NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWABO EN WONSERABEEE M. Oosterba Verschijnt Donderdags en Zondags. Veertigste Jaargang. 1901. No. 37. ZIE ETALAGE ZIE! DONDERDAG 9 MEI. Bloemen in Potjes. Lampenl Gordijnhangfers. m BINNENLAND. I Laatste .Nieuws. VOOR een ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Ct. Oud.emird.um, 6 Mei. De oude vrouw alhier, me het vorige jaar haren 84en ver jaardag vierde en van wie we meldden, dat ze nooit in haar leven een „master- drankje* had gebruikt, heeft thans natuur den tol moeten betalen. Men vond haar gistermorgen dood in haar bed. „toen ik een Leeuwarden, 7 Mei. De Prov. Staten van Friesland hebben heden namiddag, in buitengewone vergadering, met 25 stemmen benoemd tot lid van Ged. Staten den heer Th. M. Th. Van Welderen Baron Rengers, in de plaats van den heer mr. A. Bloem bergen Ezn., onlangs gekozen tot lid der Eerste Kamer. Mr. J. van Giffen, anti-revol., bekwam 19 stemmen. Pr. Zuidwesthoek, 6 Mei. Onze ansjovis-visschers zijn over de vangst van de eerste week goed te vreden. Er is overal egaal gevangen, de visch is gewild van stuk en de prijs f 8.50 per 1000 stuks is niet tegengevallen. De beste vangst heeft tot heden ongeveer 10000 stuks be dragen, vangsten van 4 en 5 duizend stuks kwamen nog al dikwijls vooronbeduidende vangsten enkele vischjes in de geheele beug bleven echter ook niet uit. Eigen aardig is wel, dat niet zelden rijk gevulde netten worden opgehaald vlak naast geheel visch-leege daardoor heeft heden visscher A. zijn goeden dag, morgen zijn buurman. De visscherij wordt langs de geheele kust uitgeoefendop enkele punten zóó druk, dat men er zich over verbaast hoe de vis- schers den weg weten te vinden. Utingeradeel, 6 Mei. Bij de heden gehouden verpachting van het grasgewas der bermen aan de verschillende wegen in de gemeente, werden hooge huursommen verkregen. Beliepen deze in 1900 in totaal f 473,65, tegen f 347,01 in 1899, thans werd een en ander voor f 596,37 verpacht. Oldeboorn, 6 Mei. In één nacht een huis te bouwen, dat klinkt in dezen tijd zeker vreemd. Toch heeft dit hier plaats gehad. Zaterdag stond er nog niets en gister morgen rookte reeds de schoorsteen van ’t gezin, dat op den Prikkeweg onder ons dorp zich een domicilie had gekozen. Heerenveen, 6 Mei. De alhier geves tigde Onderlinge Brand waarborg- vereeniging die op 1 Mei 1899 is opgericht, heeft in haar tweejarig bestaan reeds afgesloten 152 ver zekeringen met een kapitaal van f 505,380, terwijl aan waarborg-kapitaal en winst op de loopende verzekeringen reeds f 1078 is bijeengebracht. Neemt men in aanmerking, dat velen, die voorstanders van onderlinge verzekering zijn, bij de oprichting der vereeniging nog 3 tot 5 jaar verbonden waren bij andere maatschappijen, dan laat het zich aanzien, dat na verloop van eenigen tijd nog velen zich zullen aansluiten bij de Heerenveensche Onderlinge Brand waarborg-vereeniging. Fr. Zuidwesthoek, 6 Mei. De veran derde dienstregeling op de H. IJ. lijn, voor namelijk de latere aankomst van den och tendtrein, heeft hetcouranten-lezend publiek i' j Tr een halven dag en meer te laat, waardoor in de onderlinge verzending een groote storing is ontstaan. Gaasterland, 6 Mei. De houtprijzen zijn iner thans als volgt: eikenbosjes 10,80 f 0,85, berkenbosjes f 0,65, bakkers takken f 1,50 a 1,65, berkentakken f 5,00 a f' 5,25, bezemrijs f 8,00 a f 0,00, alles per 100 bos. De meeste houtbazen zijn van plan Maandag a.s. met het eikschnlen te beginnen. Eenige arbeiders zullen vooraf eene vergadering houden teneinde van ge dachten te wisselen over de te vragen loonen. Lemmer, 6 Mei. De hedenmorgen alhier ontvangen telegrafische berichten van onze visschersvloot, die zich ter ansjovis-visscherij in de buurt van Stavoren Medembiik op houden, luiden zeer ongunstig. De vangst AX' A U AJ4 last van den strijd over te X4V j uu^oud v Uk* Dat is fic’.hter oremak kpI ii k het werk hebben gestaakt, maar heden weder aan den arbeid zijn gegaan; dat de fietsdief zijn hier gestolen Phoenix- wiel te Leeuwarden voor f 25 heeft beleend; aldaar een andere fiets heeft verduisterd; deze te Ötiens heeft laten staan en daar met een derde fiets er van door is gegaan; dat te Knijpe een beschonken persoon bij het inslaan van een glasruit in een herberg zich zeer ernstig aan den pols heeft verwond, zoodat met spoed de hulp van een heel kundige moest worden ingeroepen, die den doorgesneden slagader verbond; dat te of bij Wolvega een man levensmoede daad heeft gepleegd; en dat te Steenwjjk een koe is doodge schoten die zich ’s avonds na aankomst van de boot uit Zwolle van zijn geleiders had losgerukt en kolder vertoonde. De koe behoorde aan een bekend Leeuwarder vee koopman, die haar daags te voren gekocht had bij een boer te Knijpe. Hepk. Advbl. voor Friesl. Omtrent de werkstaking te Groningen, schrijft men aan de Ass. Crt. De steenhouwersknechten hebben het werk gestaakt, nadat zij in de vorige week aan de patroons een schrijven hadden ge richt, dat indien dezen niet aan hunne eischen voldeden, zij handelend zouden optreden. De knechten eischen een cent per uur meer, zoodat hun loon dan 23 een zoude moeten bedragen. Van grooten omvang is deze werkstaking niet, daar het aantal steennouwerskneenten hier slechts een 40-tal bedraagt, waaronder ook nog schuurders enz. begrepen zijn. Naar men zegt, worden de stakers uit de Bondskas gesteund met f 4 en 25 ct. voor ieder kind. De werkstaking onder de steenhouwers heeft gelukkig een kalm verloop. De pa troons hebben gedeeltelijk de eischen iuge- willigd, nl. vergoeding van het gebruik van eigen gereedschap van 1 ceut per uurhet weekloon na 7 uur des avonds (overwerk) te verhoogen met 50 pet. De patroons wei geren echter het gewone loon te verhoogen met 1 cent per uur en alzoo te brengen op 22 cent per uur. Volop genieten van zijn blijde onbezorgde jeugd spelen en dartlen, zingen en lachen in een geheele overgave van z’n geheele wezen. En laat elk op voeden slechts een leiden en besnoeien, nooit uitroeien zijn. En zorgvuldig opkweeken van die twee schoonste loten uit den jongen stam blijdschap en waarheid. Dan zal de opvoeding een leerling meteen zijn voor den leider. App. Crt. de H. Jr. Toen we nog kinderen waren Toen, ja toen! Toen de lucht nog blauw was en de weide groen, de zon lachte en de leeuwerik zong toen zorg nog niet stond in ons woordenboek en voor levensernst nog levens- blijheid gold toen we nog sprongen en dartelden en vochten en speelden dat was een heerlijke tijd. De onvergetelijke tijd van ons leven waarin een kleinigheid ons blij maakte, elke gebeurtenis ons een ontroering was. Toen een knikker voorwerp van hevigen strijd was, een gebroken pop reden tot veel tranen. Toen we alles wilden en mochten en konden, geen fatsoen of zoo hooren ons belette te zijn wat we waren en wilden zijn, jonge, warme groeiseltjes in de koesterende zon. Gulden tijd van geluk en veel warmte. Tijd van waarheid in voelen en spreken. O, we meenden het als we iemand bij onze vrienden telden, en onze vijandschap was kort, maar echt. We waren brutaal oprecht we durfden. Tegenover ons vergiste iemand zich niet hij loog. We maakten niet beleefd op de vergissing opmerkzaam, maar zeiden onze meening door een oorvjjg. Wie onoprecht was of laf, was ons een gruwel. Verklikken werd bestraft met uit- stooting uit den kring, bewijs van vrees met openlijke spot of minachting. Alles wat we delen was natuurlijk en vanzelf. Ook alle ongehoorzaamheid, alle kattekwaad bleef ver van geniepigheid. En als ’t dat niet deed, was ’t alleen daarom reeds veroordeeld. Wie denkt niet graag aan zijn jeugd terug wat oud gelaat trekt geen rimpels van genoegen, als herinneringen opkomen en verhalen rondgaan over „toen we nog jong waren/ Geen wonder voor de meesten onzer is de kindertijd wél voorbij. En met Paules zeggen zij kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind ah een kind, overleide ik als een kind, maar nu ik een man geworden ben, heb ik afgelegd wat eens kinds was/ Ja, wij zijn mannen en vrouwen geworden en hebben re nietgedaan wat eens kinds was. In onze onbezorgde, blije kindergezichten zijn rimpels gekomensprekend van zorgen en denken onze oogen lachen niet meer zoo vertrouwend de wereld in voor kin derspel en jongensvreugd hebben we nu zaken in hoofd en hart en de bloemen ver loren hun zachten glans ’t water is minder frisch en de lucht niet meer zoo blauw de vogels zingen niet meer zoo vroolijk en wij zijn volgepropt met cijfers en begrippen. De wereld heeft ons veel geleerd en ont nomen ze heeft ons geleerd dat men ’t met een beetje buigen en plooien verder brengt dan met te groote openhartigheid en eerlijkheid. Ze heeft ons ingeprent met heiligen schroom wetten van fatsoen en mode. En tegen wien we als jongens een kernachtig „je liegt*1 spraken we voegen hem nu toe: „vergeef me dat ik uw meening niet deelen kan** of „de bedoeling van den geachten spreker is weliswaar niet onjuist, maar—/ En ze heeft ons ontnomen zoo wat ons ’t best was, onze natuurlijkheid. Door haar zijn we niet van kind tot mensch gemaakt. Tot geschikte en bruikbare leden van de Maatschappij, tot beleefde en hoffe lijke en inschikkelijke gezelschapsmenschen helaas, maar al te vaak ten koste van onze persoonlijkheid. Ze beeft ons meer ontnomen. Onze levens blijheid. En dat deed ze vaak op een maar al te wreede wijze. De strijd om ’t bestaan is geen gemakkelijke leercursus. En wie steeds tobben moet om in z’n onderhoud te voorzien, verteert zijn onbezorgde blijdschap wel. Zou ’t voor goed zijn Zouden we voor altijd moeten missen wat onze kindertijd maakte tot die heel heerlijke, waarop we zoo graag terugzien, die ons zoo dikwijls nog toelacht als een verloren paradijs Laten we ’t niet te gauw gelooven. Want ook bij ons zelf ligt de schuld zoo vaak méé. Zoo vaak hebben we niet meer kind willen zijn. Hebben we gedacht, dat de bezigheden van onzen lateren leeftijd zooveel gewichtiger waren dan die uit onzen kin dertijd. En hebben we ons wellicht trotsch ge voeld op onze meerdere wijsheid en ons beter begrip. Meenende, dat ’t zoo hoorde, dat we een hoofd vol cijfers en oordeelen en een hart zonder warme voelingen hadden. Zou ’t ooit te laat zijn om te zien, dat er toch iets aan ons hapert, wanneer we missen de warme, spontane bewegingen, die we kenden in onze jeugd. Neen, niet voor hem Oorlog EngelandTransvaal. LONDEN, 7 Mei. De „Daily Mail” spreekt de bewering van „Central News” tegen, dat lord Kitchener de vredesonderhandelingen zal her openen. als hem de vrije hand gelaten wordt, en dat hij voornemens is zijn oorspronkelijk plan weder op te vatten. De „Times” bevat een wanhopigen brief uit Pretoria, en een wanhopig hoofdartikel, waarin het blad zegtHet leger is versleten. Het moet onmiddellijk worden hernieuwd, om den oorlog in het koude seizoen te eindigen, anders zal ’t nog een jaar duren. De „Standard” verneemt uit Brussel, dat Beyers nogmaals den Delagoa-baai spoorweg vernielde. De Boeren zijn niet voornemens toe te geven, zij zien bet best, dat Engeland op den duur toch niet zal kunnen volhouden, dat het zal moeten eindigen met toegeven. De groote over macht, waarover voortdurend wordt gesproken, beteekent zoo weinig meer. Daarvan wordt men niet weinig ontstemd. Vele bladen arnveeren het best overtuigd, na het lezen van een brief - in de „Times”, waarin eene schildering wordt gegeven van den toestand. De correspondent zag een afdeeling Britsche troepen bij Kroon stad en beschrijft als volgt den indruk, die deze op hem maakten „Waar is de gewone opgewektheid van den Britschen soldaat? Niet in deze lusteloozemen sdien, wier starende oogen slechts de eentonige vraag schijnen te herhalen, die men hoort van elkeen dien men ontmoetWanneer zal dat uit zijn? Komt er dan nooit een eind aan En daarover moet men zich niet verbazen. „Achttien maanden lang heeft men hen onop houdelijk bezig gehouden. Daar was geen rust, geen tijd om op adem te komen in winterkwar tieren, in dezen buitengewonen en voorbeelde- loozen veldtocht. Deze zelfde mannen hebben Cronjé verjaagd bij Kimberley; zij achtervolgden Botha van Kroonstad naar Pretoria; werden in den winter gestuurd naar Komatipoort; moesten toen weer terugmarcheeren naar Eouriesberg en vandaar dwars door den Oranje Vrijstaat, totdat zij eindelijk den spoorweg bereikten. Toen wer den zij weder naar het Noorden gezonden waar zij weder 500 mijlen marcheerende en vechtende moesten afleggen. Aan een spoorweg gekomen 1 werden zij weer teruggestuurd naar den Vrijstaat om opnieuw te trekken, onophoudelijk en vruch teloos, achter De Wet. Weder in een trein en nakr de Kaapkolonie, waar weer 500 mij len mar- cheeren voor hen stond en dan weer in een trein. „En zoo raken zij alle besef kwijt van tijd en plaats en uur. Zij zijn op, en de officieren kunnen hen niet dwingen tot een taak, die andere troepen met graagte zouden ondernemen. Dat is de ware geschiedenis van de vele bit tere teleurstellingen gedurende de afgeloopen maanden. Het leger heeft rust noodig. Na zes maanden rust kunnen zij hun werk weer op vatten. En zoo gij hen geen rust kunt geven, zendt dan nieuwe, frissche krachten, om den nemen. Dat is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Engeland kan geen 250,000 a 300,000 man meer uitzenden, om het leger in Afrika af te lossen. En zoo heeft dan deze oorlog het leger uitge put en afgemat, voor zijn taak ongeschikt ge maakt; de financiën van het land ontredderd; de staatsschuld doen toenemen en de besparingen van een halve eeuw opgeteerdongeluk gebracht over Zuid-Afrika en over Engeland, en thans is er zelfs gevaar voor vernietiging van de Engelsche nij verheid. Dat U de vloek van den gouddorst! of haar, die dat werkelijk voelt. Die kilheid en leegte bespeurt in zijn leven, en iets als onvoldaanheid naast alle succés en zakelijk welslagen. Die zal wel de wegen vinden die leiden naar ’t oude bezit. En hoe meer hij ze vindt, des te meer zal hij vindengeluk. ’t Leven is zoo heel kort. En de zon schijnt maar ééns, en de wereld lacht maar éénmaal voor ons in al haar schoonheid. En de tijd komt, dat vogelenlied en wind- geruisch en boomengezang voor ons ver stomd zijn. Laten we toch zien, wat we er van maken. Voor zoover we tenminste zelf iets kunnen veranderen aan eigen levensbestemming. En niet geheel ons behoeven te buigen onder den eisch van omstandigheden en omgeving. Levenswijsheid is in theorie, toch zoo heel eenvoudig. Wat zorgeloosheid en wat natuur ’t is alles. W e moesten eens wat minder zorgen kunnen hebben over ons zelf en ons eigen belang, wat minder zaken in ’t hoofd wat ruimer beweegkringen, watgrootere belangen. Ja, ik voel met pijn, dat er zooveel zijn, die dit niet kunnen. Die niet anders kunnen hebben dan de eene zorg zich en de hunnen in ’t leven te houden. Maar ook velen onder ons behoeven dat toch niet. En diegenen bedoel ik. Ze zijn vaak zoo heel klein, onze zorgen. Ja, in onze verbeelding bestaan ze vaak alleen. En toch vergallen ze ons geluk en verbitteren ons dagelijksch leven, ’t Zou een goed besluit zijn, wanneer we ons voor namen al onze zorgen te zien in ’t licht van de eeuwigheid en al onze vreugden in ’t licht van het oogenblik, dat ze vullen. Bij elke zorg te denken aan den tijd, die ook deze weer verwijderen zal, bij elke vreugd alleen ons te verblijden zonder denken aan wat was of zijn zal. En dan ’t tweede, wat natuur. Wat minder aangeleerde strijkages en wat meer zelf zijn. Niet alsof beleefdheid en in schikkelijkheid geen deugd ware. Maar ze mag nooit leiden tot onwaarheid. En natuur en waarheid is één. Beide beteekenen ’t zich geven zooals men is. Zonder omwind sels zichzelf openleggen in elk woord, elke daad. Geen halfheid willen, maar steeds vierkant durven zeggen dat ben ik. Misschien dat er zoo nog iets terugkwam in ons van ’t aantrekkelijke van onze kinds heid. Misschien dat een blijde natuurlijkheid ons nog iets teruggaf van ’t geluk, ’t on vergetelijk geluk onzer kinderjaren. „indien ge niet zelf wordt als de kin- derkens/ Welnu we hebben ze dicht bij ons. Laten we meer op hen letten ze. heb ben ons veel te leeren. In onze zonderlinge wijsheid verbeelden we ons fiat ’t juist andersom is. Dat zij van ons moeten leeren. Beide is waar. Maar ’t eerste niet ’t minst. Wie ’n zonnige kinder- glimlach leert overnemen en zijn leven lang trouw weet te bewaren, die heeft een inner lijke schat, die hem en zijn omgeving op weegt tegen alle uitwendige bezit, waarvoor ’t geluk niet te koop is. Ea wie ’t tweede wil toepassen en zijn kinderen van zijn eigen duur verworven wijsheid wil meedeelen, hij houde toch goed in ’t oog, dat hij een teer werk doet. ’t Is zoo moeilijk zich te geven geheel in den gedachten- en gevoelskring van een, die zoover van ons afstaat in behoeften en belangen, ’t Is zoo heel moeilijk te weten wat een kinderziel beroert en beweegt, wat zijn kleine vreugden en droefheden zijn. Maar één ding staat vast, en dat is steeds in ’t oog te houden nooit mag de kin derleeftijd slechts voorbereidend zijn voor ’t latere leven. Elk levenstijdperk, elk jaar, elke dag van ons leven is zelfdoelgeen van alle zijn slechts doorgangstijden maar wat later komt. Zoo laat dan elk kind waarlijk kind zijn. (i Bolswardsche Courant, i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1901 | | pagina 1