NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
SGLSWA»» EN WONSERA.OEEI.
Verschijnt Donderdags en Zondags. Veertigste Jaargang. 1901.
No. 90.
Het werk van zijn leven.
I
m
BINNENLAND.
ZONDAG 10 NOVEMBER.
1
p
VOOR
elke spil!...
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 CL
hy
om
zelf er
f I
Hepk. Nieuwsbl. v. Fr.
was Donderdag weer wat
een
Botsterhaule, 7 Nov. Door de leer
plichtwet heeft een klas van de school
alhier ook eens een dag vrijaf. De vader
van een knaap, welke sedert het begin van
dit jaar geen kennis met de schoolbanken
maakte, moest het eerst terecht staan en
bijgevolg het hoofd der school als ge
tuige optreden. En om dien eenen school-
verzuimer moest de heele klas verzuimen.
Men begint hier vreemd over de leer
plichtwet te denken.
Schoterlaud, 7 Nov. Een onderwijzer
uit deze gemeente, sinds eenigen tijd in
Holland in betrekking, werd als getuige opge
roepen voor ’t kantongerecht te Heerenveen,
om te verklaren dat zeker kind op zekeren
dag zekere school had verzuimd. Hij ont
ving daarvoor f23,50 getuigengeld. Het is
ons ontschoten welke straf er tegen den
vader van het schoolverzuimende kind is
geëischt maar dat kan best 50 cts. boete
zijn geweest. Hoe gezegend is toch de
leerplichtwet in hare toepassing!
Heidenschap, 7 Nov. Door den zwaren
mist moesten onze veerschippers van hier
op Sneek Dinsdagavond te Heeg blijven
liggen. Gistermorgen (vroeg) kon de reis
worden vervolgd. Ook een paar Hollandsche
booten durfden de reis niet aan en volgden
het voorbeeld der schippers.
Leeuwarden, 8 Nov. Gisteren heeft
de gemeente-politie ter beschikking der
Justitie gesteld den arbeider P. D. alhier,
die eenige ledige zakken en lantaarns ont
vreemdde, eigen aan de Mij. tot Ex. van
Staatss, en de Holl.-IJz.-Spoorweg-mjj. Hij
is na verhoor in het huis van bewaring
opgesloten.
Rottevalle, 7 Nov. Te Harkema-Op
einde is ’t Zondagsavonds zelfs per rijtuig
niet veilig. Zoo reed er Zondagavond j.l.
iemand met de chais door en werd door
jongelingen bemoeilijkt, die het paard bij
den bek vasthielden en soms deden stilstaan.
De dichtbij wonenden durfden niet te helpen,
daar ze vreesden, dat de daders zich dan
tegen hen zouden keeren. Is ’t wonder dat
men soms zegt„De marechaussée-kazerne
moest hier staan*4. In den laatsten
tijd zijn er hier en daar verscheidene schapen
aan longontsteking bezweken. Men wil, dat
de plotselinge overgang van ’t mooie weer
tot koude daarvan de oorzaak is.-Een
varken van O. v. B. in de Folgeren werd
kwijnerig. ’t Zou de „ziekte44 wel zijn en
men slachtte het. Toen bleek, dat het dier
een vuursteentje, ruim zoo dik als een knik
ker, in de keel had.-De hond van H.
H. te Drachten bracht z’n baas eene ver-
Andreas Nyman rees van zyn stoel en
richtte zich zóó hoog op, dat hjj wel een
paar duim grooter dan anders leek. Zyn
oogen fonkelden en om zyn onderlip kwam
een harde, strakke trek, terwyl hy zei:
„Ik kan er nog niet by gaan rusten,
moedertje. Als er zulk voornaam bezoek
in onze buurt verschijnt dan vordert de
beleefdheid dat de oude Andreas thuis
blijft en voor het onthaal zorgt*.
En de oude Nyman zorgde zóó goed
voor het onthaal, dat de nieuwe onder
neming in het vyfde jaar van hare werk
zaamheid bankroet maakte. Maar toen ook
was het alsof hy er nooit over gedacht
had, zijn eigen fabriek aan eene maatschappij
op aandeelen over te doen.
Andreas Nyman werd vyf-en-zeventig;
en in de laatste jaren had niemand meer
het hart gehad om hem te vragen of hij
nu niet eindelijk eens zijn rust er van zou
gaan nemen. De oude heer was wat prikkel
baar geworden.
Daar trof hem op zekeren dag in de
spinnerij een beroerte, zoodat hij naar huis
gedragen moest worden. Een dokter hielp
hem weder bij; voor het oogenblik was
het gevaar afgewend; en den volgenden
morgen kwam de telegrafisch ontboden
zoon, die nu een van de meest gezochte
artsen in de hoofdstad was. Hij brak in
tranen uit, toen hij den toestand van zijn
vader onderzocht had.
„Nu is het niet meer de zoon, die er
om verzoekt, maar de arts, die met den
dood dreigt, wanneer vader zich geen rust
gunt“, zei hij.
Het was een harde strijd. Maar toen hij
eindelijk gestreden was, had men de fabriek
voordeelig verkocht en de oude Nymans
waren naar Stockholm vertrokken, waar zij
met hun kinderen in één huis woonden.
Toen zy daar introkken, sloot de grijsaard
zijn oude vrouw in zjjn armen en zei:
„Het heeft lang geduurd, moedertje
misschien al te lang. Maar nu zullen wij
eindelijk den tijd, die ons nog overblijft,
geheel voor elkander en voor onze kinderen
leven*.
Doch wat bleek nu het geval De beide
oude menschen, die toch zoo innig veel
van elkaar hielden, hadden elkaar nu
eigenlijk niets te zeggen. Al hun leven
hadden de gesprekken aan tafel en in de
korte uren van rust om de fabriek, de
wolwarenmarkt en om de werklieden ge
draaid. Nu was het te laat om over iets
anders te beginnen. De kleinkinderen waren
er, ja maar dat was ook zoo ongeveer alles.
Eensklaps ging papa op reis. Waarheen,
dat wist niemand. Maar de zoon van den
meesterknecht der oude fabriek had een
rijtuig op den straatweg zien stilhouden
en den ouden fabrikant, veel ouder en
grijzer dan bij zijn heengaan, aan den ingang
der fabriek tegen het hek zien leunen. Eu 1
toen de stoompijp met klokslag zes tot den
arbeid riep, had de oude fabrikant eerst
den hoed afgenomen, zooals wel oude boeren
doen, wanneer zij de kerkklok hooren
luiden en daarop was hy in tranen
losgebarsten.
Eenige dagen later kwam de kleine
Andreas, dokters zoontje, ’s avonds op
bezoek en liep terstond naar de kamer van
grootvader, dien hij onverklaarbaar stil in
den leuningstoel zitten zag.
„Grootvader slaapt,* fluisterde de dreumes,
toen hij op zijn teenen uit de kamer kwam.
Doch bij onderzoek bleek, dat het die
slaap was, uit welken men slechts in een
andere wereld ontwaakt.
En de kinderen, ook de schoonzoon en
de schoondochter, kwamen en weenden
met de oude moeder; en de grootvader
werd te bed gelegd tot de ware, de
eeuwige ruste.
„K(jk eens! Wat zijn dat voor papieren,
die hij heeft doorgezien?* riep de schoon
zoon, die een blik op de schrijftafel ge
worpen had.
Het waren twee stukken. Het eene, een
hoffelijke brief van den tegenwoordigen
bezitter der fabriek, die verklaarde de
fabriek niet eens met 75000 kronen opgeld
aan den heer Nyman weer te willen over
doen. Het andere, een net geschreven,
helder, practised en alles omvattend ontwerp
van de hand des ouden grootvaders, be
treffende een nieuwe moderne, met de beste
technische hulpmiddelen van den laatsten
tijd voorziene wolwarenfabriek, die door
haar concurrentie de oude het levens
werk van Andreas Nyman in den grond
boren zou.
Sneek. Er
te zien en ’t trof juist tegen één uur,
tijd, waarop velen in den omtrek van ’t
Hoogend de klok afwachten om weer den
arbeid te beginnen.
De onwillige schutter P. P., die weigerde
te schutteren en zelfs niet eens opkwam by
den laatsten brand, zou aangepakt worden.
Boete op boete was geloopen en ’t was
een heele som geworden.
De deurwaarder van den schuttersraad,
v. d. Werf, stond in vol ornaat gereed, ge
assisteerd door den heer commissaris van
politie en een paar agenten. Men vervoegde
zich achter de Prinsengracht, aan de woning,
waar P. verbleef; maar P., geen groote
ambitie schijnende te hebben om met den
sterken arm van ’t schuttersgerecht, hier
dus van v. d. W., kennis te maken, ver
wijderde zich achter uit ’t huis en had reeds
een heele voorsprong op zjjn achtervolgers,
toen deze bemerkten, dat by den kant van
de Woud vaart uitging.
En nu begon de eigenlijke jacht. P. liep
langs de Woudvaart en zette zich over by
de „ijzeren helling*, de dienaars van den
H. Hermandad namen denzelfden koers.
En nu ging ’t verder. P. voorop, met flin-
ken voorsprong, door landen en over sloo-
ten, telkens met hoedgewuif de mannen
van de wet aansporende om hem toch in
te halen.
Eindelijk kwam P. by ’t voormalig tol-
H. te Drachten bracht z’n baas eene
rassing thuis in den vorm van een leven
den haas.
bruiloftsdag. Slechts eenige jaren nog,
dan zouden zy voor elkander gaan leven,
reizen maken en de wereld zien, het leven
genieten en de jeugd, die zjj nooit gekend
hadden, inhalen.
Dat zjjn eigen haar grijsde en zijn voor
hoofd zich rimpelde, dat merkte hjj even
min, omdat zyn kracht en energie niet
tegelijkertijd afnamen. Later, later wilde
ook Hij nog van het leven genieten.
Maar toen een vreemde man hem zjjn
dochter wegnam, die hij wel is waar feeder
had liefgehad, maar met welke hij zich
nooit had bezig gehouden en die aïs een
vreemd vrouwelijk wezen, dat hij nauwelijks
kende en nog veel minder begreep, onder
zijn oogen was opgegroeid, toen was
zjjn verbazing grenzenloos. Kon deze lieve,
aanvallige maagd, deze blozende bruid in
witte kleederen, werkelijk zijn kind wezen?
Had hij met haar twintig jaar lang
onder hetzelfde dak geslapen en aan dezelfde
tafel gegeten, en toch nooit tjjd gehad om
haar te leeren kennen? Ja, eigenlijk
kon hij wel zeggen, dat hy dit schepsel,
dat hem twintig jaar lang ’s morgens en
’s avonds een kus gegeven had, geen enkele
maal met heldere, opmerkzame oogen had
aangezien. En nu was het te laat, nu stapte
zy, onder tranen glimlachend, in het rijtuig
en wierp zich overgelukkig in de armen
van een man, dien zy zes maanden geleden
voor het eerst gezien had. Die Had zijn
tyd beter gebruikt.
En nu reed zy weg om van korte
bezoeken afgezien, nooit terug te keeren.
Nu verdween het rijtuig met haar door
het groote hek van de fabriek.
De fabriek! Ja, die kende hy beter
tot in elk rad en in elke spil!...
Wacht eens! Kon die omloop daar op
de nieuwe, groote, uit Duitschland gekomen
weefstoelen niet nog iets verbeterd worden
Dat zou... En terwijl zjjn kind wegreed
in den nacht en zich al verder en verder
van het ouderlijk huis verwijderde, zat
Andreas Nyman, als verjongd, met schit
terende oogen en glimlachenden mond, te
rekenen en te teekenen voor zyn geliefde
fabriek.
Toen de zoon, die ettelijke jaren jonger
was dan de dochter, het gymnasium had
doorloopen, moest ook hy beginnen, aan
het werk des vaders zijne krachten te
wijden. Eerst een jaar practisch in de
fabriek bezig zyn, dan het vak grondig
bestudeeren, en vervolgens voorgoed in de
zaak treden ziedaar het programma.
Dien jongen zou Andreas Nyman geheel
voor zichzelf hebben; gezamenlijk zouden
zy streven; de jonge kracht zou de oude
aanvullen en uit het oude hart zouden de
zorg en de toewijding in het jonge overgaan.
En Nyman Junior legde een voortreffelijk
eind-examen af. Maai4 toen hy naar huis
kwam, was hy erg bedrukt, viel zyn vader
om den hals, en verklaarde dat er voor
hem geen geluk op de wereld denkbaar
was, indien hy niet het vak mocht kiezen,
waarnaar zijn hoofd en hart hem dreven:
het beroep van arts.
Het werd den jongen niet geweigerd.
Maar nu was het, of Andreas Nyman’s
liefde voor zyn fabriek opeens werd afge
koeld. Hy liet zich er drie dagen lang niet
zien en toen hy eindelijk weder op het
kantoor verscheen en naar de pen greep,
was het om in vlugge heldere trekken het
plan te ontwerpen voor een maatschappij
op aandeelen, die de geheele fabriek zou
overnemen, terwyl hy voor zichzelf slechts
een vierde van de aandeelen en een stem
in den raad van toezicht voorbehield. En
dan wilde hy met zyn vrouw in de hoofd
stad gaan wonen, waar zy nu hun beide
kinderen hadden en daar alles inhalen, wat
van het familieleven tot dusver voor het
werk had moeten achterstaan.
Zielsgelukkig sloeg zijne vrouw hare
armen om zyn hals en schreide aan zyn
borst haar bjjna dertigjarig leed er over
uit, dat zy zoo weinig voor elkander hadden
kunnen zyn en dat zyn levenswerk zich
steeds als een donkere schaduw tusschen
hen en hun levensvreugde gesteld had.
En de kinderen jubeldenden volgenden
morgen zou de oproeping tot vorming van
de bewuste maatschappy naar de drukkerij
gezonden worden.
Maar zie daar kwam de post, juist
toen men aan de koffie zat en bracht het
nieuws, dat er in het naburige dorp een
met een groot kapitaal toegeruste onder
neming op touw werd gezet tot het bouwen
van een wolwarenfabriek van de aller
nieuwste constructie, onder leiding van een
jongen, door en door bekwamen technicus,
die in het buitenland het vak grondig had
bestudeerd en dus met alle kans op slagen
tegen de oude fabriek van Nyman in con
currentie zou kunnen treden.
Het was een groote, prachtige wolwaren
fabriek. Tweemaal waren de gebouwen tot
den grond toe afgebroken, omdat de zaak
zich zoo had uitgebreid en er ruimere
lokalen en nieuwe machineriën noodig waren.
„Moeder, nu heb ik een nieuwe machine
gekregen, waarmee twee man evenveel
afmaken, als vroeger zeven*, zei fabrikant
Nyman wel eens tot zyn vronw, die veel
van hem hield en daarom zich voor zyn
werk trachtte te interesseeren, maar toch
zyn streven en zyn berekeningen niet al
te best volgen kon.
„Maar lieve Andreas, dat zeg je telkens
en toch wordt elk jaar het personeel grooter.
Je bent met vijftien man begonnen en nu
heb je er al zeventig*, antwoordde mevrouw
Karolina vriendelyk.
Dan keek de heer Andreas haar aan,
zooals men een klein kind aankykt dat
de dingen niet begrypen kan, lachte goedig
en liep weer naar zyn geliefde muziek:
de klapperende spindels en de snorrende
raderen.
Terwyl het arbeiderspersoneel meer dan
verviervoudigd was, liep nu de productie
wel in het twintigvoudige. Zoo stond het
met de zaak.
Natuurlijk verheugde zich Andreas
Nyman, dat zyn winst elk jaar grooter
werd en hy al lang millionair was; maar
nog veel meer verheugde hij zich over den
voortreffelyken gang der zaak, over den
aanblik van de kleine gemeente, die hy
geschapen had, over de flinke lokaliteiten,
de gezonde arbeiderswoningen, de triomfen
zijner reizigers en den trotschen toon van
de stoomfluit, die eiken morgen zyn zeventig
werklieden tot den arbeid riep.
Het geld waardeerde hy, maar het werk
van zjjn leven had hy lief.
Op dezelfde plek, waar nu de fabriek
was, had vóór vijftig jaren een bouwvallige
ververij gestaan, met twee dronken knechts
en een kleinen, bleeken, mageren leerjongen,
die honger leed en ransel kreeg.
Die leerjongen was Andreas Nyman.
Toen was het vooruitgegaan, langzaam,
gestadig, voetje voor voetje. De kleine
leerjongen leerde rekenen en cijferen; de
dunne, angstige stem leerde bevelen; de
smalle, ingevallen borst welfde zich, tot de
Wasa-orde er op prijkte.
En langs de rivier verrezen dammen en
huizen; en op dezelfde plek, waar de kleine
stoomketel der oude ververij gedampt had,
ademde nu een locomobiel van ik weet
niet hoeveel paardekracht met diepe, zware
stooten.
Andreas Nyman blies zich niet opdaar
toe liet zyn werk hem geen tijd. Maar als
nu en dan eens een oogenblik uitblies,
zyn gedoe gade te slaan, dan moest hy
om glimlachen en kon haast niet
begrijpen hoe het alles zich zoo had uit
gebreid en zoo groot geworden was.
By een van deze gelegenheden nam hij
eene vrouw. Om op haar te verheven,
daartoe had hy geen tyd gehad; maar hy
koos het braafste, mooiste en armste meisje,
dat hy in der haast kon vinden. En ook
hierbij, zooals by alles, had het geluk hem
gediend. Zy was ook op hem niet verliefd,
toen zy den ring met hem verwisselde;
maar een brave, goede vrouw was zy ge
weest, die hem eerlijk haar hand gaf. En
terwijl de jaren voorbijgingen, bemerkten
zy beiden, zonder te weten hoe het eigenlijk
gekomen was, dat zy niet meer zonder
elkander konden leven en dat zy even vol
en gansch elkaar toebehoorden, als de
hartstochtelijkste verliefdheid ooit man en
vrouw vereenigen kon. En beiden dachten
zy er aan, hoe hard en vreugdeloos hun
kindsheid en jeugd waren geweest en zy
meenden dat het leven ook hun wel een
weinigje zonneschijn en vreugde en geluk
schuldig was, en zy smeedden plannen voor
de toekomst; hoe zy met een voldoend
kapitaal hun rust er van nemen zouden
en dan nog enkel voor elkander en hunne
kinderen een jongen en een meisje
zouden leven.
Maar mettertijd werd er over die plannen
hoe langer hoe minder gepraat. Het werk
van zyn leven omspon Andreas Nyman al
vaster en vaster met zijn draden; rusteloos
arbeidde hy aan de ontwikkeling er van;
en als hy soms eens tusschen de bladen
van zyn grootboek de treurig vragende
oogen van zijne vrouw meende te zien of
eene vluchtige gedachte aan zjjne geliefde
kinderen hem door het hoofd ging, dan
joeg hy dit alles met een „Later, als ik
er tyd voor heb!* onbarmhartig weg.
Dat zyne vrouw ondertusschen grys en
gerimpeld werd, dat merkte hy niet. Voor
hem was z(j nog steeds dezelfde als op den
huis op den Lemsterweg terecht en behoefde
nu niet zoo ver meer te loopen, om buiten
de klokslag van Sneek en dus, voorloopig
althans, buiten vervolging te zjjn.
Natuurlijk hadden velen reeds spoedig de
juiste richting der operatie gesnapt en ont
brak ’t op den Lemsterweg niet aan oor
deelvellingen, uitroepen, eni.
Spoedig daarna was ’t gevalletje afge-
loopen.
Politie naar huis, v. d. W. naar huis en
de toeschouwer» aan *t werk. Sn. Crt,
Bolswardsche Courant.
11 HI