Verschijnt Donderdags en Zondags. Veertigste Jaargang. 1901.
No. 30.
NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWARD EN WONSEBADEEL
ZONDAG 14 APRIL.
EEN PAASCHMORGEN.
BINNEMaND.
VOOR
Arnh. Ct.
III.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Ct.
stem een wonder verwekt werd, dicht bij
hemin het hart van haar, die op het punt
was eene booze stiefmoeder te worden voor
hem en zijn zusje, was nieuw plichtgevoel
ontwaakt, was de haat verdreven.
Langzaam opende Elisabeth de deur en
met eene stem, door tranen gesmoord, sprak
ze„Lieve kinders, legt deze bloemen, die
mama meebracht, bjj die ge pluktet”... eene
innige omhelzing volgde en het was der
droeve of André fluisterdeheb hen lief in
mjjne plaats... Schaamte over vroegere
plannen vervulde het hart der treurende
moederaan geen bitterheid werd meer
plaats gelaten en de Paaschmorgen was ge
tuige hoe het leven den dood verjoeg, hoe
de liefde den haat overwon. Arnh. Ct.
kinderen van haar man niet vergeven, dat
ze kort getreurd hadden, dat ze weer vroo-
Ijjk speelden en draafden, dat ze leefden,
terwijl haar jongen, haar schat onbewege
lijk lag op den somberen doodenakker.
Vreemd, niet alleen hield ze niet meer van
Guy en Alice, maar het scheen haar en
van wroeging en spijt trilde het zwakke
lichaam het scheen haar, of ze die kin
deren haatte, alsof ze deel hadden aan haar
ontroofd geluk, aan bare geschokte gezond
heid. Als die beiden haar „Mama* noem
den, zou ze het wel willen uitschreeuwen
en roepen„Zwijg, ik ben je moeder niet!..
opdat die teere naam, dat hemelsche woord,
nooit meer tot haar zou worden gesproken,
nu André, wiens fijn bekoorljjk mondje
daar alleen recht op had, dien naam niet
meer kon uitspreken.
Deze Paaschmorgen was de afkeer van
de beide kinderen erger dan anderszij
had evenals andere jaren zelve hun de
Paaseheieren willen brengen... Wat waren
ze daar blijde mede. Hoe meer de onrecht
vaardige haat in haar ziel toenam, hoe
meer ze zich inspande om door daden die
niet te verraden. De kinderen waren in
haar kamer gekomen. Ze had die vier oogen
zien tintelen van begeerte, de handjes
hadden gebeefd van verrukking bij het aan
nemen van die groote gekleurde houten
eieren, bjj de ontdekking van de twee ge
kozen geschenkjes, die er in zaten... O
God, wat kleine, jonge beulenWat had
die onschuldige pret haar pijn gedaan; dat
onuitgesproken geluk om hun bestaan, die
tegenstelling met de zwarte kleertjes In
haar verbeelding had ze André voor zich,
die haar verweet, dat ze hem niets gaf.
Een snik werd met moeite onderdrukt en
om aan haar gevoel te kunnen lucht geven,
was ze alleen gaan wandelen, terwijl Alice
en Guy naar de mis reden. Vermoed had
ze niet dat de natuur, in plaats van haar
weldadig aan te doen, haar nog bitterder
zou stemmen.
Langzaam en droevig was Elisabeth de
Fresne den heuvel opgeklommen langs den
muur van het park der villa waar zij
woonde. Nu zat zij op dezelfde bank met
het heerlijke uitzicht, die haar zoo gelukkig
en blij had gekend. De natuur om haar
heen was goddelijk mooi. De Maursche
bergen strekten zich ter linker uit met de
Hyères aan den voetwouden en heuvels
werden beschenen door een helderen voor
jaarszon en de bloemen uit het park geur
den haar te gemoet.
Daar luidde de klok van de kleine kerk,
de Notre-Dame de Consolation, en gaf door
haar tonen, gedragen door de lucht, eene
nog hoogere wijding aan het verrukkelijk
tooneel. Het was einde Maarthet was
Paschen.Het feest der opstanding strookte
zoo geheel met de ontloken natuur in
Provence, de zon, het water, de hoornen
en de bloemen, alles verkondigde de zege
praal van de liefde over den haat, van het
leven over den dood.
II.
Helaas, juist het feest van leven in na
tuur en kerk, van den gezienen en onge-
zienen hemel, vervulde de jonge vrouw met
naamlooze droefheidde Paaschmorgen
stemde haar diep treurig. Het zwarte krip
dat haar omhulde, waarin haar blonde,
teere, bevallige verschijning zoo zeldzaam
sierlijk uitkwam, sprak van grooten rouw.
De mooie oogen waren nat geschreid en
het zonlicht deed ze pijnlijk aan. By eiken
klokketoon kromp haar hart ineen van
droefheid. Zy had haren zoon, haar eenig
kind, verloren, vier maanden geleden, en
de wond die steeds bloedde, scheen nog
heviger opengereten bjj den aanblik van
het natuurtafereel, bjj het lentegjvoel dat
de geheele omgeving zoo tooverachtig
schoon maakte. Haar jongen, haar lieve
André, zou nimmer meer de zon zien schij
nen en nu riep die klok op ten gebede
tot een God, tot wien ze niet meer spreken
kon, nadat Hjj haar zoon had weggenomen.
Een koude, onverschillige blik vol wanhoop
wierp ze op het warme terras. Haar geest
riep al de bijzonderheden weer op van den
droeven dood. Een hersenvliesontsteking
had in twee dagen tyds den prachtigen,
zesjarigen knaap doen bezwijkenhet lot
was wreed voor haar. Bijomstandigheden
hadden de smart nog verscherpt en de jonge
moeder doorleefde weer geheel het treurig
verleden... Het water van de kalme golf
voor haar herinnerde aan de oneindige zee,
waarop Ludo de Fresne, haar echtgenoot,
had rondgezwalkt. Tien maanden te voren
had zjj den zeeofficier uitgeleide gedaan
naar Toulon, toen hij de reis naar Indië
ging ondernemen. Thans zou ze zooveel
behoefte hebben aan zjjne nabijheid, de
beproefde echtgenoote, maar vooral de on
gelukkige moeder en juist nu scheidden
mjjlen hen van elkaar. Wanneer zou hjj
terugkomen om balsem te brengen voor
het gewonde hartom haar moed in te
spreken tot het opvatten van haar plich
ten?... En welke plichten De klok, die
opriep voor de mis, waaraan ze niet kon
deelnemen door de bitterheid die haar
vervulde, had ook de gedachten aan die
plichten opgeroepen.
Als mevrouw de Fresne den kant van
den rjjweg had opgekeken, zou ze een klein
wagentje hebben ontdekt, bespannen met
een poney en twee kinderen in het zwart
daarin gezeten, een jongen van tien, en
een meisje van negen jaar. Die beide kin
deren, Guy en Alice, waren die van haar
man uit zyn eerste huwelijk. Ze wist het;
ze ging de jaren langs. Toen zy den zeeoffi
cier, haar neef, gehuwd had, was het mede
lijden met die beide kinderen zoo oprecht
geweest. Innig had zjj zich voorgenomen
de doode te vervangen by die twee, toen
nog zoo jong, dat ze thans niet eens wisten,
dat zy een tweede moeder hadden. Toen
Elisabeth zelve een zoon kreeg, had ze
zoo zorgvuldig getracht geen voorkeur te
doen blyken. En dat kostte haar geen
moeite. Als die drie mooie hoofdjes samen
prenten keken, als die drie bevallige kin
deren speelden, had ze allen zoo lief...
Waarom nu niet meer? Waarom? Daar
lag immers het kerkhof aan den voet van
den heuveldat gaf het antwoord. Een
klein kruis teekende de plek waar voor
haar oogen, want ze had de begrafenis bjjge-
woond, de kist met haar André bedolven
onder bloemen, was neergelaten in de
groeve. Na dien dag had eene wreede
gedachte haar bezieldze herkende zich-
zelve niet en nu, op dezen mooien lente
dag, was dat bitter gevoel met dubbele
kracht bovengekomen. Ze kon het den
Engwirden, 11 April. Drie en een
halve maand na 1 Jan., d. w. z. net zooveel
na de invoering van de leerplichtwet, en
nog altijd loopen de leerlingen, vallende in
de termen der wet, vrij rond. Aan wien de
schuld Aan den wetgever, aan de uit
voerders ’t Is te hopen, dat hierin spoedig
verandering mag komen. De wet bezit meer
leemten. Immers, er zijn leerlingen, die met
het einde dezer week al vijf weken veen-
arbeid verrichten. Als dat zoo kan, is het
veel eenvoudiger, dan zes weken vrijstelling
te vragen. Of dat ook de bedoeling dos
wetgevers geweest is
Lemmer, 11 April. Hedenavond om
streeks 8 uur is door schipper Sjoerd Vlas
van Heeg, alhier aangebracht een byna
onherkenbaar en in verge morderden staat
van ontbinding verkeerend lijk, door hem
uit zee opgehaald tusschen Liken Lemmer.
Misschien dat dit het lijk van een der
Wieringer visschers Wigoout is, die dezen
winter op de Zuiderzee zyn omgekomen.
Men vermoedt dit te meer, omdat het ge
kleed was in jekker, terwijl de handen in
vingerwanten staken. Het lijk is hier in
het lijkenhuis neergezet en aan de vermoe
delijke familie is bericht gedaan.
Heerenveen, 12 April. Een zoontje
van den heer B. heeft heden middag bij
het polsstokspringen een been gebroken.
Lippenhuizen, 11 April. Een ouder
paar, (J. d. B. en vrouw alnier, kreeg gister
een angstwekkend telegram uit Jorwerd.
Hun zoontje had daar bij de afbraak eener
boerenhuizinge een ernstig ongeluk ge
kregen. Men vreesde het ergste. De moeder
er heen, en toen zij gisteravond 10 uur te
Jorwerd aankwam, leefde haar zoontje nog
al, doch een uur later was hij overleden.
Een oude muur was omgewaaid en de
13-jarige Anne was er onder geraakt.
Lemmer, 11 April. De visscher J.
Visser en zyn beide knechten gingen giste
renavond omstreeks 9 uur, na eerst de
kachel aangemaakt en daarbij hun natte
kleeren gehangen te hebben, in de kajuit
van het vaartuig ter ruste. Hedenmorgen
omstreeks 4 uur kwam het een anderen
visscher verdacht voor, dat Visser met zyn
schuit nog geen toebereidselen maakte, om,
zooals gewoonlijk, ter haringvangst uit te
zeilen. Na herhaalde malen tegen de kajuit
van Visser geklopt te hebben, kreeg hij
eindelijk een zuchtend antwoordalle drie
waren nl. door kolendamp bedwelmd. Een
der knechten had nog juist zooveel bewust
zijn, om het luik der kajuit open te doen.
Visser en de andere Knecht waren echter
geheel bewusteloos. Door het toepassen
van doelmatige middelen slaagde men er
gelukkig in, de levensgeesten weder op te
wekken. Alle drie hebben zich onder ge
neeskundige behandeling moeten stellen.
Men hoopt echter, dat ze het ongeval goed
zullen ontkomen. Was men een half uur
later bij de schuit gekomen, dan waren
hoogstwaarschijnlijk alle drie gestikt ge
vonden.
Repk. Nwsbl. v. Fr.
Gaasterland, 10 April. Opmerkelijk
is het, hoe weinig kieviten etc. zich hier
dit jaar in de landerijen ophouden. Van
het vinden van eieren wordt ook nog
hoegenaamd niets vernomen, ’t Getal wilde
eenden, dat meestal in de bosschen nestelt
is mede zeer gering. De byzonder koude
dagen hebben hierop zeker veel invloed
hoewel de eenden meer en meer onze ge
meente schijnen te schuwen. Zoo talrijk ze
vroeger waren, zoo schaarsch komen ze in
de jongste jaren voor. De maatschappij
„Gaasterland* heeft thans enkel aan de
bewoners barer boerderijen alhier vergun
ning verleend tot het zoeken van eieren
van kieviten en ander waterwild op da
landerijen. Vorige jaren werd aan niemand,
zonder uitzondering, permissie verleend.
Het water van de Lyonsche Golf spie
gelde steeds de lucht en de bergen afde
bloemen geurden nog even heerlijk, alleen
de klok zweeg had die Ook de stem van
haar haat en onrecht doen zwijgenhelaas
die sprak luider dan anders. Wel schaamde
Elisabeth zich by wjjlen daarover, doch ze
vermocht niet die te stillen. Ze verbaasde
zichzelve, zoo weinig liefde te voelen voor
een halven broer en zuster van André en
toch ze voelde zich in den slechten zin van
het woord eene stiefmoeder, zóó hard, zóó
wreedZe begreep niet zoo te kunnen zyn
en toch... Ja, ze was onrechtvaardig, maar
het kon niet anders, er was zooveel onrecht
in de wereld. Verdienden de voorkinderen
niet dat zij hun de vroegere liefde onthield,
veel minder verdiende zy immers dat haar
engel haar zoo plotseling ontnomen was?...
Die beminnelijke vrouw, vroom en zacht,
toegevend en lief voor de kinderen, geëerd
om haar karakter, had een demon plaats
geschonken in haar hart, die haar in op
stand bracht tegen alles tegen God, de
natuur, haar kinderen, die haar eindeljjk
deden uitroepen Waarom blijven die bei
den leven?...
Als geschrikt van die woorden stond
Elisabeth op van de steenen bank, streek
over de oogen als om een droomgezicht te
verjagen en ving den terugweg aan met
snellen pas, alsof ze het heerlijke land-
schap wilde ontvluchten, het oogenblik
niet wilde afwachten, waarop het tweetal
uit de kerk kwam, haar eigen booze ge
dachten wilde ontloopen. Ze koos een nauw
paadje tusschen de struikende dorre bla
ren hingen aan haar kleed, de pijnappels
op den bodem vertrad ze met genot en ze
scheurde bijkans de handen open aan door
nige takken, die ze moest op zjjde houden
om verder te komen. Inmiddels stilde het
gevoel van haat dat haar.,straks vervulde,
het nam plaats voor een meer beredeneer
den weerzin, en vóór ze te huis was stond
een besluit vast. Waarom zou ze blijven
leven met twee kinderen, wier tegenwoor
digheid haar altijd zou hinderenwaarom
zou ze eene eomedie blijven spelen en
moederliefde huichelen Deden eigen
ouders niet dikwijls wat zy thans zou ver
richten Waarom zou ze dat tweetal, in
plaats van te huis om zich heen te hebben,
niet liever zenden naar kostschool en
klooster, dan zou niets haar peinzen over
den doode storen, dan zou hun juichen haar
niet hinderen. Wel zouden ze zich niet
gelukkig voelen ze wist hoe aantrekke
lijk Guy was en hoe aanhankelijk Alice.
Maar koevele jongens en meisje van dien
leeftijd ondervinden niet hetzelfde Indien
de wereld het wreed vond, wat nood! als
zjj zich niet gelukkig voelden, welnu l*
Elisabeth wist dat ze het lot deelden
met tal van kinderen. Ze wist dat hun
moeder op haar sterfbed gesmeekt had, dat
haar echtgenoot den dienst zou vaarwel
zeggen en hen niet alleen latenhy moest
die kinderen nu dubbel lief hebben, daar
ze geen moeder meer zouden bezitten. Met
welk een diep medelijden had de jonge
vrouw de nalatenschap aanvaard en by
zichzelven gezworen„Nu de vader in
zeedienst blyft, nu zal ik hen nimmer ver
laten, ik zal de moeder vervangen*. Dien
weesjes het vaderhuis te ontnemen, was
dat gehoorzamen aan den heiligen wil van
de overledene, van haar in wier plaats ze
eens getreden was en die ze gezworen had
te zullen evenaren? Het geweten van
Elisabeth antwoordde wel van neenmaar
de in haar gemoed gewekte demon liet der
stiefmoeder geen rust. De kostschool en
het klooster, die zouden haar wreken... En
als de vader terugkwam?... Wat zou ze
zeggen Hier wekte de verzoeking nog
grooter schuld. De stiefmoeder was immers
de eenige die over het karakter kan oor-
deelen Guy was natuurlijk driftig, Alice
brutaalde vader had zelf die fouten dikwijls
opgemerkt, Elisabeth had ze dan vergoelijkt,
dus ze behoefde niet eens te liegen. Ze
deed wat recht was.
IV.
Elke ziel heeft zich denkbeelden eigen
gemaakt, een atmosfeer geschapen waar
buiten ze niet lang kan. Een edel hart kan
zich laten meeslepen tot onwaardige han
delingen, maar vindt daar op den duur geen
rust bjj. Toen de jonge vrouw by zichzelve
gezegd had„mjjn besluit staat vast, over
acht dagen zjjn ze het huis uit*, beproefde
ze er ook nu niet meer aan te denken
zoo min aan het verdriet der kinderen als
aan de leeljjke rol, die ze tegenover haar
man moest spelen. Liever hield ze zich
weer bezig met de herinnering aan het
sterven van André en den dag der begra
fenis, toen ze het lykje voor het laatst ge
zien had, met bloemen bestrooidO, die
gesloten oogen, dat half geopende mondje,
die bleeke handjes, die een bloem vast
hielden, en die vreeselyke mannen, die, het
kistje kwamen toeschroeven, de laatste
woonplaats van een kind dat enkele dagen
te voren nog vrooljjk en gezond was.
Van dien dag af had de moeder niet ge
wild dat iets in de sterfkamer veranderd
werd. Villa Rosa zou worden aangekocht
en geen vreemde zou den gewyden grond
betreden waar André speelde. Hoe vele moe
ders of dochters bewaarden eveneens de
voorwerpen van geliefde dooden als heilige
souvenirs, voorwerpen die na haar over
lijden door anderen met minachting werden
op zjjde geworpen.
Reeds drie maanden lang was Elisabeth
eiken morgen en eiken avond naar het
kleine vertrekje gegaan, waar haar lieve
ling had geslapen.
Ze opende zelve de blinden, nam de stof
af van de meubelen en zag naar de opge
vouwen kleertjes in de kast.
En al peinzende naderde de jonge vrouw
de mooie villa; schril contrast die zwarte,
droeve gedaante tusschen de kleurige
bloemen. z
V.
...De moeder was door de achterdeur
binnengekomen en had niet eens bemerkt,
dat de koetsier de wielen schoon maakte
van het wagentje, waarmede Guy en Alice
naar de mis waren gegaan. Die beiden
waren reeds een klein half uur terug. Op
het portaal ontstelde Elisabeth niet weinig,
toen ze hoorde spreken in André’s kamertje,
het heiligdom dat door niemand mocht
betreden worden en dat uitliep in haar
eigen kleedkamer. Waren de kinderen
thuis en wat deden ze daar Eene hart
klopping belette haar zich te bewegen of
iets te zeggen en daar hoorde ze Guy die
sprak
Alice, de bloemen moet je daar neer
leggen. Weet je nog wel, toen we glim
wormen voor broertje zochten? wat vond
hjj die mooi.
Ja, en de eieren stoppen we hier,
juist als toen we hem verleden jaar ver
rasten. Ik zou André zoo graag terugzien
en een zoentje geven.
Maar dat kan nooit meer, omdat hy
dood is. In den hemel vinden we hem
eens weer, niet waar Guy?
Kon hy maar opstaan, zooals Lazarus
en Jezus deden... Ik vraag dat eiken avond
aan onzen lieven Heer; mama zeker ook...
Het zou wel een wonder zyn, he? maar
waarom kan het niet Er zyn immers zoo
veel wonderen gebeurd..
De onschuldige jongen, de tienjarige, die
deze woorden zoo geloovig uitsprak, wist
niet dat op hetzelfde oogenblik door zjjne
«L
r»
Bolswardsche Courant.