NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
1902.
41ste Jaargang.
No. 18.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
ZONDAG 2 MAART.
BINNENLAND.
VOOR
Een vélocipèderid op leven en dood.
werd door de kameraden
snelden
ik
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 CL
een oogenblik en toen
Weer trok ik den revolver en schoot
driemaal vlug na elkaar. Het geluk had
mij gediendook deze vervolger stortte
ter aarde en werd door de kameraden
verscheurd.
Voor mij zag ik de eerste lichten in de
huizen van Newbury. Na eenige minuten
was ik er tusschen en zag ik mensehen
zich bewegen. Het wiel snorde verder, ik
had er de controle over verloren. Alles
scheen in een kring met me rond te
draaien. Ik wist, dat ik viel, ik kon er
niet afspringen, maar sterke armen vingen
mij op en ik hoorde in het gedruiseh van
stemmen om mij heen den diepen bas van
dokter Brown.
Jyriep hij. Mensch, waar kom je van
daan? Ben je dol? Wat valt je in, bü
deze kou
Dokter we hebben u noodig
thuis bracht ik er met moeite uit. Ik
ben gekomen om u te halen.
Een half uur later zaten Brown en
in de lichte, met twee prachtige dravers
bespannen slede en joegen, vergezeld door
eenige gewapende en met fakkels voorziene
mannen te paard, naar ons doel. Van de
wolven was niets meer te zienze schuw
den het licht en het rumoer, dat we
maakten.
Ik bracht den dokter, zooals ik beloofd
had en ik bracht hem op het rechte oogen
blik. Annie had inderdaad diphtheritus en
de geneesheer moest al zijne kunst aan
wenden eer het gelukte haar te redden.
Maar mijn vreeseljjke tocht op het rijwiel
was tenminste toch niet tevergeefs geweest.
Hoewel ik van top tot teen in pelzen
gehuld was, leed ik verschrikkelijk van de
kou, toen ik in een slede over de hard
bevroren sneeuwkorst reed. Acht weken
geleden was ik nog in de tropische ge
westen, te Singapore, waar ik vijf jaar
vertoefd had en thans, midden in Januari,
in het Noordwesten van CanadaGeen
wonder, dat het mjj moeilijk viel de grim
mige koude te verdragen. Ik had beter
gedaan mjjn bezoek aan mijn schoonbroeder
en mijne zuster uit te stellen tot den
zomer, zooals mijn dokter mij ook geraden
had, maar juist de noordsche winter, dien
ik zoo lang had ontbeerd, had voor mij
eene onwederstaanbare bekoring gehad.
En zoo was ik thans hun gact en keerde
ik nu terug van een uitstapje, dat ik
heden eenige mijlen verder wonende familie
had gebracht.
In gepeins verzonken gleed ik over den
harden weg voort, terwijl de schemering
daalde, toen plotseling mijn paard schuw
werd, een zijsprong maakte en neerviel.
De lichte slede werd onderstboven gewor
pen, stootte met geweld tegen een boom
stronk, die boven de sneeuw uitstak en ik
vloog van mijne zitplaats. Ik kwam er
best af en stond weldra weer op mijne
voeten. Een onderzoek, dat ik weldra
instelde, deed mij zien, dat „Ajax” den
linkervoorpoot had verstuikt en het eene
ijzer van de slede middendoor was ge
sprongen. Baard en slede onbruikbaar en
nog ruim drie kilometer van huis ver
wijderd, eene mooie positie! Ik nam het
tuig van het paarl af en trok het hin
kende dier aan de lange leidsels achter
mij aan, terwijl ik de slede liet staan. Het
loopen in de dikke, zware kleeren deed
mijn bloed sneller stroomen en ik voelde
de koude niet zoo sterk meer als te voren.
Eindelijk kwam ik uit het woud op de
bekende open plek en op mijn luid geroep
kwam Peter, de knecht, uit den dichtbij
gelegen stal te voorschijn. Toen hjj ver
nomen had, wat er gebeurd was, begon
hjj te jammerenwat zal meneer er wel
van zeggen Hij heeft reeds een half dozijn
malen naar u uitgekeken en mij ingepeperd
om klaar te zijn, ten einde te vertrekken,
zoodra u aankwam.
Wat is er dan? vroeg ik. Waar moet je
in den nacht naar toe?
Naar den dokter, meneer, het kind is
ziek geworden.
Ik snelde naar het woonhuis zoo spoedig
als mijn pelsomhulsel mij dat veroorloofde.
Gelukkig dat je er bent, Fred, zei mijn
zwager Max. Wij hebben ons al zeer
angstig gemaakt. Peter moet dadelijk op
weg, ik geloof, dat Annie diphtheritis
heeft.
Hoor eens, Max, zocht ik hem te troos
ten, ’t geval is misschien niet zoo erg en
mogelijk is het eene eenvoudige keelont
steking, Annie heeft immers reeds een paar
dagen geklaagd, dat het slikken haar
moeilijk viel.
Maar in den loop van den dag is de
toestand veel erger geworden, zeide mijn
zwager. Nu heeft ze harde koorts, haar
keel is erg Ontstoken, en je weet, hoesnel
het bij diphtheritis gaat. Als Annie stierf
-het zou ook de dood van myne vrouw
zijn. En nu is er geene mogelijkheid
om spoedig den dokter hier te krijgen
Als ’t zoo staat, stel je dan maar gerust,
antwoordde ik op vasten toon, de dokter
zal hier komen.
Wil jij hem halen, Fred? vroeg hij ver
baasd. Ik zou wel eens willen weten, hoe
je dat klaar zult spelen. Als men bjj nacht
en in dit weer te voet naar de stad kon
komen, was ik er zelf al heengegaan.
Wees niet bezorgd, zei ik met een
eenigzins gedwongen lachje, ik ga niet te
voet; dat zaakje is veel gemakkelijker op
te knappen; ik maak de reis op myn rjjwiel
«n de terugreis doe ik met den dokter in
zijne slede.
Op je rijwiel? antwoordde hjj. Hm, dat
zou kunnen over de hard bevroren sneeuw.
Maar bij deze yreeseljjke kou zich aan
zoo’n nachteljjken tocht te wagen, zou
een doldriestheid zjjn.
O, volstrekt niet. Je weet niet, wat een
goed vélocipèdist wel doen kan. Twintig
kilometerDat is immers eene kleinigheid 1
Ik ben spoediger in Newbury dan met de
slede en wat de koude betreft, het trappen
zal mij wel warm maken. Dus, heb maar
geen zorg voor mjj
Mijne vrouw zou het nooit toestaan, ze
weet, wat gevaar er aan verbonden is.
Nu, zeg er haar dan niets van.
Max overlegde een poos. Goed, zei hjj
ten slotte, ik zal zwijgen, Klara zal niets
Een jongen van Jan de Witt. Het
s.s. Maasdam bracht Woensdagavond uit
New-York te Rotterdam aan den 15-jarigen
J. G., welke knaap door de rivierpolitie van
boord werd afgehaald cm ter beschikking
van zijn vader te worden gesteld, Twee jareu
geleden, vertelt de N. R. Cl., ontliep deze
jongen de ouderlijke woning in de le Pijn-
ackerstraat no. 57 en vertrok, zonder aan
gemonsterd te zjjn, heimelijk met het stoom
schip Clainfield, waarvan de gezagvoerder
hem als mess-j ongen in dienst nam. Sedert
dien zwierf hij, aan boord van verschillende
schepen, twee jaar op zee rond en belandde
eindelijk te New-York, vanwaar by naar
zijn ouders schreef. Door bemiddeling van
een hotelhouder te New-York is hij toen
aan boord van de Maasdam naar Rotterdam
scheep gegaan. De jongen, die zijn eigen
taal halt en half verleerde, wenscht niets
liever dan maar weer spoedig het zeegat
uit te zijn.
Brandstichting.
Voor de Rechtbank te Zierikzee werd
aangevangen met de behandeling der ge
ruchtmakende zaak tegen den evangelist,
beklaagd van opzettelijke brandstichting.
Een talrijk publiek was tegenwoordig. Be
klaagde zag er goed uit en antwoordde kalm
op alle gedane vragen. Uit de hedenmorgen
atgelegde verklaringen bleek, dat de brand
ontstaan was op de gaanderij van het
Evangelisatielokaal en dat getuigen werke
lijk lampjes en wekkers in de nabijheid
hebben gevonden, evenals licht ontvlambare
stoffen. Tevens werden in een aangrenzende
woning op vijf verschillende plaatsen wekkers
gevonden met touwtjes aan lampjes verbon
den. De 2 wekkers waren zonder bel en
volgens een getuige op 11 uur gezet, terwijl
bekl. te halvyf uit Zierikzee was vertrokken.
Dj lampjes stonden zoo, dat wanneer zij
omvielen, zij tusschen vuurmakers terecht
kwamen.
Een kortelings ontslagen gevangene,
die zeide zijn leven te willen beteren, riep
de hulp in van een schoenmaker uit de
Meermansstraat te Rotterdam. Deze ver
trouwde hem zes paar pantoffels en eenige
waterlaarzen toe om aan boord van hier
liggende schepen te verkoopen. Sedert zag
die schoenmaker hem niet weder. De politie
tracht den man op te sporen.
Plotseling blind geworden. Een twaalf
jarig meisje te Utrecht heeft plotseling een
groot ongeluk getroffen. Terwijl zij naraelyk
met de overige huisgenooten aan tafel zat
te lezen, bemerkte zij opeens, dat zij minder
goed kon zien dan anders. Aanvankelijk
werd dit geweten aan het licht, dat, naar
zij meende, minder goed brandde, maar
reeds kort daarna waren haar oogen zoo
danig verzwakt, dat zij bijna niets meer
kon onderscheiden, tot zjj ten slotte niets
meer zag. Hevig ontsteld spoedde de vader
zich met het kind naar het gasthuis voor
ooglyders, waar volslagen blindheid werd
geconstateerd.
De kleine werd voorloopig ter verpleging
in die inrichting opgenomen.
was slechts voor
ijlde ik verder.
WolvenEr was geen twjjfel meer, de
donkere voorwerpen waren wolven. Zij
hadden mjjne aanwezigheid bespeurd, ze
maakten jacht op mjj, ze snelden mjj
achterna
Ik had reeds sterke toeren op mjjn
rjjwiel verricht, maar zooals dien avond
had ik zeker nog nooit gereden. De weg
was effen en hard, de raderen vlogen er
over heen met nauwelijks merkbare wrjjving.
Het scheen mjj alsof ik stil stond en de
dennen als spookgestalten mjj voorbjj vlogen.
Verder, verderSneller, snellerGeen
andere gedachte kwam bjj mjj op.
Ik wist, dat ik vervolgd werd en spoedig
bespeurde ik ook, dat mjjn vervolgers mjj
op de hielen waren, dat de ruimte tusschen
ons kleiner werd, langzaam maar zeker.
Reeds kon ik ze hooreneen kort, heeseh
hjjgen en snuiven, het trappelen der pooten
op de sneeuwkorst.
Ik klemde de tanden op elkaar en spande
elke spier. Gaarne had ik eens achterom
gezien, maar ik durfde mjjne oogen niet
van den weg afhouden. Vooruit, met alle
kracht
Maarde dieren waren nog vlugger dan
ik. Plotseling zag ik rechts van mjj een
spitsen snuit, een opengesperden bek en
steil opstaande ooren.
De schaduw werd langerbjj de ooren
kwam een hals, steile schouderharen en
en pooten, die zich regelmatig en snel
bewogen.
Zoo bleef bet een poos wjj vlogen naast
elkaar voort, de schaduw en ik, tot de weg
een bocht maaktetoen smolten op het
oogenblik, dat de machine, gehoorzamend
aan den druk van het stuurtoestel, zich
naar rechts draaide, de schaduw en het
thans zichtbare schaduwwerpende voorwerp
ineen. Ik zag de schuimende kaken, de
schitterende tanden, de tong die er tusschen
door kwam, de als gloeiende kolen schit
terende moodzuchtige oogen onder de
dichte wenkbrauwen.
Ik bad nauweljjks den tjjd dit beeld op
te nemen, toen de wolf reeds op mjj toe
sprong, maar ik boog haastig naar links
af en hjj nam den sprong te kortmet
een duidelijk hoorbaren klap sloot hjj zjjn
bek, geen drie duim van mjjn been.
Ik trok den revolver uit mjjn gordel,
liet het beest, dat na den sprong een paar
meter achtergebleven was, zoo dicht bjj
mjj komen, dat zjjn snuit bjjna mjjn knie
raakte en gaf vuur, toen het opnieuw toe
wilde springen.
De kogel had goed getroffen. Zonder
geluid te geven viel de wolf neer en ik
stoof verder.
Een blik over den schouder liet mjj
zien, dat de troep, die achterna kwam, op
den gevallen aanvoerder aanviel en dat
schonk mjj een kostbare minuut.
Maar veel meer dan een minuut was ’t
ook niet. Vlug hadden de hongerige roof
dieren hem verslonden en nog woedender
dan straks joegen ze mjj weer achterna.
Lang kon ik het niet meer uithouden,
dat gevoelde ik en de wanhoop begon
zich van mjj meester te maken. Mjjne
beenen werkten nog slechts automatisch,
angstig keek ik rechts en links, verwach
tende nog eene tweede schaduw te zien.
Maar er werd geene zichtbaar; het hjjgen
en snuiven klonk zwakker en zwakker in
mjjn oor, het getrappel der pooten was in
het geheel niet meer te hooren.
Ha, nu ging het bergafeerst thans werd
ik daarvan overtuigd en dit schonk mjj
weer nieuwe hoop.
Sneller en sneller vloog de machine,
voortgedreven door de zwaartekracht en
mjjne vermoeide spieren konden wat uit
rusten. Ik kwam dichter bjj de rivier, die
door de kracht van haar stroom nog altjjd
de vorst had getrotseerd. Reeds hoorde ik
hem bruisen en koken, ik zag, hoe de
stralen der maan schitterden in de groote
ijskegels, die van de bogen der brug
afhingen.
Ik keek achterom. De wolven hadden de
vervolging niet opgegeven, maar ze schenen
uitgeputze waren over eene groote uit
gestrektheid verstrooid en de dichtstbjj
zynde eenige honderden meters van mjj
verwjjderd. Ik wierp een vluchtigen blik
naar de helling aan den overkant. Kon ik
die gelukkig bestjjgen dan was ik gered.
Bliksemsnel schoot ik over de brug en
toen begon ik te trappen met alle kracht,
die nog in mjj was. In stroomen liep het
zweet mjj over het gelaat en de gewrichten
brandden mjj, alsof ze in gesmolten metaal
waren gedompeld.
Eindeljjk eindelijk was ik boven en
toen ik mjj half omwendde, zag ik dat
de voorste wolf juist over de brug knelde»
van je plan vernemen. Ik zal haar zeggen
als ze naar jou mocht vragen, dat je moe
waart van den tocht en dadeljjk bent gaan
slapen.
Hjj ging naar den lessenaar en schreef
een paar regels, terwyl ik zoo haastig
mogeljjk het voor mjj gereed gemaakte
avondmaal gebruikte. Toen ik daarmee
klaar was, haalde ik mjjn rjjwiel uit het
vertrek, waarin het veertien dagen onge
bruikt had gestaan. De machine was slechts
een paar malen gebruikt, ze was zoo goed
als nieuw en het werk van eene bekende
fabriek. Ik poetste en oliede eenige minuten
en wist, dat ik mjj nu op de kracht van
mjjn stalen ros kon verlaten.
Toen trok ik mjjn moceassins aan, een
dik gevoerd buis en daarover de pelsjas.
Toen ik de muts van berenvel opzette
en de oorkleppen onder de kin vastmaakte
kwam mjjn zwager, die intusschen naar
het kind had gezien, weer in de woon
kamer.
Het is hoog tjjd, dat je vertrekt, Fred,
zei hjj op zeer angstigen toon. Annie heeft
koorts en jjlt.
Ik ben al klaar, antwoordde ik. Apropos,
waar heb je den revolver, die je mjj giste
ren hebt laten zien Ik wil hem graag
meenemen, ’t Is altjjd goed, als men een
vertrouwbaar wapen bjj zich heeft.
Zeker, zekerNeem hem maar mee.
Geladen is hjj. En, niet waar, Fred,
je zorgt, dat dokter Brown niet draalt
Verlaat je er op, zwager, ik breng hem
onverwjjld mee. By deze woorden had ik
mjjn karretje voor het huis gebrachteen
korte aanloop, een spong, en zacht kra
kend rolden de raderen over de harde
sneeuw.
Dokter Brown was een vriend des
huizes, dikwjjls reeds had hjj ons sedert
mjjne aankomst bezocht en ik had hem
een half dozjjn malen, bjj nacht zoowel
als bjj dag, naar Newbury vergezeld. Den
weg daarheen kende ik, dus er bestond
geen gevaar dat ik zou verdwalen.
Vooreerst kwamen zeven kilometer open
vlakte, dan eene boschrjjke hoogvlakte
met zacht hellende zjjden, daarna het
breede dal van de rivier en dan was het
van de brug, die over deze rivier lag, nog
drie kilometer tot aan de eerste huizen
van het eerste stadje.
In tien minuten was ik de vlakte door
gefietst en het stjjgen begon. De been
spieren moesten harder werken dan tot
dusver, maar de helling was geleideljjk en
niet steil genoeg om mjjne snelheid aan
merkelijk te verminderen.
Omhoog, hooger en hoogerIk kwam
in het woud. De met sneeuw bedekte
takken der reusachtige dennen strekten
zich over den weg uit en wierpen scha
duwen op den witten ondergrond, die in
het maanlicht blonk en schitterde.
Ik werd warmik maakte een paar
knoopen van mjjne pelsjas los en mjjne
hand raakte de kolf van de revolver aan.
Waarom had ik dien eigeljjk meegenomen?
Ah, juist! Aan den maaltjjd was over
wolven gesprokeneen der gasten had
verteld, dat er in ’t noorden een groote
troep te zien was geweest. Ik was opeens
niet recht meer op mjjn gemak. Schuw
keek ik naar rechts en links, maar niets
bewoog zich. Stilte, doodsche stilte alom,
niets te hooren dan het kraken van de
sneeuw onder de rollende raderen.
Daar opeens, wat was dat? Een geluid,
dat door de frissche, heldere lucht drong,
alsof het diep uit het woud kwam. En
toen nogmaals en nogmaals, als het klagen
van den aanwakkerenden wind, die over
de toppen der boomen strjjkt.
Ik keek omhoog; onbeweeglijk, als uit
steen gehouwen, strekten de dennen zich
hemelwaartser was niet het minste te
bespeuren van eene verandering in het
weder. Gelukkig, het stjjgen was spoedig
gedaan, de hoogvlakte weldra bereikt.
Daar, rechts van mjj, kon men immers
reeds de eenzame plek zien, waar vooreen
paar jaren nog een afgebrande hoeve had
gestaan. Toen ik mjjn blik liet gaan over
de open plek hoorde ik opnieuw het akelige,
onheilspellende geluid. Dichterbij dan straks,
langzaam sterker wordend en dan weer
wegstervend. Het kwam van den tegen-
overgestelden kant der open ruimte, maar
te zien was daar niets.
Verder rolde ik op de machine en nu
niet langer bergopwaarts. De open plek
was bjjna gepasseerdvoor de laatste maal
keek ik er over heen en dezen keer zag
ik ietsik zag donkere voorwerpen zich
losmaken van den rand van het woud en
over den besneeuwden grond zich heen en
weer bewegen. Een oogenblik scheen het
bloed in mjjne aderen te stollen, de beenen
wilden hunnen dienst weigeren, maar het
Bolswardsche Courant
A
1
h
k