NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
u
T
<1
I
t
SI
BOLSWARD EN WONSE»ABEEL.
Verschijnt Donderdags en Zondags. Veertigste Jaargang. 1901.
No. 75.
I
Voor het Kantongerecht.
DONDERDAG 19 SEPTEMBER.
Bil
BINNENLAND.
VOOR
mi
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Ct.
Zitting van Vrijdag 13 September.
I
18. JD. te Makkum werd aangetroffen
op het land bij Makkum. Toen de politie
vroeg wat hij daar deed, zei hij, dat hij
gras voor zijn konijnen zou zoeken. Voor
het loopen in het land kreeg hij proces en
de eisch luidt f3 of 2 dagen.
19. T. B. te Workum reed den 13 Augs.
met de fiets op een voor voetgangers be
stemd straatje. In het belang der veiligheid
is zulks te Workum verboden.
Eisch f 1 of 1 dag.
20. J. H. S. te Workum, reed in den
avond van 3 Augustus met een fiets door
Workum, doch had geen brandende lantaarn,
zooals de verordening dat daar voorschrijft.
Beklaagde is tegenwoordig en zegt„In
het procesverbaal staat, dat ik om halfelf
daar langs gereden ben, doch dit is onmo
gelijk, Ik ben kwart voor tien in de stad
gekomen, ben bij den heer Visser geweest tot
kwart voor elf, ik kan het dus niet geweest
zijn."
De agent zegt daarop, dat hij zich niet
vergist heeft. „Ik ga ’s avonds 10 uur van
huis, het personeel van de Bolswarder boot
kwam mij reeds tegen en die boot komt
steeds na tienen aan. Deze bekl. met een
ander, zaten elk op een fiets. Deze had
geen licht op.
Bekl. blijft er bij, dat hij vóór 10 uur in
de stad kwam en hij verzoekt uitstel om
door getuigen te bewijzen, dat hij om half
elf daar niet op straat kan geweest zijn.
Nu werd hij er op gewezen, dat al
was het wat vroeger, dit het feit nog niet
weg redeneert.
De politie geeft daarna eenige getuigen
op en in de volgende zitting (over 3 weken)
zal deze zaak nader behandeld worden.
De zitting werd daarop 3 kwartier ge
schorst, dat was 10 minuten over 1 uur.
Wat de misdaad der overige beklaagden
is en hoe zij moeten boeten, kunnen wij
dus onze lezers niet mededeelen.
Uitspraak der vonnissen, over 14 dagen
zijnde, Vrijdag 27 Sept.
Heerenveen, 15 Sept. De geest van
den Amerikaanschen staalkoning die een
allesdwingenden „trust" in het leven riep,
waart rond. Hij verscheen den melktappers
en de prijs der melk ging omhoog; hij
bezat ook de hoofden en harten der barbiers,
die ji. Zondag hier met Carnegiaansche
ideeën samenkwamen en het scheerloon
verhoogden voor klasse I van 3 op 5 cts.
De muzelmannen hadden een bijzonderen
eerbied voor den baard en een gruwel aan
een geschoren gezicht, ’t Loopt gevaar, dat
er onder de barbiersklanten wel eens „afval
ligen" kunnen komen, die, wat hun baard
betreft, Muzelman gaan worden of „self-help"
toepassen.
Hepk. Nieuwsbl. v. Fr.
Een aanstaand Delftsch student, voor
wien bij den Senaat was gevraagd om hem
bij het ontgroenen met zachtheid te behan
delen, vond bjj zjjn aankomst in deze
studentenstad aan het station gereed staan...
een brancar, waarin hij met zorgvuldigheid
naar zjjn kamer werd getransporteerd.
DE TROONREDE.
In het oordeel van het Algem. Handelsblad
over de Troonrede lezen wij o.a.:
Over de verhouding van Nederland tot
de andere mogendheden wordt op de gewone
wijze met een enkel woord gesproken: het
wijzen op de vriendschappelijke betrekkingen.
Van den Zuidafrikaanschen oorlog (de vorige
troonrede noemde dien naast de Cnineescbe
gruwelen onder de „betreurenswaardige ge
beurtenissen") wordt wat menigeen wel
licht zal bevreemden thans geenerlei
gewag gemaakt. Men mag hieruit wel op
maken dat ook het nieuwe bewind helaasgeen
mogelijkheid ziet om thans langs diploma-
tieken weg ten behoeve der heldhaftige
stamgenooten iets te bereiken.
En dan komen de gewichtige zinnen die
over den „Volkstoestand" handelen. De
nieuwe regeering ontkent niet dat „de alge-
meene toestand in vele opzichten stemt tot
dank". De duistere tinten waarmee tijdens
de jongste verkiezingen is gewerkt en die
den invloed van het liberale regeeringsbeleid
moesten bekladden, worden aldus met de
officieele kwast weder weggewischt. Het
Nederlandsche volk is onder de liberalen in
een toestand gekomen, welke „in velerlei
opzicht" niet enkel niet onbevredigend mag
worden genoemd, maar die „stemt tot dank".
Wij nemen akte van deze verklaring.
De nieuwe regeering ziet echter meer.
Zij wil niet voorbijzien, dat „zoo op gees
telijk als op stoffelijk gebied een wijziging
van toestanden is ingetreden, die meer dan
tot dusver de overheid tot het geven van
leiding en het verleenen van steun noodzaakt."
IS iets nieuws wordt hier zeker verkondigd,
althans indien wjj deze woorden der troon
rede juist opvatten. Beteekenen zij iets anders
dan dat de Staatsgemeenschap meer dan
vroeger geroepen is voor het algemeen wel
zijn handelend op te treden? Met andere
woorden dat de wetgeving onzer dagen al
meer „sociaal" moet zjjn? Leiding moet
geven aan de vaak strijdige maatschappe
lijke krachten en belangen en hulp verlee
nen waar particuliere krachten te kort
schieten? En wat is dit anders dan voort
zetten, wat de liberale regeeringen van 1891
tot 1901 hebben begonnen Het komt daarbjj
natuurlijk niet weinig aan op de mate van
leiding en van Staatsbemoeiing en in dit
opzicht zullen wjj het nieuwe bewind eerst
aan ’t werk moeten zien alvorens te kunnen
beoordeelen of het inderdaad een andere
richting wenscht in te slaan dan zjjn voor
gangers.
Of ligt dit soms al opgesloten in de woor
den: „Hierbij behoort zij voort te bouwen
op de Christelijke grondslagen van ons
volksleven?* met den klemtoon op
„Christelijke?" Het zal wel zoo bedoeld zijn
maar toch kunnen wij in het bjj voegen
van deze zinsnede niets anders zien dan het
opsteken van een vlag voor... de kiezers
die de komst van het nieuwe bewind moge
lijk hebben gemaakt. Onze maatschappij,
ons volksleven, berusten immers reeds sedert
eeuwen op „Christelijke grondslagen", en
de grondleer van het Christendom, de naasten
liefde, is zeker onder het liberaal beleid,
met name van de laatste jaren der vorige
eeuw ook in het Staatsbestuur in niet ge
ringe mate tot richtsnoer geweest bjj tal
van belangrijke maatregelen van sociale
rechtvaardigheid. Wij zullen nu hebben af
te wachten of de „Christelijke partijen", wier
steun bij dergelijke maatregelen wel eens
te vergeefs werd ingeroepen ons volk in
dit opzicht evenveel zullen weten vooruit
te brengen.
Zullen de aangekondigde voorstellen hier
toe leiden
Een herziening der Zondagswet wordt
beloofd: wij herinneren dat een wetteljjke
regeling der rusttijden door de vorige, libe
rale regeering reeds is aanhangig gemaakt.
De speel- en drankzucht wil het nieuwe
bewind krachtiger beteugelen. Wij zullen
het gaarne daarbij steunen, en herinneren
weder dat een herziening der drankwet,
met gelijk doel, op afdoening wacht. Wil
de regeering de Staatsloterij opheffen, wij
zullen er ons niet tegen verklaren, al ligt
in dit officieel geregeld kansspel veel minder
kwaad dan in de talrijke moeilijk te beteu
gelen verleidingen tot het verderfelijke
hazardspel in zijn oneindige schakeeringen.
Wij wijzen op de pogingen „tot vrijmaking
van het onderwijs in al zijn vertakkingen",
waarbij „op den ingeslagen weg zal worden
voortgescbreden". Ingeslagen door wie?
Door de afgestorven regeering of door het
clericaal Kabinet van 1888—91; Vermoede-
lyk wordt het laatste bedoeld, dus ingrijpende
herziening der wetten op het lager, middel
baar en hooger onderwijs. Enkel door staats
geld ook voor het bijzonder onderwijs
óf door afbraak van het openbare?
En niet minder treft ons de aankondiging,
dat tot dekking der noodige hoogere uit
gaven het tarief van invoerrechten zal
worden gewijzigd, tevens „tot bevordering
van den nationalen arbeid". Ware ’t uit
de samenstelling van het nieuwe Kabinet
niet reeds duidelijk dat hiermede protecti
onistische invoerrechten bedoeld worden,
het .wordt volkomen helder uit de vergoe
lijkende bijvoeging: Als de werkman zijn
brood en andere levensbehoeften duurder
moet betalen, zullen wij er wel wat op
vinden, bij de regeling van zijn pensioen
bijdrage! Een fraaie belofte voor waar,
welker vervulling ons ónmogelijk voorkomt.
De inhoud der openingsrede is dus van
niet geringe beteekenis. Wil de nieuwe
regeering eensdeels voortbouwen op ’tgeen
haar voorgangster heeft gewrocht en ’t
zal moeten blijken of al dan niet zij de
aanhangig gebleven ontwerpen eerst zal
omwerken tevens kondigt zjj maatregelen
aan, die tegenover het vorig regeeringsbeleid
staan. Zij komt al rondweg voor haar be
doeling uit.
Kan zjj op onzen loyalen steun rekenen
bij vele maatregelen .die ook door een
liberaal bestuur zouden zijn voorgedragen
of inderdaad van het vorig Kabinet afkom
stig zijn, wij hopen ook niet te kort te
schieten in onzen plicht om’tgeen wij voor
’s lands welzijn in hare plannen verderfelijk
achten, zoo mogelijk te keeren.
van avond ook kon komen bij de brand
spuit. En ik zei, neen, kinders, dat gaat
niet, ik kan niet uit mijn werk loopen. Ik
meende, dat ik het voor een ander moest
doen en wist van mijne eigen aanstelling
niets af.
9. Borneman, ook brandmeester, bevestigt
de verklaring van den opperbrandmeester
en zegt dat toen bekl. zijne aanstelling
kreeg, de bode reeds rond was geweest
zoodat de brandmeesters zelf de nieuwen
aanzegden.
Eisch f 3 of 2 dagen.
Bekl. vindt het vreemd, dat hij onwetend
zijnde, veroordeeld kan worden. De bode
heeft het hem ook nooit aangezegd.
Nu komt het reglement van de brandweer
op tafel en daarin staat, dat de bode de
oefeningen aanzegt minstens 24 uren te
voren. Nu moet de bode gehoord worden.
Deze, T. Glashouwer, heeft de oefening aan
gezegd, bij allen die op de lijst stonden,
maar deze bekl. stond er niet op en dus
heelt hij die niet aangezegd.
Daar hij inplaats door de brandmeesters
(dat is nog veel hooger) is aangezegd, blijft
de eisch gehandhaafd.
11. H. B. te Hindeloopen is wekker bij
de brandspuit. Deze is bij de oefening niet
geweest den 6 Juli ’s avonds 7 uur. Hij zal
gedacht hebben, dat hij de lieden niet des
avonds behoefde te wekken en is misschien
daarom weggebleven.
Uit het getuigenverhoor bleek dat de
oefening hem is aangezegd en hij is er niet
geweest „om dienst te doen," verklaart de
bode.
Eisch f 3 of 2 dagen.
12. J. v. d. 8. te Arum liet zijn kippen
los loopen en deze dieren, gaande waar ze
het liefst zijn, gingen op het bouwland hun
kost zoeken. Maar hier nam de eigenaar
van de bouw geen genoegen mee.
Eisch f3 of 2 dagen.
13. A. B. te Workum was den 22 Juli
op het met gras begroeide zeestrand en
werd gezien door den rjjks veldwachter.
Beklaagde is aanwezig en zegt dat het
geweer niet geladen was, hij had er een
doek om.
Op de vraag wat hij daar dan met dat
geweer deed, antwoordt hij, dat hij het
eens zou probeeren, hij had het pas ge
kocht. De rijksveldwachter doet een ander
verhaal van het gebeurde. „Ik had dien
morgen al meermalen hooren schieten en
ging daarom eens op verkenning uit.
Terwijl ik dezen bekl. daar op het strand
in jagende houding zag loopen, werd hij
door anderen gewaarschuwd dat er op hem
gepast werd. Hij begaf zich toen in zijn
boot en bij nadering aan wal, wilde ik de
boot visiteeren om te weten of hij ook wild
vervoerde, want het was nog in gesloten
jachttijd. „Kom dan maar in de boot," riep
hg, maar ik doorzag de bedoeling om dan
de boot te doen kantelen. Ik vroeg toen nog ’t
geweer ter visitatie, maar daarop kreeg ik
ten antwoord: „dat krijg je niet, want dan
ontsteel je het mij, zooals je mij vroeger
ook een ontstolen hebt."
Voor dat verwijt moet bekl. eerstdaags
te Leeuwarden zich verantwoorden en ik
maakte tevens proces op voor het jagen in
gesloten jachttijd. Het geweer heb ik geschat
op f20.
Eisch f20 boete of 4 dagen en uitleve
ring van het geweer, de waarde er van, of
5(?) dagen hechtenis.
Bekl. schijnt dezen eisch niet mee te
vallen. Hij zegt nog, dat hij meende dat
jagen op zee vrij is en hij heeft den veld
wachter het geweer laten zien. Hem wordt
beduid, dat wel de zee, maar niet het strand
vrij is en de visitatie van het geweer heeft
hij op aanmaning van de politie geweigerd.
14. D. P. te Bolsward is ook hier ter
stede al meermalen bekeurd, wegens dron
kenschap en nu blijkt het, dat hij de Wor-
kumer oorrels ook wel lust. Den 24 Juli
werd hij op het Noord aldaar door de
politie aangetroffen in kenljjken staat
Eisch 7 dagen hechtenis.
15. P. T. te Bolsward heeft zich den 24
Juli ook verproefd, maar hij is nog geen
oudgediende doch een junior, zooals de
kolvers een nieuweling noemen en hij
komt er af met fl of 1 dag.
16. J. B. te Bolsward heeft 2 bekeu
ringen op zijn kerfstok wegens dronkenschap.
30 Juli was hij te zwaar beladen en 12
Augs. al weer.
Eisch 2 maal f 5 of 3 dagen voor elke boete.
17. A. H. van Amsterdam voer meteen
stoomboot btavoren binnen. De brugwachter
stelde een onderzoek in, of hij vergunning
had voor de binnenvaart en neen, dit was
niet het geval. Het gevolg was eene be
keuring en de eisch f IQ of degen.
In de zitting van het kantongerecht van
Vrijdag 13 September, aangevangen vijf
minuten voor elf (stadhuistijd), werden de
volgende zaken behandeld.
1. A. M. 31 jaar, is schippersknecht
te Rien. Zijne vrouw beviel 22 December 1.1.
van een jongen. Pas den 27 December d. a. v.
heeft hij van deze geboorte aangifte gedaan
ter secretarie te Wommels, hoewel volgens
de wet, deze aangifte moest plaats hebben
binnen drie dagen na de geboorte.
Dit verzuim heeft ten gevolge dat de
Ambtenaar van het O. M. voor hem eischt
4 gulden boete of 2 dagen hechtenis.
2. De zaak tegen P. Lvisscherman te
Harlingen is al eens eerder behandeld, doch
werd verdaagd tot heden, opdat er nadere
getuigen zouden kunnen worden gehoord.
De lezer herinnert zich dat deze visscher
had gevischt in de Witmarsumer- en Ping-
jumervaart en dat hij een proces had opge-
loopen wegens „bet visschen zonder per
missie". Er werden in dit zaakje gehoord
twee getuigen, H. J. Bus, molenaar te
Arum en P. de Haas, visscherman te
Kimswerd. Na het hooren van hunne ver
klaringen stelt het O. M. voor, den bekl.
vrij te spreken.
3. Als nu komen eenige zaakjes, de leer
plicht betreffende, aan de orde. Eerst ver
schijnt P. IJ. B. te Dedgum. Beklaagde
zegt, dat hij een groot gezin heeft en dat
zijn jongen zoo noodig wat mee verdienen
moet. Over drie weken zal deze zaak weer
behandeld worden.
4. Joh. M. te Arum heeft een zoon
Keimpe. Deze verzuimde de school, ook
nadat beklaagde eene waarschuwing had
ontvangen.
Ook hier wordt als verdediging hetzelfde
motief gebruikt: „de jongen moet wat mee
verdienen."
Eisch 3 gulden boete of 2 dagen hecht.
5. P. P. te Witmarsum heeft zijne
vrouw verlorende oudste dochter Intje
moet nu zoo goed en kwaad het gaat, voor
huishoudster spelen en op de jongste kin
deren passen. Intje valt in de termen dat zij op
de schoolbanken behoort en daarom staat de
vader thans als bekl. terecht. Hij erkent ’t
schoolverzuim, doch wijst op zijne huiselijke
omstandigheden, waardoor hij wel gedwon
gen is, dat meisje thuis te houden. Ik ben
ook al bij meester geweest, zegt hij „en die
zei ook, ja jongen, je zit er slim voor."
Eisch f3 of 2 dagen.
6. T. D. te Arum houdt zijn dochter
Klaaske ook dikwerf thuis. Zijn vrouw
loopt Donderdags en Zaterdags met de
„bollekorf" en dan moet het meisje op de
kleine kinderen passen.
Eisch f3 of 2 dagen.
7. J. de J. te Arum staat terecht wegens
zijn zoontje Douwe. De vader is zwak en
de jongen moet wat mee verdienen. „Hij
krijgt tegenwoordig al een rijksdaalder in
de week, die kunnen wjj niet missen."
Eisch f 3 of 2 dagen.
8. J. B. te Arum verkeert in hetzelfde
geval als de vorige beklaagde. Hij verklaart
reeds lang te hebben uitgezien, dat zijn
jongen wat mee kan yerdienen. Ik ben
zwak en mijne vrouw sukkelt, die kan ge
heel niets mee verdienen.
Eisch f3 of 2 dagen.
9. A. v. d. P. te Gaast heeft zijn meisje
op de bijzondere school te Gaast en zij komt
daar getrouw, doch de handwerkslessen op
die school woont ze niet bij. Omdat ook dit
laatste verplicht is, staat beklaagde terecht.
Hij zegt dat zijn kind op een naaischool
gaat, doch hem wordt beduid, dat dit niet
de verplichting opheft, om ook de lessen
aan school bij te wonen. (Ook bij de vorige
zitting waren 2 bekl. voor een geljjk geval).
Eisch f3 of 2 dagen.
10. P. A. te Hindeloopen heeft den 6
Juli niet meegeholpen bij de exercitie met de
brandspuit. Beklaagde is aanwezig en zegt
dat het hem niet bekend was, dat hij was
aangesteld als perspomper.
De heer Huttinga, opperbrandmeester,
licht toe, dat het gewoonte is, dat de man
schappen een week te voren worden aan
gezegd door den bode. Dit is hier niet ge
schied, want deze bekl. is door B. en W.
nieuw aangesteld en door 3 brandmeesters is
hem des Donderdags kennis gegeven van
de Zaterdag te houden oefening. Hij was
niet thuis, doch zijn vrouw zou de boodschap
oyerbrengen. Beklaagde zegtIk was bij
aen boer te werken. Zaterdagsmorgen zijn
de kinderen gekomen en zeiden of vader
Bolswartlsche Courant.
o
lllnM
l i
(i