NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD OLSWA.RO EN WONSERAÖEEL 1902. 41ste Jaargang. No. 4. Verschijnt Donderdags en Zondags. TWEE BROEBERS. ZONDAG 12 JANUARI. X X BINNENLAND. VOOR i een ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar 5 Ct. vader, die, ik ben er van overtuigd, met een vergiffenis voor mij op de lippen ge storven is, in naam van onzen vader, reik mij de broederhand en laat ons weer zijn wat wij altijd geweest zijn: elkander teer- beminnende broeders. Fbedekik”. „Waarde Broeder, voor mijne halsstarigbeidstortte hij de geopende kamer in en wierp zich voor zijne schoonzuster op de knieën. En niet lang daarna klonk nieuw jubel geroep door het huisFrederik kwam thuis en weenend hielden de broeders elkaar omklemd en toen ook Marie kwam, die door Hendrik gewaarschuwd was, kende de vreugde geen palen meer. „Antoon*, zeide Federik bij het scheiden, dit Kerstfeest zullen wij niet vergeten. Moest ik vroeger weenen bij het hooren van de woordenGlorie aan God in den Hooge en vrede den mensehen op aarde die van goeden wille zijn, thans hebben zij voor ons beteekenis*, en de baron die den geheelen avond niets had gedaan dan wee nen, herhaalde met stralende oogen „Vrede op aarde*. Het Kerstfeest, het schoone Kerstfeest, dat door zoovelen verlangend wordt te geinoet gezien, was op het punt van aan te breken. De dag. die het groote feest voorafgaat, was reeds bijna ten einde en niet een enkele woning was in het kleine stadje, waar niet met vreugde de lang ver wachte nacht verbeid werd. Helder waren dan ook de meeste huizen verlicht en die genen, die hun dagwerk volbracht hadden en zich naar huis spoedden, konden tegen de neergelaten gordijnen de schimmen der kinderen zien, welke dien avond op mochten bljjven om met hunne ouders, grootere broers en zusters het Kerstfeest mee in te leiden, en verlangend in hun kring, waar men hen waarschijnlijk reeds wachtte, het zelfde te doen, versnelden zy hunne schreden. Een enkel huis echter,dat van den rijken baron Van Halle, stond daar tusschen die vroolijk verlichte woningen geheel in een somber donker gehuld en vormde zulk een sterk contrast met de overigen, dat het ieder op moest vallen. Was de dood dat huis komen overvallen? Was de baron, dien men als een oprecht menseh kende en algemeen in het stadje om zijne lief dadigheid jegens de armen bemind was vergeten dat het Kerstavond was? Niets van dit alles kon men veronder stellen. Maar waarom waren dan de armen, die op dezen dag gewoonlijk zoo ruim door hem bedacht werden, zoo ruw afgewezen Waarom had de lieve dochter van den baron dienzelfden middag met betraande oogen aan eene arme weduwe, die bij haar bijzonder stond aangeschreven, gezegd, dat haar vader verboden had, aan iemand, wie het dan ook ware, iets te geven Velen, die wegens zaken, met den baron in nauwere betrekking stonden, hadden opgemerkt, dat sedert zijn zoon August, advocaat in de hoofdstad, met vacantie thuis geweest en na een kort verblijf weer vertrokken was. dat sedert dien tijd een dikke rimpel op het voorhoofd van den baron was verschenen en hy zich zoo op gesloten hield, dat hy nauwelijks zyne dochter wilde zien. Wat er van ware, dit was zeker, in dat donkere huis dacht men aan heel iets anders dan aan het Kerstfeest. Treden wjj de niet-feestvierende woning binnen. Het groote salon, zoowel als de gewone huiskamer waren verlaten en donker, en wy hebben eenige moeite den eigenaar van het huis te vinden. Na eenige deuren geopend en gesloten te hebben, vinden wy hem in zyn studeervertrek, in een grooten armstoel aan de kachel gezeten. Hy heeft een boek in de hand, dat hy op het oogenblik dat wy binnentreden, voor het gelaat houdt, zoodat wy zyn aan gezicht niet kunnen zien, en al spreekt hy geen woord, toch kan men het aan de krampachtige bewegingen zijner armen zien, dat hy niet is ingesluimerd. Geruim en tijd zat hij reeds in die houding, en zoo afgetrokken was hy, dat hy niet eens het herhaald geklop op zyne deur hoorde. De deur ging eindelijk open en kamerdienaar trad binnen. Het openen der deur had den ouden heer gewekt en met een strengen blik zag hjj den binnenko mende in het gelaat. „Wie geeft u de vrijheid ongevraagd by my te komen, heb ik u niet gezegd my alleen te laten en toorn flikkerde in zyne oogen. „Vergeef my, edele heer, dat ik uw bevel durfde miskennen. Ik had reeds driemaal geklopt, doch gij gaaft geen antwoord ik vreesde dat u een ongeluk mocht overkomen zijn. Dat was het echter niet dat my hier heen dreef, o, edele heer, vergun my een woordje te mogen spreken.* De nederige toon, waarop de oude dienaar deze woorden sprak, alsmede de tranen, die aan het slot daarvan uit zyne oogen vloeiden, schenen den toorn van den baron te matigen. Het was echter nog op bitsen toon, dat hy zeide „Kom, Hendrik, geen gelamenteer, zeg op wat ge te zeggen hebt." „Och, edele heer, het is myn medelijden met de arme jonkvrouw, dat my hierheen doet komen. Den geheelen dag stort zy tranen en hare oogen zyn rood van het weenen. Volgens uw wreed bevel mag zy niet by u komen, en zy heeft my gebeden en gesmeekt naar u te gaan om het vonnis te herroepen. Ik wist, dat het uw toorn •op my zou laden, doch ik kon het niet uitstaan, ik ben gekomen en smeek u, haar by u te laten komen.* De baron had zonder iets te laten blijken, of hjj het verzoek goed of kwaad opnam. Leeuwarden, 9 Jan. Bij het Gerechts hof te Leeuwarden werden in 1901 in hooger beroep behandeld 168 strafzaken, waarin uitspraak plaats had tegen 206 beklaagden, van welke zich 12 in verzekerde bewaring bevonden. Ten aanzien van 101 beklaagden werden de vonnissen in hun geheel bekrachtigd, waarvan 8 echter onder verbetering of aan vulling der gronden; 18 beklaagden, die in prima waren vrijgesproken of van rechts vervolging ontslagen, werden schuldig ver klaard en veroordeeld; 19, die in prima veroordeeld waren, werden vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging; ten aan zien van 21 werd de straf verzwaard, van 29 verlicht; ten aanzien van 14 beklaagden werden de vonnissen wegens informaliteit vernietigd. Van de 25 verzoeken om gratie, waarop ’s Hofs advies werd gevraagd, zijn 21 afge wezen, 1 nog aanhangig gebleven en werden 3 buiten behandeling gelaten, als zijnde het arrest nog niet in kracht van gewijsde gegaan. Harkema-Opeinde, 9 Jan. Ze, n.l. eenige jonge mannen, hadden een varken gekocht op de weekmarkt bij ’t Jachtveld, Maandag. Rumoerig waren ze, maar ’t liep op ’t Jachtveld zonder vechten af.’t Varken raakte op weg naar huis ’t spoor bijster en zwierf een etmaal in vrijheid rond. Maar de jonge mannen raakten ook van ’t spoor. Hier en daar wilden ze in, maar vonden gesloten deuren. Bij eene vrouw kwamen ze echter binnen en kregen koffie. Verder ging het en ze raakten bij zekeren H. P. in huis. Daar werd met een koffieketel jenever gehaald en ’t werd al drinkende 10 uur in den avond. Toen probeerde men, om in het duister te kunnen vechten en snijden en de lamp van boven te slaan. Echter alleen de ballon brak. Toen naar buiten en daar kreeg Auke Schievink drie messteken, twee in den rug, een in den buik, zoodat men aan zijn leven wanhoopt. De geneeskundige van Surhuisterveen en 4 veldwachters waren spoedig aanwezig. De vermoedelijke dader, A. H., is gevlucht, denkelijk naar Duitschland. Kuinre, 9 Jan. Hedenmiddag zonk, op korten afstand van onze haven genaderd zijnde, een schip, geladen met twijg, en komende van Zwartsluis. De opvarenden werden door eenige Lamster visschers gered. Heerenveen, 9 Jan. Gisteravond had even buiten de Schans eene aanvaring plaats tusschen het ijzeren beurtschip van Blesse en het houten van Wolvega. Het ijzeren verloor het. Van eerstgenoemd schip toch werd de steven ingedrukt, zoodat een groot lek ontstond. Dadelijk liet men het vaartuig op het onder water liggend land loopen, waarna de lading, bestaande uit vracht goederen, op het droge gebracht werd. Het andere schip bekwam geen ernstige averjj en kon zyn reis vervolgen. Oldeboorn. Nog eiken dag worden kieviten in deze environs in het veld aan getroffen. Ouden van dagen herinneren zich niet deze vogels hier ooit in Januari te hebben aan getroffen. Heerenveen, 10 Jan. Heden is alhier het laatste schipperscompact gehouden. Da belangstelling in dit compact is in de laatste jaren meer en meer verflauwd bij de schip pers, die veel meer dan vroeger „om utens“ blijven en zich laten „titbifrieze*, vrij onver schillig waar zoo. Ze kiezen niet meer zoo geregeld hun winter-domioilie. Om die reden voornamelijk is maar besloten, het compact op te heffen en vandaag te zeggen „en dit is nou for ’t léde*. Er was heden meer aanbod van knechten dan vraag. Ze konden ongeveer de volgende loonen bedingen: beste knechten f300, middelmatige f 200 a f 250, jongmaatjes f 10Q en meei\ Heplc. Niwwbl, v, en toen de bediende ophield met spreken was het insgelijks op kalmen toon, ofschoon zyne oogen het tegendeel verrieden,dat hy zeide „Hendrik, ga naar myn dochter en zeg dat ik haar niet zien wil eu wat u aangaat, pak uw koffer, morgen vroeg verlaat gy myn huis, begrepenen eer de bediende iets kon zeggen, werd hy by den arm ge nomen en buiten de deur gezet, welke de oude heer met donderend geweld weder dichttrok. Met groote stappen liep hy de kamer op en neer. Hoeviel hy uit, „heeft myn zoon onze familie nog niet genoeg beleedigd, moest mijne dochter dit ook nog doen. Ik las op het gezicht van Hendrik, zy heeft hem het geheim der schande, die op myn naam kleeft, verteld En na zoo iets zou ik hem nog onder myne oogen dulden Neen, dat nooit!* en door zynegramschap bevangen, kon hy geen woord verder uit brengen. Hy nam een glas water en zette zich weer aan de kachel, terwyl heete tranen over zyne wangen biggelden. „Waar heb ik het toch aan verdiend,* snikte hy, „om zoo door myne kinderen behandeld te worden. Ik leef met iedereen in vrede, behalve met myn broederik haat hem daarom niet, maar toch wil ik hem niet zien. Zou van den menseh ge vorderd worden dat hy vriendschap toe draagt aan iemand, die schande over hem gebracht heeft, al is hy ook zyn broeder Neen, dat kan niet zyn! Myn broeder huwde met het meisje zyner keuze en vader onterfde hem met recht, een baron van het geslacht der Van Halle’s mag zich niet zoo vernederen met een burgermeisje te huwen. Hy lydt gebrek, ik weet het, en myn zoon, myn eigen zoon neemt zyne party tegen my op en ondersteunt hem zelfs met het geld dat ik hem toezond, terwyl ik dacht dat hy het verbraste. Nu spant ook myne dochter, het eenige wezen, dat my nog overblyft, met hen tegen my samen. Ongelukkige kinderen, gy verkort het leven uw vaders Opnieuw vloeiden de tranen overvloedig langs zyne wangen en hy snikte als een kind. „En toch* ging hy voort, „toch zyn beiden zoo goed en braaf. Ik heb er over vloedige bewyzen van ondervonden, maar op dat eenige punt zyn zij onverzettelyk. O, dat ik dood ware en moedeloos vielen de handen hem langs het lyf. „Frederik. Frederik?* ging hy kalmer voort, „wat heeft uw huwelijk al geen onheil gestichtWat leefden wy vroeger genoeglijk en dat menseh moest zich tus schen u en my plaatsen Hoe, durft men my voor de tweede maal komen storen Wie is er?“ „Mynheer, er is een brief voor u,“ klonk het van uit den gang. „Wilt gij hem ont vangen „Neen, ga heen Een brief! Van wien mag die zijnJa, geef hem maar hier,* en hy opende de deur en ontving den brief van zyne dienstmaagd. „Groote God!* VanFrederik, watschryft hy? Wil hy zich met my verzoenen?* Met bevende handen brak hy den brief open en waarlyk, het was het schrift van zyn verstooten broeder. Hy schreef: Een siddering liep den baron onder het lezen van den brief door de leden. O, hoe gaarne zou hy naar den briefschrijver toe snellen en hem aan het hart drukken, maar die vrouw, die niet van adellijke ge boorte was. Tweemaal, driemaal, viermaal las hy den brief en zijne ontroering nam ieder oogenblik toe. Woonde zijn broeder dan in de stad en hij had er niets van gehoord. Dat moet ik weten, zeide hy en hy rukte aan de schel. Met haastige schreden naderde een ander kamerdienaar. „Zeg myn dochter hier te komen”, beval hy. Eenige oogenblikken later trad een 18-jarig meisje het studeervertrek binnen. Schoon was zy, maar hare roodgeweende oogen, de droevige smeekende blik, dien zy op haar vader wierp, maakten haar nog bekoorlyker en zijn gevoel niet meer kun nende bedwingen, drukte de baron haar aan het hart. Het meisje, dat zulk eene behandeling niet verwacht had, sloeg de armen om zyn hals, allerlei zoete woorden fluisterend en zoo aangedaan waren beiden, dat hunne tranen opnieuw begonnen te vloeien. „Waarom hebt gy geweend?” vroeg hy, het meisje van zich losmakende. Zy zag hem beteekenisvol aan en liet het hoofdje zinken. „Gy wilt niet van hem spreken, niet waar, omdat ik het u verboden heb? Welnu, ik geef er u volle vrijheid toe, daar! lees dien brief.” Met één oogopslag herkende zy het schrift en sloeg haar ook de angst om het hart, de eerste trotsche woorden lezende, zy weende toen zy de laatste zinsnede zag en durfde niet opzien. „Marie”, ving de vader aan, „wist gij dat oom Frederik hier in de stad woonde?” „Ja, vader”, lispelde zy, nauwelijks hoorbaar. „En gy zeidet niets daarvan Maar kom aan, zyt gij ooit by hem aan huis geweest „Neen”, antwoordde zy, „maar ik weet toch waar hy woont. O, vader”, vervolgde zjj, zich aan zyn voeten werpend, „ver smaad de toegestoken hand niet, denk aan het Kerstfeest, laat weer na zulk een langen tyd de Kerstzangen met oprecht gemoed door ons huis galmen, den vrede er in terugkeeren.” „Stil, mijn kind, zoover is het nog niet”, zeide hy. „Maar ga nu heen en zeg aan Hendrik dat hy hier komt. Ik moet hem spreken”. Na een laatsten smeekenden blik op haar vader geworpen te hebben, vertrok zy en een weinig daarna trad Hendrik binnen. „Weet gy mijnheer Frederik wonen?* „Ja mynheer.* „Breng my er heen.* „Beiden verlieten stilzwijgend het huis, in hunne overjassen gewikkeld, de baron met een pet op. Na eenige straten door gegaan te zyn, hield Hendrik voor een klein, doch net huisje, dat geheel verlicht was, stil en zeide: „Hier is het.* „St“, zeide de baron en luisterde. Eene kinderstem zong een treffend Kerstlied. „Mooi zoo, kinderen*, sprak een stem, „laat ons nu op vader wachten. Wat zal hy verheugd zyn, als gy hem zoo verrast*. „Moeder*, zeide een kinderstemmetje, hetzelfde dat waarschijnlijk zoo even ge zongen had, „waarom is vader met Kerst avond altijd zoo treurig? Van middag heeft hy bijna niets gegeten en toen wij van heden avond spraken, blonken er tranen in zyn oogen*. „Och lieve jongen, dat weet gij wel. Vader is bedroefd over oom die nog altijd kwaad blijft*. „Maar Moeder, is die oom, dien ik nog nooit gezien heb, dan wezenlijk zoo kwaad?* „Neen, Antoon, hy is de goedheid zelve, gij houdt toch wel van neef August, hy is evenzoo. Vader heeft van middag aan oom een brief geschreven, kom bidden wy dat hy het hart van oom moge raken, dan zal de droefheid van vader ook over zyn“. De baron die onder het venster alles ge hoord had, leekten de tranen uit de oogen en nog bleef hy luisteren naar het kinder lijk gebed, doch toen de moeder daarna op smeekenden toon zeide: „Myn God, breng Uwen vrede in die twee broederharten terug*, kon hij zich niet meer inhouden. -Hjj liep naar de deur, rukte aan de bel en trots af, In naam yan onzen I onder den uitroep; 0Hier ben ikt vergeving ons verzoend hebben? Moeten, op Kerst avond, als alles juicht en jubelt, wy ons weer afzonderen, daar onze harten alles vu ueu voiauea. gueu vi iwvaau upuniu, behalve vredegezind zyn? Antoon, ik smeek de geheele rede schijnbaar kalm aangehoord het ut leg uw I „Sedertde vijftien jaren dat wy gescheiden zyn, is dit het eerste teeken van leven dat ik u geef, daar ik steeds was bly ven hopen, dat gij my het eerst de broederhand zoudt toegereikt hebben. Zeer goed zult ge toch wel weten dat ik hier de beleedigde party ben en terwyl gy ryk en ik arm was, mochten myne pogingen door u aangezien worden, als die van een bedelaar. Onnoodig zal het zyn u te zeggen dat een baron Van Halle geen aalmoezen afbedelt. De oorzaak waarom ik schrijf is deze: Van uw edel moedigen zoon verneem ik, dat hy om mijnentwille ongenoegen heeft gehad. Hoezeer het my ook grieft, heb ik alle betrekking met hem afgebroken en kunt gy disponeeren over de som, in kommer volle omstandigheden van hem ter leen ontvangen, daar ik een positie heb, die my in staat stelt de eer en de waardigheid van myn naam en stand op te houden. „Myn hart weende toen ik bovenstaande laatste regelen neerschreef. Antoon, broe der, het is Kerstavond. Moet het groote vredefeest weer voorbijgaan, zonder dat wy r» Bolswardsclie Courant 1»

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1902 | | pagina 1