantoor en in de gesloten binnenkamer doen zy op de knieën goede zaken met dien machtigen Man wiens het goud en zilver is en het vee op duizend bergen. 12. Waar de beer Groenier verklaart dat de gemeente „volstrekt geen behoefte meer heeft" aan de Broerekerk en waar ik ver onderstel dat hij pres.-kerkvoogd is, daar raad ik hem om eens naar Steenwyk te gaan. Aldaar zijn ook 2 predikanten. Even eens 2 kerkgebouwen. Dus gelijke toestan den. Alleen prediken de beide leeraren anders dan die van Bolsward. En hij zie hoe liefde en eerbied aldaar gezorgd hebben voor de beide kerken, die ’t voorgeslacht ons heeft overgeleverd. Welk een juweeltje is daar de kleine kerk. Niemand denkt er aan die voor afbraak te verkoopen. M. de R. hoe zou dat komen? Thans U hartelijk dankzeggende voor de plaatsruimte. vasthoudend beginnen te worden. De laatste raadsvergadering heeft weer haken en oogen gebracht, je hebt het verslag immers gezien „Zeker, zeker neef, ik heb het wel tweemaal gelezen. Die verslagen hebben tegenwoordig wat in acte. Weet je wat men my vertelde? De verslaggever der Bols- wardsche Courant scheen de bui te zien hangen, en liet de vergadering in den steek. Toen hij dacht, dat de heeren zoowat uit gepraat waren, kwam hij eens kijken." „Nu, en waren de heeren toch maar begonnen, of hadden ze op hem gewacht „Wel ja, dat kan je begrijpen. Denk je dan, dat de heeren praten om flinke ver slagen te krijgen, neen hoor, ’t zou zonder verslaggevers ook heel goed gaan, misschien nog beter dan nu." „Weet je, wat mijn aandacht trok?" vroeg Harmen, „die vraag of de walbe- schoeiïng aan de Noordzijde der Harlinger- brug er vóór de aardigheid is gekomen. Nou, dacht ik zoo, dat kon waarachtig wel zoo wezen. Op dat terrein is wel meer „voor de aardigheid." Vooreerst heb je daar ’t plantsoen, nu dat is puur voor de aardig heid. Dat de jongens daar onder de boomen kaatsen, is voor de aardigheid. De visch- markt met dat bijzonder smaakvolle gebouwtje voor den afslager en ook die afslager zelf zijn er „voor de aardigheid." De nieuwe lantaarn tusschen de boomen staat er ook zeker grootendeels „voor de aardigheid." Is het bij die aardigheden nu zoo gewaagd, om te denken dat die wal er ook is „voor de aardigheid?" „En je vergeet nog meer aardigheden, bracht Klaas in ’t midden. Het paardenspel van Cohen stond er ook voor de aardigheid. Paul Kruger werd alle avonds in dat spel gewond voor de aardigheid en Cohen had aardigheid hoe ’n bom centen bij kreeg." „Klaas", je moet er nu maar geen aardigheden meer bij halen, ’t is al meer dan genoeg. Zie maar eens, of moeder je avond boterham klaar heeft en ga dan maar rustig slapen. Je hebt nog geen zorgen over hooge uitgaven te maken." Gelukkige jeugd! „De walbeschoeiïng bij de Brouwers- steeg is ook afgekitst hé!" vervolgde ik even later. „Ja", hernam neef, „f 1300, dat kon bruintje niet trekken, misschien dat de be- grootingscommissie er wel een paar stalten plaatst." „Nu, dat mag waarachtig ook wel" merkte ik op. Die wal ziet er daar ontoon baar uit. Werkelijk het is haast „levensge vaarlijk" voor de vrouwen, die daar water moeten scheppen, of linnen spoelen." „Ja, dat stem ik toe, Jochem," zei neef, „doch weetje nog, hoe wij verleden zomer eens samen wandelden en op het hooge bolwerk, dicht bij de Sneekerpoort, een vrouw met een emmer water bij den wal zagen opklauteren en hoe er, toen zij bijna boven was, een wedstrijd ontstond tusschen vrouw, emmer en water, om ’t eerst weer onder te zyn? Je herinnert je het toch zeker, hoe die vrouw een buiteling maakte en ook wat liefelijks zij daarop, toen ze met bevuilde kleeren uit den onderwal klauterde, adresseerde aan de heeren van het stedelijk bestuur." (Ik zal ’t maar niet herhalen, de heeren mochten ’t zich eens aantrekken.) „O zeker, die comische scene, die zonder ongelukken afliep, vergeet ik nooit, maar je weet toch ook wel, dat de huisjes melkers daar en ook in andere buurten verzuimen, by hunne woningen te zorgen voor behoorlijke putten. Zij willen wel hooge huren, maar zouden de stad liefst voor licht en water, ja wellicht voor nog meer laten zorgen." „Toegestemd", zei neef, „ik weet by ervaring, wat een huisbaas soms aandurft, maar daar staat toch ook tegenover, dat ik mij als Bolswarder haast schaam, zulke ko nijnenholen in de stadswallen te zien. Kort geleden werd de ontdekking gedaan, dat er even voorby de Brouwerssteeg zelfs de bed ding van een riviertje langs den wandelweg loopt. Dat riviertje scheen te ontspringen bij het straatschrobben en ’t mondt uit in de gracht. Als ik goed verstaan heb, heeft het den naam „de Linde" reeds ontvangen, doch die zal nog wel niet officieel zyn, evenmin als Duivelseiland, Elandslaagte en meer volksnamen." „Van riviertjes gesproken" antwoordde ik, „daar heb ik j.l. Vrydag kennis mee gemaakt. Een hevige regenbui verrastte my daar, en toen waren er bij de zy uitgangen van de gasfabriek twee bevaarbare riviertjes, ’k Heb ze met myn schoen gepeild en ging er tot over ’t enkel door. Bij den mond der „Linde" was toen een kleine Niagara." „Ha, ha!" lachte neef, „misschien wordt er spoedig een adres ingezonden om daar bruggen over te slaan doch gekheid Aan den Heer Ds. H. J. de Groot Gz. Predikant te Zoeterwoude. WelEerw. Heer! Door den heer uitgever in de gelegenheid gesteld uw ingezonden stuk van heden te lezen, vóór het onder de oogen der abonné’s komt, heb ik de eer u te berichten, dat ik my van verder geschrijf over deze zaak zal onthouden. Ik ben geen theoloog; al kan ik me ook bewegen op het gebied der ijdele philosophic*Tusschen twee haakjes zy even opgemerkt, dat in Coloss. 2, vers 8, niet gesproken wordt van ijdele filosofie, daar staat ijdele verleiding. En Keesje laat zich niet verleiden door uw epistel om er veel op te antwoorden. Uwe theorie van „eerst de vinger en dan de hand" is zóó rein, uw begrip over de rechten eener minderheid zóó billyk, dat het ydel zou zyn, daarover te filosofeeren. Uw artikel is een zoo duidelyke expli catie van de ideeën, die U hebt over het naast elkaar gaan van beginselen en men krijgt daarin een zóó duidelyk beeld van Uwe rechtzinnige bedoelingen dat dat ik eindig met het gezegde van den Tolle naar: „ik dank u, o Heer, enz." KEESJE. Jl t 1 Bolswardsclie Courant. f»

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1900 | | pagina 1