Verschijnt Donderdags en Zondags. Veertigste Jaargang. 1901 No. 76. NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWAR.B EN WONSEH ABEEL Lief, Leed en Troost. ZONDAG 22 SEPTEMBER. BINNENLAND. r-z1 VOOR voldoe je rijzen een dageraad ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar A 5 Ct. F# I goed dagloon. De Het gemaaide wier geldt f7 f 10 en het gevischte f 2,10 f240 per geperst pak van 100 K.G, arbeider thans verdienen met ’t aardappel- delven. Dit werk wordt meest bij de roede betaald. De opbrengst is behoorlijk, niet bovenmatig. De kwaliteit over het alge meen best.-De Leerplichtwet werkt hier gunstig het schoolverzuim neemt aan merkelijk af, vooral in die scholen, waar het verzuim het grootst was. En juist daar moest voorziening komen.-Te Schui- lenburg zitten vaak de schepen vast in het Kolonelsdiep. De geregelde vaart wordt daardoor zeer belemmerd.-Een meisje van Suameer kwam uit haar dienst, had geen onderdak en nam toen stilletjes ver blijf in de schuur van de wed. 8. B. Deze nam hierin geen genoegen. Men weet thans niet, waar zij zich ophoudt.-De schaarschte van het gras doet ook haar invloed rechtstreeks gelden op de veeprijzen. Men koopt niet, wanneer men zelfs door hooi het gras moet aanvullen voor het ge wone beslag vee. Te Bergum waren op de najaarsmarkt vooral veulens en paarden aanmerkelijk lager in prijs. Gaasterland, 18 Sept. Als een bewijs, dat de schaarschte aan onderwijzers weer geweken is, diene dat zich voor de vacante betrekkingen te Oudemirdum en te Bak huizen 28 sollicitanten hebben aangemeld, waarvan bijna geen enkele in vaste be trekking is. De meesten zijn volontairs en loopen reeds sedert geruimen tijd met de acte in den zak, zooals men dit wel noemt. Een van hen is in het bezit der hoofdakte. Heerenveen, 19 Sept, ’n Fietsbericht Recruut Pedaalsma hield oefeningen en vele reeds waren de gevaren, die hij en zijn wiel gelukkig waren ontkomen. Daar neemt hij plotseling een vervaarlijken kronkeldraai naar een melkemmer en het daarbij behoorend meisje en of de emmer de Kets aantrok, of het meisje den oefenaar, wij weten alleen dat plotseling onze plaats een hevschen „melkweg" had. Wie daarvan den aanleg betaalde? Recruut Pedaalsma werd recruut Betaalsma. Hepk. Nieuwsbl. v. Fr. De vergiftiging te Prinsenhage. Onder de „Nieuwtjes" schrijft Nellie mevrouw Van Kol aan Het Volk, wordt alle schuld van het ongeval te Prinsenhage geweten aan den geneesheer. Doch die had werkelijk geen schuld. De barbier kwam reeds sinds 10 jaar bij hem over den vloer en wist precies waar de dokter de doosjes en fleschjes met toebereide medicijnen voor zijn patiënten neerzette. Meermalen had hij zelf daar reeds een medicament vandaan gehaald. Door een onverklaarbare tijdelijke verbijstering, of afwezigheid van geest, of wat dan ook, greep hij juist dien dag geheel verkeerd, en nam ook niet de voorzorgen die hij anders gewoon was te nemen. Het is een te Prinsenhage bekend feit, dat de arme vader, midden in zijn wanhoop, nog telkens riep „de dokter heeft geen schuld 1* Feitelijk heeft niemand schuld in dit diep treurige geval, dat hier alle gemoederen heeft geschokt. Maar het kan voor iedereen een reden wezen om zijn voorzorgen te ver dubbelen. Ook voor de moeders van kleine patiënten: eer ze zoo’n kind de medicjjn ingeven, laten ze toch even zien of het doosje of fleschje van een adres en zoo ja of het van het juiste adres is voorzien. Had deze arme moeder dezen voorzorgs maatregel genomen, het zou haar achter docht hebben gewekt, dat het doosje geen adres droeg, maar met een doodshoofd ge merkt was. En laat, wie het wellicht nog niet weet, bij deze leeren een doodshoofd op een apothekersdoosje offleschje beduidt: vergift. Valsch bankpapier. Te Sittard kwamen eenige daar ingek wartierde soldaten bij den winkelier B. ieder wat sigaren koopen. Eén hunner gaf een briefje in betaling, waarop stond goed voor 60 sigaren en dat de winkelier voor een bankbiljet van 60 gulden aanzag, B. gaf dan ook f 59 en eenig kleingeld terug, waarmede de soldaat zich verwijderde. Toen later B. het bedrag ontdekte, mocht het hem niet meer gelukken den oneerlijken soldaat op te sporen. Gisteren is per brancard naar zijn woning in de Bokelstraat te Rotterdam gebracht een 77-jarig heer, wien in de Dwarsbierstraat plotseling twee groote hon den tegen het lijf waren gesprongen, waar door hij tegen de straatsteenen viel en vrij ernstige kneuzingen aan rechterheup en been bekwam. Bij geen menschen heugenis hier ia er aan de Tesselsche kust zooveel wier aan gespoeld als dit jaar. Velen verdienen met het wierbewerken een handel is vrij levendig. Hemelum, 19 Sept. Voor een paar weken verdronk de schippersknecht R. Kloosterman alhier in het vaarwater de Ee, niet ver van Woudeend. Al spoedig na de begrafenis werd het vermoeden geuit, dat hier misdaad in het spel was. Dit kwam ter oore van de justitie en een gerechtelijk onderzoek was het gevolg. Met zekerheid kunnen we nu melden, dat uit dit onderzoek, gedaan door den Rijksveldw. te Woudeend, is gebleken, dat het verdrinken louter aan een ongeluk is toe te schrijven. Van misdaad is volstrekt geen sprake geweest. Moge dit bericht een einde maken aan de vele laster praatjes, die bij dergelijke gelegenheden altijd de ronde doen! Sneek, 20 Sept. Bij de op heden ge houden herstemming voor een lid van den raad werden uitgebracht door 1208 kiesge rechtigden 778 stemmen. Van onwaarde waren 12. Op den heer A. Bakker (lib.), opzichter bij de N. T. M., werden uitgebracht 401, op den heer F. Blok (anti-rev.), 365 stemmenzoodat eerstgenoemde gekozen is. Als men in aanmerking neemt, dat kath., anti-rev., chr. hist, en volksp. met den anti-rev. candidaat kwamen aandragen, dan is ’t te rijmen, dat de clericalen zoo lang zamerhand den moed bij de raadsverkiezing opgeven. 20 Sept. Van Kevelaar kwam hier Maandag jl. met den heer Br., de zich noemende Johan Jacob Heil, naar zijn zeggen correspondent van het Frankfurter Volksblad. De heer Br. bracht zijn nieuwe kennis in het hotel „de stad Munster", alwaar deze tot Donderdag recht op zijn gemak logeerde en een rekening maakte van ruim 15 gulden. Donderdagmiddag d. a. v. was de heer Heil verdwenen, zonder er aan gedacht te hebben zijne schuld te voldoen. In een achtergelaten jasje vond men eenige werkbriefjes, waaruit blijkt, dat hij genaamd is J. Odenweller, hulpmonteur. Te Kevelaar heeft hij gelogeerd in ’t hotel Busch, Cölnische Hof", vanwaar hij volgens ingewonnen bericht ook zonder be taling er van door is gegaan. ’t Jongmensch is klein van postuur, 23 jaar daaromtrent oud en gekleed in grijs pak met strooien hoed (zwart en wit gekleurd). De C. v. Politie alhier vraagt zijn aan houding en opzending. Leeuwarden, 18 Sept. Hedenavond is bij aankomst van den zes-uur-trein uit de richting Steen wijk een 2e klas-passagier, T. genaamd, op het privaat dood gevonden. TEngwirden, 17 Sept. De boeren in deze gemeente en omliggende plaatsen, die voor gezamenlijke rekening kunstmeststoffen aankoopen, hebben de eerste bezending dezen herfst thuisgekregen, ’t Blijkt, dat jaar op jaar het gebruik van deze nieuwerwetsche meststof toeneemt, alhoewel nog velen bij het hooren der vreemde namen de schou ders ophalen. Laat ons evenwel een voor beeld nemen aan België het kleinste ko ninkrijk van Europa, maar het dichtst be volkt. Die dichtheid der bevolking bewijst dat de bronnen van bestaan: landbouw en veeteelt, handel en industrie, tot een hoog peil zijn opgevoerd. In de laatste jaren is de graanopbrengst per H.A. aldaar gemid deld gestegen van 21tot33H.L. Die groote opbrengst is geen gevolg van de natuurlijke vruchtbaarheid van den bodem, maar wat men er van gemaakt heeft. Belgie gebruikte in 1899 per H.A. 122,9 K.G. kunstmest- Duitschland 57,3, Frankrijk 42,6 en Neder land 37. Nu moet men niet meenen, dat wij hier in ons land meer dierlijke mest, stoffen gebruiken, want Belgie’s veestapel telt slechts 100,000 stuks runderen minder, en nergens spoelt daar het „vloeibaar goud" uit de riolen in zee, zooals bij ons, om vaarten en grachten te verontreinigen. Laat ons dus van onze naburen leeren en maak den bodem vruchtbaar. Wie wil, kan 1 Tietjerksteradeel, 19 Sept. Een goede daghuur, mits met behulp van de kinderen, of wel van de vrouw, kan de wat zooveel anderen ongestoord mochten bezittenwaarom moest de schitterende bloem barer liefde verwelken voor den tjjd, de nacht zwart-somber dalen nog voor de dag zjjn taak had volbracht! „Alleen, alleen, alleen!" zeggen zacht hare bleeke lippen. O, waarom moet ze nu, zoo jong nog, reeds zoo alléén wezen, alléén met het leed, dat hoonend haar aanstaart; dat langzaam, maar ongetwijfeld zeker, zal uitputten hare krachten. Krachten Óch, waarvoor heeft ze nog krachten noodig, nadat van haar is genomende prikkel, die moedig haar deed strijden en aanspoorde haar kracht te gebruiken Langzaam zijn hare doffe blikken geval len op haar rouwkleed. Hoe heeft ze er nog aan kunnen denken een rouwkleed te laten makenWat beteekent zoo’n gewaad? Is ’t niet iets conventioneels, is het niet kinderachtig in vergelijking bij de smart die martelend schrijnt daarbinnen, met het leed, dat ze wel zou willen uitgillen, het groote leed, dat is: de snaar, die sn erpend- dissonant trilt in haar ziele-harmonie Weg haar droom van intiem-geluk, weg haar lief-zoete toekomst illusies, weg haar levensideaal, voorgoed onttrokken, aan hare oogen, door den zwaren nevel van het on bekende, die daar hangt over alles, wat niet behoort tot het aardsche... dan,ineens gaat ze akelig, wanhopig huilen met heel korte snikken, schokkend haar arme teere lijf en bemerkt zelfs niet, dat de oude huisdokter de kamer is binnengekomen. Zachtjes treedt de grijsaard op haar toe en legt zijn hand op haar schouder. „Mary", zegt hij meewarig doch ferm, „Mary, ik moet met je spreken". Loom blijft ze zitten, luisterend toch. „Mary", begint de dokter, „de nacht van het leed, die je gelukszon al te vroeg ter kimme deed dalen, zal wellicht heel lang duren, maar toch kan wederom aaubrekeu de dageraad van heil". Ze ziet even naar hem op met hare som bere oogen, heel verwonderd, dan tuurt ze weder naar hare gevouwen handen, waarop nog steeds neerdruppen, langzaam, hare tranen, die zijn: symbolen van ongehuicheld lijden. „Een maand lang", gaat de grijsaard voort, „heb ik gezwegen en niet willen storen je droefheid, maar nu roept het „leven" je weer tot den strijd en dien strijd je mag hem niet moedeloos ont vluchten. Mary, je moet dapper den kamp aanvaarden. Ik verlang niets onmogelijks van je; juist het gewillig aanvaarden van dien grooten levensstrijd zal je geven de kracht, zoo noodig om te dragen je enorm leed. Ik weet ’t wel, dat het zwaar valt te beginnen met een nieuwen strijd, dan, wanneer de armen nog slap hangen van de uitputting, die eene voorgaande worste ling achterliet, dan, wanneer het hoofd zinkt op de borst, omdat het toch zoo af gemarteld is door prangend wee en de oogen nog branden van pas geschreide tra nen, maar het leven eischt strjjd; illusie is mooi in poëzie, maar in ’t werkelijke leven treedt de „realiteit" ons tegen en opent hare lippen en zegt koel-wreed Mensch, doe uw plichtDien plicht nu, hoe zwaar ook veelal, hebben wij allen te vervullendie plicht is bij jou de opvoe ding van je jongen. Door hem met onder drukking van eigen-ik te vormen tot menseh, voldoe je aan den eisch, dien de werkelijk heid stelt en die nooit ongewroken kan worden verkracht en je doet nog meer, veel meer: je eert de heilige nagedachtenis van hem, die je zoo heel dierbaar was. Als je den moed hebt, te beginnen aan den arbeid, die thans voor je ligt, en hem met liefde weet te volbrengen, dan zal ten slotte uit een nacht van kommer heerlijk rijzen een dageraad van geluk. Al is dat geluk dan niet zoo rein, zoo hoog-volkomen, als dat aan de zijde van een dierbaren gade, toch zal het je wezen een groote vergoe ding en zoete troost". Na deze woorden heeft de dokter even de kamer verlaten, doch is spoedig terugge keerd, houdend aan zijne hand het knaapje. „Jongen, zeg nu eens aan je moetje, wat je gisteren vroeg aan mij"- Beschroomd een beetje is het kind ge gaan naar moeder en heeft gezegd met een bevend stemmetje „Zal maatje zich nooit meer met me bezighouden, nu pa dood iszal ze altijd zoo blijven huilen en zelf ook dood gaan wil ze dan niet meer voor mij zorgen?" Toen heeft iets als een dof gedreun even doen trillen de kamer-atmosfeer, toen heeft ze het knaapje woest getrokken op haar schoot, en slaande haar beide armen om het kleine ventje, uitgesnikt deze woorden „Lieverd, ik zal trachten te leven voor jou, alléén voor jou 1* Den volgenden morgen heeft ze afgesne den de mooiste bloemen in den grooten tuin, genomen het kind bij zijne hand en gezegd „Kom Wim, ga mee naar paatje Toen is ze een oogenblikje later met haar kind neergeknield op het eenvoudige graf van haar gestorven levensgeluk, en brengend bloemen en... méér dan bloemen de heilige gelofte, haar leven met onder drukking van eigen grievend leed te doen zijnEen offer voor haar kind. Ze is zoo jong nog en gelukkig! en zoo vol vertrouwen blikt ze tegen de Toekomst. Acht jaren is ze nu al vereenigd met hem, die haar eenmaal vroeg, zjjn leidstar te willen wezen in het droef-sombere leven zijn leidstar, die vriendeljjk bemoedigend, hem zou toelonken in dagen van ban gen strjjd, hem beduidend, dat het voor een ieder plicht is, gewillig te aanvaarden zjjn deel in het groote leed, dat daar is, altijd om ons henen! Haar plicht heeft ze steeds vervuld, zooals alleen eene vrouw, die liefheeft, dat vermag. Wolken, zwanger van zorg, hebben overdekt haar levens hemel, maar ze zjjn geweken voor de zon barer hooge, edele Trouw. Waar een last zwaar was te dragen, ze heeft dien helpen torsenwaar de golven der levensstormen met ruw geweld hebben gebeukt den bodem der echte trouw, daar heeft ze manhaftig medegegrepen ’t roer en, met den geliefden gade aan hare zjjde, het scheepje gestuurd, te midden van hoog-woeste baren naar eene veilige haven, waar ze konden uitrusten. Ze is nu alleen en peinst. Haar donkere violenoogen, staan droomerig-kalm, omdat ze heden zoo gelukkig isthans, nu ze mag smaken zoet-vredige rust na lang en dapper gestreden strjjd, na veel moedig doorleden leedom haar mondje is een glimlach. Die glimlach islief-teeder, vol aanval ligheid. In haar schoot zjjn saamgevouwen de mooie handen met roze nagels en spitse vingertoppen. Haar geheele voorkomen heeft iets teeders, iets onuitsprekelijk-zachts, iets van geheel en al „vrouw-zjjn". „O, ik heb ze beiden zoo lief, man en kinddenkt ze dwepend, en ineens wordt ’t haar te moede, alsof alles in den grooten tuin, waar ze is gezeten onder ’t prieel van klimop, haar tegenlacht en schooner is dan andeis. „Zoo lief, zoo lief", ruischen mystiek de kruinen der hoornen; „zoo lief, zoo lief", tjilpen kleine vogeltjes in de twjjgen. „Zoo lief, zoo lief..." Plotseling wordt het hek geopend en een snoezig knaapje met lange blonde haren en groote blauwe kjjkers huppelt vrooljjk in de richting van het prieel. „Dag maatje", zegt het kind, als het de plaats heeft bereikt, waar zjjne moeder zit en vlug tegen haar opklauterend, slaat het zjjne kleine armen om haar mooien hals. „Dag lieve jongen", antwoordt ze, het ventje tegen zich aandrukkend, „heb je prettig gewandeld? Waar is papa?" „O, die komt dadelijk", zegt het kind, „ik ben heel hard vooruit geloopen om nog eerder dan paatje bjj u te zjjn; mag ik nu wat langer opbljjven dan anders en hier naast u zitten op de bank?" „Maar Wim, je bent nou toch moe en..." Wederom knarst het hek. „Daar is papa!" roept het jongske en even zjjne moeder loslatend, loopt het den tuin in. Een oogenblikje later wordt papa door den kleinen deugniet het prieel bin nengetrokken. „Dag lieve", zegt de heer Hauf terwjjl hjj, nog steeds voortgeduwd door den klei nen Wim, zjjne vrouw nadert. Zachtjes heeft hjj haar toen gegeven een’ kus en als ze dezen beantwoordt, dan voelt ze ineens, nog beter dan daar straks, hoe lief ze beiden heeft: man en kind... die zjjn: haar „Alles". Een maand later. Veel liefs is verwoest in ’t hart van haar, die zoo stil-dwepend kon peinzen over huwelijksgeluk, veel leed is er voor in de plaats gekomen. Die man, die te midden van allen levensstrijd stond aan haar zjjde; hjj, die washaar kroon en haar trots, is reeds weggerukt, in vollen levensbloei". Weinige dagen slechts was hjj ongesteld geweest, spoedig echter hadden zich ern stige symptomen voorgedaan en eindelijk had de oude huisdokter zachtjes geschud zjjn grjjze hoofd- In de tuinkamer zit ’t jonge vrouwtje. Mat hangen hare armen en moe van leed is haar hoofddat lieve arme hoofd, ’t wil maar steeds denken, peinzen over alles, wat toch niet is te veranderen. O hoe wreed is toch het lot, dat in zoo’n klem oogen- blik haar ontroofde haar halve leven. Ja, ze voelt het, ze staat nu alleen geheel alleen in den zwaren strjjd, dien datzelfde lot met onverbiddelijke hardvochtigheid haar wederom te strijden zal geven. O, waarom moest met één slag ruw verstoord worden haar lieve geluksdroom en waarom moest ze bljjven leven na zoo wreed een ontwaken? Waarom werd haar ontnomen. Bolswardsclie Courant. I III I - 1/

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1901 | | pagina 1