1901.
No. 32.
Verschijnt Donderdags en Zondags. Veertigste Jaargang.
NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
1$.
BOLS WARD EN WONSEBADEEL.
b
I
ZONDAG 21 APRIL.
BINNENLAND.
Jl
II
VOOR
Bl
O
r
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
deze gebeurtenis, die den
en met
I’
Het werk wil de laatste dagen maar niet
ópschieten, niettegenstaande dagelijks ge
middeld 500 kub. meter zand wordt aange
voerd. Bejaarde opzichters, die reeds her-
haaldelijk dergelijke werken onder hun toe
zicht hebben gehad, staan verbaasd over de
kolossale verzakkingen waaraan de in aan
leg zijnde lijn, daar ter plaatse onderhevig
is. Een en ander is het gevolg van den
veenachtigen toestand van den bodem en
met deze moeielijkheid heeft men te wor
stelen tot op korten afstand van Lemmer.
Het land aan beide zijden van de lijn ligt
gelijk aan de baren van de zee en op som
mige plaatsen is de bodem opgebarsten.
Een Sneeker koopman stond gisteren met
zijn hondenkar, waaronder een paar honden
waren gespannen, en die geladen was met
zg. Edammer kaasjes, aan de Binnenhaven
alhier, toen op een oogenblik dat hij zijn
kar even onbeheerd liet staan, zijn honden
op een anderen hond toegeschoten, waardoor
de kar voorover wipte en 35 kaasjes in de
laagte rolden. Meer dan twee uren heeft
de koopman werk gehad om zijn kaasjes,
die er natuurlijk niet smakelijker op waren
geworden, weer op te visschen.
Hijlaard, 18 April. Dat men in den
bouwnoek naar droogte en eene zachtere
weergesteldheid verlangt, zal een ieder be
grijpen. Doch ook hier in den greidhoek
ziet men verlangend uit naar ander weer.
Zoo nat het land tegenwoordig is, is het
in tijden niet geweest. Menigeen zegt dan
ook, het nooit zoo gekend te hebben. De
weilanden waardoor voetpaden loopen, zjjn
werkelijk onbegaanbaar. Staat men een
oogenblik stil, dan hoort men een gesuis
van het in den grond dringende water, dat
natuurlijk niet spoedig genoeg kan weg
trekken.
Sommige kinderen moeten om ter school
te komen een omweg maken van belang.
En dan is het in de meeste gevallen nog niet
mogelijk om droogvoets aan te komen.
Het binnenpad van ons dorp naar Bles-
sum. is in het geheel niet te begaan, vandaar
dat men thans over Boxum moet loopen
om in eerstgenoemd dorp zijne zaken te doen.
Hierdoor wordt de afstand ongeveer drie
maal zoo groot.
Mirns, 17 April. Op de algemeene be
graafplaats alhier is een voor ongeveer 14
jaren begraven lijk opgegraven en naar de
nieuwe begraafplaats der Roomsch-Katho-
lieken te Bakhuizen overgebracht. De kist
was nog flink te hanteeren; er is evenwel
voorzichtigheidshalve vóór de overbrenging
eene nieuwe kist omheen gemaakt.
Leeuwarden, 18 April. Wegens het
verblyf van dr. Schaepman te Rome, waar
hij langer zal moeten blijven dan aanvan
kelijk vermoed werd, kan de op op Zondag
as. uitgeschreven Landdag der Friesche
katholieken niet gehouden worden, doch
moet tot een nader te bepalen dag worden
verschoven. Het Bestuur had namelijk alle
sprekers op één na verzocht hunne onder
werpen tot een volgende gelegenheid te
bewaren, opdat dr. Schaepman bijzonder op
den voorgrond zou kunnen treden. Door
zijn verplichte afwezigheid zou de Landdag
nu zonder sprekers zijn. Zoodra de heer
Schaepman in het land terug is, hoopt het
bestuur met hem in overleg te treden.
Opsterland, 18 April. Wegens het
bedankendercommissietotwering van school
verzuim te Beets, werd daar eene nieuwe
commissie als zoodanig benoemd. Ook deze
commissie heeft voor de functie bedankt.
Men wil dat de te geringe vergoeding
als oorzaak moet worden beschouwd.
Tjalleberd, 18 April. Ai sedert een
geruimen tijd bad de bakkerin G. alhier
een paar knechtjes in dienst, die wel geen
nachtdienst mochten doen, maar toch op
de drukste tjjden meededen. Nu evenwel is
tegen deze overtreding der wet door de
bevoegde autoriteit proces-verbaal opge
maakt en kan dit geval alzoo tot leering
van anderen strekken.
Hepk. Adv. v. Fr.
Franeker. In de gehouden vergadering
der Centrale Liberale Kiesvereeniging in
dit district, werden tot candidaten voor de
Provinciale Staten gesteld de heerenP.
Peereboom te Leeuwarden, A. Draisma de
Vries te Franeker en S. Hannema Lz. te
Harlingen, allen aftredende leden, benevens
de heer S. Brandsma te St. Anna-Parochie.
Voor de vijfde vacature bestond geen een
stemmigheid. De meeste stemmen verkre
gen de heeren L. Hoekstra te Franeker en
Joh. Hilarides te Pingjum, Een tweedg
vergadering is dus noodig,
I
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Ct.
Tjerkwerd, 18 April. In de heden ge
houden jaarvergadering van de alhier be
staande Ijsclub waren 15 leden tegenwoordig.
Uit het verslag van den Secretaris bleek,
dat in den afgeloopen winter drie wedstrij
den waren gehouden, die alle zeer geani
meerd bleken te zijn.
Daaraan was misschien te danken, dat
het ledental tot 62 klom.
De rekening van den Penningmeester
sloot met een tekort van plm. f 5, wijl de
ontvangsten f 171 en de uitgaven ongeveer
f 176 aanwezen.
Het nadeelig saldo werd echter staande
de vergadering door twee belangstellende
leden gedekt. De heer H. Zijsling Dz. werd
tot lid van het bestuur met 14 stemmen
herkozen.
Molkwerum, 18 April. Terwjjl de
moeder buiten haar werk verrichtte, ge
raakte in de huiskamer van een visscher
alhier de wieg in brand, waarin haar kindje
sliep. Reeds had de kleine eene brandwonde
bekomen en was het wiegekleed door het
vuur verteerd, toen de moeder terugkwam en
een hoogst ernstig ongeluk kon verhoeden.
Leeuwarden, 19 April. Gisteren zjjn
bij wjjze van proef verscheidene duizenden
jonge Gallicische karpers losgelaten in
verschillende Friesche meren.
Lemmer, 18 April. Over de tegen
spoeden, die de tramdirectie bij den aanleg
der tramljjn JoureLemmer onder behoor
van het dorp Follega ondervindt, nog het
volgende.
heeft nog nooit gefaald.*
De jongeling hoorde aandachtig toe.
„Mijne heeren* zei hy, „ik dank u hartelijk
voor uwe belangstelling, maar weet dat ik
den ellendeling nog beter ken dan een uwer.
Ik ben opzettelijk naar hier gekomen om
met hem een ontmoeting te hebben en als
de hemel met mij is en daarop reken ik,
zult gij allen morgen van het monster voor
goed verlost zijn. Tot weerziens!*
Het was duidelijk dat goede raad tot niets
leiden kon en met een bezwaard gemoed
vertrokken de beide secondanten om de
noodige toebereidselen voor het duel te
maken.
Vroeg in den morgen van den volgenden
dag kwamen allen op de bepaalde plaats bij
elkaar. Er werd geloot wie het eerst zou
mogen schieten. Het lot was dm vreemde
ling gunstig.
Twee strijders plaatsten zich op tien pas
van elkander.
„In orde!* riep de advocaat. Langzaam
hief de vreemdeling zjjn pistool op en mikte
op de borst van De Magny. Zoo bleef hy
misschien een halve minuut staan: daarop
liet hij het pistool zakken en sprak op
konden, snijdenden toon:
„De Magny! binnen weinigeoogenblikken
zult gij voor den rechterstoel Gods staan.
Mijn roeping is ’t, aan uw afschuweljjk
bestaan een einde te maken. Maar bovenal
sta ik hier tegenover u om wraak te oefenen
over den moord dien gij aan dokter Solean
hebt begaan.*
Dit zeggende hief de jonge vreemdeling
zijn pistool weder op, mikte thans op het
voorhoofd van De Magny en vuurde. Maar
op hetzelfde oogenblik had ook De Magny,
die bij die woorden in wilde drift ontstak,
tegen alle regelen in, geschoten; het schot
verbrijzelde den arm zijner tegenpartij.
„Dat is laag, dat is gemeen!* riepen de
secondanten van den jongen vreemdeling.
„Stil maar, ’t is niets, de schurk heeft
tenminste zijn straf!* zeide deze op blijden
toon, wijzend op De Magny, die dood op
den grond lag. De kogel was juist tusschen
zijn oogen in de hersenen gedrongen.
Toen de dokter de wonde van den jongen
vreemdeling onderzocht en verbond, flui
sterde deze, ondanks de hevige pijn, die
hjj leed, hem toe: „Kent u mjj niet meer,
dokter Leres?*
Dokter Leres was de geneesheer, die de
weduwe van Solean tijdens haar zware
ziekte na den dood van haar man had be
handeld en aan wiens trouwe zorgen zij by
die gelegenheid haar leven had te danken.
Hij keek de gewonde nauwlettend aan
en riep eindelijk vol verbazing en nog half
in twjjfel uit: Maar dat is immers niet
mogelijk?*
„En toch is het zoo*, fluisterde de ge
wonde. „Ik ben Estelle, de ongelukkige
weduwe van Ernest Solean. Mijn eed heb
ik gestand gedaan, maar daarmee heb ik
mijn armen besten Ernest niet terug.
Ach! was het schot van dien ellendeling
thans maar even zeker als toenmaals ge
weest.*
het bloed van zijn gelaat, keek met een
duivelachtigen blik den jongen aan onver
genoegde zich ^voldoening te eischen voor
de aangedane beleediging. Ieder der om
standers begreep wat dat beteekendeeen
duel met den gevreesden De Magny kon
maar op ééne wjjze eindigen,
Den volgenden morgen had de ontmoe
ting plaats. De Magny speelde met zijn
tegenpartij als de kat met de muis. Hij
legde aan, liet den arm zakken en legde
wederom aan; terwijl de onzekere hand
van Solean nauwelijks in staat was om het
pistool .behoorlijk te richten. Het was een
strjjd tusschen wolf en lam. Binnen tien
minuten was Estelle weduwe.
De smart van het jonge vrouwtje is niet
te beschrijven. In haar oog was haar echt
genoot de beste en edelste aller mannen en
dat hjj haar nu zoo op eenmaal ontroofd
werd, vermoord door een gemeenen schurk
bracht haar op de grenzen van den waan
zin. Wanhopig wierp zij zich op het lijk
van den geliefde en zwoer bij God en alle
heiligen, dat zjj deze gruweldaad aan den
ellendeling zou wreken.
Hevige koortsen overvielen haar en ge
ruimen tjjd vreesde de geneesheer voor haar
het ergste. Toen 'ze beter werd en hare
krachten herwon, verliet ze Lyon, om, zooals
ze hare kennissen zeide, op een badplaats
volledig herstel te zoeken.
Zeven maanden gingen voorbij. Op zeke
ren avond trad een net, keurig gekleed jon-
mensch het voornaamste koffiehuis van Lyon
binnen. Hij had een aristocratisch voorko-
komen en trok als vreemdeling spoedig de
aandacht der aanwezigen.
Juist liep het algemeene gesprek over
een pas weder gepleegde schanddaad van
De Magny en met bijzondere belangstelling
luisterde de jongeling naar h’etgeen daarom
trent werd verhaald, toen opeens het ge
sprek verstomde, want De Magny zelf trad
binnen en nam met een drietal vrienden
aan een der tafeltjes plaats.
Met strakkeu blik en met een minach
tenden trek op het gelaat staarde de jeug
dige vreemdeling, die op korten afstand zat,
onafgebroken naar het tafeltje en inzonder
heid naar den hoofdpersoon, De Magny.
De aanwezigen merkten het ter dege op en
schudden bedenkelijk het hoofd. Blijkbaar
wist de vreemdeling niet welk een gevaarlijk
menseh die De Magny was. Eindelijk stond
de onbekende op, betaalde zijn vertering
en begaf zich naar den uitgang van het
koffiehuis. Langs het tafeltje van De Magny
gaande struikelde hij was het opzet of
toeval? ieder der aanwezigen geloofde het
eerste en stiet daarbij zoo hevig tegen
den arm van De Magny, dat de geheele
inhoud van een glas wijn dat hij juist aan
de lippen bracht over vest en overhemd
stroomde.
Woedend sprong De Magny op.
„Mijnheer*, bulderde hij, „ik verwacht
op staanden voet je verontschuldiging voor
de onbeschofte lompheid!*
„Mijnheer, voor een ongeluk bied ik geen
verontschuldiging aan*, was het hooghartige
antwoord.
Doodsche stilte ontstond op eens in de
zaal. Het was nu zonneklaar, dat de vreem
deling geen het minste vermoeden had welk
een kerel hij voor zich had.
„Mijnheer, oogenblikkelijk uw nederige
verontschuldiging 1 of
„Mijnheer, ik heb niets met je te maken
en ben niet van plan u ook maar de minste
verontschuldiging aan te bieden!*
Buiten zichzelf van kwaadaardigheid,
greep De Magny een naast hem staand glas
en wierp den inhoud in het gezicht van
den jongeling.
Kalm droogde deze zich af, zeggende: „U
is het mijnheer, die beleedigt en ik verlang
voldoening.*
„Met genoegen, met genoegen*, ant
woordde De Magny, terwijl een satanisch
lachje om zijn lippen speelde „en reken er
op, melkmuil, dat ik je dooden zal!*
„Misschien, misschien ook niet!* hernam
de jongeling op kalmen toon. „Willen een
paar heeren uit het gezelschap*, ging hij
voort, zich tot de aanwezigen wendend,
„zoo vriendelijk zjjn een vreemdeling, die
hier geen kennissen heeft, als secondanten
ten dienste te staan?*
Gedurende eenige oogenblikken zwegen
allen. Eindelijk traden twee heeren naar
voren, een advocaat en een jong koopman,
die verklaarden zijne secondanten te wil
len zijn.
„Hartelijk dank, heeren. Maar zullen we
maar niet in een ander vertrek gaan om
een en ander met elkander te bespreken
De advocaat deed zjjn uiterste best het
jonge menseh te bewegen de vlucht te nemen.
„Wees er zeker van, hij zal je dooden, hjj
legt ’t er op toe en het schot van De Magny
^ngeveer zestig jaar geleden traden in
Frankrijk hier en daar zoogenaamde
bravo’s op, nietswaardige kerels, die zich
een buitengewone bedrevenheid in het ge-
gebruik van wapenen hadden eigen gemaakt
en er een genoegen in schepten met fat
soenlijke lieden twist te zoeken om dezen
vervolgens in een duel te dooden. De laag-
hartigste en meest gevreesde van die scha
vuiten was een zekere Jules De Magny,
een lange, magere kerel met terugstootend
gelaat en donkere, onheilspellende oogen.
Na reeds in onderscheidene steden schrik
en ellende te hebben veroorzaakt, had hy
zich ten slotte in Lyon metterwoon geves
tigd.
De Magny ving in die stad zyne werk
zaamheden aan met een duel, waarbij de
sympathie der bevolking aan zijne zijde
was. Te Lyon woonde bij zjjn komst een
zekere Terreuse, die niet veel beter was dan
hjj en het den menschen door zjjn onheb
belijk gedrag en twistziek karakter lastig
maakte. Al spoedig na zijn komst te Lyon
kreeg De Magny onaangenaamheden met
Terreuse en binnen 24 uur lag deze met
een kogel in de borst dood ter aarde.
Men wenschte elkander geluk en prees
den moed van De Magny, maar kwam al
spoedig tot de ontdekking dat men van
kwaad tot erger was vervallen, en dat men
voor een lastigen twistzoeker een duivel in
menschengedaante had in de plaats gekregen.
Als De Magny ergens verscheen, maakte
angst en afschuw zich van allen meester,
en men zocht hem zooveel mogelyk te ont
wijken.
Ernst Solean, een jong geneesheer, pas
getrouwd,met een lief, beeldschoon vrouwtje
was juist van zyn huwelijksreis terugge
keerd toen hy geroepen werd by zijn vriend,
den notaris Berton. Deze had het ongeluk
gehad den vorigen dag De Magny zooge
naamd te beleedigen. De Magny had hem
uitgedaagd en doodgeschoten. Solean kon
alleen den dood van zijn vriend consta-
teeren. Binnen weinige weken was Berton
reeds het zevende slachtoffer van den on
verlaat.
Den Zondag na
jeugdigen dokter diep geschokt
afschuw voor De Magny had vervuld, zat
hij met zjjn lief vrouwtje, die om haar
lieftalligheid aller aandacht trok, in een
der openbare tuinen van Lyon. Het toeval
wilde dat De Magny dicht langs het jonge
paartje heenging en toen Solean den ellen
deling zag, kon hij een gebaar van misnoegen
en afkeer niet weerhouden, Aan De Magny
was zulks niet ontgaan, hy ging een eindje
verder, keerde zich om en zette zich neder
aan het tafeltje, waar Solean met zijn
vrouwtje hadden plaats genomen.
Heel beleefd sprak hy laatstgenoemde aan.
„Mevrouw*, zei hy, „ik ben bewonderaar
van vrouwelyk schoon. U vergunt my zeker
wel u myn compliment te maken*.
Estelle, die hem niet kende, dacht dat
zy een dronken kerel of een krankzinnige
voor zich had en keek angstig haar man aan.
Solean werd doodsbleek, maar zocht zich
met alle macht te beheerschen, want hy be
greep onmiddellyk dat De Magny eenvoudig
een aanleiding zocht om hem uit te dagen.
„Mynheer*, zei deze, „deze dame is myn
vrouwmag ik u beleefd verzoeken, hier
vandaan te gaan*.
De Magny deed alsof hy niets hoorde.
„Mevrouw schijnt niet veel lust te hebben
om een praatje te maken, mag ik u mis
schien myn arm aanbieden om een wande
lingetje door den tuin te maken
Hy stond op en maakte een diepe buiging.
O, mijnheer! ik bid u ga heen*, riep
Estelle, die buiten zichzelve van angst ge
raakte.
„Mijnheer*, zei Solean, die zyn drift niet
langer beheerschen kon. „uw handelwijs is
ten hoogste ongepast. Ik moet u nogmaals
verzoeken hier vandaan te gaan*.
Ook nu deed De Magny alsof hy niets
verstond.
„Mevrouw is blijkbaar wat vermoeid, en
ik zal haar dus niet langer lastig vallen,
maar mevrouw zal my zeker wel toestaan
haar hedenavond een bezoek te brengen.
Tot vanavond dusBy die woorden boog
hy zich naar Estelle en voordat zy of haar
man vermoedden wat hy in den zin had,
drukte hy haar een kus op de lippen.
Nu sprong Solean op en sloeg hem met
de vuist een en andermaal in het gezicht,
zoodat het bloed van zyn gelaat stroomde.
Estelle begon te gillen en viel bewusteloos
in de armen van eenige omstanders, die
zich gaandeweg om het tafeltje verzameld
hadden.
De Magny bleef doodbedaard. Hij veegde
r.
Bolswardsche Courant.
«f
I