NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
01. SWARD EN WO NS ER A DEEL
1902.
41ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags,
No. 101.
Mishandeling van arrestanten.
g DONDERDAG 18 DECEMBER,
Brieven uit de Residentie.
BINNENLAND.
It
VOOB
INGEZONDEN.
te gaan of bedoelde
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar 5 Cent.
$XXXXXXXX<««>XXXX 3C
DONDERDAG 18 DECEMBER.
groot, in
hierin
Met dank voor de plaatsing van dit mijn
laatste woord in deze zaak, teeken ik mij
J. M. E.—A.
Bolsward, 16 Dec. 19C2.
12 December.
heelt de zee,
met een
vtsschers wordt op net vaste ijs langs
burgemeester Pieter Koopmans, die naast
een slede reed, waarvan hij het paard zelf
mende en in vollen draf eenige malen over
paard en slede sprong. Zouden er zijn, die
hem dat nadoen? Maar nu afstappend van
ons ijspraatje, komen wij tot de dingen
van den dag. De heeren op het Binnen
hof denken op het oogenblik niet aan ijs
vermaken en zitten druk aan den begroo-
tingsarbeid. D’er is nog al belangstelling
voor de begrootingsberaadslagingen, ten
minste de publieke tribune is geregeld druk
bezet. Animo genoeg, zelfs meer dan ge
borgen kan worden in de nauwe bekrom
pen ruimte welke voor de publieke tribune
werd gereserveerd en die ik ergens niet
onaardig als kippenren zag aangeduid. Nu
is die groote toeloop niet altijd het gevolg
van werkelijke belangstelling. Vooral niet
in dezen tijd van het jaar, wanneer het
buiten aardig koud kan zijn en... op de
tribune van de Kamer heerlijk warm. In
vroeger dagen, vooral bij regenweer, kon
’t daar wel eens erg onaangenaam rieken.
Toen is de maatregel ingevoerd om de
jassen uit te doen. En ook mogen er geen
pakjes op de tribune worden meegebracht.
Dacht men aan het buitenland? Dat zal
wel denkelijk niet het geval geweest zijn.
Vooral in de laatste dagen heeft ’t in
sommige phases der beschouwingen wèl
nog al gespannen, maar de tooneeltjes uit
buitenlandsche parlementen zijn hier nog
niet voorgekomen, ’t Is voor de waardig
heid van ons Nederlandsche Lagerhuis
inderdaad te hopen, dat ’t zoo moge
blijven. Maar wat niet is, kan komen! Om
standjes, met den rumoerigen aanhang van
dien, te voorkomen is noodig de zekere,
vaste leiding van den Kamerpresident. Maar
die kon wel wat beter wezen.
OOIEVAAR.
M. de R.!
Vergun mij, dat ik nogmaals een plaatsje
in uw blad kom vragen.
Van verschillende zijden mocht ik instem
ming vernemen met mijn ingezonden stukje
over de slechte opkomst van het publiek
bij het concert der Muziekvereeniging. Nu
had ik verder gaarne over die zaak willen
zwijgen, omdat ik niet veel van het schrijven
in een courant houd, maar nu ik zie, dat
er iemand is, die verscholen achter het mas
ker der anonymen, het voor de afwezigen
opneemt, wil ik hem (of haar het antwoord
niet schuldig blijven.
Mij dunkt het zal toch ieder duidelijk zijn,
dat ik mijne woorden yan teleurstelling en
ergernis richtte tot degenen, die geen gel
dend beletsel hadden om het concert bij te
wonen. Zg, die beslist verhinderd waren,
behoeven zich mijne woorden dan ook in ’t
geheel niet aan te trekken en ik behoef niet
te onderzoeken wie wel en wie niet om
grondige redenen weg bleef. Maar ’t zou al
heel vreemd zijn als de vele weg gebleve-
nen, die men anders nog wel eens op een
concert ziet, nu toevallig allen werkelijk ver
hinderd waren. Dat mag ik niet aannemen
en daaraan heb ik mij geërgerd.
Ik heb gezegd, dat de koude als motief
kon worden aangevoerd om niet te komen
en dat dit motief is aangevoerd weet ik zeker.
Nu zal ik van oudere menschee volstrekt
niet vergen, dat zij zich in de koude wagen,
maar wie werkelijk belang stelt, trotseert wel
een beetje kou, hetgeen mij bleek uit het
feit, dat net weinig talrijke publiek nog voor
een flink deel uit menschen op leeftijd be
stond. Maar ik heb mij niet speciaal tot
ouderen gewend. Ik heb dat woord niet ge
bezigd en er zijn toch stellig ook nog wel
belangstellenden, die niet tot de „ouderen*
gerekend kunnen worden
Neen, onbekende Moderato, ik vind het
bepaald Hauw van u, dat Gy allerlei klei
nigheden aan voert. Door uw geschrijf ben
ik nog te meer overtuigd, dat het gemak
kelijk is uitvluchten te zoeken en dat mijn
„Geen
vormen
op een Nederlandsche
eens iemand uit den
ik toch een brief uit de
woord „negeeren* niet te sterk is.
Dat woord had Moderato van my niet
verwacht. Is Moderato zoo goed met mij
bekend, dat hij weet wat hg al of niet van
mg mag verwachten P Ik vind het van een
mgner bekenden heel klein, om zich tegen
over mij schuil te houden. Wat ik van
Moderato verwachten mag, weet ik niet, maar
wat ik van de Bolswarders verwacht, dat is
openlgke waardeering in de belangelooze en
opofferende inspanning van hunne stadge-
nooten. Geen woord daarover by Moderato 1
Dat een concert van goed betaalde Gro
ningers slecht bezocht werd, ’t kan zijnik
kan daarover niet oordeelen, maar als de
Bolswardsche Muziekvereeniging een concert
geeft, dan verdienen de leden en de Direc
teur meer belangstelling.
Ik kan en wil niemand dwingen naar een
concert te gaan, maar ik heb behoefte ge
voeld om myn leedwezen uit te spreken over
het gebrek aan belangstelling van de Bois-
warders in het goede werk hunner stadge-
nooten.
Ik zal in dit blad over de muziek niet
uitweiden. Vindt Moderato dat zoo nuttig,
dan onderneme hg dat zelf eens, daar hg
blijk geeft, in muziektermen goed thuis
te zijn.
Moderato eindigt met „sans rancune**, geen
muziekterm. Bans rancune P Maar wie koes
tert nu ook rancune als er spgt wordt uitge
sproken over gebrek aan belangstelling. O,
maar Moderato 1 die uitdrukking bewjjst wel
zeer, dat Gjj naar aanleiding van mijn stukje
moogt denken aan het spreekwoordWien
de schoen past, trekke hem aan!
Een rechterlijk ambtenaar schrijft het
volgende aan het Algem. Hbld.:
In de zitting van Donderdag 11 Dec. j.l.
wees de heer Schaper op de geruchten van
mishandeling van arrestanten door de maré
chaussees in de kazernes.
Op strafzittingen van onze rechtscolleges
hoort men beklaagden dikwijls in dien zin
klagen, en als men hen gelooven wil, dan
zou ’t volstrekt geen zeldzaamheid zijn, dat
deze ambtenaren zich misdragen tegenover
hun arrestanten.
’t Is moeilijk na
klachten op waarheid gegrond zijn, want
tegenover het j a van den een, staat het
neen van den ander.
Dat evenwel die klachten steeds verdicht
zullen zijn, is moeilyk aan te nemen. Dat
een verdachte ten opzichte van het feit,
waarvan men hem verdenkt schuldig te
zijn, de waarheid niet zegt, is menschelijk.
Maar op grond waarvan te gelooven, dat
hg een maréchaussee valschelgk zal
beschuldigen? Indien nu de beklaagden
zulke ongunstige voorstellingen geven om
trent alle ambtenaren van politie, men zou
kunnen denken aan opzettelijke kwade
trouw van de zgde der beschuldigden,
maar dit is niet het geval. Want wie heeft
ooit op 'een strafzitting hooren klagen over
het gedrag van de rijksveldwachters
tegenover hunne arrestanten?
Waarom nooit over deze ambtenaren en
wel over gene? Indien ik een antwoord
moest geven op deze vraag, ik zou zeggen
de maréchaussees zyn altyd militairen en
nog kort geleden schreef uw correspondent
uit Berlgn de mindere geschiktheid van
den Berlgnschen politieagent voornamelijk
toe aan het feit, dat deze gerecruteerd is
uit de by het leger gediend hebbende
onderofficieren. Ik geloof dat deze opmerking
alleszins juist is.
Maar een tweede oorzaak, waarom de
maréchaussee als politieman doorgaans niet
te verkiezen is boven een rgksveldwachter,
kan gerusteliik hieraan worden toege
schreven, dat de maréchaussee te jong in
het korps wordt opgenomen. Wie jong is,
is licht prikkelbaar. En vooral wanneer
zoo iemand zich beleedigd acht en zich
als autoriteit verplicht gevoelt het gezag
hoog te houden, is ’t niet ondenkbaar, dat
zoo’n jonge maréchaussee wat onhandig
optreedt, vooral wanneer hg staat tegenover
half of heel besehon kenen. En ’t ware te
wenschen, dat de maréchaussees zich immer
voor den geest stelden art. 5 van het regle
ment op de krijgstucht, waar staat: „Alle
officieren en onderofficieren (en hieronder
zgu ook begrepen de korporaals-maréehaus-
sees), zgn verplicht om met de zoodanigen,
welke zich in den drank mochten hebben
te buiten gegaan, voorzichtig te handelen,
zich met hen in geen woordenwisselingen
in te laten, veel minder dezelven te slaan
of te mishandelen, ter voorkoming van
grootere misdrijven**.
Nu langzamerhand het corps maréchaus
sees wat ouder wordt, zullen de j o n g e n
bg dat korps gaandeweg wel in de minder
heid komen, en bezadigdheid in de plaats
treden van overijling.
Intusschen gewenscht is ’t, dat, wordt
eenige klacht van arrestanten ten opzichte
van de maréchaussees gegrond bevonden,
een gestrenge straf niet zal uitblijven.
Ik voor mg stel tot dusverre in ’t alge
meen als politieman een rgksveld
wachter boven een maréchaussee. En hierin
sta ik niet alleen, getuige de verschillende
stukken van justitieele ambtenaren, die
over dit onderwerp in de juridische tijd
schriften en vakbladen verschenen zgn.
Hadden de maréchaussees geen kazernes...
Maar wat zou een brigade maréchaussees
zgn zonder kazerne 1
We zitten nu waarlijk in de koude en
zij, die telken jare niets anders konden
doen dan klagen over den slappen winter,
zullen er nu wel van opfrisschen en hun
klachten nog wel eens bedenken. In ieder
geval is ’t voor de liefhebbers van het
ijsvermaak een buitenkansje, dat de ge
dwongen onthouding van vorige jaren
ruimschoots goed maakt. Bijzonder groot
is de gelegenheid hier niet, maar toch
kunnen van hier uit wel aardige tochten
georganiseerd worden. De echte liefhebbers
stellen zich niet tevreden met dag aan
dag tot in ’t oneindige de vyvers in het
Haagsche Bosch rond te zwieren. Men zou
zoo kunnen zeggen, dat de wandelparade
nu van uit de stad naar het gs is over
gebracht. Werkelijk goed rgden doet men
zoozeer niet, meer flanceeren zou men
kunnen zeggen, gelijk men dat even goed
in de drukke wandelstraten doet, maar...
de gelegenheid om een gewenschte kennis
making aan te knoopen is op dit terrein
heel wat gunstiger dan op het asphalt-
plaveisel tusscben een drukke menigte
van slenterende menschen. Ge kunt u zoo
wel voorstellen, dat deze baan voor den
ijs-liefhebber geen waarde heeft. Een
uitnemende gelegenheid om gs-feesten te
organiseeren. Maar... daar doen we hier
sinds jaren niet meer aan. Ook wat dit
betreft, weer een gevolg van den overvloed
van amusementen in het groote-stads-leven,
waar voor de eigenaardige oude Hollandsche
volksvermaken geen plaats meer overblijft,
’t Is wel eigenaardig, dat de vreemdelingen,
die ge'egenheid hadden ons land in den
winter te bezoeken, slechts één roep van
bewondering hebben voor het Hollandsche
ijsvermaak. In den vreemde moge het
grootscher aangepakt worden, het eigen
aardig typische heeft het niet.
buitenlander kan zich een begrip
van ’t vermaak
ijsbaan,schreef
vreemde. En nu
residentie schrijf, wil ik voor de curiositeit
hier toch eens aanbalen, wat de Marok-
kaansche gezant aan den keizer van Marokko
schreef om zgn grootmogenden heereenig
denkbeeld te geven van wat wjj hier in
ons goeie Holland schaatsenrijden noemen.1
Hoort maar eens wat deze illustre diplo
maat daaromtrent wist te schrijven. „Ver
beeld u, dat op zekeren tgd van ’t jaar,
dien men hier winter noemt, alle wateren
worden overdekt met een koek, precies als
kandysuiker, maar zoo zoet niet. Dan komt
er een menigte menschen op dien koek
staan, binden onder eiken voet een glad
ijzertje, en gaan loopen, zóó snel, dat een
stuisvogel eer buiten adem zou raken dan
hen bghouden. Ja ik heb er twee om het
snelst zien loopen,. waarvan de eene in ’t
zelfde oogenblik, dat hg afging, ook reeds
aan het einde der baan was, en de ander
die 't won, nog een halve minuut vroeger.
Meer wist de goede man er niet van te
maken en begrijpelijk is de verzuchting
van zgn heer en meester in het verre
Marokko, die na de lezing antwoordde
„Als ’t waar is, is ’t wonderlijk, maar ik
geloof er niemendal van.**
Een beter idee hebben we in vroeger
tijden in het buitenland weten te maken
door er zelf met de schaatsen op uit te
trekken. Dat geeft de vreemde snoeshanen
een steviger indruk dan diplomatiek ge
schrijf. Ik vond daaromtrent eenige histo
rische bijzonderheden gememoreerd, welke
ik wel de moeite waard acht hier te doen
volgen, ’t Is al van ouden datum, van den
winter van 1682’83. De Theems lag dicht
en Friezen en Hollanders gingen derwaarts
om de vreemdelingen eens te laten zien,
wat zg onder schaatsrgden begrepen. Men
keek natuurlijk z’n oogen uit en de toe
schouwers waren zoo verbluft, dat de
Londensche volksdichters er coupletten op
maakten.,Hoort maar eens!
„De Rotterdammer toont zgn kunst voor
aller oogen,
„Op snelle schaatsen hier, met zwier en
zwaai en togen,
„Geen koordedanser, die op vlugger voeten
zweeft
„Dan hg, als ’t scherpe staal zgn hielen
vleugels geeft.
Volgens de Morning Chronicle van Jan.
1821 voerden een drietal Hollandsche vrou
wen in nationaal costuum op het Kanaal in
St. Jamespark op de schaats een pas de
trois uit, waarmede zij aller verbazing
wekten.
Niet minder verbazingwekkend is het
handig achaataenspel van den Bolswardschen
Harlingen, 16 Dec. De totstandkoming
van de visschersvereeniging aan Frieslands
westkust heeft den opkoopers van haringen
te dezer stede de laatste hoop ontnomen,
dat eerlang, evenals vorige jaren, hun de
gelegenheid zou worden aangeboden als
tusschenpersonen by de rookeryon werkzaam
te zgn. Toch achynt de moed nog niet
opgegeven en bestaat zelfs het voornemen
van een enkele om eerstuaags met den
bouw van een nieuwe rookery aau te van
gen, zoodra de vorst maar uit den grond is.
16 Dec. Men maakt zich hier ongerust
over het weg blij ven van „De Zeemeeuw**,
een Harlinger vaartuig, dat nu reeds zeven
en dertig dagen naar hier onderweg moet
zijn en nog altyd niet de plaats zyner be
stemming bereikt heeft. Het vermoeden,
dat dit vaartuig een ongeluk is overkomen,
ligt alzoo voor de hand.
Gorredijk, 14 Dec. Bij den te Assen
gehouden wedstryd in voordragen in de
Friesche taal, is de 1ste prys, bestaande
in een gouden medaille en t 20, behaald
door den heer G. G. van der Zwaag alhier,
met een stuk, vervaardigd door zyn vader,
den heer G. L. van der Zwaag.
Terhorne, 15 Dec. Voor de derde
maal in dit jaar werd ons dorp er op tref
fende wyze aan herinnerd, hoe spoedig de
levensdraad kan worden afgesneden. Heden
morgen vond een kleinzoontje zijne oude
grootmoeder op den stoel, slapende, naar hij
meende. De pogingen, die hg aanwendde,
om haar te wekken, mislukten echter.
Weldra bleek, dat de oude vrouw gestorven
wasze zat met hare voeten op eene stoof,
de armen overelkaar, by de warme kachel,
als rustte ze uit van het werk.
Lemmer, 15 Deo. Woensdagmiddag
zouden twee slagers van hier een koe halen
by de wed. Huitema, veehuuderes aau oen
Zeeayk, tusachen ons dorp en Taoozyl.
Vrouw H. toch wou hun de koe wel ver
knopen, mits de slagers wegens de glad
heid van den weg, het dier by haar aan
huis in ontvangst namen. (Da gewoonte is
hier anders, dat de leverancier het beest
by de slagers aan huis bezorgt.) De slagers
gingen op dat accoord in. Even buiten de
hoeve gekomen, kwamen de geleiders te
vallen, de koe schrok, rukte zich los en
ging er van door en alle pogingen, dien
dag aangewend om haar weer te vangen,
.bleven vruchteloos. Dan volgenden dag
echter gelukte het de jagers Keizer van
Taoozyl, die er door de slagers op uit waren
gezonnen, de koe te vangen, tusschen Balk
en Kippenburg, op de Luts, Het beest werd
daar geschoten en verder afgemaakt. Het
vleesch is hier 15 ct. per K.G. beneden den
gewonen prgs verkocht. Een schadepostje
dus voor de slagers.
Was het gs in zee voor onze haven
tengevolge den Oostenwind van de vorige
week voor een groot gedeelte opgeruimd,
de Z. en Z. W.-wiud van de laatste dagen
zoover het oog reikt, weer
massa diyfys bedekt. Door onze
„i onze
kust, ten W. en O. van de haven, nog
dagelijks de apieringvisachery uitgeoeiend.
Waren de vangsten van deze visscbery in
het begin van den winter niet
de atgeloopen week kwam hierin een
gunstige verandering. In het geheel toch
werd nier de vorige week niet minder dan
20,(10(1 stuks groote spiering aangevoerd,
waarvoor de nog al vry hooge prgs van
f 0,75 tot 1 1,25 de 100 stuks werd besomd.
Workum, 15 Dec. Voor eenigen tijd
werd gemeld, dat in het naburige Heiden
schap een zonderlinge man woonde, die zich
met niemand inliet, dan met enkele winke
liers en nog enkele anderen. Nooit wordt
hy buiten gezien. Zyn woning had dan ook
meer van een stal, die nooit gereinigd wordt
uan van een huis. Aan dezen toestand is
thans een einde gekomen. V oor enkele dagen
werd hy n.l. ziek, hetwelk ontdekt werd
door een winkelier, die hem geregeld waren
bracht. Deze stelde den Burgemeester onzer
stad er mee in kennis en tevens de familie.
Dokter werd gezonden en op diena advies
is alles gereinigd; de man heeft een nieuw
bsd, nieuwe kachel, nieuwe stoelen etc. ge
kregen, terwijl het oude rommeltje is ver
brand. Zooals ook vroeger is gemeld, ia hg
goed bemiddeld.
Hepk, Nieuwsbl, v, Fr,
Bolswardsche Courant
ftj