NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOÏ.SWAR» EN WONSERABEEL Hypotheekbank DONKER, WARD. 1903. 41ste Jaargang. No. 50. Verschijnt Donderdags en Zondags. DE SACHEM. NDAM, ZONDAG 22 JUNI. BINNENLAND. R 1o pandbrieven in >OO, f 200 en f 50. II. II. Gebr.Mispelblom Albada Jelg*ersma. Omstreken. i hypotheek op billijke voor- en 3X|2 I *0 VOOR Chia- ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar 5 Ct. Door H. SIENKIEWICZ. I i In de stad Antilopa, gelegen aan de rivier van dienzelfden naam, in den staat Texas, liep alles wat adem bad naar de voorstelling in het eireus. De belangstelling der inwoners was nog te grooter, omdat nu voor de eerste maal een gezelschap van kunstrijders, acrobaten en koorddansers hunne stad een bezoek waardig keurde. De stad was niet oud. Vóór ongeveer vjjftien jaar stond hier nog geen huis, was er nog geen enkele blanke. Maar aan de rivier lag een Indiaansch dorp, Chiavalta geheeten, de residentie der „Zwarte Slan gen," die het destijds den omwonenden kolonisten zóó lastig maakten, dat dezen het niet langer konden uithouden. De In dianen verdedigden wel is waar hunnen geboortegrond en het land hunner vaderen maar wat kon dit den blanken schelen?... Eens op een nacht sloegen ai de kolonisten uit den omtrek de handen ineen en over vielen de in diepen slaap verzonken Rood huiden. De triomf der goede zaak liet niets te wenschen. Chiavalta werd met de aarde gelijk gemaakt, en al de bewoners, zonder onderscheid, van geslacht of leeftijd, werden verdelgd. Geen enkele Indiaan was er aan het bloedbad ontkomen. En daar de plek den overwinnaars zeer goed beviel, zoo zetten eenigen hunner zich daar metterwoon neder. Anderen volgden en zóó verrees het geciviliseerde Antilopa. Na verloop van vijf jaren telde de stad tweeduizend inwoners. Een jaar later werden er in de buurt kwikzilvermijnen ontdekt, welker ontgin ning het inwonerstal deed verdubbelen. Vervolgens werden op zekeren dag de laatste negentien krijgslieden uit den stam der Zwarte Slangen, die men in het naburige woud overrompeld had, krachtens de lynch wet op het marktplein opgeknoopt. En van nu af stond aan de ontwikkeling van het jonge Antilopa niets meer in den weg. In de stad verschenen twee dagbladen en een weekblad. Een spoorweg ver schafte verbinding met Rio del Norte en San Antonio; en aan de Opudcia-straat verrezen drie scholen, waarvan de ééne eene „hoogere" was. Op de plek waar de laatste Roodhuiden aan de galg gebengeld hadden, bouwde men een liefdadigheids gesticht in de kerken werden naastenliefde, ontzag en andermans eigendom en alle mogelijke andere christendeugden gepreekt; ja, een doorreizende geleerde hield eenmaal zelfs een voordracht over het volkenrecht. De rijke burgers spraken over de noodzake lijkheid van het grondvesten eener univer- siteit. De handel bloeide. De inwoners waren braaf, bezadigd, omzichtig, vlijtig, vredelievend en weldoorvoed. Wie later het volkrijke Antilopa bezocht, zou achter die vette kooplui nooit de meedoogenlooze land- dieven gezocht hebben, die vijftien jaren geleden Chiavalta hadden verbrand. Maar in de stad zelf, was men die gebeurtenis al lang vergeten en niemand dacht zelfs meer aan al die oude histories. Zoo ijlde dan op den bewusten avond de burgerij naar het circus, om zich na het zwoegen des daags eene kleine verstrooiing te gunnen. De toeloop was geweldig. Want de inwoners waren trotseh op dit circus. Circustroepen plegen geen kleine steden te bezoeken. Bij gevolg stempelde de kunst van ’s heeren Deans’ troep in zekeren zin Antilopa tot een groote stad. Daarbij kwam nog eene omstandigheid, die bijzondere aantrekkingskracht oefende. Nummer twee van het Programma beloofde namelijk het volgende: „Wandeling over een vijftien voet hoog gespannen koord, uitgevoerd door den be roemden gymnast Roode Gier, zijnde de Sachem of Vorst der Zwarte Slangen, de laatste spruit uit de koninklijke familie en de laatste ook van geheel den stam. lo. Wandeling op het koord. 2o. Antilopen- sprongen. 3o. Dans en doodenlied." „Zoo ergens nu, dan moest wel te Antilopa deze Sachem de hoogste belangstelling gaande maken. De directeur Dean strooide rond, dat hij, vijftien jaar geleden, in de Planos de Tornado een ouden, stervenden Indiaan vond, naast wien een tienjarig knaapje neerhurkte. De oude stierf aan de ontvangen wonden; maar vóór zjjnen dood vertelde hy nog dat deze knaap de zoon van den opgeknoopten Sachem en de erf genaam van diens rechten was. De troep nam het jeugdige Indiaantje tot zich en maakte daaruit mettertijd haren eersten acrobaat. Overigens verzuimde de directeur niet, van de bedoelde omstandig heid, dat de Sachem zijne kunststukken produceeren zou op de graven zijner vaderen, zew behoorlijk partij te trekken als een heft de sombre kommandeurs-aria uit Don Juan aan. Eensklaps vlamt een groote pot bengaalsch vuur op en overgiet de gansche ruimte met een bloedig licht. In dien roo- den gloed zal de Sachem verschijnen de laatste der Zwarte Slangen! Maar wat nu? In plaats van den Sachem, verschijnt de directeur van den troep, de heer Dean, in eigen persoon. Hij maakt een diepe buiging en heeft de eer, „de hooggeachte dames en heeren te ver zoeken, zich heel kalm te houden, geen applaus te maken en liefst eene diepe stilte te bewaren, aangezien de „vorst" uiterst prikkelbaar en wilder dan gewoonlijk is." Deze mededeeling maakt een diepen en niet juist aangenamen indruk. Zóó zelfs, dat die personen die reeds blijde waren zoo goede plaatsen heel vooraan bij de barrière vermeesterd te hebben, nu ietwat bezorgd omkijken en liever wat meer achter aan zouden hebben gezeten. Men kon toch maar niet weten, of zoo’n wildeman niet gevaarlijk worden kon. Zou hij zich nog herinneren dat eenmaal op deze plek de woonsteden zijner vaderen hadden gestaan dat dezelfde burgers van Antilopa een maal Chinvalta te vuur en te zwaard ver woest hadden? Eensklaps doorsnijdt een schel gefluit de lucht en daar is hij, de „vorst,* die op de graven van zijn voorgeslacht zal optreden als acrobaat. Alles staart zich de oogen uit. Inderdaad, eene vorstelijke ver schijning 1 Fier als een koning staat hy daar. Een mantel van wit hermelijn omgolft zijn rijzige figuur die in hare wildheid aan een slecht getemden jaguar doet denken. Het gelaat is als uit erts gegotende kop is als die eens adelaarsen daarin fonkelen met gouden glans een paar echte Indianen- oogen, schijnbaar onverschillig, maar toch onheilspellend. Zijne blikken dwalen heen over het publiek; als wilde hij een offer zoeken. Hij is gewapend van top tot teen. Op zijn heofd golft de vederpluim in den gordel steekt de bijl met het scalpeermes; alleen heeft hij in de handen, inplaats van den boog, eep langen balanceerstok, middel tot reclame. Hij zag daarin voor Antilopa eene great attraction. En blijkbaar had hij niet mis gerekend, want de kyk- gragen stroomden bij gansche scharen toe. In de gansche stad sprak men ook slechts van den Sachem, den laatsten nakomeling uit den fleren stam der Zwarte Slangen, die men straks op ’t koord zou zien dansen. Het is acht uur een prachtige, heldere avond. Het circus is door middel van groote pekfakkels, die voor den ingang branden, schitterend verlicht. Het gebouw indien men het zoo noemen mag bestaat uit eene plankenloods met spits toeloopend dak, waarop de Amerikaansehe vlag wappert. Voor de deur staat een hoop volk te gapen naar een reusaehtig gordijn, waarop een vreeseljjk gevecht tusschen blanken en Roodhuiden geschilderd is. Straks wordt dit gordijn weggeschoven, en de menigte stroomt naar binnen. In weinige minuten is het gansche lokaal met eene woelige menschen- massa opgevuld. Daar binnen is het helder verlicht; want hoewel men zoo snel geen gasleiding aan brengen kon, verspreidt een reusachtige kroon met meer dan vijftig petroleumlampen een glans, zoo helder haast als de middag zon. Onder dit licht ziet men welgedane burgerheeren, ook jonge vrouwengezichten en aardige kinderhoofdjes, die met nieuws gierige oogen rondkijken. Al die gezichten hebben eene tevredene, hoewel ietwat domme uitdrukking. Allen verwachten vol spanning de merkwaardige dingen die daar komen zullen. Eindelijk luidt de schel, ten teeken dat Midden in de arena doet hij een wilden oorlogskreet hooren. Hemel 1 de oorlogskreet der Zwarte Slangen, dien de bewoners van Antilopa maar al te goed kennen en die hen nu sidderen doet. Maar tegelijkertijd springt de Sachem op het stalen koord en beweegt zich daarop voorwaarts. Langzaam voorwaarts, stap by stap, steeds de oogen op den kroonlichter gevestigd houdend. Hy schijnt te zweven. Zijn uitgestrekte armen, die de mantel bedekt, lijken wel een paar geweldige vleugels. Daar wankelt hy... hy valt!... Neen!.. Een kort gemompel van byval breekt als een rukwind los en verstomt. Het gezicht van den vorst neemt nu eene vreeselyke uitdrukking aan. In zijne oogen, op de lampen gevestigd, gloeit een demonisch vuur. En straks, als hy het uit einde van het koord bereikt heeft, leunt hy tegen den paal en heft onverhoeds een krijgsgezang aan. Niet in zijne moedertaal, maar in het Engelseh, zoodat allen het kunnen verstaan. Het is half gezang en half declamatie, vreeselyk weemoedig, wild en heesch, vol dreigend recenten. En men hoort de volgende woorden „Jaarlijks na de groote regens verlieten vijfhonderd strijders Chiavalta. Zy gingen op het oorlogspad om vyanden te dooden; zy gingen op het jachtpad, om bisons te dooden. Met eer en buit, met scalpen, vleesch en huiden beladen, keerden zy huiswaarts, vroolyk begroet door de vrouwen, die dans ten ter eere van den Grooten Geest. Chia valta was gelukkig! De vrouwen arbeid den in de wigwams; de kinderen groei den op tot schoone maagden en koene krijgersen de mannen sneefden op het veld van eer, en gingen heen om met de geesten der vaderen te jagen op de Zilver bergen. Chiavalta was machtig 1 Daar kwamen de bleeke gezichten van over het groote water en wierpen vuur op Chiavalta. Niet in eerlijken kamp hebben de witte gezichten de Zwarte Slangen overweldigd. Neen als jakhalzen slopen zy des nachts in de wigwams en begroeven hunne messen in de borst van slapende mannen, vrouwen en kinderen!... Chiavalta is niet meer! De blanken hebben op de plaats er van hunne steenen wigwams opgetrokken. Maar het vermoorde geslacht, het vernielde Chiavalta schreit om wrake!" De stem van den Sachem werd al wilder. Zooals hy nu daar boven de hoofden der menigte troonde, leek hy een engel der wrake. De directeur scheen teekenen van bezorgdheid te geven. In het circus heerschte bange stilte. En de vorst huilde verder „Van den ganschen stam bleef slechts een jongsken in leven. Het was klein en zwak, maar het zwoer den Geest der Aarde, wraak te zullen nemen. Het zwoer, dat het de lyken der witte mannen wilde zien, en vlammen, en dood!" Deze laatste woorden hadden als een schreeuw van razernij geklonken. Angstig staken de toeschouwers de hoofden bjj el kaar. Wat zou dezp woedende tijger onder nemen? Hoe zou hy zyn wraak voltrekken Hy, geheel alleen? Zou men vluchten? Of blijven en zich te weer stellen? Eensklaps barst er uit de keel des Sachems een onmensehelyk gehuil. Hy springt op de houten stellage, die onder den kroon luchter staat en zyne hand heft den balan ceerstok in de hoogte. Een vreeselyke ge dachte gaat er door de hoofden der toe schouwers... Hy zal de lampen stukslaan en stroomen van brandende petroleum over de menigte uitgieten... Alles ryst op, gereed om te vluchten. Er dreigt een doodelyk gedrang te zullen ontstaan Een oogenblik nog, en... „Halt! Halt!" roept men uit de arena. De Sachem is verdwenenzonder het cir cus in vlammen te hebben gezet. Waar is hy heen Daar komt hy terug, druipend van zweet, moede, jammerlijk. In de hand houdt hjj een tinnen bord en terwijl hy dit den toeschou wers voorhoudt, roept hy met smeekende stem: „Mag ik u verzoeken, dames en heeren? Een kleinigheid voor den laatste der Zwarte Slangen Een steen is den toeschouwers van het hart gevallen. Het was dus alles afgesproken werkEen kneep van den directeur een effectstukje! Het regent intusschen dollars en halve dollars. Hoe zou men den laatste der Zwarte Slangen eene almoes kunnen weigeren In Antilopa, op de puinhoopen van valta? Men heeft toch een hart! Na de voorstelling at de Sachem panne» koeken en dronk bier in het restaurant „De rijzende Hoop." En zoolang de troep van den heer Dean in het stadje bleef, was de laatste der Zwarte Slangen de popu* lairste figuur in heel Antilopa, gV. if, Ct\ Ongeval met een automobiel. Sneek, 18 Juni. Hedenmorgen vertrok ken van hier twee ingezetenen met hunne vrouwen per rijtuig naar Leeuwarden. Nabij (Josterwierum ontmoetten ze een automo biel, waarin twee heeren zaten. Om onge lukken te voorkomen, stapten de iu het rijtuig gezetenen uit, De auto snorde hen in volle vaart voorbij en greep een der dames bij de kleeren, zoodat deze ongeveer 10 M. werd meegesleurd. Met gescheurde kleeren, een deerlijk verwond gelaat en meer pijn lijke lichaamsdeelen werd zij weder opge nomen. Bij de politie is aangifte gedaan omdat de bestuurder der auto, volgens ooggetuigen, niet aan de door de wet gestelde eischen had voldaan. Hjj had nl. niet gewaarschuwd en eerst 80 M. voorbij de plek waar het ongeval voorviel gestopt. Hg weigerde eerst zijn naam op te geven, maar het no. van de automobiel werd genoteerd. Sneek, 17 Juni. Een jong echtpaar in de z.g. Heidebuurt aan de Woudvaart kreeg zoo hoog loopende ruzie, dat er besloten werd het boeltje te deelen. Alles werd buiten deur gebracht alsof het groote schoonmaak was, maar toen de kar voorkwam, waarop de goederen zouden worden vervoerd, wera deze door de ouders teruggezonden. Deze wisten de twistenden weder te verzoenen. Den geheelen dag was de toeloop van kijkers groot. Leeuwarden, 19 Juni. Naar we ver nemen, zal de streek huizen aan de Kei zersgracht tegenover de gevangenis, van den hoek aan de Druifstreek af tot het Roomsch- Katholieke Liefdegesticht, worden gesloopt, terwijl op het vrijgekomen terrein nieuwe woningen zullen verryzen, waarin de gevan genbewaarders dan worden gehuisvest. Tietjerksteradeel, 19 Juni. De vis- schers Klagen: ze vangen niet veel. Het weer moet tot nog toe te koud geweest zyn, Uitgezonderd het dorp Eernewoude, wonen onze beroepsvisschers verspreid door de gemeente. De bevolking te Eernewoude bestaat eigenlijk door de visschery. De ligging daarvoor is dan ook by zonder geschikt; het dorp ligt ingesloten door het water. Doch om hunne ligging had de visschery zich ook wel in andere dorpen tot een belangryke bron van bestaan kunnen ontwikkelen, want onze gemeente is nog al waterrijk. En toch is in die plaatsen de visscherij maar tot een enkel huisgezin beperkt gebleven. De wezenlijke beroepsvisschers verblyven met vrouw en kinderen een tyd lang op het water; hun woning staat alsdan ledig. Kimswerd, 19 Juni. Nog steeds is de af voer van oude aardappelen gaande. Wa.en voor eenige dagen in onze environs nog pl. m. 30,000 korven, thans zyn deze, volgens verklaring van een aardappelicoopman, gere duceerd tot 8000 en spoedig tot 0. De prijzen zjjn weer iets stijgende. Zuidwesthoek, 18 Juni. Onze boeren hebben zich het prachtig weder van heden zeer ten nutte gemaakt. Zooals gemeld is, lag er reeds veel op zwad, wachtende op een helder zonnetje. Dit kwam heden en alle beschikbare handen, die van jonge meisjes niet uitgezonderd, moesten meedoen, om zooveel mogelijk bijeen te harken. Veel is er dan vandaag ook gebeurd; meer nog wenschte men te doen. Wenscheiyk voor den boer is het dat dit weder moge aan houden. De akker- en tuingewassen groeien welig. Fr. Zuidwesthoek, 19 Juni. De vangst van ansjovis was in de laatste dagen zoo gering, dat onderscheidene visschers het be drijf gestaakt hebben. Vermoedelijk is het einde der visschery zeer nabij. De totale uitslag is onvoldoende. De beste vangst be draagt ruim 200,000 stuks, enkele beneden 100,000. Gedurende het geheele seizoen kon niet meer dan 300,000 stuks, vele vangsten blijven beneden f 4 per 1000 vischjes be dongen worden, d. i. gemiddeld ruim f 4 minder dan in de voorafgaande jaren. De fiaancieele uitkomsten zjjn daardoor bedui dend ge'inger. De nettensohade was dit jaar belangrijk. Steenwijk, 19 Juni. Als een wonder lijke speling in het ryk der natuur deelen wy mede, dat hedenmorgen door den knecht van den heer R. Thaleu op den weg naar Frederiksoord een geheel zuiver witte, jonge spreeuw is gevangen. *t Is een prachtig diertje, dat geen enkele veer heeft van de kleur zyner natuurgenooten. Tusschen broertjes en zusjes van gewone kleur ge zeten, werd het door de ouden gevoederd» jHepfc. Nieuwsbl, v. Fr» o Bolswardsche Courant 1 ,dr< 1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1902 | | pagina 1