NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
Veertigste Jaargang. 1901.
No. 4.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
IN UNIFORM.
Praatjes over dit en dat.
XIII.
ZONDAG 13 JANUARI. 5
INGEZONDEN.
BINNENLAND.
chambrée,
kwam,
Mijnheer de Redacteur!
Toen ik in September j,l. het voornemen
opperde, af en toe „onze" beschouwingen
aan de Bolswardsche Courant ter plaatsing
aan te bieden, had ik niet kunnen denken,
dat er voor Nieuwjaar reeds een dozijn ar
tikeltjes zoude gereed komen. De stol leende
er zich evenwel toe, en ’k heb zoo at en
toe en hier en daar kunnen merken dat
men aan „onze praatjes11 nog al de aandacht
gelieft te schenken. Dit spoort mij en
mijne huisgenooten aan op den ingesla
gen weg voort te gaan, en een- of tweemaal
per maand U Mijnheer de Redacteur wat
plaatsruimte te verzoeken.
Verschillend zijn evenwel de oordeelvel
lingen, die ik zoo hier en daar opving, ’t
Blijkt maar waar te zijn:
„Die timmert aan den weg,
Heeft alle mans gezeg.11
Ik kan U de verzekering geven M. de R. 1
dat de oordeelvellingen over mijn schrijven
al zeer uiteenliepen. Meermalen werden de
artikelen flauw genoemd, nu dat ligt voor
de hand. Wat de een als Attisch zout ver
orbert, smaakt een ander als laffe kost. Dit
hangt af van de verschillende mate van
ontwikkeling en vooral ook van ’t verschil
lend kwantum eigenwaan, ’t Gebeurt vaak,
dat ik een uitdrukking geestig vind, en dat
mijn vrouw die afkeurt en omgekeerd, wat
zij soms „pittig11 noemt, vind ik onbegrijpe
lijk. Maar zij is, dat heb ik ook reeds vroe
ger gezegd, knapper dan ik, echter de gus-
tibus non est disputandumover smaak valt
niet te twisten.
Ook werden „onze“ artikelen wel seurig
en langdradig gevonden, en gelijk ik het
laffe niet kan ontkennen, meen ik ook deze
laatste bewering te moeten toestemmen. Als
men zoo dikwerf een paar kolommen der
courant wil vullen, dan moet men soms van
den nood een deugd maken. Er was in
zeker dorp een hotel, waar ’s avonds de
gasten met de diligence aankwamen. Als
de wagen in aantocht was, zag de hospes
gauw om een hoekje, hoeveel bezoekers hij
had te wachten. Een enkele maal als het
heel druk was, kwam hij dan haastig in de
keuken loopen en riep tot den kok: „Jan,
Jan! water in de soep, er is een bijwagen.
Welnu, er is voor mg ook vaak een „og-
wagen“en
Een enkele maal hoorde ik nog zeggen,
dat in mijn stukken deze en gene een
„knauw11 wordt gegeven, en dat keurde men
af. Waar van knauwen sprake is, moet
een best gebit aanwezig zijn, en daarop kan
ik mij niet beroemen. Ik moest noodig een
kunstgebit hebben, In figuurlijken zin echter
geef ik ook geen knauwen, ik heb in mgn
eersten brief reeds gezegd, dat ik niemand
te na wensch te komen, maar dat ik mij
houd aan het opschrift op het tentje van de
Somnambule in de laatste kermis aoor onze
Kiaas geeopieerd: ligt en waar heid, ver
klaart alles wat ge heim is, geen bedrog.
Komt ziet en oordeelt en oofer tuig u wan
de waar heid, la moe ut ook een enkele
maai een gunstig oordeel hooren over mijn
werk, doch ik wil daarover niets zeggen.
Dikwerf evenwel schoten mij de regels te
binnen van Alexander Dumas: „Ik heb
„altgd veel op met het oordeel van kleine
„luiden. Deze menschen zijn eerlgk, naïef
„en reeds daarom rechtvaardig. Zij geven
„hun cntiek, zonder eenige bijbedoeling.11
Waarom ik schrijf? Het antwoord hierop
is ook reeds in mgn eersten brief gegeven,
’t Geschiedt zonder eenige bijbedoeling, ’t
is voor tijdpasseering. Ik bergd nu eenmaal
het stokpaardje, dat ik graag overal mgn
neus eens insteek, en waar ik soms het
„lachend leugentje der ironie11 laat spreken,
geschiedt het zonder kwade oogmerken.
Waarom ik mij verdekt opstel? Ja zie,
geachte lezers, dat moet in ons klein stadje
wel. Wij menschen zgn nog steeds menschen
en de blinddoek van Themis is niet algemeen
in zwang. Men oordeelt zoo vaak naar den
persoon van wie of de richting van waar
iets komt, en zette ik mijn masker af, dan
was de aardigheid er af, voor mij om te
schrijven, voor velen van U om te lezen.
Ik neb werkelijk een eigenaardige positie
soms, ’k ben eigenlijk overal en nergens.
’t Spijt mij wel, dat men nu dikwerf on-
schuldigen verdenkt ja, dat is het rechte
woord. Ter wille van mijn „stokpaardje11
zullen ze wel beseffen, dat ik mgn incognito
wel moet handhaven. Omdat enkelen nog
al last hebben met mijn „Zondagschen naam11
en er zelfs zijn, die niet eens weten op
welke syllabe zg den klemtoon moetea leggen^
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zgn verkrijgbaar a 5 Ct.
zal ik mg voortaan, hun ten gerieve, met
mijn alledaagschen naam behelpen en daarmee
onderteekenen, want sedert Rooske Kleeve
in Bols ward haar intrede deed, let men
bijzonder op den juisten klemtoon.
’t Wordt echter tijd, dat ik mijn draad
weer opvat. Mij dunkt, ik hoor de gasten
roepen „Jan, Jan geen water meer, de soep
verdrinkt geheel!* Ter zake dus.
„Hé neef! zei ik gisterenavond tegen
Harmen, daar schiet mij wat te binnen.
Weet je wel, wat hier in deze gemeente is
bijeengebracht voor het nationaal huldeblgk
„Ja, dat is niet veel geworden hé?
slechts negentig gulden.11
„Ik vermoed, dat gij daar geen goed
aan hebt gedaan, vriendje! je gaf daar nog
al op af.11
„O zoo, wil je dien kant op? Zou je
dat nu op mijn rekening willen stellen?
Dan ben je aan 't verkeerde kantoor. Jij,
Jochem! met je krantengeschrijf hebt het
dan voor een deel op je geweten. Ik weet
wel, dat ik er niet zoo bijster voor was,
maar wat behoef jij dat alles aan degroote
klok te hangen. Doch met dat al, ik zie
nu heel goed in, wat een pover figuur
Bols ward daarmee maakt. Wonseradeel met
zijn ij verige dorpscommissies heeftwel f571,495
bijeengebracht. Gaasterland, dat nog wel
het „arme Gaasterland11 wordt genoemd,
brengt f 342 175 op en in hetzelfde nummer
der Bolswardsche Courant prijkt onze ge
meente met t 103,95 ot netto f 90 ongeveer.
„Ja, ook dat trok mijn aandacht. In
Workum is op een bedrag van fl4ó,285
slechts f 3,20 afgetrokken voor onkosten en
hier te Bolsward bedroegen bij een belang
rijk kleiner opbrengst de kosten ongeveer
f 14, zegge veertien gulden.
„Daar kan je aan zien, Jochem, dat
het hier in Bolsward niet krenterig toegaat,
doch het overschot, dat naar Leeuwarden
moet, is wel krenterig. Als de leden van de
Commissie het aan het Comité ter hand
stellen, mogen ze wel excuus vragen.
De Bolswarders hebben nog al onkosten
moeten maken om de Zuivelschool te hou
den een „krappe tijd11„Öt. Nicolaas was
ook juist in de stadte druk om zelf te
loopen11 op dergelijke wijze mogen ze
zich en ons Bolswarders wel verontschuldi
gen bij „de Leeuwarder heeren.“
„Als de Commissie zich begint te ver
ontschuldigen, zal ze jou er ook wel in be
trekken, Harmenzei ik lachend. „Je
herinnert je toch wel, dat je hebt gezegd,
dat het nationaal huldeblijk door jou niet
vet zou worden
„Daar begin je waarachtig weer1 stoof
neef op. „Wat wil je toch? Wil je mij der
voor laten opdraaien? Je hebt zelf er schuld
aan. Ik weet heel goed, dat er wel meer
zou zijn gekomen, wanneer de leden der
Commissie, zoo als oorspronkelijk hun plan
was, zich persoonlijk met de inzameling
hadden belast. Maar jij, Jochem, met je ge
schrijf, hebt daar geen goed aan gedaan,
jg hebt overal wat aan te merken. En ’t is
wellicht ook daarom, dat de Commissie de
nationale circulaires maar door den bode
liet terughalen.
En nu wil je mij daarvan de schuld geven
Dank je welIk heb jou toeleg al lang
gemerkt, ik verkies mij niet langer door
jou te laten uithooren, om dan de praatjes
publiek te maken. Wat heeft het publiek
daar toch mee noodig Ik zal je drempel
niet langer zwart trappen en Heb de eer
je te groeten, waarde neef!11 en hij zette
koers naar de deur.
„Wel, wel, wat stuif je in eens op.
Ik ben mij niet bewust, je ooit gegriefd te
hebben, en ik kan mij niet begrijpen, hoe
ge mjj den toeleg toedicht, om u opzettelgk
onaangenaam te zijn, kom, kom, bedaar wat
en blijf kalm.11
„Wat ik zeg, dat meen ik, je behoeft
niet te denken, dat ik morgen weer met
complimentjes bjj je kom, om de zaak weer
in orde te praten,4 en neef ging werkelijk
heen. Een mooi begin van het Nieuwjaar.
Uw dw. dnr.,
JOCHEM OPMERKER.
Bolsward, Januari 1901.
Tjerk werd, 10 Jan. Aan de heden
gehouden hardrjjderg door mannen en vrou
wen, namen 12 paren deel. Begunstigd door
prachtig winterweder en een spiegelgladde
baan, was deze wedstrijd interessant. De
prgs f 30,— werd behaald door J. en IJ.
Schaper van Bolsward, de premie f 10,—
door Atze Bergsma en Grietje Kroontje
van Exmorra en het cadeau door J, en D«
Goodgk van Bolsward,
waaruit het helscbe lawaai
met woest geweld opengegooid,
daarna weer dichtgesmeten, en een jonge
man, die zeker achtervolgd werd door zjjn
makkers, vloog luidruchtig lachend de
treden van een trap op.
Heel kalm keek de kapitein dit tooneeltje
aan, en wilde daarna de deur openen,
waaruit de jonge -soldaat gevlucht was.
Nauwelijks had hg de deur half geopend,
of een bekken vol water stortte zich eens
klaps over hem uit. Zijn hoofd, zgn gelaat,
alles was doornat tot aan de schouders toe.
Bedaard, zonder één woord te spreken,
trad de kapitein, terwijl het water hem
over den rug en den buik liep, de chambrée
binnen, waar de uitgelaten vreugde eens
klaps in groote ontsteltenis veranderde.
Te midden van die verschrikkelijke stilte
beschouwden de soldaten bevend hun
overste, die veel weg had van een hond,
die in een sloot een bad had genomen.
„Wie heeft daar met water gegooid?"
vroeg de kapitein eindelijk met verwon
derlijke kalmte.
„Ik kapitein, ik...
En de infanterist Kool naderde bevend
als een hondje, dat niets goeds van zgn
baas verwacht, den gevreesden kapitein
Donders.
„Kerel, voor wien hebt gij mg aangezien?
Zgt gij gek geworden
„Dat zal ik u zeggen, kapitein... Wg
stoeiden onder elkaar, en waren elkander
aan het plagen... Men vervolgde Kees Bos,
uw oppasser en daar hg in burgerkleeren
was toen u binnentrad, kapitein, meenden
wij
„Genoeg! Ik begrjjp je! ’t is een mooie
redenEnfin, het is goedmaar begin het
spelletje niet opnieuw!... Roep aanstonds
Bos, dat hg een brief voor me naar huis
brengt."
Dit zeggende maakte hg rechtsomkeer,
en trad weer de kamer van den sergeant
binnen, die ten hoogste verbaasd was, zijn
overste in zulk een staat te zien.
„Hoe riep hg uit, „zg hebben het ge
waagd Maar wie heeft het toch ge
waagd, kapitein?..."
„O, ’t beteekent niets."
Hij schreef vlug eenige regeltjes, ver
zoekende, aan zjjn oppasser zgn uniform
mee te geven. Daarna beval hg den ser
geant het briefje aan Bos te geven.
Om geen kou te vatten, liep hg de kamer
van den sergeant op en neer, een breed
spoor water achter zijn schreden latend.
„Zijn ze gek mompelde de kapitein bij
zich zelf... „Ha, indien men hen wilde
straffen!... Die rakkers weten wel, met
wien zg te doen hebben
Eindelijk kwam de oppasser met de
uniform terug. Weldra had de kapitein
zgn blauwe broek met roode streepen aan.
Juist was hg bezig de jas aan te trekken,
toen op de deur geklopt werd, ’t Was de
infanterist Kool, die aan den sergeant kwam
vragen, of hg zjjn verlof had klaar gemaakt
om den volgenden dag het huwelgk van
zgn zuster bg te wonen.
„Zgt gg het weer, Kool?" vroeg de
kapitein, en zgn stem klonk al bedenkelgk
norsch.
„Ja, kapitein!.
„Kom eens hier, kerel, ik heb met jou
even iets af te rekenen!... Gij denkt dus
naar de bruiloft te mogen gaan, na mg
voor den gek te hebben gehouden, kerel
„Ja... kapitein Maar
De uniform begon haar gevaarlijke ver
andering te weeg te brengen. De kapitein
had zijn jas reeds aangetrokken en zgn
kepi opgezet.
„Verlof vraagt gjj, he? Wat anders zult
gij krijgen!"
„Maar, kapitein, ik verzeker u...“
„Ik verzeker jou, dat ge de doos in gaat,
dat zal je leeren, met mg den spot te drgven,
uilskuiken
„Maar, kapitein, ik meende, dat het wer
kelijk uw oppasser..."
Kapitein Donders had nu zgn sabel aan
gegespt en was nu niet meer te houden,
de uniform was volledig!
„Wat bewijst me, ezel, dat gij het niet
opzettelijk hebt gedaan Zeg, domoor,
rhinoceros, wat bewjjst me dat? Ge ziet
wel, dat ge het niet kunt bewijzen, he
„Maar, kapitein!..."
„Houd je mond! Spreek me niet tegen,
anders sla ik mgn sabel nog op je harden
kop in stukken Pak je weg, ge zult acht
dagen politiearrest hebben. Schrijf op,
sergeant, acht dagen politiearrest voor den
soldaat Kool, wegens beleediging van een
kapitein. Ingerukt, marsch
Als hij zgn gewoon burgerpakje aan had,
was er geen kalmer, meer bezadigd man
dan kapitein Willem Donders. Als hg niet
in uniform was, was hg de goedigste kerel
van heel de wereld, men kon dan met hem
doen wat men wilde.
Ongelukkig echter was kapitein Donders
den meesten tjjd in uniform en in de
kazerne, en daar was niemand woester,
niemand die gauwer driftig werd en tegen
de soldaten uitviel.
Als hg het exercitieplein op en neer liep,
bleef hg onverwacht nu nier dan daar staan,
en terwijl de aderen op zgn voorhoofd op
zwollen, zgn oogen bliksemstralen schoten
en zgn lippen trilden, brulde hg
„LuitenantLaat toch je manschappen
aanrukken SergeantBotterik, uilskuiken,
hoort ge me niet, sergeant? Ge zult vier
dagen hebben, reken daar vast opHei,
korporaal, ezel dat ge zgt, durft gg zoo
voor je overste verschijnen Meld je bg
den sergeant-majoor aan, begrepen, lummel?
Ge zult van nacht in de doos slapen, dat
zal je leeren. zaken te vergeten, die ik je
gecommandeerd heb! Uit mgn oogen,
verstaan
Of men dat verstondEen kanonschot
zou zjjn stem niet hebben kunnen be-
heersehen.
Op zekeren Zondagmiddag, twee of drie
dagen voor de groote manoeuvres, trad
kapitein Donders, in zgn burgerpakje ge
stoken, een beste kerel was hij nu, hg
kwam uit de sociëteit, waar hg met zjjn
collega’s eenige uren had gezeten de
kazerne binnen, om er zich nogmaals van
te overtuigen, dat alles kant en klaar voor
het vertrek der aanstaande manoeuvres was.
Op een der kleine kamers trof kapitein
Donders een sergeant aan, die droomerig
zgn pjjp rookte en niet weinig verwonderd
was door dit onverwachte bezoek. De ser
geant stond op, sloeg aan en wilde zgn pgp
wegleggen, maar de kapitein wenkte hem
vriéndelijk toe en zei op beleefden toon
„’t Is goed, ’t is goed, sergeant! Bljjf
gerust doorrooken, stoor je volstrekt niet
aan mgIk weet, dat het een Zondag
namiddag isna zes dagen van vermoei-
enden arbeid mag men wel een beetje rust
hebben, en gij verdient dat meer dan wie
ook. Want ik ben sinds eenigen tjjd over
u tevreden, zeer tevreden zelfs..."
De goede Donders thans sprak hg niet
als kapitein vergat echter, dat hg hem
den vorigen avond nog om een nietigheid
had gestraft. De sergeant glimlachte be
schaamd en boog beleefd, terwgl hg zei
„Kapitein... kapitein... ik..."
„Ja, ja, ik ben tevreden over u, en zeer
voldaan over mgn manschappen... En wat
mg vooral zeer aangenaam is is, dat, in
tegenstelling met andere compagnieën, in
mgn compagnie nooit of zelden gestraft
hoeft te worden... Ja, dat is pleizierig...
En is alles klaar? Is alles ingepakt Gaan
de zaken..."
In de naburige chambrée werd sinds
eenige minuten een helsch lawaai gehoord,
alsof alle duivels uit de hel waren losge
broken. Men lachte, men verschoof met groot
geweld stoelen, bedden en tafels, en het
scheen ten slotte in een formeele vecht
partij te ontaarden.
De sergeant werd ongeduldig en sprong
naar de deur.
„Kapitein, veroorloof mjj een oogenblik
weg te gaan. Ik zal hun bevelen zich stil te
houden en hun waarschuwen, niet weer te
beginnen..."
„Bljjf, sergeant... bljjf! ’t is niet noodig
Ge hoort wel, dat ze zich vermaken... Ze
mogen wel wat plezier hebben na een zoo
zware week. Daarbjj ze zjjn nog jong, ’t is
de leeftijd om plezier te maken. Geef mjj
eens de insehrjjvingsboekjes, ik heb er
daarin eenigen aan te teekenen..."
Kapitein Donders doorbladerde het boek,
dat de sergeant hem had aangeboden, en
floot een deuntje toen hg den sergeant een
sigaar had gepresenteerd.
In de andere kamer werd het er intusschen
niet beter op, het gedruisch was nu oor-
verdoovend geworden, het leek of een heel
regiment een toren bestormde. Men zou
gezegd hebben, dat het niets minder was
dan een strgd op leven en dood.
De sergeant kon zich nu niet langer
meer inhouden, hg wilde opspringen om
met de sabel in de vuist de uitgelaten
soldaten tot reden te brengen. Opnieuw
weerhield hem echter de kapitein, die
bedaard zei:
„Houd je gemak, sergeant, ik zelf zal
even gaan zien, en hen toespreken, om beter
te toonen, dat ik hen niet zoek te straffen".
9$ dit oogenblik werd da deur van da
VOOR
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver-
Bolswardsche Courant.