42ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 2.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
0ESWA.B.9 EN WONSERA.ÖEEL
o
r
BI
Het laatste schot.
1903.
ZONDAG 4 JANUARI.
9
i!
5
BINNENLAND.
I
VOOB
'1/7
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
XZDOCDCDOLDC X.<£3>X1)CDC3C>CX:>CDOC^
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver-
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Persdelict.
Door de rechtbank werd niet ontvankelijk
verklaard de eisch tot schadevergoeding tot
een bedrag van f 1000, ingesteid door den
heer J. C. Helling te Watergraafsmeer, tegen
de Naaml. Venn. Dagblad De Echo, op grond
van beleediging den eischer aangedaan in 2
in genoemd dagblad voorkomende berichten
onder de opschriften; „onzuivere waar" en
„loterijzwendel" in welke berichten sprake
was van een te Smilde zonder de vereischte
toestemming gehouden verloting, waarvan
de loten onderteekend waren met den naam
van den genoemden heer J. C. Helling.
De Rechtbank overwoog dat de beleedi-
gend geachte uitdrukkingen in de berichten
voorkomende, niet betroffen den eischer,
doch de onderneming waaraan deze zijn
medewerking had verleend.
De straf verzwaard.
Het Hoog Militair Gerechtshof heeft ten
aauzien van den kapitein J. B. D. van het
Oost-Indisch Leger, ter zake van onzede
lijke handelingen de straf van 2 dagen ge
vangenis hem door den Haagschen Krijgs
raad opgelegd, veranderd in 14 dagen ge
vangenisstraf en voor het overige het vonnis
van dien Krijgsraad in stand gehouden.
Een waagstuk.
Als een bijzonderheid wordt door de Zw.
Crt. meegedeeld, dat door twee Urkers,
Tennis van Slooten en Cornelia Loosman,
gelukkig met goed gevolg een waagstuk is
ondernomen, tengevolge waarvan twee bot
tels in plaats van door het jjs stuk geknepen,
behouden in de haven van Urk gekomen
en de opvarenden gered zijn. Deze botters
waren van den kabel losgeraakt en zouden
zeker door het ijs meegegaan zijn, zoo niet
genoemde personen met gevaar voor eigen
leven over de in geweldige beweging zijnde
schotsen waren gekropen en door touwen
over te reiken, de botters weer met den
staaldraad hadden weten te verbinden.
In Jorwerd, bij Leeuwarden heerscht
sedert eenigen tijd de typhus. Een jonge
vrouw is na een smarteljjk lijden er aan
overleden. Hare ouders liggen er nu ziek.
Hoogstwaarschijnlijk heeft de ziekte zich
overgeplant door water uit een sloot, waarin
verschillende huisgezinnen hunne potten en
pannen schoon maakten. Daartegen is nu
gewaarschuwd, zoodat men hoopt de ziekte
tot deze gevallen te kunnen beperken. Van
groot nut blijkt nu de vereeniging tot be
vordering van^siekenverpleging te zijn, welke
dit jaar in Baarderadeel werd opgericht.
De bekende Hollandsche hardrjjier
Phil. Holst heeft gedurende den jongsten
winter meer dan f 300 gewonnen.
Te Deventer is overleden de heer H.
Burgers, directeur van de bekende Rijwielen-
fabriek aldaar.
De heer Burgers was juist op den dag
van zijn overlijden 60 jaar geworden. Hij
was een „selfmade* man, die men den vader
van onze vaderlandscbe rijwielindustrie kan
noemen.
Een droevig ongeval had plaats aan
den Omval bij Alkmaar.
Terwjjl de oudste knecht van den grutter
K. een bestelling bezorgde op een aan ge
noemde vaart gelegen boerderij, bleef de
jongere knecht bij het paard en den wagen.
Door welke oorzaak is niet bekend, maar
toen de oudste knecht op den weg terug
kwam, lag alles te water. De 18-jarige knecht
was onder den wagen geraakt en verdronken.
Het paard leefde nog en werd uit het water
getrokken.
s
Oudpjaarsavond om 12 uur werden in
de Eleonorastraat te Rotterdam revolver
schoten gelost door een bewoner dier straat
cm ouder gewoonte „oude in ’t nieuwe", te
schieten.
De bewoner, W. M. genaamd, schoot uit
de eerste verdieping en trof zijn 16 jarigen
zoon, die in de straat vertoefde, in een zijner -
zitdeelen met een kogel. De politie bracht
den knaap per raderbrancard naar het
ziekenhuis.
Verkeerde men te Harlingen sedert
een maand in het onzekere omtrent het lot
van het aldaar thuis behoorend schip „De
Zeemeeuw", dat onder bevel van kapitein
Ruig van Noorwegen de thuisreis aanvaardde,
het is nu vrij zeker dat dit vaartuig met
man en muis vergaan is.
Op de Noordzee moeten voorwerpen, van
dit schip afkomstig, opgevischt zijn.
Dat de overtocht met de veerboot
Enkhuizen—Stavoren de laatste dagen nog
gepaard ging met zeer veel moeite, bleek
j.l. Woensdag. Door het vele ijs moest de
boot in de haven van Stavoren blijven liggen
met defect roer. De havenmeester heesch
de roode vlag en de passagiers moesten over
het jjs naar den wal loopen. Nog onaange
namer was het voor de reizigers te vernemen,
dat de Friesche treinen reeds waren ver
trokken. Alle aansluiting werd dus gemist.
Te Beverwijk en omstreken heerscht
een ernstige mazelen-epidemie, die reeds
aan ongeveer dertig kinderen uit Bever
wijk en Wijk aan Zee en Duin binnen den
tijd van enkele weken het leven kostte. In
vorige jaren kwamen te Beverwijk slechts
een of twee sterfgevallen aan die ziekte
voor. Men beweert - zegt het Hbl. dat
het schrappen van mazelen uit de lijst der
besmettelijke ziekten, volgens de wet van
1872, veel schuld heeft aan de groote uit
breiding en ook velen tot zorgeloosheid
brengt.
Een onderzoek, vanwege het geneeskun
dig staatstoezicht, naar de juistheid dezer
bewering, welke ook elders is geopperd,
zal zeker niet uitbig ven.
Te Wildert (N. B.) is de heer A.
Gotinks des nachts bij het huiswaarts
keeren door een nachttrein uit Antwerpen
verrast, waardoor hem de beide beenen
werden afgereden. De ongelukkige bleef
geheel hulpeloos liggen, en toen men hem
den volgenden morgen vond, was hij reeds
bezweken.
Hg laat een weduwe met vgf kinderen
achter.
Een vervalscher.
Woensdagavond is te Rotterdam aange
houden een handelsreiziger, op vermoeden
dat hg zich heeft schuldig gemaakt aan
het namaken van het rgksmerk voor gouden
voorwerpen en het aanbrengen daarvan op
vergulde voorwerpen om deze voor gewaar
borgd goud te kunnen verkoopen. In banken
van leening te Rotterdam en elders waren
in den laatsten tgd nogal eens zulke voor
werpen beleend.
Dochter. Ik ben er toch werkelgk
slecht aan toe 1
Moeder. Anna, ge moet uw man aan u
zoeken te boeien en hem zgn tehuis aan
genaam maken.
Dochter. Dat doe ik ook, lieve mama
uren lang speel ik dagelgks piano voor hem,
niettegenstaande dat, loopt hg uit
De hemel is met donkere wolken over
dekt, de diepste duisternis heerscht in het
bosch; enkel af en toe komt de maan een
oogenblik te voorschijn en werpt zilveren
stralen op het aardryk neder. By dat
zwakke licht kon men de omtrekken eener
vrouwelijke figuur zien, die ingedoken op
een boomstam zat.
Het was Moni. Aan de ingeving van
haar hart gevolg gevend, was zij het huis
uitgeloopen en naar het meer gesneld. Al
haar hoop was er op gevestigd, dat de beide
jonge mannen op hun weg naar den beuk
hier langs zouden komen en daarom had
zy zich op dit plekje verscholen.
Nog scheen het haast, alsof het moedige
meisje zich in haar berekening had ver
gist... een half uur, een uur ging voorby...
van de beide mannen was geen spoor te
zien., zouden zy wellicnt om veiliger te
werk te gaan, door het kreupelhout aan
de andere zyde 3het bosch zyn binnenge
drongen?... Moni voelde, dat het bloed haar,
by die gedachte, in de aderen stolde...
Langzamerhand deed ook de natuur haar
rechten gelden... Naarmate de koortsige
gejaagdheid in het jonge meisje voor kal
mer gevoelens plaats maakte, kwamen vrees
en aarzeling in haar binnenste op. By het
minste geraas kromp zy ineen, drukte beide
handen op het kloppend hart en hief het
bleeke gelaat luisterend op... Spoedig echter
nam zy de vorige houding weder aan.
Maar luister! Hoorde zy daar niet slui
pende voetstappen. Zy boog zich luisterend
voorover: in bet volgende oogenblik kon
zy twee mannen op het voetpad onder
scheiden. Gelukkig, zy waren het!
Moni sprong op en stond onmiddellyk
daarop voor de beide stroopers, die hevig
ontstelden en reeds naar bunne geweren
grepen.
„Wat beteekent dat?” Wat doe je hier
Moni? vroeg Robert toen by van den eer
sten schrik was bekomen.
„Het beteekent”, gaf het meisje met tril
lende stem en fluisterend ten antwoord,
„het beteekent, dat aan den grooten beuk,
waar jullie het hert wilt schieten, twee
boschwachters op je wachten”. Daarbij
vertelde Moni de verdere bijzonderheden
en hoe zy toevallig tot de ontdekking was
gekomen.
„Nu begryp ik alles”, zeide Floris woe
dend. „Ons gesprek van gisteren is klaar
blijkelijk afgeluisterd. Herinner je je nog
die verdachte kerels die in onze buurt
rondzwierven? Dat waren dus de spionnen
van die vervloekte groenrokken!”
Robert luisterde echter niet naar de
woorden van zyn kameraad. Hy drukte
Moni aan het hart en zeide met een onder
drukten jubelkreet: „Heb je dat voor my
gedaan? Dat zal ik niet vergeten, zoolang
ik leef!"
„Maar nu weg”, vermaande Floris.
„Hier by de struiken ligt het schuitje,
waarmede ik over het meer ben geroeid”,
zeide Moni.
De beide mannen bukten zich en pakten
de voorzijde van het bootje beet.
„Stil", fluisterde Floris eensklaps, „heb
je niets gehoord?"
„’t Was ’t ruischen van den nachtwind
en anders niet. Maar nu spoedig in het
schuitje, kom Moni!"
Halt! Wie ge ook zy’t; sta, of ik geef
vuur!" weerklonK eensklaps de stem van
een man, die het drietal doodelyk deed
ontstellen. Op tien passen zijwaarts stond,
op een open plekje en flauw door het maan
licht beschenen, een man. Het was een
bosehwachterby had het geweer in de
hand, gereed om te schieten, en trachtte
in de dichte duisternis te onderscheiden
wat op een afstand gebeurde.
„Geef geen geluid*, fluisterde Floris, de
beide anderen onhoorbaar toe. Hy zelf seboof
met groote voorzichtigheid, het schuitje
van den kant in het water. Het daardoor
veroorzaakte geraas was echter door den
bosehwachter gehoord met de snelheid
des bliksems bracht hy ’t geweer aan de wang
en gaf vuur. Een vuurstraal verlichte een
ondenkbaar oogenblik den omtrek, een
donderende knal werd door de echo der
naburige bergen weerkaatst en... Moni
stortte, zonder een kreet te uiten, naast
Robert neder.
„In ’t schuitje, spoedig!" fluisterde Floris.
Een jammerkreet steeg uit de borst van
Robert op, met bovenmenschelyke kracht
omvatte hy zyne geliefde en sprong met
haar in het bootje. Een krachtige duw met
een roeispaan, deed het reddend vaartuig
op de oppervlakte van het water voortstuiven.
Thans kwam de bosehwachter, met het
nog rookende geweer in de hand, aan den
oever en staarde besluiteloos naar den
waterspiegel.
Krarupachtig ?n zonder een woord te
spreken greep Robert zyn geweer. Alles
om hem heen scheen de kleur van bloed
te hebben, hy zag niets meer van zyn om
geving en enkel de ineengezonken gestalte
zijner geliefde. Een seconde later vloog
de, voor den bosehwachter bestemde kogel
uit zyn geweer.
Maar op het beslissend oogenblik deed
een lichte slag op de kolf van het wapen,
de monding er van naar boven gaan en
het schot ging in de lucht af. Woedend
keerde de stooper zich om. Het doodge
waande meisje stond recht overeind in bet
schuitje en haar oogen staarden Robert
verwijtend aan. Inmiddels had Floris met
krachtige slagen het vaartuigje naar het
midden van het meer geroeid.
Ten zeerste verheugd luisterde Robert
naar Moni’s mededeeling, dat zy enkel be
wusteloos was geworden door den schrik
en niet, gelijk de twee jonge mannen had
den geloofd, door den kogel van den bosch-
wachter was getroffen.
Robert sloot het meisje in de armen, toen
nam hy zyn geweer op, wierp het over
boord en fluisterde de geliefde die hem
smeekend had aangezien, de woorden toe:
„Ik zweer by den hemel, dat dit mijn
laatste schot is geweest!"
Weldra was de tegenover gelegen oever
bereikt. In ’t oosten begon ’t eerste dag
licht den hemel te kleuren.
In de volgende dagen doorzochten de
groenrokken alle hoeken en gaten van dit
dorp, om de stroopers op het spoor te komen,
waarmede een hunner aan het meer in botsing
was gekomen. Het lekte uit, dat in denzelfden
nacht twee boschwachters by den grooten
beukenboom op den loer hadden gelegen,
om stroopers gevangen te nemen De
nasporingen leidden tot geen enkel gevolg
en enkele maanden daarna was gras over
de geschiedenis gegroeid en nieuwe ge
beurtenissen verdrongen ’t geen vroeger
was gebeurd.
Toen de oude herbergier een jaar later
stierf, verkocht zyn eenige dochter Moni
het huis en de herberg aan Floris Bender
zy zelf trok, na de voltrekking van haar
huwelyk met Robert, met hem naar de
stad... De lust tot stroopen was in beide
jonge mannen voor altyd uitgebluscht.
Nieuwsbl. v. Friesland.
Het dorp W. lag in de nabijheid van
heerlijke bosschee. De schaduwrijke wou
den strekten zich mijlen ver in het rond
uit en wemelden van ’t prachtigste wild.
Toch hoorde men des nachts het knallen
van geweerschoten en dan wist ieder kind
in W. dat die schoten niet door de bosch
wachters waren gelost.
Die wachters stonden dan ook met de
dorpelingen op zeer gespannen voet en
deze wreekten zich hunnerzijds door de
talrijke stroopers uit het dorp en de geheele
omgeving in bescherming te nemen.
De nacht begon te vallen. In de gelag
kamer van de herberg „De Druif” was het
bizonder druk en alle tafeltjes waren bezet.
Naast de kachel zaten ook een paar der
gehate groenrokken, gelyk de boschwachters
werden genoemd.
Moni, het dochtertje van den herbergier,
bediende de gasten. Nu en dan tuurde zij
naar den achtergrond, waar twee jonge
mannen in druk gesprek bijeen zaten. De
een, Floris Bender, een boom van een kerel,
stond algemeen bekend als een onverschrok
ken strooper. Het mooie dochtertje van
den herbergier keek echter niet naar hem,
maar naar zijn kameraad, die een paar jaar
jonger was.
De jongelui hadden elkander lief, niet
tegenstaande Moni’s vader zich tegen die
liefde verzette. Robert Vry was, toen hy
nog een kind was, uit de stad naar het
dorp W. gekomen. Algemeen werd hy de
„voorname heer’’ genoemd, omdat hy een
bleeke gelaatskleur had en slank van ge
stalte was. De bejaarde herbergier uit „de
Druif” had niet geheel en al ongelyk als
hy niets van een huwelijk wilde weten,
want de boschwachters en de boeren wisten
heel goed dat Robert een even hartstochte
lijk strooper was als zyn vriend Floris.
„Een man die elk oogenblik gearresteerd
kon worden, krijgt mijn dochter niet”, had
Moni’s vader den jongen man indertijd
ronduit toegevoegd.
Het was reeds na middernacht en de
meeste gasten waren vertrokken. Thans
stonden ook de beide jonge mannen op.
De geliefden wisselden een laatste afscheids-
blik en toen verliet Robert met zyn vriend
de gelagkamer. Onmiddellyk daarop zei
ook de herbergier zijn dochter goeden nacht
en begaf zich naar boven, aan het meisje
de zorg overlatende om te sluiten en de
gelagkamer op te redderen.
Toen Moni daarmede gereed was, zette
zy een stoel by de kachel, ging zitten,
steunde het hoofd met de hand en peinsde.
De ziel van het meisje werd door angst
gefolterd. Het ongelukkige stroopen droeg
de schuld van alles. Vandaag had ze weder
opnieuw bespeurd, hoe druk de jonge man
nen het met elkander hadden, waarschijn
lijk over een gewaagd plan.
Toen zy eens in het rond staarde, zag
ze toevallig een opgevouwen stuk papier
op den grond liggen. Juist onder het
tafeltje, waaraan zooeven de boschwachters
hadden gezeten.
Met begrijpelijke nieuwsgierigheid maakte
het meisje het briefje open en las de vol
gende, met potlood geschreven, regels:
„Laat den hond t’huis; hy kan ons in
den stikdonkeren nacht maar weinig van
dienst zijn. Wees echter stipt op tyd. Ik
wacht je aan den grooten beukeboom waar
het hert op den bekenden tijd komt. Daar
zullen we de twee op heeterdaad betrappen.
Gy bent de sterkste van ons beiden en
moet dus Bender voor je rekening nemen;
met den ander zal ik het wel klaar spelen.
Kom echter precies om half een, in ’t
ergste geval wachten we dan een uur.”
Het briefje was niet geteekend. Vol ont
zetting viel het meisje weder op haar stoel
neer. „Met den ander zal ik het wel klaar
spelen”, klonk haar in de ooren, „met den
ander?”
Moni sprong op... „Wanneer zal het
onheil worden beslist? Binnen een half
uur, misschien binnen een uur... Thans
zijn zy in het bosch. Zy loopen langs het
meer... Zij naderen den grooten beuk...
Daar liggen de boschwachters op de loer...
Ze zullen gevangen worden genomen,
en... neen, neen.” Het meisje sprong met
fonkelende oogen op... „Neen, dat zal niet
gebeuren... ik zal hem redden.”
Op twintig minuten afstand van W. ligt
een meer in het bosch, aan drie zyden door
zware boomen omgeven. Aan de oosfeljjke
zjjde grenzen bouwlanden en een breed
Voetpad vormt een verbindingsweg met het
dorp. Een smaller pad leidt paar het diep
ste gedeelte van het bosch,.
Bolswardsche Courant
F
1
F