NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWARD EN WONSERADEEL
1902.
41ste Jaargang.
No. 28.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
Kantongerecht te Bolsward.
I
I
ZONDAG 6 APRIL.
«4
Een Vriendendienst.
B1NNEJNLAJND.
X
X
VOOR
e
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar 5 Ct.
ZITTING van 4 APRIL 1902.
dronkenschap, tot f6 boete of 3 dagen h.
8. 1. D. B., 2. J. B., beiden te Wit-
marsum, wegens tezamen te laat in de her
berg zitten, ieder tot f3 boete of 2 dagen
hechtenis voor ieder hunner.
9. J. H. te Workum, wegens openbare
dronkenschap, tot f 1 boete of' 1 dag hecht.
10. K. H. te Workum, wegens openbare
dronkenschap, tot f l boete of 1 dag hecht.
noemde, maar misschien voor Maastrichte
naars goeden bekende te zijn. Hij eindigt
toch
„Zoudt ge niet maar eens de proef met
me nemen, nu ik u openhartig verklaar, dat
ik om rnjjn arbeidsveld te verruimen en
mijn ervaring te vermoerderen, zoo dol
gaarne eens een paar jaar naar de Kamer
ging? Die paar jaar vliegen om en dan...
dan zal om uw vertrouwen vragen een ander,
nu «reeds met den vinger aangewezen can-
didaat, een volksman en volksleider van Oen
echten stempel, een man die van hooge
af komst is en die, met een vlekkeloos ver
leden, een prachtige loopbaan te gemoet
gaat, maar... die nu nog te jong ia 1“
Ongelukken. Woensdagavond is de
machinist 8., van den trein, welke 5 uur
38 van Utrecht naar Amsterdam vertrekt,
tusschen Breukelen en Nieuwersiuis van de
machine gevallen. Hij is met denzelfden
trein naar Amsterdam vervoerd, waar bleek
dat de linkerarm gebroken was.
Gisternacht is op het station te Utrecht
de machinist W. bij het rangeeren aange
reden en aan het hoofd en een der voeten
verwond. Hij is naar het ziekenhuis vervoerd.
De gewone werkzaamheden waren voor
P. v. d. G., zoon en broodwiunaar zijner
moeder, Dinsdag afgeloopen. Voor tgupas-
seering begaf hij zich naar de olieslagerij
van den heer E. te Kooistertille. De werking
der stampers trok zijn aandacht. Weldia
schoof hij daaronder stukjes lijnkoek. Een
tijdlang ging dit goed, doch eindelijk raakte
de vallende stamper zgn hand. Met het
verlies van twee leden van de voois.e en
anderhalf van de tweede vinger der rechter
hand moest hij die roekeloosheid bekoopen.
Hulp van den dokter was onontbeerlijk en
de eerste vijf a zes weken is van verdienste
voor hem geen sprake. Deze te ontberen
zal de weduwe zeker moeilijk vallen. Waar
om toch ook die roekeloosheid?
Iemand in de Tegen bjj Drachten
meende dat zijne zeug biggen moest werpen.
De tijd was op een paar dagen na verstreken
en hg deed de zeug een muilband om, opdat
zjj hare kindertjes niet zou kunnen ver
scheuren. De tijd verstreek en bij onderzoek
door een deskundige bleek, dat het dier met
behoefde te bevallen, maar eenvoudig vet
was. Inplaats van ’t leven aan anderen
te schenken, zal ze nu zelf moeten sterven.
Men schrijft uit Putten:
Hoewel bj een doelmatige behandeling
van longlijders vele patiënten geheel of in
zooverre kunnen herstellen dat zjj hun
vroegere bezigheden weer kunnen hervatten,
zijn er toch enkele oud-lgders voor wie het
leven in de bruuske maatschappij te veel
gevaren heeft of voor wie hun vroegere
arbeid te zwaar was en ongezond, zoodat
zij, in de sleur van hun voormalige levens
wijze vervallende, een groote kans hebben
weer in te storten.
Enkelen van hen vereenigden zich om te
zamen te arbeiden, en door elkaar aan te
vullen, in het onderhoud van het gezamen
lijke huishouden der kolonie te voorzien.
De een zal licht tuinwerk verrichten, een
tweede kippen fokken en eieren verhandelen,
nog een ander brengt contanten in de ge
zamenlijke kas, zoodat de inkomsten en uit
gaven der huishouding elkaar met zekerheid
dekken zullen.
Een moeilijkheid is echter om een huis
en grond te krijgen, die altjjd het eigendom
van de vereeniging moeten blijven, wie er
ook intreedt of er uit gaat. Voor dit doel
is een fonds gesticht, waarvoor reeds enkele
milde gevers toezeggingen hebben gedaan.
Onder deze mogen dankbaar geteld wor
den de geschenken van H. M. de Koningin-
Moeder en van den heer P. W. Janssen.
Waar deze bekende en oordeelkundig
gevende philantropen voorgingen en sym
pathie met het plan betuigden, moge deze
oproeping gehoor vinden bij menig edele in
ons land, die gaarne het (financieel en phy-
siek) zwakke deel in onze gemeenschap met
krachtige hand steunt.
Toezeggingen van een gift voor bovenge
noemd fonds neemt in ontvangst de genees-
heer-directeur van het sanatorium te Putten,
- Zekere J. H. te Garfip geraakte ver
leden week onder een hoop zand bedolven,
Men dacht eerst dat hij zou stikken. Hij
werd er onder weg gehaald, en toen bleek,
dat hij een been gebroken had. De genees
heer werd ontboden.
De jager D. Gorter Jr. te Twijzel,
mocht het gelukken, verleden Zaterdag op
de Legen o/J Oostermeer, met een ganzen
roer twee otters dooielijk te treffan. Zeker
een aangename tg ding voor visschers, te
meer daar het gedoode wgfje de kenmerken
droeg nog kleine jongen te hebben.
In het laatste weekoverzicht der bin-
nenlandsche politiek in het Volksblad con
stateerde mr, J. D. Veegens, „dat met dit
Kabinet meer en meer blijkt te zgn ingetreden
een tijdvak van stilstand op wetgevend
gebied*1, niet alleen ten opzichte van de
sociale wetgeving, maar ook ten aanzien van
die onderwerpen van regeeringsbeleid, waar
omtrent de huidige meerderheid anders denkt
dan de vrijzinnigen. Met het Centrum acht
de Nederlander dit oordeel onjuist, althans
voorbarig en zij merkt schamper op:
„Erkend moet, dat in April 1898 (toen het
Kabinet-Pierson even lang aan het bewind
was als thans het Ministerie-Kuyper) reeds
sedert weken de leerplichtwet was ingediend.
Maar ook weet men, dat die wet zoo dwaas
in elkaar zat, dat zij na het atdeelingsonder-
zoek als ’t ware weer van voren af aan
moest gemaakt worden. Hetzelfde geldt van
anlere ontwerpen uit de vorige parlementaire
periode. De overhaasting verplichtte tot veel
dubbel werk, waardoor maanden en soms
jaren verloren gingen.
„Wanneer het huidige Ministerie nu eens
iets later kwam met degelgk voorbereide en
solide uitgewerkte voordrachten, waarmee de
Kamer, wat den technischen kant aangaat,
met veel moeite had, zou dan het tijdverlies
met blijken driedubbele winst op te leveren
De Nederlander had daarbij als voorbeeld
kunnen wgzen op het haringspeetsters-
ontwerpje, waarvan de geheel onvoldoende
voorbereiding ook door geestverwante bladen
als Patrimonium, het Katholiek Sociaal
Weekblad, het Centrum enz. onomwonden
erkend is! En ook zou zij tegenover bet
vorige Kabinet, dat wg overigens niet te
verdedigen hebben, zeker billgker geweest
zjjo, ais zij herinnerd had aan de invoering
van den persoonlijken militairen dienst, welke
in het eerste levensjaar van dat Kabinet
haar beslag kreeg. Arnh. Crt.
Zooals aldaar gebruikelijk is, bevelen
te Maastricht de candidaten voor ’t lid
maatschap der Tweede Kamer zichzelven
den kiezers aan. Drie der vier candidaten,
de heeren mr. Egbert Sassen, mr. F. Jansen
en A. Nierstrasz, vullen heden ongeveer lx/a
advertentie-kolommen in de Limb. Koerier,
en als de lengte der advertentie en ae veel
heid van beloften aan „Heeren Kiezers11 ’t
doen moeten, dan slaat de notaris Nierstrasz
't record. Bovendien deze candidaat wenscht
slechts plaats bewaarder voor een onge-
•Rjr 1
1
I
I
11. P. de J. te Rien, wegens dronken
schap, le herhaling, tot f3 boete of 2
dagen hechtenis.
12. S. F. te Makkum, wegens openbare
dronkenschap, tot f 1 boete of 1 dag hecht.
13. D. J. B. te Witmarsum, wegens
openbare dronkenschap, tot f 15 boete of
3 dagen hechtenis.
14. J. V. te Arum, wegens leerplicht-
wet-overtreding bjj le herhaling, tot f4
boete of 3 dagen hechtenis.
15. 8. V. te Arum, wegens leerplicht-
wet-overtreding, tot f 1 boete of 1 dag
hechtenis.
16. W. K. te Hemelum, wegens, leer-
plichtwet-overtreding, tot f4 boete of 3
dagen hechtenis.
17. T. H. te Franeker, wegens een te
zware vracht vervoeren op een voertuig
met te smalle wielbanden, tot f 15 boete
of 3 dagen hechtenis.
18. K. Y. te Witmarsum, wegens een
aangespannen paard doen besturen door
een kind beneden de 15 jaren oud, tot f2
boete of 1 dag hechtenis.
19. J. M. te Witmarsum, wegens zfin
herberg te laat open hebben, tot f5 boete
of 3 dagen hechtenis.
20. F. B., T. B„ J. H„ T. H., H. H„
allen te Witmarsum, wegens tezamen te
laat in de herberg zitten, ieder tot f3
boete of 2 dagen hecht, voor ieder hunner.
21. A. de J. te Bolsward, wegens open
bare dronkenschap, tot f 1 boete of 1 dag
hechtenis.
22. 8. A. te Bolsward, wegens dronken
schap bjj 2de herhaling, tot 5 dagen hecht.
23. A. B. te Workum, wegens leer-
plichtwet-overtreding, tot f 2 boete of 2
dagen hechtenis.
Uitgesteld de zaken van:
E. D. te Arum, beschuldigd van een
aangespannen paard doen besturen door
een kind beneden de 15 jaren oud, en
J. K. te Spannum, beschuldigd van over
treding der arbeidswet,
Beide tot 18 April 1902.
Veroordeeld:
1. P. L. te Harlingen, wegens met een
paard rijden over het niet verharde ge
deelte van den zeedijk van het waterschap
„5 deelen zeedfiken Buitendijks”, tot f 1
boete of 1 dag hechtenis.
2. B. de B. te Zurich, wegens het laten
loopen van kippen op den zeedijk van het
waterschap „5 deelen zeedijken Buitendijks”
zonder vergunning, tot fl boete of 1 dag
hechtenis.
3. L. K. te Makkum, wegens straat
schenderij met o. d. o., tot f5 boete of 2
dagen hechtenis.
4. J. B. te Franeker, wegens openbare
dronkenschap, tot f 1 boete of 1 dag hecht.
5. L. R. te Franeker, wegens openbare
dronkenschap, tot f3 boete of 2 dagen h.
6. A. 8. te Hemelum, wegens openbare
dronkenschap, tot f 1 boete of 1 dag hecht.
7. M. B. te Stavoren, wegens openbare
In een Parfisch gezelschap kwam de ge
dienstigheid van sommige menschen ter
sprake.
„Ik moet van gedienstigheid niets hebben
verklaarde een bejaard heer, „menschen,
die zoo erg gedienstig zjjn, vertrouw ik
niet. Dat is mfin stelregel al sinds dertig
jaren**.
„Waarom sinds dertig jarenvroeg een
van het gezelschap.
„O, daar zit een heele geschiedenis aan
vast**.
„Een geschiedenis. Nu dan, laat hooren**.
De oude heer begon.
„Het was tjjdens de Commune, toen het
meenens begon te worden. Ik was toen 25
jaar en had tijdens den oorlog dapper mee
gedaan. Ik had er een pleuresie bfi opge-
loopen, die mij tot het einde van Maart te
bed hield. Al wat er in de stad voorviel,
hoorde ik slechts bij geruchte en uit de
fantastische verhalen van mijn ouden be
diende.
Ik begon ongeduldig te worden, en wat
mijn dokter ook praatte, ik kon het in bed
niet langer uithouden, en op een mooien
lentemorgen, toen de zon lekker warm
scheen, kleedde ik mij aan en ging de
straat op.
Parijs scheen een groot gekkenhuis, alle
menschen waren overstuur, de revolutie
had alle hoofden op hol gebracht, en terwijl
de meesten hun best deden om bfi bet
nieuwe bestuur in de gratie te komen en
een baantje machtig te worden, was de
hoogmoedswaanzin tot een belachelijke
hoogte gestegen.
Ik herinner mfi nog een der eersten, die
ik tegenkwam, een ouden fourier bfi mfin
bataljon. Hfi droeg het hoofd rechtop, had
zfin knevel afgeschoren en liet enkel zfin
bakkebaarden groeien.
„He!** riep ik, „hoe gaat het?** toen hfi
zoo deftig als een pauw mfi voorbfistapte.
„Ik heb mfi tot magistraat laten be-
noemen**, zei hfi uit de hoogte. „Ik had
wel een beter baantje kunnen krfigen, maar
nu ben ik onafzetbaar**.
Ik had geen tfid mfi met dien halven
gek op te houden. Om wat nieuws te hooren,
meende ik niet beter te kunnen doen dan
een ouden vriend van de familie te gaan
opzoeken, dien ik vroeger vaak had ont
moet en die bfi de regeering tfidens het
beleg nogal een aanzienlijken post bekleedde.
Hfi zou me het best over den stand van
zaken kunnen inlichten. Maar zou hfi nog
wel in Parijs zfin Hfi vooral zou door den
nieuwen stand van zaken bedreigd worden,
daar hfi wegens de verschillende ambten,
lie hfi waarnam, ook in betrekking stond
tot de justitie. Ik ging naar zfin huis. Ken
oude dienstbode zei mfi eerst, dat hfi niet
meer in Parfis was; de meubels waren
overtrokken, de schilderijen bedekt, het
geheele huis had inderdaad den sehfin alsof
het niet meer bewoond was. Toen zfi mfi
eehter na lang praten eindelijk herkende,
werd ik in de slaapkamer gelaten.
De hooge ambtenaar zag er op dat oogen-
blik allesbehalve indrukwekkend uit.
„O, mfin vriend**, riep hfi handenwringend
uit, „in wat voor tfid leven weDe menschen
denken, dat ik vertrokken ben, maar eens
zal het toch uitkomen. Ieder oogenblik
vrees ik aangehouden te worden. Eenige
dagen geleden had ik naar Versailles kunnen
gaan en ik zou dat misschien nog wel
kunnen, maar ik heb last zekere papieren
mee te brengen en ’t is drommels gevaarlijk,
die bfi zich te hebben**.
Hfi zag er neerslachtig uit en scheen
slechts aan zichzelven te denken. Maar
eensklaps veranderde hfi van houding en
nam mfi vaderlfik bfi de hand.
„En gij zelf**, zei hfi, „ik dacht juist aan
u... De hemel heeft u gezonden. Ondanks
de gevaren, die mfi omringen, wilde ik u
gaan waarschuwen, zoo spoedig mogelfik te
vluchten. Weet gfi wel, dat uw naam op
de lijst der verdachten staat?**
„Ik? Och kom, niemand kent me*.
„Vriend, gfi geeft u geen rekenschap van
den tfid, dien we door maken... Over Saint-
Denis, waar de Pruisen nog liggen, kunt
ge u uit den brand helpen. Wacht mfi te
Versailles**.
„Maar ik ken daar niemand**.
„Ik zal u een aanbeveling meegeven voor
een van mfin collega’s**...
Hfi sprak met zooveel vuur over de ge
varen, die mfi bedreigden, dat ik werkelfik
ongerust begon te worden.
„Ik dank u voor uw raad**, zei ik, „ik
zal naar huis gaan, wat geld bfi me steken
en dan vertrek ik“.
„Ongelukkige, ge loopt in den muil van
den leeuw, Begrijp je dan niet, dat ie oogen-
blikken geteld zfin. Van hieruit moet je
onmiddellfik vertrekken**.
„Maar ik heb slechts een frank of tien
bfi me*.
„Hier, neem dit dan**.
Hfi nam eenige biljetten van honderd
franks uit zfin portefeuille en drong ze me op.
„We kunnen later wel afrekenen**, zei
hfi, „het voornaamste voor u is, dat je
weg komt“.
Hfi duwde me letterlfik naar de deur
zonder naar mfin dankbetuigingen te lui
steren. „Wacht**, zei hfi opeens, „in uw
ziekelfiken toestand kan je niet zonder
overjas gaan. Ik zal je de mfine geven**.
Hfi verdween even en kwam weldra terug
met een lange jas, die hfi mfi hielp aan
trekken. „Je bent ziek, je mag vooral geen
kou vatten**, zei hfi. „Tot ziens te Versailles*1.
Ik stond op straat, bewogen door zooveel
vriendelfikheid, en begaf mfi naar de Gare
du Nord, die bezet was door een bataljon
nationale gardes van Belleville, die er
tamelfik woest uitzagen. Om te beginnen
werd ik aangehouden en naar een zaal
gebracht, waar een officier, die ook niet
van de poes was, mfi wel een uur lang
scherp in verhoor nam. Daarna zou hfi mfi
laten visiteeren, en die operatie was eigen-
Ifik al begonnen, toen een van zfin kame
raden, mfin ziek uiterlfik bespeurend,
lachend zei: „Die kerel loopt met den dood
in zfin schoenen. Laat hem maar met rust.“
Ze lieten me gaan en met den laatsten
trein vertrok ik naar Versailles, waar ik
uitgeput aankwam en voor grof geld met
moeite een onderkomen vond. Een paar
dagen later verscheen mfin vriend de amb
tenaar, die er ook in geslaagd was uit
Parfis weg te komen.
„Is alles goed afgeloopen?*1 vroeg hfi.
„Hm, mfin gezondheid is er niet op voor
uitgegaan**.
Daar scheen hfi niet erg nieuwsgierig
naar; maar opeens vroeg hfi erg scherp:
„Ik heb u een overjas geleend, zou ik die
terug kunnen krfigen
Toen ik hem het kleedingstuk bracht,
helderde zfin gelaat op en kalm begon hfi
met een pennemes de voering los te snfi den
en er eenige papieren uit te halen.
„Dit zfin**, sprak hfi met bedaarde onbe
schoftheid, „kostbaredocumenten betreffende
de leiders der Commune. Hé, hé, ’t was niet
gemakkelfik die stukken er door te krfigen*1.
Hfi stak de papieren in zfin zak. Daarom
had de vlegel mfi dus gered en was hfi zoo
beleefd geweest. Te Parfis had ik hoege
naamd geen gevaar geloepen, maar hfi had
er mfi heel netjes aan blootgesteld om
doodgeschoten te worden door buiten mfin
weten mfi met documenten te belasten,
die hfi zelf niet bfi zich durfde dragen.
Middelerwijl was te Parfis mfin meubilair
vernield, zooals meestal gebeurde bfi de lui,
die vertrokken waren; wegens slechte ver
zorging bleef ik nog een jaar lang ziek
maar „mfinvriend** werd gedecoreerd, omdat
hfi een vertrouwelfike zending tot een goed
einde gebracht had. En dat is de reden**,
besloot de oude heer, „waarom ik een beetje
huiverig ben van vriendschapsdiensten**.
Bolswardsche Courant
I
I
ft