NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD BOI.SWA.RO EN WONSERAOEEI. i E I No. 93. Verschijnt Donderdags en Zondags. Negen en dertigste Jaargang. 1900. ZONDAG 18 NOVEMBER. BINNENLAND. Afzonderlijke nos. van dit blad zijn verkrijgbaar a 5 cent. Bl BOGS SBB ««e-sweeiB. VOOR valach bankbiljet van diligence, nu ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Een Chineesche novelle van Hedweg v. Moltke. en giet haar zilver licht over zyn vrouw, die over de zandige den oeverweg van de Tsehang- den Kiang-stroom8, zegt smart aangegrepen, „hoor van myn vader. Eens keerde ik en Balk, 14 Nov. Op de heden alhier ge houden naj aars veemarkt waren aangevoerd ongeveer 50 stuks hoornvee. De handel was traag, terwijl er voor melkkoeien lage prij zen werden bedongen. Een groot deel hier van bleef onverkocht. Voor kalfkoeien wer den vrij goede prijzen besteed. Fr. Zuidwesthoek, 15 Nov. De alle- daagsche jacht, die sedert 24 Och in deze provincie geoorloofd was, neemt morgen een einde. De resultaten zijn over ’t geheel voldoende geweest, inzonderheid wat het haarwild betreft. Vederwild is er den ge- heelen herfst weinig geschoten. De jacht op watersnippen had niet weinig te lijden van de hooge waterstanden, waardoor de z.g. snippenbanen in de rietkragen onder liepen. Dit hooge water bezorgde echter de hazenjagers een buitenkansje, het wild van de buitenlanden moest n.l. verhuizen naar de polders. In de bosschen werd de lijstervangst op enkele dagen met succes uitgeoefend. Hout snippen werden mede gevangen, echter in gering aantal. Heerenveen, 16 Nov. Heden ochtend is na eene langdurige ziekte nog onver wachts, doch uiterst kalm, in den ouderdom van 57 jaren overleden, de heer Simon Hamelink, directeur der Nederlandsche Tramweg-Maatschappjj. De heer Hamelink was een man van beteekenis. Onze provincie dankt hem veel. Wie twintig jaren geleden een reis door Friesland maakte en het thans weer zou doen, zou met verbazing opzien van de algeheele ommekeer in onze verkeerswegen. Toen enkel spoor, boot en diligenoe, nu Laat in den nacht, alsof de vogel des doods pikte in de muren mjjner kamer, komt Asrai huilend en weeklagend tot mg en heft de handen omhoog en werpt zich voor mij neder. Horesteo, vlucht, je vrouw, Ora-being heeft de zwarte ziekte, de pest, vlucht, opdat gij niet aangegrepen wordet, vlucht, iniin zoon. Kreunend viel ik op den grond. Ora- being, mijn vrouw! Vlucht, vlucht, reeds komen de mannen en teekenen de zwarte kruisen en de witte vrouw van den vjjver van Hoa-Tseing steekt de pekpotten aan. Horesteo, red je, nog is het tjjd Op den avond van den volgenden dag was ik in de stad die aan de mjjne grensde men liet mij de vrouw mijner keuze niet meer zien, de deur en de vensters werden met zwarte kleeden omhangen. Twaalf dagen later bracht een bode mjj het doods bericht en dood was Ora-being voor mjj, dood tot voor weinige dagen. Buddah-priester, Asrai, mijn moeder, bedroog mij. Mjjn vrouw was niet dood. Stervende bekende Asrai haar misdaad. Het lichaam van de schoone Ora-being was niet door de zwarte ziekte aangegrepen, maar haar hartebloed was door allerlei kwalen aangetast. Zjj geloofde, dat ik haar ontrouw was. Asrai en de vrouw van den vjjver van Hoa-Tseing belasterden mjj en goten gift in de weeke bloemkelk en verdreven haar van den Vaderlandschen grond in een vreemd land. Buddah-priester, moest Ora-being mjj niet ontrouw en onverschillig gelooven, ik, die mjjn huis ontvlood, de geknakte bloem ontvlood en geloofde de woorden van mjjn moeder Ik beweende haar in vurig gebed, aan het gewaande graf en de schenkster van mijn leven beweende Ora-being met mjj. Maar hoe hoog de boom ook is. zjjn bladeren vallen altijd op den grond. Toen Asrai stervende was, sprak zjj met gebroken stem: „Daar waar de Buddahtempel hoog de kleine huisjes overschaduwt en de Tschang-Yang zjjn stroom naar het Oosten wendt, leeft eenzaam Ora-being, je vrouw Buddah-priester, Gjj, die alles weet, leeft Ora-being hier Geef mjj antwoord en ge loof mjjne woorden/ Aandachtig had de priester de rede van den vreemdeling aangehoord. Met zachte stem, de over elkaar geslagen armen uit spreidende, antwoordde hjj „Beneden bjj de theetuinen, daar waar het dak der huizen met slingerplanten is bedekt, zooals de menschenborst met leed, leeft zjj, die gjj zoekt, leeft Ora-being, je vrouw Horesteo hoort het, zjjn oogen gloeien, voort jaagt .hjj over den muilen zandweg, het dorpje voorbjj, naar het kleine, een zame huisje. Angstig vragend staart de Buddah-pries ter den wegijlende na. Horesteo heeft het huisje bereikt. Diep haalt hjj adem en wiseht de groote zweet droppels van het warme voorhoofd. Klanken van een luit en treurgezang komen van achter de lage houten deur. De man klopt aan de deur, het gezang verstomt en het snarenspel sterft weghjj schudt aan de deur, krakend springt zjj open. Voor hem staat, door een rooden schjjn van ’t kolen vuur overgoten, een beeldschoone vrouw. Het is Ora-being. Het slanke lichaam, als door schrik verlamd, leunt tegen den harp de kleine hand strekt zich afwerend naar hem uit. Half zinneloos valt Horesteo voor de voeten der eenzame vrouw. „Ora-being, herkent gjj mjj niet „Horesteo!8 Zacht, schuchter zweeft de naam door het armoedig vertrek, dan vlucht de jonge vrouw naar het kleine bid-altaar en leunt daartegen met sidderend lichaam. „Hoor mij, Ora-being“, stamelt de man, „niet aan mjj is de schuld, niet ik zondigde, Asrai was het, mjjn moeder.8 „De stem is het weer8, fluistert de jonge vrouw als in een droom, maar tranen ont stroomden aan Ora-being’s oogen. Zjj buigt het donker hoofd op het fluweelen doek van het heiligen-altaar en zacht klinkt bet Drie jaar geleden nam hjj mjj in zjjn mar- merpaleis als zjjn wettige vrouw. Van goud en zilver at ik, van gedreven platina was mjjn theeschaal, en de stoel, waarop ik ruste, was van elpenbeen en glanzend satjjn. Als een enkele, groote feestdag waren de uren des jaars! Maar de booze worm loert eu knaagt overal, hjj vernietigt de sappige vrucht in de verborgenheid. De booze worm was Asrai. Boosaardig zag zjj neer op de vrouw van haar zoon, met duistere schuw heid vervulde zjj mjjn hart. Horesteo even wel was goed en beschermde zjjn bloem voor het ruwe weder, tramwegen, die de provincie doorsnijden in allerlei richting. Dat is het werk van den heer Hamelink geweest. Man van grooten ondernemingsgeest, van rusteloos werken, van durven en doen, iemand, die zijn doel, eens in ’t oog gevat, ook wist te bereiken, heeft hij veel tot stand gebracht. Te midden van zijn arbeid heeft de dood hem weggerukt. Streng en nauwgezet als hij was in zijn bevelen, werd hij tevens gerespecteerd als een humaan man van een bizondere goed hartigheid. De heer Hamelink is te Terneuzen, in Zeeland, geboren. Aanvankelijk voor den militairen stand opgeleid, werd hij later chef de bureau bij de Staatsspoor te Utrecht. Toen vond de Nederlandsche Tramweg-Mij. in hem haar man. Hij hield lezingen in Friesland over hel nut van tramwegen, en nu twintig jaar geleden, den 6 October 1880, kwam in onze provincie de eerste tramlijn tot stand: de paardetram Dokkum—Veen wouden. Later zijn achtereenvolgens aan gelegd de lijnen BolswardHarlingen; Bols- wardSneekJoureHeerenveenHeeren- veen GorredijkGorredijk Drachten Joure Sneek; Bergum Veenwouden; LeeuwardenSt. Jacobi-Par. enMarssum Franeker, terwijl de lijn Joure—Lemmer Amsterdam nog in aanleg is. De verdiensten van den heer Hamelink zijn ook van hooger hand erkend. Eenige jaren geleden werd hiervan blijk gegeven door zijne benoeming tot ridder in de orde van Oranje Nassau. 16 Nov. Dat ’n koe een haas kan vangen is wel eens verteld, maar dat een stoomboot een snoek kan bemachtigen... Edoch, heden morgen, toen de Lemster- stoomboot aan wal ging, kreeg een snoek, ’n tienponder, zoo’n klap van de schroef, dat hij bewusteloos boven water dreef. Een haak uit te steken en den snoek binnen te pakken, was het werk van een oogenblik, en hedenmiddag hing sinjeur ter „vrije bezichtiging8 aan den schoorsteen van de stoomboot, hiervoren genoemd. Bozuni, 15 Nov. Tengevolge der alhier heerschende mazelen onder de jeugd is de school voor een vrij groot deel ontvolkt. Behoorden de mazelen nog tot de besmet telijke ziekten, waarbij het verboden is kinderen uit gezinnen, waar de ziekte aan wezig is, op de school toe te laten dan zou de absentie nog aanzienlijker zijn. Gelukkig is de ziekte, die van huisgezin tot huisgezin gaat, nog geenszins van kwaadaardigen aard. In één huisgezin zijn er zes, in een ander zeven kinderen, die de mazelen hebben. Lemmer, 15 Nov. Ten gevolge reparatie aan de Dokkumer Nieuwe Zijlen, waardoor aldaar niet kan worden geschut, is de scheepvaart hier de laatste maanden be langrijk drukker geweest dan vorige jaren, in het bijzonder wat de stoomvaart betreft. Meermalen gebeurde het de laatste weken dat 15 tot 20 stoombooten meer dan ge woonlijk, met een inhoud van 120 tot 150 ton, door onze sluis werden geschut. Voor de opbrengst der sluis geen onaardig buiten kansje en ook voor het dorp geen scha. De lange jacht van Witmarsum was Dinsdag niet bijzonder gelukkig te Ooster- end. Er werden slechts vijf hazen bemach tigd en een hond werd door een molenwiek doodgeslagen. Kimswerd, 15 Nov. ’t Ziet er in onze plaats tegenwoordig alles behalve netjes uit. Door de verwisseling van de gewone tram rails, met spoorrails en het afleveren van bieten is het éen vuil è.1 vuil. Vooral de opslagplaats levert een treurig gezicht. Ver betering zal er in dezen toestand niet komen, daar door het besluit van de Pr. Staten deze geheel op de schouders der gemeente wordt gelegd. De provincie is genegen 60% voor de verbetering van het vaarwater bj te dragen ad f 3840. De gemeente staat dan voor een uitgaaf van f2560 voor de vaart plus f3200 voor den opslag. Haar aanbod was f2400. Was het voorstel van den heer De Ruiter aangenomen, dan droegen pro vincie en gemeente ieder de helft bjj van ’t kostenbedrag, en bestond er waarschijn lijk kans, dat de verbetering van vaart en opslag een feit werd. 't Meer, 14 Nov. Heden nacht verloor de veehouder H. K. alhier een zjjner beste koeien aan 't miltvuur. Hepk. Adv. BI. - Door den schrik. Ein vrouw uit de Friesche gemeente Smallingerland is door een fietser aangereden en daardoor zoo hevig geschrokken, dat zij binnen drie dagen overleed. Te Hulst is een valsch bankbiljet vaa f 25 in betaling gegeven. De zon is reeds achter de blauwe berg ketenen verdwenen. Donkere wolken trek ken zich samen en stapelen zich op, als wilden ze elkaar nooit meer loslaten. Duis ter wordt het landschap van Tschang- Yang, loodkleurig stroomt het langzaam opstuwende water voort. Langs den oever staan hooge, slanke riet- en maïs-gewassen, waardoor de wind langzaam, zwaarmoedig bijna, ruischt en zich dan rept naar de dorgetakte moer- beiboomen, welker bruine bladeren zuchtend op den grond vallen. De hoeven van een paard vertreden de dorre bladeren, terwijl de ruiter achteloos zijn zweep op het dier doet neerkomen. Eindelijk kijkt hij op voor hem verheft zich een afgodstempel hij ziet de zuilen machtig zich omhoog heffen en beweegt de lippen als tot een gebed. Kleine, onbeduidende houten huisjes om geven, als steun zoekend, den hoogen tem pel. Een oogenblik blijft de man staan, beschouwt het dorpje met een heftige ge moedsaandoening en bindt dan zjjn paard vast aan een boom langs den oeverkant. Geruischloos gaat hij over het weeke, mulle zand voort tot nabij het bedehuis. Daar gekomen, treedt een Buddah-priester in een lang, wit gewaad naar buiten en reikt hem de hand ten groete. De vreemde maakt een diepe buiging. Wilt ge gastvrijheid, zoo volg mjj Neen, Buddah-priester, ik zoek wat ik verloren heb en vind ik het niet hier, dan ga ik verder, steeds verder, langs stroomen en bamboeswegen, door bosschen en vel den, door het heelal. Heeft het zulk een hooge waarde, wat ge zoekt, vreemdeling Droomend staart de man voor zich uit. Ja, het heeft hooge waarde, het is mijn vrouw. Buddah-priester, zaagt Gjj het Het was frisch en lachend als de Zephyr, verrukkelijk te zien als de roos aan den Kiang-Stroom. Maar toen kwam het ruwe Noorden, en de bladeren van de roos woeien weg en niets bleef als de herin nering aan haar geur. Buddah-priester, zaagt Gjj mjjn vrouw? Spreek duidelijker. Wie zjjt gij Buddah is goed, misschien kan hjj u helpen door zjjnen dienaar. De opgewondenheid teekende zich op de trekken van den vreemde, toen hjj met heesehe stem begon: Ik ben Horesteo, de zoon van den Man darijn Ben Oresto. Drie jaar geleden aan bad ik Orabeing, de roos van den Kiang- stroom. Ik had haar lief als de schitterende middagzon, als de huppelende vlinder de zomerlucht. Maar kort is het geluk hier benedende nijd verduistert bet, geljjk een zandkorrel het oog zjjn licht ontneemt. Mijn moeder Asrai had mjj lief, zoo als men een eenigen zoon liefheeft. Mjjn huweljjk met Ora-being was de zandkor rel, die haar in het oog zatFrons niet uw voorhoofd, Priester, ik ken de wet, de godsdienst: zjj straft den beleediger, den aanklager der ouders zwaar. Ora-being was goed. Zoodra de scha duwen van den avond in het paleis neer vielen, verliet zjj in een draagstoel het huis om armen en zieken te troosten. Bleek, geknakt als de lelie, die zich van haar stengel wil scheiden, verscheen zjj op een avond aan tafel. Het fijne kopje hing moedeloos op de zachte borst. Zjjt ge ziek, Ora-being, mjjn bloeme zoo vroeg ik vol angst. Zjj schudde het hoofd en keerde zich af. De witte vrouw, de waarzegger, de pries ter, allen kwamenniemand wist raad en mjjn bloem verwelktestil werd de mond die zoo gaarne zong en ook uit haar oogen week iedere levensgloed. Droevig liep ik rond, dikwjjls meed ik Jagen lang het paleis terug, toen de zon reeds onder was donkere wolken, zooals heden, zich boven mjjn hoofd stapelden. De steenen trappen van mjjn woning weerklonken van vluchtige schreden en toen ik omzag kwam een vrouw met lange grjjze haren, met giftige oogen en zoeten mond achter mjj en verdween ter sijde in de kamers van Asrai, mijn moeder, ik raakte mjjn zinnen kwjjt. 1 was ih „11- 1L trok de wjjde wereld in en de witte vrouw van den vijver van Hoa-Tseing begeleidde mjj als mijn schaduw, ’t Werd eenzaam om mjj heen, maar 1 l ming en het lot hangt van de voorzienig- 1 TT L 1 TT wandel verder uw eigen pad." Ora-being heft het hoofd op treurend naar barer echt. „Roos van Horesteo door wat ik u zweer bjj de góden die mjj geleid hehben. Gjj leedt, zwaarder leed ik, door de misdaad van Asrai, mjjne moeder.8 Nadat de man de klacht had gefluisterd in Ora-Beings ooren, trekt hjj de jonge vrouw aan zijn kloppend hart en spreekt op sidderenden toon„En stjjg nu op mjjn paard, bloem van mjjn leven, keer terug als de herrezene zullen u de dienaren van uw paleis begroeten. De elpenbeenen stoel is ledig, op zijn glimmend satijnen kussen rust geen vrouwenhoofd, sedert gjj hem hebt verlaten. Koud en verlaten was het in het eenzame paleis, mijn ziel bevroor, de vogels vloten scherp, de pauwen sloegen njjdig hunne veeren uit, sedert Ora-being haar Horesteo niet meer minnend omarmde.8 Een zalige lach vertoont zich op het gelaat der jonge vrouw, zjj neigt haar hoofd in zalige overgave. „Kom, mjjn bloem8, fluistert de man be wogen en opent snel de deur der nederige woning. De donkere wolken zjjn verstrooid, uit hun midden treedt vol en glanzend de maan naar voren Horesteo en vlakte naar Yang jjlen. Hinnekend ontvangt het paard zijn meester en draagt de roos van den Kiangstroom het geluk tegemoet. r» Niet altjjd echter kan een menseh goed zjjn, evenals de bloem niet altjjd schoon is. Horesteo wendde zich van mjj, Asrai sprak van minachting en nieuwe banden, en den plicht, den zoon zjjn eigen pad te laten bewandelen. Mjjne zinnen raakten in de war, ik weende als de hemel in regentijd, verkwijnde en verwelkte langzaam. De maagden en slavinnen hadden medelijden met Ora-being! O, dat deed pijn, de beet van den giftigen Elapida doet minder zeer. Lao-Tse bad ik, mjj in een adelaar te veranderen, die hoog boven de ellende der wereld, in onbereikbare rotsen leeft. Maar onvervuld bleef mjjn gebed. En toen, toen kwam de zwaarste dag mijns levens. Asrai liep handenwringend door de breede hallen van het steenen paleis en kermde„Horesteo is gevlucht voor zjjn vrouw en keert nimmer weder.8 De hemel verpletterde mij niet als de bliksem de rotsen van Konar, maar bonzend sloeg mjjn hoofd op den marmeren vloer en ik raakte mjjn zinnen kwjjt. Toen ik ontwaakte, was ik alleen. Ik 1 dj wi’11 J 'ir den vijver mij heen, maar het leven heeft zjjne bestem- heid af! Verstoor mijn rust niet, Horesteo, en kjjkt den vroegeren deelgenoot Bolswardsche Courant

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1900 | | pagina 1