No. 49. Verschijnt Donderdags en Zondags. Veertigste Jaargang. NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWARD EN WONSERABEEI. 1901. MOTIEVEN. DONDERDAG 20 JUNI. BINNENLAND. VOOR Dit verhaal ging door het breinvan A esopus, den man die der dieren harten kent: ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Ct. Alzoo droomde Aesopus, die verstand had van het denken der dieren, na de ge houden vredesconferentie. Nieuwsblad v. h. Noorden. danen, spelend op de vredesfluit, die het gerammel der ketenen overstemde. Joure, 17 Juni. De 61-jarige scheeps timmerman Th. B. alhier oegaf zich van middag 12 uur huiswaarts om te schaften, na des morgens zijne gewone werkzaam heden op de werf te hebben verricht. Nauwelijks thuis gekomen, gevoelde hij zich onwel en had binnen enkele oogen- blikken opgehouden te leven. Sneek, 17 Juni. Uit officieele bron wordt ons meegedeeld, dat de lijn Joure LemmerAmsterdam, 15 Juli as. voor het publiek wordt geopend. Joure, 16 Juni. Een drietal Sneekers, dat in een zeilboot een watertochtje naar hier had ondernomen, geraakt door het omslaan van het vaartuig in de Zijiroede te water. Gelukkig was het vaarwater op de plaats van het ongeval niet diep en konden allen, na eenige moeite, zonder hulp den vasten wal bereiken. Terwispal, 17 Juni. De in de vorige week alhier aangevangen staking van maaiers is geëindigd, De eisch om hooger loon en berekening daarvan por IQQ roede De tijd van voorbereiding verliep. En ieder in zijn hoekje zaten de gevreesden na te denken over wat ze beloofd hadden. En langzamerhand begonnen hun de be zwaren duidelijk te worden. Alleen de dikke beer meesmuilde, bewonderde zich zelf. Toen kwam de groote dag. Uit aller heeren landen kwamen de dieren, met buiging en strijkage. De sajet-leeuw, die hoog ingenomen was met de eer, blaakte van genoegen. Als in de dagen vanouds zat hij mede aan by de dieren met klauwen. En de beraadslaging begon. De kleineren vingen het eerst aan. Zij kwamen schuchter tot bij de groote klauwen, en zij aaiden den grooten beer, kamden hem op, dat hij grolde van genoegen als een spinnende kat. En het begon al boter tot den boom te lijken. Het leek of de gouden tijd in het woud zou komen. Het werd een zacht geknor en gemaauw door elkaar, of een gespeel over elkander van al de roovers, ingetrokken de klauwen. Deftig zwijgend zaten de grooten te zien. Zoo ging de eerste dag voorbij. En de volgende, en toen de volgende, en zoo ging het voort. Het werd als een stil gevierd feest onder de groote boomen. Nieuwsgierig gluurden de huisdieren door de takken. Ze durfden niet zeggen dat ze. het vreemd vonden, dit spelletje van hun scheerders. Tot opeens, daar vatte een der kleinen moed. Hij meende zich te herinneren, waar voor zij waren gekomen. Hij vond, dat het groote doel, de boschvrede, uit het oog werd verloren. En met wat aaien van den beer wilde hij dezen bewegen te spreken. En die begon. Hij moest ook wel. Maar zuinig keken de haan en de luipaard en de ge klauwde leeuwen en de arend. Ook klonk de stem van den beer niet meer zoo zacht als eerst. Hij had niet meer de overtuiging van voor eenigen tijd, had te veel nagedacht onder de voorbereiding. En zoo was het met de anderen. Nijdig vroeg de luipaard, waarom niet zijne Logheid begon met eigen klauwen af te snijden, waarom hij voortging met zijn berenhol te verschansen als een vesting. Vuur vatte de haan, zette bloedrood de kam, dreigde met de sporen. De beer wist met te antwoorden, hij vond het rollen van zijn gebrul het beste argument. En een gejank en een gebrul en een gegier werd het door elkander als een troep losgelaten duivels. Hoonend lachte de keizersvogel, de zwarte arend, die wel geweten had, waar het heen ging. Woester werd de bende. Radeloos vleide de zwakke leeuw van sajet. Tanden blonken, gruwzame slagtanden, klauwen begonnen te grijpen en in te slaan. Opeens viel het oog van een der bende op de nieuwsgierige huisdieren, die sidderend waren blijven staan. En uit braken ze, door het woud, een dolle jacht op de arme geschoren en gevilde huisdieren, die zich gouden bergen hadden voorgesteld. Brommend keerde de logge beer naar zijn hol, waar hij neerzat op zijn onderdanen, onder het gerammel der ketens en het ge weeklaag der armen, die heentrokken naar de buitenste duisternis. En het gemok der dieren in het woud tegen elkander was als te voren, een ge wapende vrede, wachtend op de uitbarsting. Een beer woonde aan de oostzijde van het woud. Een dikke grijze beer was het, van de woeste soort. Soms trouwens kon hij erg onnoozel doen, als hij voor een enkele maal zijne pooten zette in de meer verlichte boschdeelen. Dan kwamen de andere dieren en ze meesmuilden als ze den loggen tiran zagen strompelen of kinderlijk gemoedelijk dansen in den maneschijn als wijlen zijn soortgenoot Atta Trol. Maar het lachen be stierf op hun lippen als hij zich liet neer vallen op zijn arme minderen, dat hun beenderen kneusden en kraakten, of als hij zjjn onderdanen heenzond in rammelende ketens nog verder het Oosten in, naar het land der buitenste duisternis. Daarom ook uit vrees lieten ze hem huishouden op zijn eigenaardige berenmanier, krop ?n ze weg als de donder van zijn gebrul rolde door het bosch. Maar ziet, ineens werd het hart des dwingelands week. Zacht gestemd werd zijn gemoed. Hij bekeek zijn klauwen en vond ze onfatsoenlijk groot. Hij brulde niet langer maar oefende zich in het spelen op de schalmei. En toen hij het voldoende had geleerd, gaf hij zachte zoete signalen ten beste, die als vogelenlokstemmen klonken door de bladeren. Hij riep zijn mede-dieren bijeen. Daar kwamen ze. Voorop stapte parmantig de strijdbare haan, die het altijd had kunnen vinden met den kolos. Wel had hij zuurzoet gekeken, toen hij hoorde van des beren goede voornemens, want altijd had hij steun gevonden bij zijne logheid, en het stond niet kwaad, zoo een soliede achtergrond van des hanen schreeuwerigheid. Edoch, de haan had moeten komen, en zich schikken in zijn lot. Dan kwam fier de zwarte arend, die hield van zwaardgeflikker en zonge- echitter op blanke helmen. En de luipaard, die wantrouwig sloop naar de domeinen van den beer, zijn erfvijand en maar al te vaak zijn meerdere in geslepenheid. En een reeks andere dieren en diertjes, alle min of meer zweemende naar het roofdierachtige, leeuwen en tijgers, hyena’s en jakhalzen. Wolven slopen rond in schapevacht, en onnoozele kleine lammeren keken fier om zich heen, als waren ze ook de gelijken van de groote dieren met klauwen en gebit. En het was, alsof er een adem van mildheid zweefde door het woud. Hoop begon te schitteren in de oogen van de arme huis dieren, die gestroopt waren en geschoren, om hun cijns te brengen aan de strijdbare heeren van het woud, die nu bijeenkwamen, om hun leven te beteren. Want zóó was de grondtoon van het lied dat van de beren-schaimei klonk. Hij kweelde yan vrede en van intrekking der klauwen. Hij stelde voor, om de tanden uit te breken aan die de grootste tanden hadden. Hij noodigde de wolven rond uit te komen voor het feit, dat ze tot dusver enkel op aarde waren geweest, om de schapen te verslinden. Hü verweet den zwarten keizersvogel, enkel de arendsoogen te vestigen op de voorbe reidselen tot den strijd en niet te zien naar de zegeningen des vredes. Hij profeteerde, bijna met den gloed der bezieling op zijn berengezicht, van de tijden die komen zouden, van de tijden die naby waren, en waarvan de glorie was beschreven door een goedigen witten beer uit zijn eigen rijk. Hij smolt weg van aandoening En de andere dieren kwamen onder de begoocheling. Ook zij sloegen op de borst en beleden hun onrecht. Ook zij erkenden het nuttelooze van dezen toestand van ge- wapenden vrede, die erger was dan krijg van allen tegen allen. Het was vreemd, maar goed, dit plan van den kolos uit het Oosten. Het was de moeite waard, erop in te gaan. En dadelijk werd besloten, een nadere ver gadering te houden want heet van het vuur ging niet met deze spijs. Men moest wachten, men kon zich verslikken. En al dadelijk was er een leeuw die aanbood de vergade ring in zijn rijk te houden. Het was een oude, die vroeger was geweest een leeuw met klauwen, maar nu een „leeuw van sajet“ was geworden. Maar juist daarom leende hij zich als decoratie van der roof dieren livereibedienden. En aldus werd be sloten. Door het woud zongen inmiddels de arme huisdieren die blij waren dat ze niet meer gestroopt en geschoren zouden worden. En vergenoegd, innig-tevreden over zich zelf, glimlachte de logge beer, toen hy door de lanen wandelde naar zijn hol in het Oosten. Innig bljj( zette zich neer op zyn onder. (1,6 hectare), in plaats van per mad of 55 are, is door de boeren ingewilligd. Drie boeren waren nog weigerachtig, doch één hunner gaf ten slotte ook toe, terwijl de beide anderen besloten tot het aanschaffen van een maaimachine. Het loon bedraagt nu f 1 voor binnenland en f 0,90 voor bui tenland, per 100 roedevoorheen werd per mad betaald f2,75 en f2,25. Beetsterzwaag, 15 Juni. Heden heeft de Ambtenaar van het O. M. bij het Kan tongerecht alhier tegen den predikant te Donkerbroek en Haule f 20 boete of 4 dagen hechtenis geëischt, wegens het niet ver strekken van inlichtingen, betreffende be doeling, aan het Burgerlijk Armbestuur. Tegen de drie diakenen werd ieder f 1 boete of 1 dag hechtenis geëischt. Surhuisterveen, 17 Juni. De 20-jarige zoon Geert van de weduwe R. Kats alhier is in een twist te Groningen-Opende heden nacht doodgeslagen. Daders bekend en in hechtenis. Oorzaakjaloezie. Nader bericht. Een persoonlijk onderzoek naar het over lijden van Geert Rommerts Kats heeft het volgende aan het licht gebracht: Geert had een meisje van Houtigehage afgehaald om ze naar Groninger-Opende waar ze diende, te brengen. Onderweg gingen ze een bier huis (klandestiene tapperij) binnen. Daar werden ze gemolesteerd door eenige jonge lieden, die het meisje een trap gaven. Ze gingen weg en ’t meisje zeide tegen hem „Maak maar dat je weg komt, ’t is op jou gemunt, mij zullen ze wel geen kwaad doen“. Daar kwamen de vervolgers reeds aan en hij vluchtte zoo snel hy kon. Hy kwam bij den boer, waar ’t meisje diende en klopte. Men deed hem open. Zeer overspannen en nog zwak van een val van de fiets, waarbij hij een hersenschudding had gekre gen voor korten tijd, begon hij te braken. Men bracht hem in ’t hooi. Toen ’t meisje thuis kwam en naar hem wilde zien, vond zij hem levenloos. Iieeuwarden, 17 Juni. De rekening der provincie Friesland over het dienstjaar 1899 bedraagt in ontvang f’ 619,467,05’/2, in uitgaaf f 580,421,12’/a, voordeolig slot f 39,045,93. Onder de ontvangsten komen voor: 32 opcenten op de grondbelasting, bedragende van de gebouwde eigendommen f95,841, van de ongebouwde f251,041 en 24 opcenten op het personeel, f 99,960. Aan renten en aflossingen is f 204,790 uitgegeven, aan kanaalwerken f98,946,67, voor subsi- diënten behoeve van zeeweringen f57,401,41, idem van landbouw f 17,435,64*/2. Door Ged. Staten van Friesland is aan de Prov. Staten verzonden de begrooting voor 1902, sluitende met een totaal in ont vang en uitgaaf van f 816,249,24, waaronder begrepen zyn twee geldleeningen, eene tijde lijke ad f 100,000 ter voorziening zoo noo- uig in kasgeld, en eene ad f 160,000, om daaruit te betalen f80,0J0 als restant van het renteloos voorschot, toegezegd aan de Noord-Friesche Locaalspoorweg-maatschij., f 40,000 voor vernieuwing van sluizen op de Appelschaster vaart en f 40,000 voor oever- voorzieningen en wal beschoeii ng der Leeu warderHarlinger trekvaart. Bij deze be grooting is een conceptbesluit betreffende eene heffing van 27 opcenten op de grond belasting en 21 */a opcent op het personeel, welke heffing in 1899 van de grondbelasting 32 en van het personeel 24 bedroeg. Lemmer, 17 Juni. In het geheel is alhier de vorige week ruim 4 millioen stuks ansjovis aangevoerd. De laatste markt prijs bedroeg fb,50 de 1000. Was de vangst in het begin der week ruim, de laatste nachten daarentegen was ze slecht; volgens het gevoelen van onze visschers is dit het gevolg van het stormachtige weder der laatste dagen, waardoor de ansjovis zich over de Zuiderzee heeft verspreid en dus niet meer in scholen te zamen zwemt. Ook heden morgen bleek de vangst van de meesten zeer slecht te zijn. Hier ontvangen telegrafische berichten uit andere havens luiden ook alle: vangst schraal. Hepk. Adv. v. Friesl, Oudemirduni, 17 Juni. Het lijk van den de vorige week bij onze Zuiderzee kusten verdronken ansjovisvisscber Arie Baggerman uit Stavoren is tot beden nog niet gevonden. Het vaartuig, dat vóór het omslaan niet minder dan 10000 stuks ansjovis bevatte, is te Tacozijl aangedreven en daar in verzekerde bewaring genomen. Fr. Zuidwesthoek, 17 Juni, ’t Is ’n booze week geweest voor ue ansjovisvisschers. Ruw, stormachtig weder, met verraderlijke, hoozige luchten! De bottertjes, hoe zee waardig overigens ook, hadden het hard, zeer hard te verantwoorden. Eén er van sloeg om, met het bekende treurige gevolg, Meerdere doormaakten kritieke oogenblikken maar wisten het te houden, dank zij de zeemanschap van de kloeke visschers. Van de vangst is natuurlijk niet veel ge komen voor de meeste visschers is de op brengst er van ontoereikend om de beloopen stormschade te dekken. Veel visch hield zich, naar men ons mededeelde, om Urk op, waar ’n schot binnen kwam van 130 duizend stuks. De prijs der vischjes bleef bepaald op f 5,50 per 1000 stuks. Scharl, 17 Juni. Twee maaiers alhier Talmanianen hebben op kosten van de verkiezingskas een uitstapje naar hunne woonplaats Kollum mogen maken. Het verkiezingscomité riep ze ter stembus, tot tweemalen toe, natuurlijk tegen ruime ver goeding van reis-, verblijf- en verzuimkosten. De eerste maal besloten ze niet te gaan; na den tweeden oproep werd de uitnoodiging aangehouden en toen Vrijdagmorgen het weer hun werk verbood, gingen ze. De anti-revolutionaire verkiezingskas was dimaal ruim gespekt. Kimswerd, 18 Juni 1901. Gisteren vertoefde de heer H. v. Pingjum eenoogen- blik in K., en liet paard en chais onder toezicht achter op de hieminge van den heer T. Onderwijl passeerde de tram. De machinist belde. Dit bellen scheen het paard niet te kunnen uitstaan, zoodat het een promenade ging maken om de zathe, met dit gevolg, dat de chais in de gracht terecht kwam, en eenige schade werd aangericht. De schimmel vervolgde zijn tocht, maar werd spoedig achterhaald, en weer tot kalmte gebracht. Kakadorus, de bekende Amsterdamsche marktventer, die bij het aan den man bren gen van zyn koopwaar altijd op aardige wijze zijn toehoorders prettig weet bezig te houden met de quaesties van den dag, richtte op de Zaterdagavondmarkt te Utrecht tot de om zijn tafel geschaarde menigte het volgende leuke speecbje. Het is ontleend aan de N. B. Ct.., wiens correspondent te Utrecht hem aan het woord laat: Beminde burgeressen en burgers, jelui hebt zeker gehoord dat gisteren het heele land in rep en roer geweest is vanwege de ver kiezingen, hé En je weet ook wie het ver loren hebben, niewaar? De Tweede Kamer is om, de liberalen, die nu haast een halve eeuw het land geregeerd hebben, zyn nu tot toekijken veroordeeld. Nu, het kan mij niet schelen, wie er den baas spelen. Ik ben van alles: liberaal, clericaal,sociejaal,glad- as’n-aal en ik wou da’k nog generaal of admiraal was ook. Maar weet je wat ik gemeen vond en daar wou ik jullie nou net eens over ge sproken hebben dat die meneer Roëll hier niet direct bjj de eerste verkiezing ge kozen is. Da’s eenvoudig een schandaal. Een man, daar de stad zooveel aan te danken heeft; die altijd maar met z’n beurs ia de hand stond als er hier wat nuttigs of goeds tot stand gebracht moest worden; die nog wel opperste chef is van de studentenschool die van ’t jaar precies feest viert neen, maar dat loopt de spuigaten uit. In plaats van ’m te vragen: meneer Rösll wil je as jeblief .voor ons naar de Tweede Kamer gaan, zal je het ons niet kwalijk nemen ais we onze stem op u uitbrengen? ga je me daar waarachtig op anderen stemmen van wie je niet weet of ’t haring of kuit is, zoodat mr. Rösll in herstemming moet komen. En dat precies in de feestweek! Past op, past op, zeg ik je, dat je niet thuis blijft van de stembus! Als Rösll er niet inkomt met glans dan zie je me hier nooit weer weerom en kun je voor mijn part een daalder voor een portemonnaie betalen in plaats van een kwartje, ’t Zou je verdiende loon zijn. Dus bederf me nou m’n feestweek niet, hoor, ik waarschuw je. Ik ben ook hier de heele week. Kakadorus mag aan de deur van de zaal staan als koning Karel VII receptie geeft in Tivoli. Wat zal dat mooi zijn, die optocht. Karel VII zal in een verguld harnas ver stopt zjjn, zoo glinsterend dat je er niet naar kijken kunt. Die gaat naar Reims, je weet wel daar de champagne vandaan komt en de kikvorschenbilletjes. Die eten en drinken ze daar met stalemmers vol. Jeanne d’ Are is ook in den stoet, de Maagd van Orleans, met haar bloot hoofd, maar anders kun je ook niets van haar zien. Ze zit heelemaal in het staal. Stalen schoenen, stalen kousen, stalen broek, stalen hemd, stalen blouse, in één woord, het is alles staal wat je ziet en wat je niet ziet. Nu moet die juffrouw er dan ook een geweest zijn, waarvan men in dertijd niet zei dat zy haar, maar dat zij staal op haar tanden had. Enfin, jullie moet zelf maar eens kijken, je zult wat zien dat je nog nooit gezien hebt, zoo mooi en zoo prachtig zal het zyn. Maar vergeet de herstemming niet, denk aan RfjaH Qfv qL, ik kom hier nooit weerom l ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Bolswardsche Courant, I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1901 | | pagina 1