NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWABD EN WONSERAPEHI.
i
1902.
41ste Jaargang.
No. 72.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
Een Wals.
IB
B
ZONDAG 7 SEPTEMBER.
i
Ir
I
X
X
-BINNENLAND.
VOOR
geen genoegzame
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar 5 Ct.
1
vL. 'i
B
en heden
1
Leeuwarden, 4 Sept. Het tentoon
stellingsterrein zal nu spoedig weer ontruimd
zijn. Hedenmorgen stonden er nog de schut
tingen, de feesttent en een paar linnen tenten,
terwijl ook enkele machines nog niet waren
verwijderd. De tribune was op enkele plan
ken na geheel verdwenen en van het hoofd
gebouw verhieven zich nog alleen de ge
binten. „Opgaan, blinken en verzinken11, is
het lot van alles.
5 Sept. Verleden Vrijdag, bij het
bezoek van Prins Hendrik der Nederlanden,
werden alhier door de bekende photografische
inrichting der firma de Jong (Nieuwestad)
twee „kiekjes* genomen van den prinaelyken
stoet, die des middags reeds bij den boek
handelaar v. d. Velde waren te zien. Deze
bood ze ook ter bezichtiging aan in de
woning van den Commissaris der Koningin
en toen de Prins met zijn gezelschap van
het terrein terugkeerde, hebben de heeren
alvorens aan tafel te gaan de photo-
graphieën met veel genoegen in oogenschouw
genomen. Deze zyn daarop door den heer
v. d. Velde met den sneltrein van 6,24 naar
het Loo verzonden, zoodat de Koningin ze
reeds kon zien vóór de Prins thuis kwam.
Voor de toezending werd namens Hare
Majesteit een dankbetuiging ontvangen. De
photographieën konden echter niet ten ge
schenke worden aangenomen; maar zijn ten
slotte door de Koningin aangekocht.
Lokaal Provinciaal Bestuur. Herbe-
steding van de vaargeul door ’t Brakzand
bezuiden Schiermonnikoog. Vier briefjes
(één ongeldig.) Hoogste A. F. Volkers te
Sliedrecht f 12,777, laagste 8. ten Bokkel
Huining te Ubbergen (Geld.) f 6800. Uit
slag later.
Lemmer, 4 Sept. Door den visscher A.
Rienksma is Dinsdag op de Zuiderzee, in
de nabijheid van Tacozijl, een fiesch opge-
visoht. Daarin was een briefje, waarop met
potlood de volgende woorden geschreven
waren
„Üp 500 meter van de kust zonk ons
schip, Mevrouw Brink.* Op de porseleinen
stop van de fiesch staat Oost-lndië.
De stuurman van een in onze binnen
haven liggende Groninger stoomboot reed
gistermiddag per fiets langs de kade, toen
hij, by een bocht zich te dicht langs den
kant wagende, bij den hoogen walmuur neer in
de haven stortte. Gelukkig werd dit ongeval
onmiddellijk opgemerkt door bet andere
personeel van de boot, met wiens hulp de
stuurman spoedig weer op het droge was.
Warns, 3 Sept. Maandagnacht even
na twaalven, temidden van de feestvreugde,
werd ontdekt, dat eene groote hooischelf
eigen aan den landbouwer D. T. de Boer
en staande naby diens huizinge, in brand
stond. Rappe handen trachtten het vuur
met emmers water te blusschen, maar dit
gelukte niet. Daarop werd de brandspuit
uit Koudum ontboden, die tegen vyven
arriveerde en spoedig de vlammen wist te
bedwingen.
De oorzaak van den brand wordt ge
zocht in verregaande kwaadwilligheidtot
heden is de politie er echter niet in ge
slaagd den dader of de daders op te sporen.
De mijt bevatte 28 weiden puik gewonnen
hooi en was tegen brandschade verzekerd
by de Maatschappy te Woudeend.
Franeker, 3 Sept. De dag van 1 Sept.,
die eerst bepaald was voor den historischen
optocht te Franeker, naar een plan van
den heer Cannegieter, is onopgemerkt voorby
gegaan, tot spijt van duizenden.
Hij gaat naar zjjn vrienden. Goed geamu
seerd? roept hem een jonge luitenant toe.
Zij danst uitstekend hè? Uitstekend ant
woordt hij kalm. Een ander spreekt over
haar door, hij zegt niets, maar luistert op
merkzaam. Zij is mooi, onderhoudend, kan
zeer koel zijn, heeft veel aanbidders, maar
of die succes hebben, weet men niet, kortom
’ten slotte is men het eens, dat, als zij
niet zoo koel was, zij een van de meest
gezochte schoonheden zijn zou.
Als hij opkijkt gaat zij aan den arm van
haar vader de zaal uit, hij maakt een buiging,
zy neigt weer ernstig het hoofd.
Het is weer herfst geworden. Hjj heeft
haar sedert vaak ontmoet, op bals, bij fami
lies. En de oude kapelmeester kent zijn
mensehen; als hij en zij zullen dansen komt
de wals uit de Poppenfee, daar kan men
op aan. Zij zijn intiemer geworden en het
is hem een genot geworden altijd weer in
die donkere oogen té kunnen blikken en in
het sterke lieve, flinke hart. En als hij met
haar in gezelschap is, is het hem als had
hij de wereld verlaten, waar het zoo stoffig
is en rumoerig en dan is zjj voor hem tegelijk
leven en rust, haar verstandige woorden zijn
als een koele dronk voor een smachtende
en al zjjn leed wijkt voor haar lach.
Zij had een natuur, diep als een stil,
blauw bergmeer, maar soms kwam een humor
boven, als golfjes glinsterende in den zon
neschijn.
En zij weet, dat zij hem vertrouwen kan.
Zij heeft het zoo noodig zoo iemand te
hebben. Zij is verloofd, bijna ten minste.
Toen zij hem dat voor de eerste maal ver
telde, was het hem alsof hem een steek in
het hart werd toegebracht.
Hij zweeg en beet op de lippen en zij zag
hem even aan, bijna angstig en vertelde
zacht verder. De oude geschiedenis. De
vader niet vrij in zijn doen en laten. Men
kan geen neen zeggen. Haar bruidegom
verkeert in goede financiëele omstandigheden
en is een goede, brave man. Hij antwoordt
niet, hij had den moed niet haar te vragen,
of zij ook hield van haar aanstaanden echt
genoot. Maar toen de dans afgeloopen was,
werd hij in het gezelschap van zjjn vrienden
zeer spraakzaam en sprak over duizenden
dingen en ledigde het eene glas na het
andereen z’n vrienden vroegen hem, waarom
hij zoo vroolijk was en of hij misschien een
lot uit de loterij getrokken had.
En nu was het wederom herfst en er
werd weer gedanst ter gelegenheid van een
buitenpartij. Het viel hem op, dat zij langer
wilde dansen dan anders en toen hij einde
lijk ophield en zij voor hem stond, zag zij
hem aan de donkere oogen gloeiend in
het bleeke gelaat en haalde adem en
zeide bij komt morgen.
En hij wist wie en zweeg.
En nu was het uit. En aan tafel was het
een vroolijk gezelschap geweest en toen men
naar huis ging, wilde zij geen begeleider
en bleef dicht bij haar ouders. Maar hij
kwam en begon een gesprek en daar haar
vader een goeden vriend had getroffen,
waren zij spoedig alleen; hij hielp haar den
mantel aandoen. En zij haastten zich om
de anderen in te halen. Langs de eene zijde
van den weg stroomt de rivier en aan de
andere zijde strekt zich een groot donker
woud uit. En de sterren schitterden. Hij
vatte het gesprek weer op, maar het thema
was te kort. Toen viel hem niets anders
meer in en ook hij zeide: Dus morgen komt
hij! En zjj knikte met het hoofd en haar
oogen schenen vochtig, toen hij ze zoo van
nabij zag. En zjj begon harder te loopen.
Zjjn keel was als toegesnoerd, hjj vatte haar
bij de hand, die warm was en beefde. En
hjj wilde die aan zjjn lippen brengen maar
zjj trok de hand weg en riep angstig: Neen,
niet doen, dat zou slecht zjjn! Maar in zjjn
slapen hamerde het bloed en hij kon nau
welijks dat eene woord uitspreken, haar
naam. Maar het klonk wanhopig. En toen
hij haar hand weer vatte, liet zij hem be
gaan en hij drukte zjjn gloeiende lippen
op haar zachte hand en zag haar aan en
sloeg zjjn armen om haar heen en kuste
haar op den mond met lange hartstochtelijke
kussen, zjj ademde zwaar en lag aan zijn
borst met gesloten oogen, als droomde zij.
En alles was stil, slechts de rivier ruischte.
V
De bruidegom was gekomen
werd de bruiloft gevierd.
Zij hadden elkaar niet weer gesproken
slechts een keer had hij haar weergezien,
met haar verloofde. Het was een knap paar,
dat zag hij nog. Een forsche man met don
keren baard, maar hem overviel een duize
ling en krampachtig greep hij naar zijn
hoed en groette diep.
En nu was het avond.
4an den steiger ven de stoorntboot ver-
Men weet, dat er
samenwerking was.
Een later opgevat plan om 1 Sept, feeste
lijk te vieren de opening der tramlyn
Arum—Franeker, viel eveneens in ’t water.
Voor den historischen optocht ontbrak
het niet aan financiëele middelen; nu echter
is ’t zoo ver gekomen, dat de gegoede in
gezetenen van geen inteekenlyst voor feeste
lijkheden iets meer willen weten. Jammer
voor ’t stedeke zelf, jammer voor de om
woners, die in hun centrum zoo gaarne iets
van dien aard zien.
Bü zulke gelegenheden komen duizenden
samen, de vorige optocht, die zoo uitnemend
slaagde, leeft nog in aangename herinnering
voort.
En welk een voordeel brengen die duizen
den buitenwoners zulk een dag voor de
stedelingen aan l
Ons dunkt, dat zij, die oorzaak zijn van
het mislukken van een en ander, wel wat
op hun kerfstok hebben.
Hepk. Nieuwsbl. v. Fr.
Workum. Vrydag had hier ten over
staan van de Notarissen Bruinsma te Bols-
ward en Westra te Dokkum de finale verkoop
plaats van eene zathe en landen teNyhuizum.
Hoogste bieder van perceelen 115 was
de heer G. D. Ketelaar te Nyhuizum voor
f52403,20, van perceel 16 de neer A. Bren-,
ninkmetjer te Saeek voor f 4238,90. De ver
koop is 14 dagen gecontinueerd.
Witmarsum. By de Donderdag ge
houden verkiezing van een lid van den
Gemeenteraad van Wonseradeel zijn tot
candidaten gesteld de heeren T. H. de Boer
(liberaal) te Burgwerd en J. D. Haitsma
(anti-rev.) te Arum.
Heidenschap, 4 Sept. Voor een paar
dagen kreeg een slager alhier een beet van
een varken aan één zyner vingers, een kleine
bloedende wonde veroorzakende. Den daarop
volgenden dag begonnen vinger, hand en
arm op te zwellen, hetgeen vrees voor bloed
vergiftiging deed ontstaan. Onmiddellijk ging
men naar een geneesheer, Dr. Snoep te
Workum, die werkelyk bloedvergiftiging
constateerde. Wegens vroegtydig ingeroepen
geneeskundige hulp is ’s mans toestand thans
vry wel.
Wreed. Men leest in de Goesche Crt:
Antonie v. d. Velde, een persoon, die in
1843 te Goes is geboren en van daar in
1865 naar Middelburg is verhuisd, werd
drie jaar geleden, nadat ook hij zelf hierom
had verzocht, door de arr.-rechtbank te
Breda voor den ty d van drie j aren opgezonden
naar de Rykswerkinnchting te Veenhuizen.
Twee jaren heeft hij op gewone wyze
in die inrichting doorgebracht, doch net
laatste jaar in de ziekeninrichting. Genezen
is hij niet; de man kon zelfs, na een ope
ratie, die hy aan zyn been heeft ondergaan,
niet loopen. Den 31 Augustus j.l. was zyn
tyd om, en wat geschiedde er nu?
Op Zondagmorgen om vijf uren, wordt
hy van zyn bed in een wagen gezet en
onder veel pynen naar het station te Assen
gereden, waar hy in den trein werd ge
plaatst en onder geleide van een ryksveld
wachter in burgerkleeding naar Goes ge
bracht. Hier aangekomen, meldt de veld
wachter zich met den patiënt by den
commissaris van politie, wil v. d. Velde aan
dezen overgeven en verzoekt den commissaris
zyn marschorder te willen afteekenen.
De commissaris weigert, zeer terecht, aan
dit verzoek te voldoen en verwyst den veld
wachter met den zieke naar den burgemeester
of naar den voorzitter van bet algemeen
armbestuur. Ook dezen kunnen den man
niet in ontvangst nemen, daar hy te Middel
burg thuis behoort. De ryksveldwachter gaat
nu met zyn patiënt weer naar het station,
zet hem in de wachtkamer neer en gaat
zelf per spoor naar Assen en verder naar
Veenhuizen terug.
Toen het relaas ons ter oore kwam, konden
we het nauwelyks gelooven, edocb, by
nader onderzoek bleek het ons volkomen
waar te zyn. We hebben den man m zyn
hulpeloozen toestand gezien, het stuz, getee-
kend door den directeur van de Rykswerk-
inrichting, onder de oogen gehad. Voorloopig
zullen wy er niets van zeggen, overtuigd
als we zyn, dat een ministerie bezield met
den geest des ontfermen», zooals het gaarne
van zichzelf getuigt, niet zal gedoogen, dat
men een zestig-jarig ziek en hulpeloos man
zoo maar buiten de deur stoot en evenmin
dat een ontslagene op een Zondag een
dag waarop men zelfs volgens het ministerie
niet goed kan vlaggen ter eere van den
jaardag onzer Koningin gedwongen wordt
te reizen.
Wy twyfelen er niet aan dat de schuldigen
in deze zullen worden gecorrigeerd en dat
eene herhaling van een dergelyk weerzin
wekkend feit zal worden voorkomen.’*
Zjj hadden toevallig kennis met elkaar
gemaakt.
Het was op een bal in ’t begin van den
herfst. Twee meisjes stonden in een hoek
der zaal, toen hjj kwam en om een dans
vroeg.
Mag ik u mijn vriendin voorstellen? Een
wrevelige trek vloog over zjjn gelaat.
„Zeer aangenaam, mag ik de eer hebben?'
Zwjjgend gaf ze hem het balboekje. „De
derde wals?' Zjj boog even zonder hem
aan te zien. Een diepe buiging en hjj ging
verder.
Hjj zocht zjjn gezelschap op. Bont door
elkaar zaten daar zjjn vrienden: juristen,
medici, officieren, kooplieden; het gesprek
ging zooals altjjd over rechtspraak, genees
kunde, paarden en vrouwen.
De heele zaak was zoo oneindig vervelend!
Waarom had hjj deze uitnoodiging weer
aangenomen! Feiteljjk is het toch altjjd
hetzelfde. De vrienden praten maar wat, de
meisjes ook en wat het ergste is men
zelf eveneens.
Dan die muziek. Hjj was ernstig van
karakter, maar warm en hartstochteljjk van
bloed en hjj wil leven, vrooljjk leven, mis
schien had hjj daarvoor weinig aanleg.
Maar wanneer zoo’n langzame wals komt,
zooals die, uit de Poppenfee, lange, weeke
tonen en daarin het weeke zenuwachtige
van het „Fin de Siècle', dan wordt hjj
meegesleept. Hy danst goed, naar men zegt
en hjj is kieskeurig op zjjn danseuse. Die
vriendin had geen wals van hem gekregen,
als zjj nu nog een anderen dans open
gehad had.
Polenaise. Verschillende heeren staan op.
De luitenant klemt zjjn monocle in het
oog, de jurist draait zjjn knevel op, de me
dicus let op de gestalten en de koopman
op de gezichten.
Hjj drinkt zjjn glas leeg trekt de
handschoenen aan, aan ’t werk.
Het bal is half voorbjj. Gelukkig! Nu
nog drie dansen met nichtjes, twee met
meisjes bjj wier familie hjj aan huis komt
en dan nog die vriendin.
De muziek speelt. Altjjd en altjjd die
zelfde tonen. Nog een complement, daarna
een paar banale opmerkingen nu de
vriendin.
Zjj staat bjj een pilaar en spreekt met
haar cavalier. Hjj bljjft op een kleinen af
stand staan en ziet toe.
Zjjn blik gljjdt over de lichte gestalte.
Het verstandige, scherpe profiel, de flink
gebouwde slanke gestalte moet een goeden
indruk maken en inderdaad geeft haar
cavalier zich de grootste moeite haar dit te
laten merken. Het is niet te loochenen, dat
zjj er aardig uitziet, heel aardig zelfs, wan
neer zjj maar niet aldoor zoo koud en strak
naar den grond bleef zien. Het ergerde hem
bjjna, dat de lange en geestige dokter zoo
lang met haar bleef praten.
Daarop een paar maten, het teeken
voor de wals. Haar cavalier neemt afscheid
en hjj gaat naar haar toe. De muziek zet
in toevallig de wals uit de Poppenfee.
Dat is dus „de vriendin?' Na de eerste
passen heldert zjjn gelaat op. Dat is nog
eens dansen! Zoo licht, zoo gemakkeljjk;
met zoo’n danseuse is het geen kunst door
de dringende paren te komen. En nu meer
in de ruimte; het meisje zweeft, zoo zeker
en gracieus zjjn haar bewegingen.
Hjj ziet haar tersluiks aan. Haar gezicht
vertoont een lichten blos, zjj ziet er haast
nog aardiger uit dan eerst.
Zjj staken hun dans. Hjj kan niet nalaten
haar een compliment te maken, zjj spreekt
er echter overheen en hjj begint de gewone
banale balgesprekken te voeren. Eensklaps
ziet zjj hem aan met een zonderlingen vra-
genden blik, alsof ze zeggen wilde: zjjtgjj
het, die zoo spreekt? Ik had van u iets
verstandigers verwacht. Vervolgens ant
woordt zjj beleefd en gevat en gaat over
op een ander thema. Nu is het zjjn beurt
om verbaasd te staan. Wat drukt dat meisje
zich goed uit daar kan men nu nog eens
mee praten! Mooi, een goede danseres en
verstandig, ’t is bjjna te veel. En toch is
het zoo. Zjj imponeert, heeft haar eigen,
zelf gedachte ideeën en beeft zeer vaak
volkomen geljjk. Zjj is geen blauwkous, zjj
geeft zich zelf, haar weten is geen bluf.
Het ié hem spoedig te moede, alsof ze reeds
geruimen tjjd met elkaar bevriend waren
geweest. Hjj weet niet wat hjj het liefste
zou doen, dansen of bljjven praten. En nu
is de dans reeds afgeloopen.
Hjj heeft het nauwelijks gedacht of al
uitgesproken ook, het betreurende „reeds.'
En een ander danser komt en voert haar
weg en hjj ataat alleen en verzinkt in na-
deuken.
drongen de mensehen zich. Hjj stond in het
drukke gewoel en hield zich aan de leu
ning vast.
En toen kwamen zjj.
Niemand sloeg acht op hen en zjj gingen
aan boord van de stoomboot en de fluit
weerklonk en de schroef geeselde het schui
mende water, de boot wendde zich langzaam
en verliet de aanlegplaats en liet een breed
zog in het water na.
Het werd leeg. Hjj ging langzaam naar
het uiterste einde van den steiger en ging
zitten, alleen en staarde in de verte. De
boot was in de duisternis verdwenen en de
donkere golven klotsten tegen den wal.
Aan de kade lag een hotel. De verlichte
vensters weerspiegelden zich in het water.
Daar werd de bruiloft gevierd. En er werd
gedanst. En plotseling drongen er tonen tot
hem door, heel zacht, die zachte, zenuw-
prikkelende melodie, zjjn wals. Toen zonk
zjjn hoofd neer op de brugleuning en hjj
snikte krampachtig.
En daar binnen dansten de paren en de
heer vroeg zjjn dame: Gaat u veel naar
partjjen dezen winter?
Bolswardsche Courant
I L
I
ft