NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
OLSWARD BU WONSERAOEEE
1902.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 6.
41ste Jaargang.
g ZONDAG 19 JANUARI.
BINNENLAND.
VOOR
o,
hèm toen woorden van
beetje vlug
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar 5 Ct.
Twee dagen later is Truusje gestorven.
In eene kist met zilveren handvatsels ligt
daar nu Tilly’s verwelkte moedertrots
Zachtjes, alsof ze iets kwaads ging doen,
is ze de tuinkamer binnengeslopen en be
schouwt ze met starren blik, zonder tranen
in de brandende oogen, de lieveling die
haar werd ontrukt. Plotseling komt er een
gevoel van wrevel in haar zielhaar handen
ballen zich tot vuisten en met gesmoorde
stem klinkt het: „Wie heelt mijn kind
weggenomen Heb ik de groote Ijjdensure
niet dapper doorstaan en ben ik niet innig
dankbaar geweest, toen mjjn man mjj het
kleine wichtje toonde, het heilig levend
symbool van ons beider liefde, ben ik niet
erkentelijk geweest, toen hjj mij kuste en
zei.Lieve Tilly, je hebt veel geleden,
maar ben je nu niet blij om je moederzijn
over mjjn kind?* Heb ik het kleine schep
seltje niet met me-zelf gelaaid, het niet
bemind met een liefde zoo intens groot, dat
ik alle moeilijkheden heb kunnen trot-
seerenEn nu! Wie heelt mjj wreed mjjn
kleine engel ontrukt? Waarom is ze weg
genomen van mjjne zjjde? Welken troost
zal mjj later de koude grafzerk bieden, als
ik de plaats ga opzoeken waar mjjn moeder-
geluk werd begraven, wellicht vooraltjjd?
O, mocht ik het nog maar bjj mjj houden,
zooals het daar ligt, zoo rein en ongerept,
zoo vredig kalm, met dat lief-zoete glim
lachje om de lipjes--
Doodsangst bevangt haar nu, bjj de ge
dachte aan de vreeseljjke scheidingsure op
den dag der begrafenishalf krankzinnig
van smart buigt ze zich nu over het kistje
heen en kust hartstochtelijk woest het ge
zichtje van hare arme, kleine lieveling en
spreidt hare armen uit, als om te verhoeden,
dat ze haar gaat verlaten, het doode meisje 1
Dan treedt ze naar het raam en tuurt
in den tuin, en als ze ziet, hoe daar, in
dien zoo kort geleden nog zoo bloeienden
tuin, de zomer is gestorven, gevoelt ze een
pjjn, die schier ondraaglijk is, en als ze de
gele bladeren ziet dwarrelen, begrijpt ze
dat er overeenkomst is tusschen haar lieve
ling ia het kistje en die doode bladeren.
Eenige tijd is voorbijgegaan. De zomer is
herfst geworden; de bladeren derboomen
zjjn gedeeltelijk afgevallen en dwarrelen
bjj iedere windvlaag sterk-ritselend door
de straten der stad en over den landweg.
Aan het ziekbedje van het kleine Truusje
zit de moeder, angstig verbeidend het
oogenblik waarop haar broer, die professor
is, uit de naburige academiestad zal komen.
Ja, ze verwacht hem met ongeduld, en
toch verlicht het haar intens Ijjden, dat
hjj nog niet hier staat, hier, bjj hare lieve
ling. Van hem zal ze het vreeseljjke woord
moeten hooren, het vonnis, dat uitspraak
zal doen over leven of dood van haar kleine
Truusje, dat daar nu toch zoo hulpeloos
ligt en dat zelfs haar niet meer kent.
Eene week geleden was hare lieveling
ongesteld geworden en de huisdokter had
gezegd, met koude stem, die als een scherp
lemmer in haar ziel drong, dat de toestand
gevaarljjk kon worden. Met den dag hadden
zich ernstiger symphtomen voorgedaan.
Vanochtend was de geneesheer er weer
geweest, en had zjjn hoofd bedenkeljjk
geschud---
Nu, in doodsangst, heeft ze haar broeder
getelegrafeerd, dat hjj moest komen, dadelijk
Plotseling klinkt de electrische schel.
Het jonge vrouwtje is opgesprongen, heeft
zachtjes de deur der kamer geopend en
snelt haar broeder, die met haastigen stap
door de gang loopt, te gemoet.
Als eene waanzinnige stort ze zich in
zjjne armen. Weg is haarzelfbeheersching,
wèg hare kracht, uitgeput door slapelooze
nachten, geknakt door pijnigend leed wèg
haar sonore stem, bjjna ruw klinken de
woorden, die ze uitgilt in immense hersen-
overpnkkeling
Johan, red mjjn kind, mjjn eigen lief
meisje
Zachtjes vermaant de professor haar tot
kalmte. „Toe meid, doe je best rustig te
wezen en breng me nu dadelijk bij je kind
Nauwkeurig heeft de arts dra het meisje
onderzocht. Angstig, met uitpuilende oogen,
heeft Tilly haar broeder bespied, en toen,
o, toen!... in zjjn somberen blik heeft ze
gelezen dat niets meer kan baten, dat alle
hoop is geweken, dat haar kind, haar eigen
kind aan hare armen zal ontrukt worden, en
dat ze het niet meer bjj zich mag houden,
ondanks hare moederliefde
Zaeht-huilend, met kleine nerveuse
snikjes, is ze in elkaar gezegen op de sofa,
terwijl ze uit liefde voor Truusje haar
egoïsme onderdrukt, dat haar wilde dwingen
de pjjn, die ze daar binnen voelde, uit te
gillen!----
Eenige maanden
langzaam, droevig.
Op een avond zit Tilly naast haar man
in het groote atelier. Hjj is zeer mistroostig
en spreekt over het arme Truusje, dat nu
zoo ver en eenzaam daar buiten ligt begraven
onder een kouden steen. Tranen hebben
zijne oogen verduisterd en, als Tilly die
tranen ziet, staat ze snel op, slaat hare
armen om hem heen en fluistert hem toe:
„Lievert, de leegte in onze harten zal
wederom aangevuld wordenvader- en
moedergeluk, zal ons weer tegenlachen
Als in eene extase van geluk, blijft hjj
zitten stil, als een kind, in hare armen.
Eindeljjk heeft ze haar blonde hoofd
voorovergebogen en hebben ze elkaar een
kus gegeven, ziende heel ver aan de kim
van hun smarten-nacht vriendeljjk lachend
rjjzen een nieuwen dageraad van geluk
Zuidwesthoek, 16 Jan. Op het Dins
dag j.l. te Sneek gehouden Schippers Com
pact ging het zeer druk en rumoerig toe.
Schiedam speelde niet een geringe rol. Velen
maakten het in de herbergen zoo bont, dat
de politie te hulp moest worden geroepen.
De loonen varieerden tusschen f 150 en
f 300. Hoewel vele schippers bjj deze ge
legenheid een knecht huren, is het lang
niet zeker, dat de gehuurde in dienst treedt,
daar de verhuring op dezen dag vaak als
een grapje wordt beschouwd.
Noordwolde, 14 Jan. Te Wateren
sloeg het paard van den heer L. D. alhier
op hol en rende in dolle vaart, met den
kapwagen achter zich in de richting zijner
woonplaats. Het holde den stal voorbij,
stiet eindeljjk te Blesse op een lantaarnpaal
en kwam toen tot slaan. Het mag zeker
een wonder heeten, dat hierbij geen per
soonlijke ongelukken voorvielen, daar het
woest hollende dier een weg had afgelegd
van p.m. drie uren gaans.
Balk, 16 Jan. Een spelend vierjarig
jongetje vond een doosje met lucifers en
begaf zich daarmee in den kelder onder de
bedstee. De lucifertjes brandden goed en
het jongetje had daarin veel vermaak. Doch
’t kan nog mooier. De zoldering van den
kelder, dus de zoogenaamde onderleggers
der bedstiê, was wel wat open en door de
naden hingen onschuldige strootjes, die goed
wilden branden. Toen moeder binnenkwam
liep het zoontje haar tegemoet, uitroepende
„Mem haw ik net in moai brantsje?" ’t
Bed stond nl. in volle vlam, tot zelfs de
schutting en ook de zolder der kamer. Door
de buren werd da brand gebluscht, doch
I van het bed bleef niet veel behouden.
Een uurtje later kleedt Tilly baar doch
tertje uit en als ze baar daar zoo ziet
staan op de kleine bloote voetjes en als ze
de snoezig-ronde armpjes beschouwt, dan
wordt ze weekteeder gestemd. „O“, denkt
ze, „indien je me eens werd ontnomen11,
en als eene akelige chimère van angst
rijst weer het kerkhof voor haren geest
dan tilt ze het kleintje in bed en dekt
het toe, het kussende met nog meer
vuur dan anders, en plotseling zjjn twee
groote tranen, die door onbestemd leed hare
schoon e oogen ontwrongen werden, op
het kinderkopje gevallen,
’t Is een heerlijke zomermiddag. Op den
grooten weg, die de stad verbindt met
een naburig dorpje, wandelt heel langzaam
een jonge moeder, een kind aan hare hand
houdend.
„Moe“, zegt het meisje met vleiend stem
metje, „zal paatje nu gauw komen?*
„Ja“, antwoordt de moeder, terwijl ze
liefdevol glimlachend met teederheid het
kleine ding aankijkt, „ik denk het wel
we zijn een beetje vroeger dan anders van
huis gegaan, daarom kan paatje nog niet
hier zijn*.
Langzaam loopen ze voort, de moeder
en ’t kind, beiden vol verlangen. Eindelijk
zijn ze bij de kromming van den weg ge
komen daar, waar het kerkhof ligt.
„Moetje, wat is dat daar met al die
steenen en kruisjes?*
„Het kerkhof, Truusjedaar worden de
roenschen begraven, als ze dood zjjn*.
„Ik ook klinkt het argeloos met de
naïeve nieuwsgierigheid van een kind.
Eene lichte trilling doorschokt even de
jonge moederze geeft geen antwoord op
de vraag van het kind, maar tilt het plot
seling van den grond, zet het op haar arm
en drukt het tegen zich aan, angstig
Snel is ze het kerkhof voorbijgetreden.
„O moe, daar komt papa aan zie, daar
tusschen de boomen op het voetpad
„Ja, lieve*, antwoord het jonge vrouwtje,
terwijl ze Truusje op den grond zet, „gauw,
loop pa tegemoet, maar voorzichtig hoor,
niet vallen
Weldra heeft het meisje haar vader
bereikt. Hjj buigt zich voorover en kust
het blozende gezichtje.
In dien tjjd is de moeder genaderd, en
slaat met warmen blik vader en kind gade.
„Wel, Tilly, dat is aardig van je, dat je
mjj zoover met Truusje tegemoet bent ge
komen,* zegt de jonge schilder Henri Lest,
terwjjl hjj het elegante vrouwehandje met
groote hartelijkheid drukt.
„O dat doen we graag, nietwaar Truusje
antwoordt ze, met van geluk stralende oogen.
„Ja, we houden allebei zooveel van paatje,
hé moe ---
„Willen we nu maar een
aanstappen, Tilly
„Ja lievert,* antwoordt ze sonoor, doch
met heel klein eene trilling in haar stem.
„Maar laat ons den binnenweg nemen, daar
is het niet... zoo... warm.*-
Spoedig zjjn ze nu op den binnenweg,
beplant met twee rjjen hooge boomen den
binnenweg, waar het bij vrooljjk, zonnig
weder op den met keien geplaveiden grond
steeds wemelt van licht en schaduw zoover
het oog reikt-
„Wat ben je stil?* vraagt hjj, zjjn arm
door den haren stekend. „Wat scheelt er
aan, lieve?*
„O neen, Henri, ik heb niets dan een
beetje hoofdpjjn, die zal misschien wel
spoedig overgaan.*
Na een half uurtje hebben ze de stad
bereikt en zjjn een kwartier later thuis in
de groote eetkamer. Als het diner is afge-
loopen, treedt de schilder zjjn atelier binnen,
terwjjl Truusje, alvorens naar haar bedje
te worden gebracht, nog wat mag spelen,
beneden in den tuin.
Het jonge vrouwtje is haar man gevolgd
en staat nu onbeweeglijk en met starende
oogen naast den schildersezel, waarvoor hjj
heeft plaats genomen.
„Kom, Tilly, wat scheelt je toch? dat
mag ik wel weten, nietwaar?* Zachtjes
trekt hij haar naar zich toe, slaat zijne
armen om haar middel en zet haar op zjjne
knie. „Toe vertel het me nu eens?*
„Heusch Henri, ’t is niets, ik heb hoofd
pijn, geloof me toch
Hij is nog niet geheel overtuigd, maar
laat haar los.
Toen heeft ze zich droef-glimlaehend
voorover gebogen en hem een kus op zijne
lippen gedrukteen kus, zooals alléén eene
vrouw, die een kind heeft, kan geven aan
hém, die haar in liefde wjjdde tot moeder.
Hottevalle, 16 Jan. Van Zondag op
Maandagnacht hebben een 20-tal jongelieden
bij de buurt erg huisgehouden. In de Boven
ste Rottevalle werden houten van de wijken
gescheurd, de leuningen er bij vernield, hek
ken verplaatst, eene schouw op ’t land ge
trokken, privaten vernield, op Pasver een
melkwagen in de wijk geduwd, een paar
personen op eigen heem mishandeld enz.
’t Gemeentebestuur van Smallingerland heeft
in de Leien een bord doen plaatsen, waarop
met groote letters staat, dat de vaart door
de brug in T gebuurte van Rottevalle ge
stremd is,-Het 10-jarig dochtertje van
Dirk Bouvin te Houtigehage viel, toen zij
vlug van 't speelplein in school wilde gaan,
en bezeerde zich zoo ernstig, dat men ge
neeskundige hulp noodzakelijk oordeelde
Daar en te Surhuisterveensterheide moesten
sommige ouders 50 cent leerplichtwetboete
betalen of... ze zouden worden opgebracht.
Centen waren er niet, dus leenen, want
voor 50 cent een etmaal in de kast en dan de
reis heen en terug naar Heerenveen of Leeu
warden, dat ging niet. Hadden zij bij de
eerste aanmaning erom verzocht, dan was
hun uitstel verleend.-Een 80 jarig man
te Houtigehage kreeg woordentwist met zijn
zoon, ’t Liep zoo hoog, dat de laatste zijn
vader de deur uitwierp.-De stoomboot-
kwestie zal nu wel voor goed van de baan
hier zijn. De boot is op de helling te Ooster-
meer gebracht, daar volgens contract door
de koopers gekeurd en afgekeurd.-De
baggerlui in de heidestreken ontvangen weer
brieven uit de Groninger- en Drentsche
venen om te komen baggeren. Ze hopen op
eene gunstige weersgesteldheid om Maart of
April te kunnen beginnen.
Schoterland, 15 Jan. Het bevolkings
cijfer dezer gemeente is in 1901 vermeerderd
met 87 m. en 97 vr. en bedroeg op 31 Dec.
7616 m. en 7215 v., samen 14,831.
Heerenveen, 15 Jan. Een hond van
den heer T. alhier, een paar dagen geleden
cadeau gedaan aan iemand te Giekerk, hier
zeven uren vandaan, en daarheen gezonden
per boot en verder per wagen, heeft den
langen weg weten terug te vinden en kwam
heden weder bij zijn ouden meester aan.
Heerenveen, 17 Jan. Gisterenavond
werd door de vereeniging Dorcas menig
huisgezin verblijd. Door haar werden uit
gedeeld 94 lakens, 71 hemden, 22 wollen
boezelaars en 4 wollen rokken. De ver
eeniging zou gaarne door milde bijdragen
in staat worden gesteld, haar goed werk
te blijven verrichten.
Noordwolde, 15 Jan. Nu reeds neemt
het stoelendebiet toe. De meeste gaan nog
naar Belgie. Als weldra ook Frankrijk en
Engeland weer hare aanvragen zenden,
zullen er waarschijnlijk geen handen genoeg
zjjn om de buitenlandsche clientèle naar
eisch te kunnen bedienen.
Ooststellingwerf, 16 Jan. Hoe schoon
het weder in den vorigen herfst ook was
tijdens het aardappelrooien, het blijkt thans
dat het voor de duurzaamheid van den aar
dappel niet voordeelig is geweest. De aar
dappelen beginnen in den kelder vrij wat
te rotten en men schrijft dit toe aan het
zachte, zonnige weder, hetwelk velen heeft
verleid, ook nog vroeger te rooien dan
anders. Velen hebben den geheelen voor
raad moeten nazien en de ongave knollen
verwijderen, ten einde de rotting te beper
ken. Hoe het er in de aardappelkuilen
zal uitzien, weet men niet, maar men vreest
ook daar voor het ergste.
Wieuwerd, 16 Jan. In het jaar 1901
werd de grafkelder alhier bezocht door
935 personen. Van het werkje „Wieuwerd
en zijn Historie* werden in dat tijdsverloop
ongeveer 125 exemplaren verkocht.
Heerenveen, 17 Jan. HetNederlandsch
Tooneel heeft gisterenavond niet over gebrek
aan belangstelling te klagen gehad, en de
vele bezoekers (de extra-tram van Drachten
en Gorredijk telde wel vier wagens) hebben
zich hun avond niet beklaagd. Er werd, in
’t bijzonder door mevr. Theo Mann-Bouw-
meester, voortreffelijk spel gegeven. O/er
bet stuk zelf was men minder onverdeeld
in lof.
Birdaard e.o., 16 Jan. In erge mate
heerscht hier en in de omliggende dorpen
de influenza. Ofschoon de ziekte bij som
mige personen kwaadaardig optreedt, heeft
ze tot nu toe gelukkig geen doodelijken
afloop gehad.
Concurrentie zal onzen stoomboot-kapiteins
worden aangedaan. De beurtschippers van
Dokkum op Leeuwarden etc., de heeren
Schregardus en de Vries, hebben eene groote
petroleum-motor in de vaart gebracht, waar
mee zij nu wekelijks ook eene beurt op
Sneek maken. Vooral deze beurt geschiedt
ten koste van de Birdaarder boot.
üepk. Nieuws&J. v.
O, ze haat de macht, die met ruw geweld
openseheurde haar trouw hart van moeder
O, dat ze haar kon aanranden, verpletteren
haar kon doen sidderen en terugdeinzen
voor de vlam barer liefde-
Zachtjes wordt er een hand op haar
schouder gelegdverschrikt keert ze zich
om, en ziet haar man, die medelijdend
vraagt
„Engel, kan ik, die evenveel Ijjd als jij,
je troosten, je smart verlichten Heb je
mfl niet meer zoo lief, als vroeger?* Toen
is het haar te machtig geworden en harts
tochtelijk heeft ze zich tegen hem aange
drongen en begrepen haar egoïsme. Flui
sterend heeft ze
troost gezegd
Den volgenden morgen heeft ze haren
arm in dien van haren man gestoken en
samen zijn ze toen weder gegaan naar het
kistje, en Tilly, haar lieve, kleine Truusje
beschouwend,zegt ze met woorden en tranen:
„Henri, herinner je je nog, dat ik eens heel
ver met haar den weg was opgewandeld
en dat ik je later vroeg den binnenweg te
nemen?*
„Ja“, antwoordt hij met dof-sombere stem.
„Welnu, ik was met Truusje het kerkhof
voorbijgegaan en op eens vroeg ze„wat
is dat daar, moe, met al die kruisjes en
steenen?* en ik zei, dat ’t het kerkhof was
en dat daar de doode menschen worden be
graven toen vroeg Truusje argeloos„ik
ook Begrijp je uu, waarom ik liever den
binnenweg ging en waarom ik onderweg
zoo stil was
Niets heeft hij toen geantwoordhij
voelde de pijn, die toen haar moederziel
moest hebben doordrongenhij is dichterbij
getreden, heeft zijn arm om haar heen ge
slagen en zoo vereenigd staande, bij het
kistje van hun beider lieveling, hebben ze
begrepen, dat het mogelijk is een enorm
leed te torsen daar waar liefde heerscht,
liefde, die twee zielen verbindt aan elkan
der ziel-van-man-en-ziel-van-vrouw
zijn voorbijgegaan
Bolswardsclie Courant