42ste Jaargang.
No. 4.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
DE SCHAATS.
1903.
t
BINNENLAND.
VOOR
en
mij geschreven, u, juffrouw
1
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlyke'nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Het stond daar zoo onverschillig, als
de schrijftafel van een geleerde zijn
plaats, als had het nooit een meisjes-
„Olga,
glinsteren
$XXXXXXXXC«-?XXXXXXXXX$
g ZONDAG 11 JANUARI.
xxcxcxcdcxcxcdc-®- xcxcxcxc XCXIXCXCXC^
Fr. Zuidwesthoek, 7 Jan. De op-
ricuting van de coöperatieve vissohery ver-
eeniging aan Erieslands westkust heett ten
zeerste de aandacht getrokken van de talrijke
visschers alhier. Men overweegt ook hier
verscnillende plannen om de voordeelen van
gemeenschappelijk werken te kunnen ge
nieten en hoopt langzamerhand de bezwaren
van het moeiely ke begin te zullen overwinnen.
Voorloopig zuilen een paar haringrookerijen
geëxploiteerd worden; slaagt dat bescheiden
begin, dan zullen de ondernemingen worden
uitgeoreid en wil men zoo spoedig mogelijk
komen tot de oprichting van eene vereemgiug
als de bovengenoemde.
Aan de voorlicnting van vakmannen zal
het niet ontbreken; mochten ook anderen,
die het wel meenen met den visscher en
zijn bedrijf, de plannen da»d werkelijk steunen
ais ze eerlang daartoe aangezocht worden!
Harlingen, 8 Jan. Zoo ledig als heden
morgen te acut ure ue omgeving van het
dok en de ruime zee daar voor ons er uit
zag, nebben we het in geen dagen gezien.
behalve een flinke kabbeling in de diepte,
veroorzaakt door den stengen bries, aan
schouwde het^oog niets, dat de eentonigheid
verbrak, of het moest zijn een eenzaam
tjalkje, dat langzaam uit het Zuiden kwam
aanzeilen. Nu zijn wij heer en meester op
ons terrein, schenen de honderden meeuwen
te willen uitschreeuwen, waar niemand haar
dit vooralsnog kwam betwisten.
Geen nevelig duister bedekt nu de zee.
Straks komt er weer leven in dok en op ree.
Onwillekeurig wellen deze gedachten op
in net hoofd van den aanschouwer, die staat
uit te zien of geen krans van schuim hem
de nadering van een Londen boot aankondigt
of een der kolossussen uit Hull of Leith.
Dan wordt de eentonigheid als met een too-
verstat verbroken, leven en bedrijvigheid
treden in de plaats.
Lemmer, 8 Jan. Dinsdagmorgen had
men nier vanaf onze kust een eigenaardig
gezicht in zee. De stoomboot „Hoerenveen*
van de Holland-Friesland Ijjn, die reeds den
vorigen dag, wegens den zwaren mist, te
vergeefs getracht had door de ijsmassa heen
te dringen, had deze pogingen Dinsdag
morgen, zoodra het dag werd, hervat. Eerst
te 12 uur in den middag mocht het deze
boot, na een zeer moeielijken tocht van 4*/j
uur, over een afstand van in gewone om
standigheden 20 min. stoomens (de breedte
van de ijsmassa voor onze kust) gelukken,
hier binnen te loopen. Geen andere boot
heeft dat ooit kunnen doen. Zy was geladen
met niet minder dan 120 last of 240,000 K.G.
goederen.
„Je hebt me dus niet vergeten Georg
fluisterde zij.
Ze gingen bij elkaar zitten keuvelen.
Op eens vraagde zij, waarom Milius was
gekomen. Vroolijk lachend stond hjj op
en opende het pakje.
„Zie je, dit schoentje, dat heerlijke
schoentje,* hij kuste het, „en de adverten
tie. Maar bovenal dit schoentje, dat me
den heelen nacht den slaap heeft ontroofd,
me zelfs in den droom vervolgde.*
„Heb jij het gevonden? vroeg zjj. „Jij?*
„Ja, ik heb het gevonden, en ik ging uit,
om het meisje te zoeken, aan wie het be
hoorde, en zie je, ik heb het gevonden
en zij wordt nu mijn kleine, lieve, blonde
vrouw.*
„’t Is als in een sprookje,* antwoordde
ze zaehtkens. „Net, weet je, als in
Asschepoester.*
Milius was overmoedig geworden.
„Lieve, het sprookje vertelt nog verder:
„Toen ging de arme Asschepoester zitten
en trok het schoentje aan. En ’t paste haar,
alsof ’t aan haar voet gegoten was.*
Olga had haar pantoffel uitgetrokken
’t schoentje aangedaan. Ze lachte.
Milius ging voort
„Toen zei de prins: „Gij zyt de echte
bruid. En hjj boog zich neer en,.
hij kuste haar,* fluisterde het meisje,
haar arm om Georg heenslaande. „En toen
lispelde zij hem in het oor.
„En toen was er bruiloft,* ging hij voort
in den toon van een sprookjesverteller, „en
het schoentje stond op de schrijftafel van
den prins en toen hij er weer naar keek,
was het veranderd in een
„In een...* herhaalde zij vol verwachting.
„Groote, groote pantoffel.*
Zij lachten als kinderen. Er werd gescheld.
„Stil,* zei ze. „Daar komt papa. Nu kan
je met hem spreken.*
Hand in hand gingen ze hem tegemoet.
Nieuwsbl. v. Friesland.
hooge wreef in elk geval aan een jong
meisje”.
„Och, wat leuter ik toch!” bromde hy,
terwijl hij opstond en het schoentje op een
kast zette. Maar hij zou geen rust hebben.
Hij dacht nu werkelijk niet meer aan het
schoentje, maar voor zyn geest verrees het
beeld van een meisje, klein, slank, met
blonde vlechten en blozende wangen.
Hij sloot de oogen om beter te zien.
Zijne gelaatstrekken werden opgewekt. Zoo
iets als eene herinnering aan iets liefs en
aangenaams doortintelde hem... Hoe lang
was dat geleden?
Van avond was hij niet meer in staat te
werken. Hjj bleef zitten toegeven aan ge
dachten, die hij sinds lang met meer
koesterde. En ’t was reeds diep in den
nacht, toen hij zich ter ruste begaf, zonder
de pen weder aangeraakt te hebben.
Half sluimerend, kwam hem ’t sprookje
van Asschepoester in den zin, hoe zij haar
schoen verloor en de prins dien vond.
„Maar daar zat geene schaats aan”,
fluisterde hy glimlachend, terwijl hy in
slaap viel. Den heelen nacht door droomde
hy. Duidelijk hoorde hy, hoe de schoen
in zyn kamer in ’t rond trippelde: Krik,
krak, krik, krak... de boeken uit de kast
wierp, over schrijftafel en papieren trap
pelde dan weder, hoe het op zyn bed
sprong, grooter en zwaarder werd, zoodat
hij professor Milius 1 uit angst moest
schreeuwen.
Hierdoor ontwaakte hy. Zyn eerste blik
viel op de plank, waar het schoentje nog
steeds even onverschillig stond, als ’s avonds
te voren op zijn schrijftafel.
Toen Milius uitging, pakte hy het laarsje
met de schaats netjes in papier en nam
het onder den arm. Hjj wilde ’t naar het
politiebureau brengen. Als men daar lust
had, zich door booze droomen te laten
kwellen hy had er genoeg van. In de
kamer van een eerzamen jonkman past nu
eenmaal geen meisjesschoen.
Een kop thee onderweg gebruikende,
daar hy zonder iets te nuttigen zyn woning
had verlaten, las hy in de courant een
advertentie, die hem van gedachten deed
veranderen. Ze luidde
„Verloren, gisteren, waarschijnlijk in het
stadspark, een dameslaarsje, (waaraan een
schaats) met rood flanel gevoerd en met
bont omzet. De vinder zal goed beloond
worden. Adres Winterstraat no. 16, 3e
verdieping*.
Milius besloot zyn vondst in persoon te
bezorgen. Hjj was op eens erg nieuwsgie
rig geworden, om te zien, of de dame leek
op de voorstelling, die hy zich gisteren van
haar had gevormd en hy verlangde eens
’n avontuurtje te hebben.
Een geleerde is toch ook maar een mensch.
„De prins is aan ’t zoeken van Assche
poester,* dacht hy, terwyl hy zich haastte,
in de sneeuwbui voort te komen.
Hjj stond aan de deur, klopte zich de
sneeuw van de jas en schelde. De deur
werd opengedaan.
Milius stond voor een jonge dame, die
hem verbaasd aanzag. Ook hy scheen het
spraakvermogen verloren te hebben.
„Olga,“ nep hy eindelijk buitengemeen
verheugd, „Juffrouw Olga, u hier?*
Hy stak haar de hand toe, die zy aan
nam. Zy bloosde hevig.
„Beste professor,* zei zy hartelyk, „wist
u dat niet? Ik heb het u reeds een jaar
geleden geschreven; zoo lang wonen wjj
reeds hier.*
„Hebt u my geschreven, u, juffrouw
Olga? En ik was toen te Straatsburg. Ik
heb uw brief niet ontvangen...*
„En ik ik dacht* ze zweeg.
„En u?“ vroeg hy haperend.
„Willen we naar binnen gaan, en daar
eens praten!* vroeg zy ontwykend.
„En u?“ vroeg hy nog eens, terwyl hy
z’n pakje op tafel lei. Opeens werd hij
zonderling te moede. Wat was zy schoon,
wat zag zy hem aan met hartelijke vreug
de, maar ook verwijtend! Hy ging naar haar
toe, vatte baar hand en drukte ze in de zyne.
„Olga, en jy! Mag ik je lachen, het
van je oogen begrijpen Mag ik
gelooven, dat het je gespeten heeft, toen
ik voor vier jaar de stad heb verlaten
waarin je woondet, nadat je vader my de
deur
„Sst!* zei het meisje zacht en ernstig.
„Papa heeft er spijt van gehad, erg spijt...*
„En jij?* vroeg Milius, haar strak aan
ziende.
„Ik heb gewacht maar hoop had ik
niet meer.*
„Olga!*
„Want ik kon geen ander liefhebben.*
„Beste, lieve
Hy trok haar naar zich toe en drukte
haar een kus op de lippen^
Professor Milius was een zonderling man
en een wonderlijke droomer. Daar stond
hy nu ’t was een konden avond en de
sterren fonkelden aan den hemel in ’t
stadspark by een lantaarn en draaide iets
in de handen rond. Vijf minuten geleden
was hy over het ding gestruikeld, bukte
toen en had het opgeraapt. Al draaide en
keerde hy het ook om en om, het had niet
den minsten lust, iets anders te worden
dan wat het straks al was. Een gek ding,
als een professor genoodzaakt is, het in de
hand te houden... een klein, sierlijk leeren
laarsje, aan welks zool een lang stuk staal
vast zat, dat er als een schaats uitzag.
Professor Milius bekeek het ding nog
eens en werd toen even verlegen als iemand,
die niet weet, of hy lachen moet of boos
worden. Als een van zijne studenten hem
had gezien, hier op deze plaats en verdiept
in de beschouwing van een damesschoen...
o! jé! Met een ruk wilde hy het schoentje
tusschen de boomen gooien, bedacht zich
evenwel en, nadat hy het staal er af ge
nomen had, stak hy het in den zak van
zyn overjas.
„Hm,” dacht hy onder ’t loopen, „ik zou
my daar bijna aaneen misdrijf hebben schul
dig gemaakt. „Maar mynheer de rechters”
hy nam, staande blijvend, de houding van
een advocaat aan „hier ontbreekt, vóór
alles, de kwade bedoeling, die het misdrijf.
„’t Is een gekke geschiedenis,” vervólgde
hy toen, „ik breng het ding morgen aan
’t politiebureau en daarmee uit”.
Professor Milius was iemand van onge
veer vyf-en-dertig jaar.
Als student was hy een arme drommel,
die met lesgeven zijn brood moest verdie
nen en zoo was hy een stil, ja verlegen
mensch geworden, gewoon veel te denken,
zonder die gedachten te uiten, een droo
mer, die begon te stotteren, als hy moest
spreken. Vandaar dat zyn eerste optreden
als advocaal ook de laatste maal was en
hy het opgaf, door welsprekendheid voor
de balie te schitteren.
Hy hield zich maar weder aan zyn stu
deerkamer, alleen met zijn gedachten, ge
voelde hy iets te zyn en was hy iemand
van beteekenis. Daar kon hjj denken en
het werk schrijven, dat in rechtsgeleerde
kringen zulk een opzien had gebaard.
Hjj leefde alleen voor ziehzelven, zonder
ooit naar een anderen omgang te verlan
gen, dan dien met zijne boeken, ’t Noo-
dige geld om te leven had hy op meer
maakte hy geen aanspraak. Misschien zou
’t hem ook gehinderd en verontrust, en
hem uit zjjn gewone doen gebracht hebben.
Maar heden had hy gezelschap in zyne
kamer. Zjjn aanleg tot verstrooidheid ken
nende, plaatste hjj het gevonden schoentje
om ’t den volgenden dag niet te vergeten,
op zjjn schrijftafel, waaraan hjj gewoon
was te werken.
Daar stond het nu, terwyl hjj schreef.
Hjj moest het zien, als hjj zjjn knap, blond
hoofd ophief, als hy de pen moest indoo-
pen.
ware
ware
voet geschoeid, ’t Was duideljjk tevreden
met zjjn lot.
Dit was minder het geval met onzen
Professor. Het schoentje had hem in ’t
begin heel niet gehinderd, in ’t minst niet.
Maar toen hjj zijne pen neerlei en achter
over in zyn stoel ging liggen om na te
denken, betrapte hy er zich op eens op,
dat hy niet peinsde over zjjn werk: Het
pandrecht in de middeleeuwen, maar zich
al een poosje bezig hield met de knoopjes
van het laarsje te tellen en wel nu eens
van boven naar beneden en dan van onde
ren naar boven, alsof ’t voor hem van bij
zonder belang was, om telkens het getal
zeven te krygen.
Boos op ziehzelven zette hjj het ding
aan den anderen kant en begon weer te
schrijven. Maar hjj was van zjjn stuk af
en kwam niet meer op dreef. Terwjj 1 hy
verdrietig verder nadacht, bemerkte hjj op
eens het bont, waarmede het schoentje af
gezet was. In gedachten streek hjj met de
hand er over heen. Hm, dat was inderdaad
een fijn, zeer keurig schoentje.
„Maar hoe is ’t mogeljjk, dat men een
schoen kan verliezen?” dacht hjj opeens
en begon bjjna te lachen. „Jawel juist, die
nieuwerwetsche schaatsen zjjn opzettelijk
voor daarvoor vervaardigde schoenen, die
pas op ’t jjs worden aangetrokken... Als
men van ’t jjs afgaat, draagt men ze in
de hand...”
,’t Is gek,” zoo dacht hjj verder. „Deze
schoen behoort zeker aan een meisje
een kind een klein smal voetje^ met,
Toen de boot tot op ’n 1000 M. tot onze
haven was doorgedrongen, liepen ’n 30 vis
schers vanaf den havendam over het ijs
haar tegemoet en klauterden aan boord, ten
einde het personeel te verwelkomen. Hon
derden menschen liepen den havendam uit
om er getuige van te zijn, hoe deze boot
door de ijsmassa heen worstelde.
De tramboot „Heerenveen,” heden
morgen om 9.20 van hier met bestemming
naar Amsterdam vertrokken, zat hedenavond
nog met gebroken roertoestel op ruim 100 M.
afstand van onze haven in ’t ijs.
Heerenveen-één.
Heerenveen, 7 Jan. Da Minister heeft
reeds gang gebracht in de Heerenveen-één-
kwestie. Het met vele namen onderteekende
adres, dat enkele weken geleden aan Z.Ex.
werd opgezonden, ie reeds in handen gesteld
van de betrokken gemeente-besturen om er
over te adviseeren.
Heidenschap, 7 Jan. Terwijl een
lanubouwer alnier gister van Workum huis
waarts reed, viel eensklaps het paard voor
den wagen neer en had in enkele oogen-
biikken opgehouden te leven. Het prachtige,
jonge dier vertegenwoordigde eene waarde
van p.m. f600. Bij de Wed. T. alhier
heeft een bunzing vreeseljjk huisgehouden
onder de kippen; hij heeft er verscheidene
verscheurd en meegevoerd. Een drijfjacht
bleef zonder gevolgwel werd de bunzing
ontdekt, doch hij wist te ontkomen.
Joure, 8 Januari. Een drietal opge
schoten knapen alhier, waarvan de oudste
17 jaren telt, heeft een stout stukje uitge
haald. Op het landgoed „Herema-State”
alhier staat een hertenhok, welks viervoetige
bewoners voor eenigen tijd naar elders zyn
overgebracht. Dat hok heeft een zinken
dakbedekking, ’t Drietal is nu gisteren
avond den tuin van het buitengoed binnen
gedrongen en heett al het zink van het hok
weggenomen en in den zoogenaamden
„Boerensingel* verstopt, waaruit het heden
morgen werd gehaald en te gelde gemaakt.
Door de politie is het daarop in beslag
genomen, terwijl tegen de daders proces
verbaal werd opgemaakt.
Hepk. Nieuwsbl. v. Fr.
’s-Gravenhage, 9 Jan. De Minister
van Koloniën deelde heden in de Eerste
Kamer mede, dat een officieel telegram uit
Atjéh was ontvangen, luidende: De preten-
dent-sultan van Atjéh heeft onderwerping
aangeboden.
Bij het Gerechtshof te Leeuwarden
werden in 1902 in hooger beroep behandeld
161 strafzaken, waarin uitspraak plaats had
tegen 199 beklaagden, van welke 17 zich
in verzekerde bewaring bevonden.
Ten aanzien van 118 beklaagden werden
de vonnissen in hun geheel bekrachtigd,
waarvan echter 24 onder verbetering of
aanvulling der gronden; 11 beklaagden,die
in prima waren vrijgesproken of van rechts
vervolging ontslagen, werden schuldig ver
klaard en veroordeeld; 13, die in prima
veroordeeld waren, werden vrijgesproken of
ontslagen van rechtsvervolgingten aanzien
van 11 werd de straf verzwaard, van 23
verlicht; ten aanzien van 11 beklaagden
werden de vonnissen wegens informaliteit
vernietigd.
Van de 11 verzoeken om gratie, waarop
’s Hofs advies werd gevraagd, zijn 7 afge
wezen, 1 nog aanhangig gebleven en werd
1 buiten behandeling gelaten, als zijnde het
arrest nog niet in kracht van gewijsde ge
gaan.
In hooger beroep in burgerlijke zaken
werden geene arresten van incidenteelen,
interlocutoiren of preparatoiren aard, doch
19 eind-arresten gewezen. By 11 dezer
eindarresten werden de vonnissen der eerste
rechters bevestigd, bij 7 de vonnissen geheel
of gedeeltelijk vernietigd, terwijl 1 arrest
deniet-ontvankelijkverklaring van het hooger
beroep inhield14 arresten werden gewezen
na gehouden pleidooi en 1 na getuigen*
verhoor.
Brand te Muiderberg.
Gisternacht te l1/» uur ontstond een hevige
uitslaande brand in het café „De Echo* -te
Muiderberg. Door het spoedig optreden der
brandweer kon, niettegenstaande den hevigen
wind, een gedeelte van het gebouw gespaard
blijven. Alles was verzekerd.
In veilige haven gebracht.
Eenige personen, die op den zeedijk te
Wierum (Fr.) stonden, zagen iets in de verte
dat wel wat op een wrak geleek. Dadelijk
gingen vier mannen in een praam er op
los en nu bleek het een motorboot van
Amsterdam te zyn, die den koers waskwyt
geraakt, zoodat de opvarenden niet wisten
waar ze waren. Een der vier mannen stapte
nu aan boord van de motorboot en bracht
het voertuig ia veilige haven te Oostmahorn^
Bolswardsche Courant
lij
lij