NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWA.RB EN WONSE» ABEEL
Oude Klare (Stadhuis).
No. 83. Verschijnt Donderdags en Zondags. Negen en dertigste Jaargang. 1900.
VERTROUWD e
Horlne'AS. Pe
mét hem gesproken, geweend en gesmeekt
ZONDAG 14 OCTOBER.
Afzonderlijke
nos. van dit Blad
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
VOOR
W
"1
STADSNIEUWS.
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
van boven
man
Weer is het Zaterdagavond. En bijna
middernacht. Zjj zit met kloppend hart
en in doodeljjken angst te wachten opzjjn
thuiskomst, de thuiskomst van een be-
daar sleepende voetstappen
op straat een slag tegen de deur
daar, daar is hjj. Wankelend met ver
wrongen gelaat en onrustige, flikkerende,
met bloed doorloopen oogen. Toornige,
onverdiende verwjjten slingert hjj zyn
vrouw naar het hoofd. Zjj kent dit. Zonder
een woord te zeggen, helpt zjj hem den
jas uit doen. Haar kalmte windt hem nog
meer op, met honende woorden, zinlooze
beschuldigingen zoekt hjj haar te ergeren.
Zy spreekt hem niet tegen, verdedigt zich
niet, maar nu hy luider begint te razen,
wyst zy met een smeekend .gebaar naar ’t
bedje en zegt zachtHet arme kind
het is zoo bang 1 Een oogenblik schijnt
het, als schaamt hy zich, maar plotseling
gaat dit gevoel over in een zinlooze woede
en hij doet, wat hy tot heden nog nooit
b,Q$ft gedaan, hü heft de hand op en laat hwuadv zün vrow aangedaan. §teeda
Aanneming beroep.
Naar wij vernemen heeft ds. Pantekoek
te Tiel het beroep naar de Ned. Herv. Ge
meente alhier aangenomen en hoopt Zondag
18 November a.s. zijne intrede te doen.
Gymnastiek- en Scherm-
vereeniging „Hollandia.”
Onder bovenstaanden naam heeft het per
soneel aan de fabriek „Hollandia” Woensdag
avond een nieuwe vereeniging opgericht tot
het beoefenen der gymnastiek en het scher
men. Voor de oefeningen is een lokaal der
fabriek afgestaan, terwijl de Directeur van
„Hollandia,” de heer C. H. Hummelinck,
de benoodigde toestellen zal verstrekken, wat
natuurlijk op hoogen prijs wordt gesteld.
Een 58 tal leden hebben zich aangemeld.
De benoeming van een Directeur, tot leiding
der oefeningen, zal later geschieden.
Voor de Rechtbank.
Hoog hing het koperen uithangbord van
den barbier F. Boermans alhier. Maar dat
lichtten Simon B. en Simon L. met een stok
uit den haak, om het daarna aan den koper
slager Joustra voor 8 cent te verkoopen.
Daarvoor haalden ze koekde kleine Tjeerd
B. die op den uitkijk had gestaan
kreeg ook een stukje.
Omdat de jongens na ’t verhoor voor den
Rechter-Commissaris al weer iets anders
hadden gekaapt, eischte de Subst.-off. opzen
ding naar een Rijksopvoedingsgesticht tot
hun 18e jaar.
A.s. Woensdag 10 uur uitspraak.
Voor het Kantongerecht
werd Vrijdag een zaak behandeld contra
M. Z., S. H. en A. H. K. allen te Wom-
mels, die terecht stonden wegens het na
bezetten tijd vertoeven in de herberg yan
Piso aldaar.
Twee beklaagden M. Z., en A. H. K.
waren verschenen.
Uit het proces-verbaal bleek, dat bekl.
in den nacht van 5—6 September ’s nachts
2lh uur op de bovenzaal van Piso waren.
Wommelser Kermis werd gehouden op 3,
4 en 5 September, op welke dagen het
sluitingsuur door den Burgemeester van
Hennaarderadeel was bepaald op 2 uur. Op
den bepaalden tijd kwamen de agenten
waarschuwen, waarop alle bezoekers, behalve
de beklaagden, het lokaal verlieten. Zij ver
wijderden zich na eene herhaalde waar
schuwing evenmin, zelfs de tegenwoordigheid
van den Burgemeester deed hen niet ver
trekken. Beklaagden beweerden logeergasten
te zijn, hun namen met nog 14 anderen
prijkten op het nachtregister. Het logement
bood echter geen plaats voor 17 logeés,waarom
de agenten vermoedden, dat zij misleid
werden. Zij bleven dus buiten de wacht
houden, waarop het drietal omstreeks half
vier naar huis ging. Piso heeft aan de
agenten verklaard, slechts één bed beschik
baar te hebben, blijkbaar was dus het doel
om straffeloos na bezetten tijd in de herberg
te vertoeven.
Getuige Kamstra bevestigt het opge
maakte proces-verbaal en voegt er bij, dat
beklaagden langs een omweg naar huis
gegaan zijn. Bij het afscheid nemen van
elkander bad een der beklaagden, toen zij
geen agenten hadden gezien, nog gezegd:
„alles is kauscher, wij gaan naar huis.”
Beklaagde K. begint met aanmerking te
maken op de dagvaarding, waarin zjjne be
trekking niet juist is aangegeven.’s Middags
te voren heeit hij zich als logeergast laten
inschrijven en wel degeljjk heeft hjj dien
nacht bij Piso doorgebracht. Door zijne be
trekking was hij genoodzaakt reeds omstreeks
half vier op te staan en is toen aan den
arbeid gegaan.
Beklaagde Z. verklaart eveneens dien
nacht bij Piso gelogeerd te hebben, hij is
echter niet naar bed geweest.
De Kantonrechter. U maakt het de politie
in Wommels zeer lastig, het logeeren be
schouw ik als eene misleiding der politie
om haar te brutaliseereu. Ik verzoek daarom
den Ambtenaar om de zwaarste straf te
eischen.
Bekl. K. Ik zou graag weten op welke
manier ik de politie brutaliseer, ik woon
pas in Wommels en ik heb nog nooit on
genoegen met de politie gehad. U is dus
verkeerd ingelicht.
De Kantonrechter. De heeren spelen in
Wommels den gebraden haan, maar we
zullen de heeren die kunsten wel afleeren.
Getuige Haagsma. Ik kan verklaren, dat
de Burgemeester beklaagden ook gewaar-
drukt hem deze last en dikwijls grijpt
hem een wild verlangen aan naar zjjne
vrouw, naar haar, die zoo goed was, zoo
rein en die door zijne hardvochtigheid had
moeten stervenWant dat is het, wat hjj
daagljjks leest in de ernstige oogen van
zyn kind, die hem steeds op nieuw aan
klagen. Heeft hy nog niet genoeg geleden
Verloor hy niet het meeste aan de vrouw,
met wie hij zoo gelukkig was voor de
zonde hem te pakken kreeg
Weer is het Zaterdagavond. Hy gaat
voorbjj de uitstallingen der winkels hy
zoekt iets voor zyn kind, misschien dat
het hem eindeljjk eens gelukt het rechte
te treffen. Maar niets Ijjkt hem geschikt.
Van alles heeft Anneke reeds gehad en
alles liet haar even onverschillig. Ach,
het kind wordt steeds zwakker, steeds
doorzichtiger worden de wangen. Ook het
kind zal hjj nog verliezen, het zal zyne
moeder volgen, dan zijn die beiden her-
eenigd en hy staat alleen, uitgesloten uit
haren bond
Daar hjj niets vindt wat hem lijkt, gaat
hy verder, steeds verder, tot de huizen
ophouden en hy zich op den zoo welbe
kenden weg bevindt, den weg, dien hy
zoo dikwijls ging, toen zy nog bjj hem
was, den weg naar zyn geboortedorp.
Iets is er, dat hem dwingt, voort te gaan
de eerste maal, sedert hy in de stad woont.
En nu is hij op het kerkhof. Bij een
groenen heuvel knielt hjj neder, voor de
eerste maal. Gras groeit er rondom en van
een ander graf rankt zich het donkere
klimop er boven en kleine blauwe ster
retjes kijken vriendeljjk uit tusschen de
glanzende bladeren.
Hij wil bidden hij stamelt het Onze
Vader, vurig, smeekend, als een kind:
Vergeef ons onze schulden daar blijft
hy steken en een dof snikken ontwringt
zich aan zyne borst. Of voor zyne schuld
vergeving is te vinden Of zijn aardsche
rechter, zjjn klein meisje hem nog eens
haar hart zal schenken Onder al deze
gedachten komt hij langzamerhand in eene
kalmere stemming. Hy gevoelt zich als
iemand, die iets wat hij heeft verloren en
smartelijk vermist, heeft teruggevonden.
Het valt hem moeilyk yan den heuvel
te scheiden. Maar hy moet naar huis. Hij
heeft ditmaal niets voor zjjn kind en het
stuit hem tegen de borst met leege han
den thuis te komen. Wist hjj maar wat!
Zouden die blauwe bloemen Anneke mis
schien genoegen doen? Wie weet! Hy
plukt er een handvol van en wandelt dan
langzaam naar huis. Het is toch zyn thuis
al ontvangt hem daar ook niemand anders
dan een halfdoove, oude vrouw en de
ernstige oogen van zyn ziekeljjk kind
zyn rechter!
Anneke zit in haren stoel bij het ven
ster. De oude vrouw is in de keuken
bezig. In de kamer is het reeds bjjna
donker, maar toch ziet het kind nog de
blauwe bloempjes, die vader haar in den
schoot legt. Daar, Anneke, ik wist van
daag niet, wat ik je meebrengen moest
misschien doen die bloemen je genoe
gen.
Dank u wel vader, weer dat gedwon
gen lachje waar hebt u die geplukt?
Een oogenblik aarzelt de metselaar
voor hy antwoordtZe groeiden op moe
ders graf ik was op het kerkhof en ik
dacht, misschien
Vader, lief vadertje als een kreet der
verlossing komt het uit den bleeken kin
dermond en twee magere armpjes slingeren
zich vast om den hals van den man.
U was ginder op het kerhof en brengt
mjj bloemen van moeders graf! Mjjn va
dertje heeft moeder dan toch wel lief ge
had, al heeft hy ook o vader ik
ben zoo bljj als ik nu by moeder kom,
kan ik het haar vertellen,'want vadertje
u hebt haar lief gehad. Wat zal moeder
zich verheugen
En steeds inniger omhelst het kind den
vader en deze gevoelt zich als begenadigd
nieuw leven doorstroomt hem. Zjjn
kind heeft hjj weergevonden en in dat
kind zjjne doóde vrouw. En nu weet hy,
er leeft een genadig rechter.
Anneke, steeds vol liefde en teederheid
voor haar „vadertje,” leeft nog tot den
herfst. De metselaar hoort nog haar zacht
maar vrooljjk lachen en geniet het voor
recht dat bjj zjjn thuiskomst de oogen van
zjjn kind hem tegenstralen. Maar in den
herfst, met het vallen der bladeren, gaat
Anneke naar moeder. Haar moet zjj toch
vertellen, dat vader haar zoo lief heeft
gehadDe metselaar is nu geheel alleen
met de herinnering aan vrouw en kind
en aan zjjne schuld, maar deze laatste
herinnering heeft voor hem veel van het
PÜnluke verlQrey.
ze zwaar neervallen op zijn vrouw. De
arme weent niet, zjj drukt slechts de lin
kerhand tegen het hart en werpt hem een,
blik toe, die alles zegt, wat zjj gevoelt
Smart en verachting.
Het zieke kind, dat zich slechts met
moeite kan bewegen, staart met wjjd ge
opende oogen van den vader op de moeder.
Dan begint het te snikken, zoo wanhopig,
dat het zelfs den dronkaard treft, want hjj
kan zjjn kind, dat teere plantje niet zien
Ijjden. Hjj heeft het lief met de kracht
van den sterkere, met een meelijdende
liefde. En zoo ontnuchterde hem ook nu
dit snikken. Hjj nadert het bedje en
tracht met zware tong het kind tot beda
ren te brengen, tegeljjk schuwe blikken
I naar de moeder werpend. Anneke echter
j wendt zich, hoe moeiljjk dit ook gaat,
huiverend en over het geheele kleine lichaam
bevend, van hem af met het gezicht naar
den muur; woedend wil hjj opstuiven,
maar bedwingt zich en werpt zich op zjjn
leger, zonder zich te bekommeren om zjjne
vrouw, die bjj de kachel in den ouden,
met leder overtrokken leuningstoel was
neergevallen. Het stenen zjjner vrouw, die
door eene hartkramp is overvallen
welke kwaal haar reeds eens aan den rand
van het graf heeft gebracht wekt hem
niet.
Alleen Anneke hoort het zuchten en
klagen van hare moeder, zjj zou zoo gaarne
willen helpen maar kan niet.
De morgen breekt aan en toen de met
selaar zijn roes had uitgeslapen vond hjj
zjjn kind sluimerend, zjjne vrouw dood
Anneke kan maar niet begrjjpen, dat
moedertje niet meer wakker zal worden.
En zij is banger voor haar vader dan ooit.
Het is zjjn schuld hjj heeft moedertje
geslagen en hij had moedertje niet lief en
nu kon Anneke hem ook niet liefhebben,
ofschoon hij nu altjjd goed en zacht voor
haar is, nooit meer ruw en heftig.
De metselaar is vol berouw en zelfver
wijt. Aan hartkramp is zjjn vrouw ge
storven, zegt de dokter. Maar de vorige
maal had deze gezegd: Nu vooral geen
opwinding, geen ergernis, want herhaalt
het zich dan kan ik voor niéts instaan.
Nooit heeft hij meer gedacht aan deze
woorden en zjj klaagde ook nooit. En nu
is zjj heengegaan Hjj is haar moordenaar
en met zjjn vrouw heeft hij ook zjjn kind
verlorenEn beiden heeft hjj zoo lief ge
had Dat onzalige, dat noodlottige drinken
Hy kon het niet latenhet was zoo ver
leidelijk met vrooljjke gezellen zoo lustig
bjj een glas te zitten thuis was het
altjjd zoo stil, zonder afwisseling. En zoo
vele anderen deden het immers ook. Daarom
was hjj toch niet slecht geweest. En dat
het nu zoo moest komen
Zjjn berouw hoe groot ook, helpt niets.
Dood is dood zjjn vrouw kan hjj niet
in het leven terugroepen, maar hjj moet
leven voor zjjn kind leven en werken
en nuchteren blijven. In een herberg
komt hjj, sedert dien Zaterdagavond, niet
meer al zjjn vrjje tjjd is voor zjjn
Anneke. Wie weet, hoe kort hjj dat teere
plantje nog verplegen mag De oude tante
die op zjjn verzoek met hem en Anneke
naar de stad was verhuisd, meent ook dat
het kind niet lang meer zal leven, het
heeft zulke „boyenaardsche” oogen. Hjj
dacht in een andere omgeving zou Anneke
eerder leeren vergeten, hem weer meer
vertrouwendaarom verliet hjj zjjn ge
boorteplaats. Maar die hoop was vergeefs.
Sedert moeders dood bljjft het kind stil en
treurig. Hjj doet alle moeite hare liefde,
haar vertrouwen te winnen, hjj zou zoo
gaarne met haar willen spelen, haar juichen
en lachen hooren. Vroeger kon zjj toch,
niettegenstaande hare zwakheid en zieke
lijkheid, met haar moedertje lachen en
spelen en vol vreugde in de handjes klap
pen, als deze haar een popje had opge
kleed of een liedje gezongen. Als Anneke
ook maar een enkele maal haar armpjes
om zjjn hals wilde slaan, hem liefkoozen
het zou hem wezen, als was zjjne zonde
hem vergeven en hjj begenadigdMaar hjj
wachtte te vergeefs. Moeder had dat alles
meegenomen in haar graf. En steeds zien
de kinderoogen hem vol angst naderen en
in niets heeft Anneke meer pleizier. Des
Zaterdagsavonds, als hjj zyn loon heeft
ontvangen, gaat hjj in den winkel en koopt
speelgoed, snoeperyen of een schortje of
een mutsje voor het kind. En als hjj
Anneke zyn geschenk overhandigt, dan
zegt ze wel lief en aardigDank u wel
vader, maar geen juichkreet komt over
hare lippen en altjjd te vergeefs wacht hjj
op eene liefkozing. En dwingen wil hjj
haar niet. Hjj voelt, dit kind is zjjn rech
ter, haar schuwheid de straf voor het
alles vergeefs!
Niet altjjd bleef zij op hem zitten wach
ten, maar dat maakte de zaak des te erger.
Sidderend en bevend lag zjj dan inbaar
bed en hjj, meenende dat zjj sliep, raasde
nog meer dan anders, riep om licht en ’t
kind, zoo onzacht uit den slaap gewekt,
was geheel ontsteld.
Alles was nog droeviger geweest. En
daarom wacht zij nu eiken Zaterdagavond.
Niemand vermoedt wat zjj lijdt, alleen
haar klein meisje weet bet. Hare buur
vrouw van boven zeide eens tot haar
Nu ja, uw man haalt zich er thans
ook menigmaal een flinke, vooral des
Zaterdagsavonds als hjj zijn loon heeft
ontvangen ik hoor het wel. Maar dat
beteekent niets zoo eens in de week!
De myne komt alle dagen dronken thuis
dat is een kruis! Dus zjj wordt nog
benjjd, omdat hjj het niet eiken dag doet!
Groote God is dit misschien nog maar
een begin! Hoe is het toch zoo gekomen
Eerst was hjj toch zoo geheel anders, een
bedaarde, vljjtige werkman en zij waren
samen zoo gelukkig, zoo tevreden, ofschoon
hun kind, hun eenige, een zwak, ziek
schepseltje was, maar wijl zjj deze ramp
samen droegen, was ze geen van beiden te
zwaar. Dat alles is nu voorbjj, voorbjj de
uren, waarin zjj gezellig en vertrouweljjk
bjj elkaar zaten, als hjj na afloop van zjjn
dagtaak, uit de stad was teruggekeerd. De
herberg deed het hem aan, hjj heeft geen
rust meer tusschen zjjne vier muren, in
zjjne woning, die zjj toch zoo netjes en
zindeljjk houdt. Alle avonden gaat hjj
uit, maar hjj komt nuchteren en op tjjd
thuis hjj weet, dat den volgenden mor
gen het werk hem roept en het is zoo ver
nog niet met hem gekomen, dat hjj dit
zal verwaarloozen. Als metselaar moet hjj
op zjjn hoede zjjn. Maar des Zaterdags
avonds, dan bljjft hjj in de stad, dan heeft
hjj den tjjd en des Zondags slaapt hij zjjn
roes uit.
Hoe vermoeid zjj toch is door al die
opwinding. En hoe klopt haar arm ziek
hartVan week tot week wordt dit
erger! Misschien wordt zjj wel spoedig
verlost uit hare ellende. Zjj verlangt toch
ook zoo naar rust. Maar het kind haar
Anneke als zjj dat maar niet moest
achterlaten, hoe gaarne zou ze dan niet
gaan. Maar nu, nu moet zjj nog leven
voor haar kindReeds over twaalven.
Zou er wel iets vreeseljjkers zyn, dan zulk
wachten? Buiten slaat reeds weer de
kerkklok: een, twee, drie, vier een.
Een uur na middernacht. En hjj nog niet
thuis. Van uit het bedje klinkt weer het
zachte stemmetje: „Komt vader nu nog niet?
Hjj komt dadeljjk, slaap jjj maar, Anneke
lief.
Hoor
Bolswardsche Courant
ft