NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWARD EN WWSEBA0EB1
1
H
I
y
1
1902.
41ste Jaargang.
No. 61.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
1
Voor het Kantongerecht.
DONDERDAG 31 JULI.
B1MENLAND.
X
X
X
X
IE II
VOOB
INGEZONDEN.
I
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Ct.
Mijnheer de Redacteur!
Het is noodig en nuttig te weten, hoe of
het plan tot uitbreiding der stad Bolsward
tot stand is gekomen, opdat „men" in het
vervolg geen verkeerde conclusie trekt en
de pas tot allerlei insinuaties ot voorgenomen
verdachtmaking, die allen grond missen, ten
eenenmale wordt afgesneden, ik gevoel mij
daartoe gedrongen, omdat ik bij de zaak
betrokken ben en zeer veel prjjs stel op eene
j uiste beoordeeling waar ik van mijn kant,
klaar en open de zaak voorleg, verwacht ik
dat ook anderen met, open vizier strijden en
zich niet lafhartig achter een aangenomen
naam verschuilen. Die men bestrijdt moet
men in het gelaat kunnen en durven zien,
dat is zoo als het aan mannen betaamt.
Wie anders doet is onoprecht en...laf.
Om tot de zaak terug te komen: In Jan.
dezes jaars sprak ik in Bolsward zijnde met
een der Voogden over de vroegere voorge
nomen uitbreiding der stad. Ik zeide wel
eens gelezen te hebben een berichtje dat B.
en W. van Bolsward plan hadden een prijs
vraag uit te schrijven voor het mooiste ont
werp tot uitbreiding der stad, maar dat ik
er verder niets van gehoord had. Toen hoorde
ik dat van dergeljjk voornemen wel niets
zoude komen, maar dat er wel over gedacht
was de overzijde van de gracht ten zuiden
der stad te bebouwen. Er was echter nog
niets beslist en niets besloten, maar een
vastlegging van eene uitbreiding in een plan
was wel gewenscht en noodig.
Ik bezag het terrein eens en zeide: „daar
kan wel iets moois yan komen" en bood
toen aan zonder eenige verbinding, eens ’a
Fr. Zuidwesthoek, 27 Juli. Van de
hooiboren, die verschillende brandverzeke-
ringsmaatsohappijen door bemiddeling van
hunne agenten de verzekerden aanbieden,
behoeft tot heden geen druk gebruik te
worden gemaakt, daar hooibxoei in brand
gevaarlijken vorm bijna nergens voorkomt.
Dit is te danken eenerzijds aan bet prachtige
hooi weder van den drukken tijd; anderdeels
aan de goede voorzorgsmaatregelen die door
vele landbouwers genomen werden. Waar
het eerste, minder goed gewonnen hooi onder
in de schuur geborgen werd, kwam dikwijls
hevige broei voor; waar het aan mijten
gereden werd, om naderhand binnen gebracht
te worden, bleef deze uit.
Het hooi van voorgeweid land, dat nog
buiten ligt, heeft door den geweldigen tegen
slag in de laatste dagen, veel geleden.
Beetsterzwaag, 2b Juli. Zaterdag jl.
had alhier een droevig oogelus plaats. Een
der oudste ingezetenen van ons dorp, de
bjjna 88 jarige landbouwer H. H., viel iu
de schuur van het hooi op den koezolder
en werd aan het hoofd verwond. Bewuste
loos werd hij opgenomen en heden morgen
is hij overleden.
Hepk^ Nieuwsbl. v,
sohrapje of schets te maken van een grond
plan, waartoe ik een copie nam van een
aanwezige kaart, die bij nader inzien een
onjuiste maat aangaf.
Ik werkte thuis dat plan uit, vergrootte
de schets, projecteerde daarop de straten enz.
en bood het ontwerp Heeren Voogden aan,
hetwelk naar ik meen, reeds 14 Januari ter
tafel kwam.
Ik had daarbij in der haast, (want veel
tijd restte mij niet) eene Beschrijving ge
geven met globale begrooting. Plan en stuk
ken op de uitbreiding betrekking hebbende,
werden zeer gunstig beoordeeld, waarop
ik later een onderhoud had met Heeren
Voogden, om de zaak nader toe te lichten
en kwam toen tot de ontdekking, dat het
terrein zuiver moest worden opgemeten en
in kaart gebracht, wilde men een zuiver
project hebben.
HH. Voogden droegen mij die opmeting
en in kaartbrenging op, welk eerste werk ik
verrichtte op 24 en 25 Februari 11.
Reeds bij die opmeting had ik, (dit bleek
mij spoedig), te kampen met onvriendelijke,
onheusche, laat ik maar zeggen, met lompe,
ylegelachtige kritiek van onkundige men-
schen, die als de razende Roeland te keer
gingen.
Eenige onopgevoeden gingen zelfs zoo ver,
door mij bij myn géodesischen arbeid uit te
lachen en scholden mij nb. uit voor „frjemde
poep," enz.
Ten opzichte dezer insinuatie, durf ik
gerust te verklaren, te zijn „van vreemde
smetten vrjj,“ wijl mijn wiege slechts 4 uren
ten noorden der goede stad Bolsward stond.
Ik stoorde mij natuurlijk niet aan die, aan
den wal staande stuurlui en dacht aan den
wijzen Arabier, die gezegd heeft: „de hond
blaft, de karavaan trekt voorbij," en ging
mijns weegs.
Op de nieuwe kaart projecteerde ik het
nieuwe stadsdeel en zond alle stukken op
aan HH. Voogden.
Dat zij mjjn arbeid gunstiger beoordeelden,
dan de spraakmakende gemeente, die haar
wellust vindt in ’t verbreiden van kwaad
gerucht en scheeve voorstellingen, behoef ik
<J zeker niet te zeggen. Ik achtte mij dan
ook om zoo te zeggen, ontslagen van mijn
taak, doch toen men later myn advies inriep
en verzocht de kaarten op grooter schaal
over te brengen en andere inlichtingen te
geven, gaf ik daaraan volgaarne gehoor.
Het doel is thans om in het vervolg naar
een vast plan te werken en niet in den
blinde voort te bouwen.
De architectuur over de te bouwen huizen
gaat my niet aan, HH. Voogden bouwen
geen woningen, en de inwoners van Bols-
ward zullen my geen opdracht doen, aange
zien in die stad genoeg bouwkundigen wonen
wien ze het werk kunnen opdragen. Ik sta
derhalve op een zuiver standpunt en* heb
alleen de eer gehad, het grondplan der
nieuwe stad gemaakt te mogen hebben. Wie
mij daarom zwart aanziet, is gewoonweg niet
wijs. Wie mij het klinkend resultaat iu den
vorm van hondrarium ot gratificatie misgunt,
die verwijs ik naar de oude latynsche spreuk
„Vicinum que Pecus grandius uber habet"
wat Gysbert Japicx zoo kernachtig in het
Friesen heeft oyergezet:
„Ho fet sopje oare ljue’s patiellen
En boerljue’s keij jaen greate mjiellen.
P. JANZEN,
Architect, Meppel.
1. Kwamen aan de orde vyf zaakjes
wegens overtreding der leerplichtwet, t.w.
tegen F. F. te Bolsward, idem te idem,
J. F. K. te Hindeloopen. G. M. te Hinde-
loopen en R. de J. te Hindeloopen. Voor
elk der beklaagden eischte het O. M. een
straf van 3 gulden te betalen of 2 dagen
hechtenis te ondergaan.
2. Werd behandeld de zaak tegen J.
A. M. Deze zaak was uitgesteld tot op
heden, om een getuige te kunnen hooren.
Men zal zich herinneren, dat deze jongen
was geverbaliseerd wegens dronkenschap, (18
Mei j.l.) en dat in de vorige zitting be-
klaagdes moeder een treurig tafereel had
opgehangen, aangaande de toestanden te
Hindeloopen, wat aangaat ’t misbruik
maken van sterken drank door jongens,
welk euvel in de hand wordt gewerkt door
sommige kasteleins, die aan de jongens
drank verkoopen. Ter vorige zitting had
den ook de Rjjksveldwachters Lemstra en
Brouwers verklaard, dat het meermalen ge
beurde, dat kasteleins aan jongens drank
verkochten. Och ja. zei Brouwers. Hinde
loopen staat onder en boven de wet.
Den jongen in kwestie nu, zou jenever
zjjn verkocht, door den visscherman Andr.
Kooi, die in de Pinksterdagen als kasteleins
bediende fungeerde by Van Zandbergen.
Meerdere jongens hadden beweerd dat deze
hen drank had verschaft.
Op de zitting van heden als getuige ge
hoord, verklaarde Kooi aan geen enkelen
jongen drank te hebben gegeven, hjj weet
van niets. Noch per flesch, noch per glas
is door hem jenever aan jongens gegeven.
Deze verklaring klopt niet met het be
weren van al de jongens die in ’t huidige
zaakje betrokken zyn.
Deswege waarschuwt de heer Kanton
rechter getuige om wel te weten wat
hy zegt, Z. E. A. wyst hem op ’t ge
wichtige van den eed. Evenwel Kooi weet
van niets, ja beweert zelfs dat hem door
den kastelein Van Zandbergen bepaald was
verboden om aan jongens drank af te geven.
Nog éénmaal waarschuwt de Kanton
rechter hem, om toch geen leugens te ver
tellen getuige blijft echter by zjjn afge
legde verklaring,waarop hjj door den Kanton
rechter onder politie-toezicht wordt ge
steld, om zich op de griffie nog eens goed
te bedenken.
Tegen den bewusten jongen wordt een
eisch gesteld van 1 gulden boete of 1 dag
hechtenis. t
3. F. J. 8. zonder vaste woon- of ver
blijfplaats, schilder van beroep, is met een
onvoldoend plaatsbiljet in den trein gaan
zitten, welke handelwijze tot gevolg heeft
dat hij is geverbaliseerd en het zaakje heden
dient. Eisch 3 gulden boete of 2 dagen
hechtenis.
4. J. B. te Bolsward staat terecht
wegens openbare dronkenschap. Eisch 3
gulden boete of 2 dagen hechtenis.
5. W. M. te Franeker is dronken ge
weest. Eisch 1 gulden boete of 1 dag h.
6. C. v. R. heeft een bierhuis te Bols
ward. Óp 8 Juni j.l. heeft hij een proces
verbaal opgeloopen wegens het tappen van
sterken drank, zonder dat hjj vergunning
bad. De agent van politie die hem be
keurde, verklaart dat er een halffleschje
jenever in de „tap” stond en enkele glaasjes
waarin sterken drank was geweest, op de
toonbank aanwezig waren.
Eisch 15 gulden boete of 5 dagen hecht.
7. J. B. te Burgwerd, dien wjj den
vorigen keer ook voor het kantongerecht
zagen verschijnen, wegens het onbeheerd
laten staan van een wagen aan den publie-
ken weg in Wbnseradeel, had zich heden
nog te verantwoorden over twee dergelijke
overtredingen der gemeente-verordening.
Op 5 en op 9 Juni zag de veldwachter den
wagen weer staan en noteerde die dagen.
Bekl. zegt, dat hy het vreemd vindt, dat
de andere melkrijders, die ’s nachts ge
regeld hun wagens op den weg laten staan,
niet bekeurd worden, en hy nu reeds 3
processen-verbaal op zijn dak heeft.
De heer Kantonrechter wjjst bekl. er op,
dat wanneer de veldwachter daar overtre
ding constateert en nog wel vooraf ge
waarschuwd heeft, dan moet hy proces
verbaal opmaken, anders toch zou zoo’n
veldwachter niets waard zjjn.
De politie-agent die nu voorkomt, ver
klaart dat de bekl. zich aan zjjn waar
schuwingen niet stoorde en hy daarom
proces opmaakte. Na de eerste dagvaarding
beeft hy deu wagen opgeborgen en het
aan de straatzijde stond een deur open,
zoodat wy daar gezien konden worden.
„Eenige dagen later zou ik om elf uur
vertrekken, doch een Wethouder zeide my
„Je krijgt hier geen proces, hier is permis
sie”, en geregeld komen daar ’s avonds na
elven wel ingezetenen vandaan, zonder dat
er hen iets van overkomt.
De agent, die proces-verbaal opmaakte,
getuigt dat hy door de openstaande deur
zag, dat zich twee ingezetenen in de tap
kamer bevonden fen hy ging, omdat het
over elven was, er binnen. Op de verzeke
ring van den hotelhouder, dat hij permissie
had, ging hy heen, doch constateerde op
straat, dat deze bezoekers omstreeks half-
twaalf het hotel verlieten. Omdat hem van
de permissie niets is gebleken, heeft hy
proces-verbaal opgemaakt.
Eisch fl of 1 dag.
Bekl. vindt dezen eisch nu wel niet zwaar,
doch vindt het vreemd, dat hy bekeurd
werd en straf krjjgt. Als de hotelhouder
toch zegt, permissie te hebben, meent hy
daarop te mogen vertrouwen en te meer,
daar het haast dagelijks gebeurt, dat er
na het algemeene sluitingsuur nog bezoe
kers uit de stad vertoeven. Hy heeft zelfs
vernomen, dat ook de opvolger van den
hotelhouder reeds de permissie van den
Burgemeester heeft bekomen, „om evenals
zulks nu gebruikelijk is te handelen."
De heer Kantonrechter vindt het vreemd,
dat hier een bijzondere permissie zou zyn,
dit zou zyn een bevoorrechting boven de
andere vergunninghebbenden.
Z.E.Achtb. verzoekt de agenten, daar
voortaan op toe te zien.
De aanwezige agenten der Gemeente
maken de opmerking, dat daar gewoonlyk
veel reizigers zyn en zjj dus moeieljjk
kunnen hooren, of er ook anderen zijn.
De Kantonrechter zegt hen. dan maar
toegang te vragen, om zich van de zaak
te vergewissen.
De agenten beloven er op te zullen letten.
12. P. P. en 8. P. twee gebroeders te
Workum werden den 24 Juni op den spoor
weg aangetroffen. De spoorwachter wilde
de namen weten van deze knapen, maar ze
hadden geen trek hem die te zeggen. Toen
ging deze beambte naar den brugw., want
daar waren ze voorbij gegaan, om mogeljjke
inlichtingen, en ja. die kende de beide
knaapjes heel goed.
Strikwerda, de spoorwachter, en Nauta,
de brugwachter als getuigen, verklaren
beiden, dat zy gezien hebben dat de jon
gens op den spoorweg liepen en er schapen
langs dreven, terwjjl nog wel een sneltrein
in aantocht was. De laatste getuige kende
deze jongens voldoende, om de identiteit
vast te stellen.
Eisch f4 of 4 dagen.
De overige zaken zijn bij verstek behan
deld, zonder dat wy daarvan nadere bij
zonderheden vernamen.
De uitspraak der vonnissen had plaats
op denzelfden dag van de zitting en zyn
reeds in ons vorig nummer vermeld.
niet weer gedaan, doch deze twee processen
had hy toen reeds „nog te goed”.
Eisch 2 X f 1 of 1 dag voor elke boete.
8. P. O. te Workum reed den 11 Juni,
’s namiddags omstreeks half 3, met paard
en wagen over een brug.
Aan of by de brug, zooals dat bijna
overal gebruikelijk is, staat een bordje,
waarop 8TAPVOETS, doch deze beklaagde
stoorde zich daaraan niet en joeg te hard.
De brugwachter deed hiervan aangifte.
Bekl. is aanwezig en ontkent dat op de
brug het paard in draf liep. „Het paard
was er precies over, toen ik het een tikje
gaf en dan'was het ook niet om half drie,
zooals iu myn dagvaarding staat, maar ’t
was kwart voor één."
J. Bouma, de brugwachter, getuigt dat
hy vóór de brug wel iets ingebonden heeft,
maar midden op de brug begon hij te jagen
en ’t was half drie.
Getuige A. Bosma, heeft ook gezien dat
hij half drie over de brug reed en voor hjj
er over was, het paard aanzette tot den draf.
Eisch f 1 of 1 dag.
9. A. E. ten B.. huisvrouw van E. P.
te Molkwerum, staat terecht, onder be
schuldiging dat zy den 9 Mei in haar bier
huis sterken drank heeft geschonken.
Bekl. is aanwezig en begint met te ver
klaren, dat zy eigenlijk niet weet, waarom
zy hier moest komen. Zy heeft wel zoo’n
papier (zij toont de dagvaarding) gekregen,
doch waarom weet zjj niet. Zy tapt geen
sterken drank.
A. A. Bayema, veehouder te Warns, als
getuige opgeroepen, verklaart den 9 Mei
daar in dat bierhuis vee te hebben afge
leverd en hij had by die gelegenheid een
glaasje brandewijn gevraagd en dit was
bem door beklaagde geschonken.
D. Bouwstra te Koudum geeft een ge
lijke verklaring.
Op de vraag van den heer Kantonrechter
hoe dat nu zit, want dat er behalve deze
twee getuigen nog wel veel'meer zouden
zijn op te roepen, die daar vee afgeleverd
hebben, en zoo als dat gebruikelijk is, eenig
gelag opnamen en ook wel sterken drank,
zegt de vrouw maar aldoor, dat zy het
niet weet. Zij tapt geen sterken dranken
heeft het niet in de tapkamer.
Heb je dan geheel geen sterken drank
in huis.
In de tapkamer niet, wel in de kamer
of de keuken.
Tap je daar dan ook
Wel neen, mynheer, maar als er een
familielid komt, mag ik die wel tracteeren.
’t Is gevaarlijk, zoo in een bierhuis,
denk daarom. Maar op den 9 Mei heb je
toch wel getapt in de gelagkamer, zooals
blijkt uit de verklaringen van deze getui
gen. Ik zou er maar liever niet om liegen.
Neen, mynheer, liegen, dat weet ik,
daar komt men niet verder mee.
Maar zeg dan eens, heb je deze hee
ren, nog wél leden van den gemeenteraad,
op den 9 Mei geen sterken drank getapt
Mynheer, ik weet het niet. Het was
heel druk bjj ons dien dag, myn man was
weg en ik was geen baas in myn eigen huis.
De heer Ambtenaar acht de overtreding
voldoende bewezen en eischt f30 of 10 d.
Zie je, dat zyn nu de gevolgen.
Bekl. „Ik kan er niets aan doen heeren,
ik weet het niet."
10. 8. v. d. V. te Zweins lag den 31
Mei met een vaartuig by een brug en had
’s nachts geen licht branden, zooals de ver
ordening voorschrijft.
De marechaussees van Franeker hebben
de overtreding geconstateerd en bevestigen
thans beiden het in de dagvaarding ten
laste gelegde.
Eisch f 10 of 10 dagen.
11. L. A. H. te Bolsward werd den 22
J uni des avonds na elf uur door een agent
gezien in de tapkamer van een logement te
dezer stede. Hy behoorde niet tot de huis-
genooten en werd dus bekeurd.
Beklaagde is aanwezig en bekent, zich
daar dien avond te hebben bevonden, doch
hy meende dat dit geoorloofd was, daar
heel dikwyls des avonds na elven daar nog
ingezetenen verblijven en dezen er nooit iets
van overkomt. Toen er dan ook plotseling
een agent binnenkwam, dachten wy eerst
aan onraad, brand of zoo iets, doch hy
kwam om ons te waarschuwen dat het al
over elven was. De hotelhouder zei daarop
terstond: „wij hebben hier geen sluiting,
ik heb permissie van den Burgemeester”,
waarop de agent zich verwijderde, zeggende:
„O, neem het my dan met kwalyk, heeren,
dat wist ik niet”.
Bekl. vindt het dus vreemd, dat hy toch
bekeurd is en als hy eenig vermoeden had
gehad daar niet te mogen vertoeven^ zou
ber zich wel voor gewacht hebben^ waut
Bolswardsche Courant
u
ZITTING van 25 JULI 1902.
I
ft