Verschijnt Donderdags en Zondags. Veertigste Jaargang. 1901.
No. 48.
NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
OLSWARD ra WONSERAOEEL
ZONDAG 16 JUNI.
BINNENLAND.
HET VERHAAL VAN EEN
GOUDZOEKER.
X
VOOR
prikte, schrikte daarbij
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Ct.
hem is, tot de drie of vier laatste dagen
komen. Dan begint hy naar haar uit te
zien, haalt zijn ouden, geel geworden brief
voor den dag en wjj komen en vragen om
ons dien voor te lezen. Mynheer, zjj was
ons aller lieveling*.
Voor 23 jaar bevond ik my te Stanislaus
en iederen dag trok ik er met pikhamer en
smeltkroes op uit en wies hier en daar een
hoed vol vuil uit in de verwachting, een
ryken goudader te ontdekken, maar dat
gebeurde nooit.
’t Was een mooie landstreek, heerlijk
boschachtig, eens, vele j aren geleden, bevolkt
geweest. Maar nu waren de menschen ver
dwenen en het bloeiende paradys was een
woesteny geworden. Hier en daar zag men
een eenzaam blokhuis uit den eersten tyd
der ontdekking van de mjjnen gebouwd
door de eerste goudgravers. Enkele van
deze huizen waren bewoond; daaruit kon
men de gevolgtrekking maken, dat de be
woners wellicht de pioniers waren, die niet
hadden gebouwd. Maar men kon ook nog
tot eene andere conclusie komen; dat
zy daar waren teruggekomen, evenwel
nadat zy hun schatten even gauw hadden
verloren als gewonnen en dat zy de ver
nedering niet hadden willen verduren, van
alles beroofd te midden hunner kennissen
te vertoeven, zoodat zy hier leefden, voor
hun dood.
In dit rustige woud was geen ander ge
luid hoorbaar dan het slaperigmakend ge
gons der insectengeen schaduw van mensch
of dier was hier overigens te ontdekken,
niets om den geest op te vroolyken, of het
leven wat minder eentonig te maken,
’t Was dus voor my een hoogst aangename
verrassing, toen ik op een namiddag een
mensch zag. ’t WTas een man van ongeveer
45 jaar; hy stond voor de deur van een
klein huisje met wijngaardranken begroeid.
Het huisje zag er volstrekt niet verlaten
uit, het maakte integendeel den indruk
alsof het zorgvuldig werd onderhouden;
het tuintje er voor schitterde ten minste in
volle bloemenpracht. Ik werd uitgenoodigd
binnen te treden en het my zoo gemakke-
Ijjk mogelyk te maken alsof ik thuis was
dat wilde het gebruik des lands.
Ik was uitermate verheugd, dit plekje te
hebben gevonden, dat het oog zoo weldadig
aandeed en een gevoel by my teweegbracht
als het gezicht van heerlijke spijzen by
iemand, die half verhongerd is. Ik had
nooit gedacht, dat ik het zoo heerlyk zou
kunnen vinden, over een tapijt te loopen
of dat rnjjn oog zich zou kunnen verlusti
gen aan ingelijste lithographiën, aan mooie
beschilderde lampekappen, windsorstoelen,
geverniste etagèretjes met zeeschepen, boe
ken en Chineesche vaasjes. Ik zag ook
nog een groot aantal voorwerpen, waarmede
een vrouw doorgaans haar heiligdom ver
siert of opsmukt. Myn opgeruimdheid stond
duidelyk op myn gezicht te lezende man
zag het en verheugde zich er blykbaar over,
zoodat hy, zonder dat ik hem er naar had
gevraagd, zeide:
Alles haar werk, zij heeft alles zelf ge
maakt geen kleinigheid.* En met een
blik van innige vereering keek hy de kamer
rond. Een klein Japansch voorwerp, boven
een schilderij hangend, was eenigszins scheef
gezakthjj bemerkte het en bracht het met
pijnlijke nauwgezetheid weder in orde, niet
zonder èen paar malen eenige passen ach
teruit te loopen om eens te zien, welk effect
het maakte. Daarop zeide hy„Zy doet altijd
zoo. Je kunt nooit zien, dat er iets aan
hapert voor het in orde is gebracht; dan
kun je het zien, maar dit is ook alles. Men
ziet er niets in van pijnlijke zorgvuldigheid
om overal symmetrie te verkrijgen. Jt Is
eigenlijk niets dan het tikje op de wang
of de kus, dien de moeder op bet hoofd van
haar kind geeft, als zy gereed is met het
opmaken van het haar en het kleeden.*
Hy bracht my naar de slaapkamer, opdat
ik myn handen zou kunnen wasschen.
Zulk een slaapkamer had ik in langen tyd
niet gezien: een hagelwitte sprei, witte
hoofdkussens, een tapijt op den vloer, aar
dige schilderijen en een toilettafel met spie
gel en eenvoudige toiletbenoodigheden. In
den hoek stond een waschtafel met Chi-
neeseh garnituur en op een schaaltje lagen
meer dan een dozijn handdoeken, zoo helder
wit, dat een gebruik maken daarvan my
byna als een profaneering zou zjjn voorge
komen. Weer las hy op myn gezicht wat
ik dacht, en weer antwoordde hy met groote
voldoening:
„Alles haar werk! Zij heeft alles zelfge
maakt, iedere kleinigheid. Geen ding dat
zy niet heeft geordend. Nu zult ge wel
denken maar ik mag niet zoo praten!*
Myn blik ging van het eene voorwerp op
het andere, als van iemand, die voor de
eerste maal op een vreemde plaats komt
en nieuwe iudrukken voor oog en geest
vriendelyke groeten ontroerden hem, hjj
verklaarde, dat het een ouden kerel als hij
goed deed, wanneer men zich zijner her
innerde. „O, mynheer, we missen haar
zoo,* voegde by er by, zich tot my wendend.
Zaterdagmiddag trok ik heel dikwijls mijn
horloge uit den zak, want ik verkeerde in
groote spanning.
Tegen den avond kwam Charly, een
andere veteraan, en verzocht Henry den brief
voor te lezen.
Daarop bespraken beiden de voorberei
dende maatregelen voor haar ontvangst en
Charley deed zijn best om zjjn vriend zoo
veel mogelyk afleiding te bezorgen.
„Of haar wat zou overkomen zyn? Wat
zegt haar brief? Dat zy gezond is en dat
zy voor negen uur niet hier kan zyn. Komt
dat niet altyd uit? Heeft zy ooit haar
woord gebroken? Je weet, dat zy het nooit
doet. Ze zal om negen uur hier zyn,^ dat
is zoo zeker als dat jy geboren bent. Kom,
laten we aan het versieren gaan, we heb
ben niet veel tyd te verliezen.*
Spoedig kwamen nu ook Tom enJoeen
beiden begonnen ijverig het huis met bloe
men te versieren. Tegen negen uur zeiden
de mannen, dat zy hun instrumenten had
den meegebracht en wat zouden gaan mu-
siceeren, want de knapen en meisjes zouden
spoedig komen, zij verlangden al naar
een vrooljjken dans. Een viool, een banjo
en een klarinet hadden zy meegebracht.
Zy gingen naast elkander zitten en speelden
eenvoudige danswijsjes, waarbij zy met hun
groote voeten de maat stampten.
’t Was negen uur; Henry stond in de
deur en keek den weg langs. De angst en
het verlangen, die hem kwelden, stonden
duidelyk op zyn gelaat te lezen. Reeds
enkele malen was op de gezondheid zjjner
vrouw gedronken, toen Tom riep: „Nog
een flink glas op haar welzijn, dan is ze
hier!*
Joe bracht op een blad de glazen rond.
Een van de twee laatste wilde ik nemen,
toen hy my influisterde„Neem dat niet,
neem het andere.*
Ik deed het. Henry werd het laatst be
diend.
Hy had zyn glas nauwelijks uitgedronken,
toen de klok negen uur sloeg. Hy luisterde
tot de laatste slag was weggestorven, werd
bleeker en bleeker en zeide eindelijk:
„Boys, ik word ziek van angst. Help mij
ik ga een beetje liggen.*
Zy hielpen hem op de sofa. Hy slui
merde onmiddellijk in, ging echter eenige
oogenblikken later weer overeind zitten en
vroeg: „Hoorde ik daar geen hoefslag?
Is zy al gekomen?*
Een der oude mannen antwoordde, den
mond dicht aan zyn oor:
„’t Is Jemmy Parrish, die komt om te
zeggen, dat zy een goede reis heeft gehad.
Maar baar paard is kreupel geworden en
zoo duurt het nog een half uurtje voor zjj
komt.*
„O, ik ben zoo dankbaar, dat haar geen
ongeluk overkomen is!“
Hy sliep reeds bijna, voor hy deze woorden
had uitgestameld. In het volgende oogen-
blik hadden de mannen hem ontkleed en
te bed gebracht in de slaapkamer, waar ik
de eerste maal myn handen hadden gewas-
schen. Daarop maakten zy aanstalten om
heen te gaan.
„Och, als ik u verzoeken mag, gentlemen,*
zeide ik, „gaat nog niet heen. Zy kent my
niet; ik ben een vreemde.*
Zy keken elkander aan. Toen zeide Joe:
„Zy Arm schepsel, zjj is al negentien
jaren dood!*
„Dood?*
„Ja of misschien nog erger. Zy ging
haar familie eens bezoeken, toen zy een
half jaar getrouwd waren. Op den terug
weg op een Zaterdagavond, overvielen haar
de indianen en ontvoerden haar met geweld
sedert dien tyd hebben wy niets meer van
haar gehoord.*
„En hjj verloor zijn verstand.*
„Hy heeft het sedert dat oogenblik nog
niet weer teruggehad. Maar hjj is kalm
en rustig; alleen tegen dezen tjjd van het
jaar verergert zyn toestand. Dan komen
wy, drie dagen voor „haar terugkomst* om
hem wat op te monteren en te vragen, of
hy al van haar heeft gehoord. Zaterdags
avonds versieren wy het huis met bloemen
en maken alles voor een dansje gereed.
Dat hebben wij sedert negentien jaren al
zoo gedaan.
„Den eersten Zaterdagavond waren wy
met ons zeven-en-twintigen, de meisjes niet
mee gerekend. Nu zijn wy nog miar met
ons drieën; de meisjes zijn allen weg.
„Wij hebben hem een slaapmiddel inge
geven en te bed gebracht, anders was hij
razend geworden. Nu ia hy weer voor een
jaar gerust gesteld en denkt» dat. 3$ bij
Sneek, 13 Juni. Pas was ’t paartje op
ons stadhuis en daarna in de Doleerende
kerk in den echt vereenigd of manlief kaapte
een paar koperen emmers, waarvan voor de
opbrengst door moeder de vrouw een nette
spiegel werd gekocht.
De politie heeft den jongen man duidelijk
gemaakt, dat ’t zien in dien spiegel in ’t
vervolg van tijd minder prettige herinne
ringen in ’t geheugen zal roepen.
Friso.
Oudemirdum, 13Juni. Hedenmorgen
is de ansjovisvisscher Ane Baggerman van
Stavoren door het omslaan van zijn vaartuig
bij onze Zuiderzeekusten in zee geraakt en
verdronken. Zijn lijk is nog niet gevonden.
De ongelukkige was 25 jaar oud en zou
eerlang in ’t huwelijk treden; hij stond
reeds in ondertrouw. Zijn knecht wist zich
door zwemmen te redden. Het vaartuigje
is nog niet terecht. Volgens de visschers
was de zee dezen morgen zeer onstuimig.
Winschoten, 10 Juni. Men schrijft
uit ’t kiesdistrict „Winschoten* d.d. 10 Juni:
De socialistische reclame-wagen 1
De Kamerverkiezing in ons district brengt
al heel wat drukte met zich mee. Geen
plaatsje zoo klein of er wordt een vergade
ring gehouden.
De heer E. Brader Bzn. of zijn partij
begint heden op Amerikaansche wyze met
een reclame-wagen. Hoe deze er nu uitziet
Daaromtrent deelt men het volgende mee:
Stel u dan voor een Oldambster boeren
wagen, bespannen met een knol. Daarop
twee personen en een groote teekening op
doek a la Braakensiek! de eene persoon
vervult de rol van voerman, de andere is
met een groote bel gewapend en „doet uit
legging van de prent*, die laten we dit
er aanstonds bij voegen zeer verdienstelijk
moet geteekend zijn.
Op de „prent* een oude afgetobde arbei
der aan een tafel, waarop een schaal met
aardappelen en water. Daarnaast de heer
Brader, broederlijk met de linkerhand op
den schouder van den afgeleefde en met den
rechter wijsvinger wijzende naar een tweede
tafel een tafel wel bereid: vleesch, wijn,
groenten, enz. waaraan een corpulente heer
is gezeten.
En met dezen reclame-wagen zal een
tournée gemaakt worden door ons kiesdistrict.
Heden begint de pret met Termunten.
Kimswerd, 14 Juni. Het veefonds
„Arum en omstreken* hield zijne jaarlyk-
sche vergadering bij Damstra te Arum.
Van de 140 leden was het bestuur, en slechts
één lid tegenwoordig. Uit het verslag van
den boekhouder bleek, dat van 12 Mei
1900 tot 12 Mei 1901, 22 runderen waren
gestorven, waarvoor was vergoed f 1130,60.
Het verzekerd kapitaal bedroeg van 12
Mei tot 12 Nov. 1901 1 132915,en van 12
Nov. 1900 tot 12 Mei 1901 f 163540.
Aan omslag werd het eerste halfjaar 20
cents en het tweede 50 cents per f 100
geheven.
De heeren Brems te Arum en H. Hoek
stra te Witmarsum werden tot bestuursleden
herkozen, terwijl in de plaats van den
heer H. Tacoma te Pingjum werd gekozen
diens zoon R. Tacoma. Het percentage van
uitkeering bleef op 40%. Besloten werd
ook in het zomerhalfjaar kalveren op te
nemen.
Ongelukken. Te Braamt (gem. Berg)
waren gister kinderen in een schuur aan
het spelen, toen plotseling een daar staande
dorschmachine omviel.
Het 4-jarig kind van den landbouwer B.
geraakte er onder, met het noodlottig gevolg,
dat de dood onmiddelljjk intrad.
Te Slochteren is het zoontje van een
onderwijzer in een pot met heete soep ge
vallen en aan de bekomen brandwonden
overleden.
Te Heulen (Limburg) is gister in de
myn Oranje-Nassau, een dynamietpatroon,
gebruikt wordende om groote stukken te
doen springen, ontijdig ontploft, met het
gevolg, dat den mynwerker H. Mienert een
been werd afgeslagen en hjj zwaar verwond
werd.
Van schrik gestorven. Een schoenmaker
te Breskens, die zich met een els in de hand
prikte, schrikte daarbij zoo hevig, dat hn
aan. de gevolgen U overleden.
ontvangt: ik wist heel goed wat het was
en ik wist ook, dat hy met zyn oogen ter
hulp zou komen. Toch duurde het gerui-
men tyd voor ik het had gevonden totdat
ik het plotseling ontdekte en aan het ge
zicht van myn gastheer, dat van genoegen
straalde, zag, dat ik het gevonden had. Hy
begon vroolyk te lachen, wreef zich de
handen en riep: „Dat is het! U hebt het
gevonden. Ik‘wist, dat u het vinden zoudt.
Het is haar portret.*
In een notenhouten lyst hing een photo-
grafie, die ik tot hiertoe nog niet had op
gemerkt. Zy stelde het mooiste en liefste
meisjesgezicht voor, dat ik naar het my
voorkwam ooit had gezien. De man zag
mijn bewonderende blikken en was er ten
hoogste tevreden over.
„Negentien geweest op haar laatsten ver
jaardag,* zeide hjj, „dat was tevens onze
trouwdag. Als u haar wilt zien o, maar
u moet wachten tot u haar zelf ziet!*
„Waar is ze? Wanneer komt ze hier?*
„O, ze is op ’t oogenblik niet hier. Zy is
naar haar familie, die een vjjftig mylen
van hier woont. Vandaag twee weken ge
leden is ze weggegaan.*
„Wanneer verwacht ge haar terug?*
„Vandaag is het Woensdag, Zaterdag
avond omstreeks 9 uur kan ze weer hier
zyn.*
Ik was door dat antwoord teleurgesteld,
„’t Spijt my, dat ik dan niet meer hier
ben,* zeide ik op een toon, waaruit duide
lijk leedwezen over de teleurstelling klonk.
„Niet meer nier? Waarom zoudt u weg
gaan? Doe het niet! ’t Zou haar erg spijten.*
’t Zou haar leed doen dat lieve schep
sel! Als zy zelf deze woorden had gezegd,
zouden zij my niet aangenamer hebben
kunnen treffen. Ik voelde zulk een innig
verlangen by my opkomen haar te zien,
dat het mij werkelijk eenigszins bang te
moede werd.
„U moet weten, dat zjj gaarne ziet, dat
er menschen bjj ons komen en eenigen tjjd
bjj ons blyven. Menschen, die veel weten
en over allerlei zaken kunnen meepraten,
zooals u. Dat doet haar zooveel genoegen,
want zjj weet ook byna alles en kan praten
als een vogeltje en de boeken, die zjj
leest, u zult er versteld van staan. Ga niet
weg, ’t duurt nog maar korten tjjd voor
zjj terugkomt en ’t zou haar zoo teleur
stellen, als zy hoorde, dat u niet wou
bljjven.*
Ik hoorde die woorden, maar lette er ter
nauwernood op, zoo diep was ik in gedachten
verzonken. Hij liet my even alleen, maar
eenige oogenblikken later was hy weer bjj
my, hield my de photografie voor en zeide
„Daar is ze en zeg haar uu, dat u niet wilt
bljjven maar weggaat.*
Zjjn eigenaardige hartelyke wjjze van doen
deed mjj mijn bezwaren over boord werpen.
Ik besloot te bljjven om' van de gelegen
heid, haar te leeren kennen, gebruik te
maken. Tegen den avond rookten wjj ge
zamenlijk onze pijpen en zaten lang te bab
belen, hoofdzakeljjk over haar en sedert
langen tjjd had ik niet zulk een aangena-
men dag doorgebracht. De Donderdag
volgde en ook die ging heel gezellig voorby.
Toen de schemering begon te vallen, kwam
een goudgraver, die drie mjjlen verder
woonde een van die grjjze pioniers
begroette ons harteljjk en zeide daarop:
„Ik kwam alleen om eens even naar de
jonge vrouw te vernemen en te vragen,
wanneer zjj terugkomt. Hebt u al wat van
haar gehoord?*
„O, ja, een brief, wilt ge hooren, Tom?*
„Zeker, als ge hem wilt voorlezen, Henry!*
Henry trok een brief uit zjjn zak en zeide,
dat hjj enkele passages zou voorlezendaarop
deelde hjj ons dm hoofdinhoud van den
brief mee. In een postcriptum had zjj de
hartelyke groeten aan Tom, Joe, Charley
en andere vrienden en buren gedaan.
Toen hy met het lezen gereed was, keek
by Tom aan en riep: „Oho, nu huilt gjj
weer! Neem je hand weg en laat myinje
oogen zien. Dat doe je nu altjjd als ik je
haar brief voorlees. Ik zal haar schrjjven.*
„Neen, dat mag je niet doen, Henry. Je
weet, ik word oud en iedere kleine teleur
stelling maakt my aan het schreien. Ik had
gehoopt, dat zjj zelve hier zou zyn, nu is
er slechts een brief.*
„Ik zei je toch, dat ieder weet, dat zy
eerst Zaterdagavond terugkomt.*
„Zaterdagavond! Ja, juist, als ik had na
gedacht, had ik dat ook kunnen weten. Is
alles voor haar komst gereed? Ik moet nu
naar huis, maar ik zal terugkomen tegen
dat zjj komt.*
Vrijdagmiddag kwam een andere gryze
veteraan van zjjn blokhuis, dat op onge
veer een myl afstand lag.
Toen deze, Joe, hoorde, dat er een brief
was» vroeg bjj hem te mogen lezen, Haar
Bolswardsche Courant.