42ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 9.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
ONSERADEEL.
3OLSWARO EN
Soldatenwoorden.
1903.
REDE Dr. SCHOKKING.
DONDERDAG 29 JANUARI.
BINNENLAND.
K
VOOR
WW
Bolswakd, 26 Jan. ’03.
’t
INGEZONDEN.
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
1
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver-
X volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Mijnheer de Redacteur
Met belangstelling las ik in Uw geacht
blad het verslag van de rede van den Heer
Dr. Schokking. Het spyt mjj, dat de ver
gadering, ofschoon algemeene belangen
rakend, niet openbaar was. Allicht had ik
my dan by de toehoorders geschaard en
zeer waarschynlyk had ik dan ook de op
merkingen gemaakt, waarvoor ik U by
dezen eenige plaatsruimte verzoek.
Myne opmerkingen laat ik dit vooraf
zeggen zyn volstrekt geen aanmerkingen,
want ik vind het zeer pryzenswaardig, dat
de heer Schokking bereid gevonden werd
eenige onzer nieuwste wetten voor den Uhr.
Werkmansbond te expliceeren.
De Ongevallen wetgeving geeft vele malen
aanleiding tot het stellen van détail-vragen
waarvan de beantwoording niet altyd ge-
makkelyk is en waarde Heer Schokking zich
naar myne meemng in de beantwoording
van enkele dier vragen heeft vergist of zich
onvolledig heeft mtgedrnkt^ daar zal ZEcR
geld woord tot zyn leger:
denkt, dat veertig eeuwen
miden op u neerzien
verslagen en ondanks de hitte "bleven de
manschappen opgeruimd. Toen zy by een
der ruïnes halt hielden, kreeg deze spoedig
de volgende inscriptie: „Route van Syène
naar Parys: 1167 mijl 340 meter*.
Ook sarcastisch: Een afdeeling soldaten
moest zich verdekt opstellen in den nacht,
tusschen het riet van een moeras. Men
stond half in ’t water. Een sergeant kwam
al spoedig zeggen: ,’t Is verboden hier te
rookenx maar gij aiQQgtt ifttau gaan\
Harlingen, 26 Jan. Dat een afgaande
winter allerlei bezwaren meebrengt, is
bekend, maar dat de nieuwe bestrating
langs uen spoorweg naar de haven zoo’n
désolaten boedel te aanschouwen zou geven,
dat had men niet verwacht en toch is het
tegenwoordig geen begaanbaar pad meer,
dat van de Zmderstraat naar het dok ge
leidt. Toen het nog vroor, had men nergens
last van, maar thans kunnen de eenden er
wel zwemmen en moet de tram door een
zee van water het terrein bjj het zeekan-
toor zien te bereiken. Dat hindert nu wel
niet, zou men zeggen, maar aangenaam is
het toch niet.
26 Jan. Een werkman aan het spoor
had Zaterdagavond bij het lossen van
eenige balen wol het ongeluk daar onder
bekoeld te geraken. In ’t verplegingsge-
sticht opgenomen en onder geneeskundige
behandeling gesteld, is ue man heden aan
zijne verwondingen overleden, nalatende
eene vrouw met eenige kinderen.
Arum, 26 Jan. De nuchteren kalveren
beloven dit jaar weer hoog m prijs te wor
den. Voor dag en dauw ziet mendeopkoo-
pers reeds uittrekken naar de koestallen.
Voor een doodgeboren kalf werd de vorige
week alhier vyi gulden betaald. (leen won
der, dat de boerenarbeiders deze niet meer
cadeau krjjgen, zooals vroeger. De Ge
reformeerde kerk alhier blykt veeltjjds te
klein. In het naburige Achlum bestaat nu
het plan eene kerk te bouwen. Tot dusver
kwamen de vele kerkgangers van dat dorp
naar de kerk alhier.
Sloten, 26 Jan. Opnieuw is door kapt.
F. v. d. Wal met zyn atoomooot „De Hoop*
het Slotermeer opengebroken. Met behulp
het stellig wel goedvinden, dat ik de vrij
heid neem myne opmerkingen te publi-
ceeren.
Ik ga hierbij volkomen af op het verslag
in dit blad, dat ik gaarne voor juist houd,
al is het gesprokene uit den aard der zaak
ook beknopt weergegeven. In dat verslag
lees ik, dat na afloop van de rede eenige
inlichtingen zyn gevraagd. Er werd ge
vraagd, waarom handelsreizigers niet onder
de Ongevallenwet vallen en de geachte
inleider heeft verklaard, wat daarvan naar
zyne meening de reden is.
Nu meen ik daarby de opmerking te
mogen maken, dat handelsreizigers somtijds
wel onder de wet vallen.
Heeft iemand een verzekeringsplichtig
bedryf, dan zyn alle loontrekkenden (ook
volontairs) verzekerd voor ongevallen hun
in verband met de uitoefening van hun
bedryf overkomen, dus ook reizigers. Het
reizen voor den handel is op zichzelf geen
verzekeringsplichtig bedryf, zooals de Heer
Schokking zeer terecht heeft opgemerkt,
maar wel zyn de reizigers in dienst van
verzekeringpiichtige bedrijven verzekerd.
Zoo zal byv. een reiziger voor een machine
fabriek, meubelfabriek, buskruithandel enz.
verzekerd zyn, waar hij zich ook bevindt,
als hem een ongeluk overkomt, in verband
met de uitoefening van zijn bedrijf, evenals
ook kantoorbedienden, zelfs al komen zy
nooit in de fabriek.
Vervolgens wenseh ik hier nog een
woordje aan toe te voegen over de scheep
vaart op de Zuiderzee. Die scheepvaart is
wel degelijk verzekeringsplichtig, hetgeen
door den Heer Schokking blijkens het ver
slag anders werd verklaard.
Wel spreekt de wet in art. 10 sub 6 van
schippersbedrijven, welke uitsluitend de
rivieren en binnenwateren bevaren, maar
de Regeering heeft in de Memorie van
Antwoord, behoorende by het eerste ont
werp der Ongevallenwet uitdrukkelijk ver
klaard, dat de Zuiderzee hier als binnen
water moet worden aangemerkt, zooals deze
zee ook wordt beschouwd in het Wetboek
van Koophandel en in de Memorie van
Beantwoording van het Voorloopig Verslag
over het wetsontwerp dat geworden is de
wet van 11 Juli 1882, ter voorkoming van
aanvaring of aandrijving op zee.
De hier wonende schippers die de Zui
derzee bevaren mogen er dus wel aan den
ken, dat hun bedryf verzekeringsplichtig is
en dat voor ongelukken op de Zuiderzee
ook wordt uitgekserd.
Met het schrijven van bovenstaande meen
ik in het belang van velen te hebben ge
handeld, waardoor eventueel misverstand
kan worden voorkomen.
Met beleefden dank voor de plaatsruimte,
H. EISMA.
In Napoleons tijd kwamen, naar we zei
den, de beroemdste generaals en maarschal
ken uit de laagste rangen van maatschappij
en leger voort. Ieder soldaat droeg toen,
zooals het heette, den maarschalksstaf in
zyn ransel; m. a. w. ieder kon ’t zoover
brengen.
Merkwaardig was toen ook de algeheele
toewijding en geestdrift, zoowel in de
hoogste als in de laagste rangen van het
leger, een der hoofdredenen van Napoleons
succes. Menig staaltje bewijst die toe
wijding.
Te Froschwyler decimeerden in 1793 de
Duitsche batterijen een deel van het Fran-
sche leger. Toen trad de jeugdige generaal
Hoche, die ’t commando had, naar voren,
wees met zijn degen naar de kanonnen
„Honderd francs per stuk, wie ze neemt!*
En dadelijk antwoordden de soldaten:
„Tegen honderd francs, aangenomen, gene
raal!* Eh de batterijen werden bestormd
en genomen.
Eens was ’t Fransche leger onder Desaix
by den Ryn in een lastig parket. Men
begon reeds in verwarring te geraken.
Eenige officieren snelden naar Desaix en
riepen: „Generaal, moet de terugtocht niet
geblazen worden?* Desaix bulderde: „De
terugtocht., ja, maar die van den vijand.*
Eens streed men te Jaffa tegen de Turken
en liep op hen storm onder een moorddadig
vuur. Generaal Martin marcheerde aan het
hoofd der Fransche colonne. Een kogel
ontrukte hem zyn steek. Toen keerde Martin
die klein van stuk was, zich bedaard om en
zei: „Zy schieten op 5 voet 4 duim (hoogte);
zy krijgen enkel m’n hoed!* De soldaten
lachten en stormden opnieuw voorwaarts.
Een strijdmakker van Augereau schoor
zich in zijn tent in ’t veld en mopperde,
dat hy zich hierbij zoo behelpen moest.
Eensklaps barstte een bom en een scherf
drong in de tent door, tusschen de beide
vrienden. Augereau raapte die scherf op
en zei: „Kijk, de Oostenrykers zenden u
een scheerbekken!*
Toen Napoleon nog alleen generaal was,
had hy als secretaris den sergeant Junot.
Eens, dat Junot in de tent zyns chefs orders
copieerde, drong een kogel binnen, sloeg
in den grond, en bedekte ’t schryfwerk
van Junot met aarde. „Mooi zoo,* riep
deze, „nu heb ik geen zand noodig om den
inkt te drogen!* Napoleon hoorde dit, maar
zei niets. Doch den volgenden dag was
Junot luitenant, en eenige jaren later maar
schalk van Frankrijk.
Napoleon hield van mannen, die koel
bloedig waren en een gelukkig antwoord
kon ’t best zyn toorn ontwapenen.
Op den vooravond van den slag by Jena
’t was zeer duister speurde Napoleon
om zijn leger rond. Een schildwacht schiet
op hem, doch de keizer ziet de beweging
en bukt bjj tjjds. Ook een tweede schot
miste. Spoedig kwam er volk toeloopen
met licht en de keizer zei enkel: „O zoo,
schiet men zoo slecht by de grenadiers.
Gjj mist daar twee schoten!*
„Ja, sire*, antwoordde de wacht, „maar
als er een weinig licht was geweest, zou
ik u niet gemist hebben!*
In dien dag kreeg een afdeeling soldaten
bevel het vuur te openen op de chargee-
rende ruitery der Pruisen. Lachende ant
woordden de soldaten„O, we hebben den
tjjd. Als ze op vijftien pas zijn, zullen we
eens kijken!*
Welk een toewijding vond men in
groote leger.
Schrik niet, lezer! we gaan hier niet
opnoemen al de min beschaafde woorden,
die in ’t kazerneleven veel gehoord worden
woorden, die niets op hoftaal of stadhuis
woorden gelijken, niet, wat de Duitschers
kazernebloempjes noemen. We zouden dan
een rare collectie krijgen, die we ons zouden
geneeren, onder uwe oogen te brengen.
Neen, we willen hier enkele der beroemd
of bekend geworden typische soldatenuit
drukkingen noemen, die ’t echte soldaten
leven kenmerken, die getuigen van koel
bloedigheid, of van vaderlandsliefde, van
tegenwoordigheid van geest, van een zich
opofferen voor ’t groote geheel, ’t leger van
discipline, enz.
Om nu zulke woorden te vinden, moet
men niet bij ons, Hollanders, wezen. Wjj
hebben oorlog genoeg gevoerd; in de op
komst en den bloeityd der Republiek genoeg
dappere daden door ons leger zien verrich
ten;-doch ’t is echt Nederlandsch, om niet
al te veel notitie daarvan te nemen en zoo
min mogelyk treffende momenten uit de
talrijke gevechten te bewaren. We hadden
anders echte soldaten- en matrozentypen
genoeg in onze legers en op onze vloten.
Doch we hebben er weinig of niets van
onthouden. We gebruiken alleen nog als
zoo’n zegje: „Dat nooit, zei Van Speyck*,
ontleend aan de daden van den bekenden
commandant, die zich te Antwerpen met
vriend en vijand in de lucht liet springen,
en zeker nooit de beide aangehaalde woor
den gezegd heeft. We lezen in ’t begin
der 17e eeuw van een Jol-Houtenbeen“,
zoo genoemd, omdat hy een zijner onder
danen miste, (waaraan een vijandeljjke kogel
zeker niet onschuldig was,) doch er een
houten been voor in de plaats kreeg, waar
mee hy zich even goed als de anderen op
zyn oorlogschip wist te bewegen.
Zoo zouden we meer typen op kunnen
noemen.
Doch om een geheele verzameling van
typische soldatenwoorden te vinden, moet
men by de Franschen wezen, die, juist
anders dan de Nederlanders, altyd een
groote vereering voor hun leger gehad
hebben.
Reeds van lang vervlogen tijden af heb
ben ze die uitdrukkingen bewaard en de
gewoonten onthouden.
In de oude tyden, toen de adel nog hoog
stond aangeteekend, waren de Fransche
officieren bekend om hun galanterie. Men
leest byv. van een strijd tegen de Engel-
schen, dat de beide legers tegenover elkaar
stonden en de Fransche officieren den Brit
ten toeriepen: „Ueerst, heeren Engelschen!*
dezen heel hoffelijk, als was men niet op
’t slagveld, uitnoodigende ’t eerst te be
ginnen. Wanneer men een lastig dagje of
uurtje tegemoet ging, byv. een sterke
vesting moest bestormen of voor de kanon
nen des vjjands stond, kleedde men zich
als voor een soiree ten hove.
Bekend is markies De Grammont, die op
kwade momenten altyd eerst nog vroeg om
z’n snuifdoos. Ook graaf d’Anteroche, die
bevel had de stad Maastricht te nemen.
Een heelen tyd was de stad reeds belegerd,
toen een parlementair uit de stad kwam,
om hem uit te leggen, dat deze eigenlijk
„onneembaar* was. Wat, zeide hy, wat
taal spreekt gy Gy noemt daar een woord,
dat ik en mijn soldaten niet verstaan. On
neembaar, onneembaar? De parlementair
ging naar de stad terug en dadelijk werd
last gegeven tot de bestorming.
Een geheel ander karakter kreeg ’t Fran
sche leger tydens de Groote Revolutie:
De edellieden verdwenen en werden ver
vangen dóór officieren, die uit ’t volk voort
kwamen.
Juist uit deze dagen, vooral die van Napo
leon, zyn tal van mémoires bewaard, waarin
vaak „la gaiete’ heroïque*, de heidenhumor
doorstraalt.
Een paar aanhalingen.
In 1798 trok Napoleon met een leger
naar Egypte en wilde Engeland in Indië
aantasten. Merkwaardig was in de heete
zandwoestijn by de pyramiden zyn gevleu-
„Soldaten, be-
van deze pyra-
De vjjand werd
van de stoomboot „Woudeend* ie verder
de vaart naar Sneek vrij gemaakt, zoodat
de correepondentie met laatstgenoemde
plaate ie hersteld. Omdat de haven van
Lemmer nog gesloten is, kwamen vandaar
nog geen stoombooten aan.
Oranjewoud. 24 Jan. Twee arbeiders,
die met een fret op de konijnenjacht waren,
vingen een... bunzing. Nog nooit alhier
vertoond, zei een jager, dat een kwade
bunzing zich door een kleine fret laat
opjagen.
Nijehaske, 24 Jan. Een tien- a elf
jarig meisje alhier heeft uit de woning van
bakker H. een gouden horlogeketting ont
vreemd en ook in andere winkels kleine
diefstallen gepleegd. Met den ketting wist
ze geen weg; ze droeg hem eenige dagen
in den zak en verstopte hem toen. De
maréchaussees kregen aangifte van de dief
stallen het vermoeden viel al spoedig op
het schuldige meisje, dat dan ook tot be
kentenis werd gebracht.
Sneek, 26 Jan. Een arbeidersgezin met
zes Kinderen heeft meer dan de helft van zijn
kroost binnen 14 dagen aan mazelen ver
loren. Jl. Zaterdag werden twee der kleintjes
tegelijk grafwaarts gedragen, ’n Vierde kind
is aan dezelfde ziekte nu ook overleden.
Achlum, 26 Jan. Door onze veldwach
ters Alkema en Terluin is proces-verbaal
opgemaakt tegen zekeren H. K. onder
Franeker, melkrijder aan de zuivelfabriek
te dezer plaatse. Hij wordt verdacht, melk
te hebben verduisterd ten nadeele van ver
schillende veehouders.
26 Jan, Reeds lang bestond hier be
hoefte aan een wachtlokaal. De tramdirectie
heeft thans eene overeenkomst gesloten met
den huurder van ’t aan den tramweg ge
legen koffiehuis, die zijn lokaal voor ’c
wachtend publiek openstelt. Bovendien heeft
hij op zich genomen, bestelgoed in ontvangst
te nemen en te bezorgen.-De influenza
heerscht ook hier in erge mate. Beide
scholen zijn voor een derde ontvolkt.
üepk. Nieuwsbl. v. Fr.
Met de Nieuwe Courant en de Neder
lander vormt het Utrechtsch Dagblad een
schoon klaverblad als verdedigers van de
verhooging van den accijns op het gedis
tilleerd hoofdzakelyk uit het oogpunt, dat
wie niet wil, geen cent aan dien accijns
behoeft op te brengen. Of men al aanvoert
dat dit tot zekere hoogte van elke belasting
geldt; dat ’t onbillijk is den wijn, het
genotmiddel van den meer gegoede, vrjj te
te laten en alléén het genotmiddel van den
kleinen man te treffen, als er een tekort
ontstaat in de door ’t algemeen op te brengen
en in ’t belang van ’t algemeen te besteden
geldmiddelen; dat voor den dronkaard helaas
niet geldt, dat hjj slechts behoeft te willen
om geen drankaccjjns te betalen; dat dus
het duur maken van den drank hoofdzakelijk
treft de arme en meestentijds reeds door
den drank verarmde gezinnen, enz. enz.
’t baat alles niet, het drietal conservatieve
bladen blijft pal staan voor de verdediging
van het anti-democratisch voorstel van den
Minister Harte en het Utrechtsch Dagblad
heeft nu zyne bestrijders gebracht onder
het hoofd „J ene ver-democratie.* Da Nieuwe
Courant moet, dunkt ons, verrukt zyn over
deze „gekuischte taal* van haren bondgenoot.
Of ook het Alg. Handelsblad er zoo over
denkt, dat Zaterdagavond een zeer besliste
bestrijding gaf van het drankaccijns-ontwerp
en „het grootste bezwaar tegen dit voorstel*
noemde den zwaarderen druk welken het
wil leggen op de schouders die hem het
slechtst kunnen dragen? Het kalme, be
zadigde blad zegt van dit ontwerp zelfs:
„averechtsche en, wat erger is, immoreele
tinanoieeie politiek.*
Dus ook al zoo’n „jenever-democraatl*
De Haagsche Kroniek-schr jj ver der
N. Gr. Ct. deelt me le, dat er van het denk
beeld om de militaire departementen samon
te voegen in één Ministerie voor de Lands
verdediging geen sprake is; wel van iets
anders, nl. de eerlaog te verwachten aftre
ding van den Minister van Oorlog, generaal
Bergansius, die er, zegt men, genoeg vau
heeft. Het moeten minder de moeilijkheden
met de Kamers, dan wel de soesah in ’t
beheer van het Departement zelf zijn, die
den Minister te zwaar valt. Speciaal ook
de instelling en organisatie van de nieuwe
afdeeling comptabiliteit, ’t uitvloeisel van
het rapport der 14-ton-commissie zitten
den Minister dwars.
Door een inwoner uit Noordwijker-
hout is bij het omspitten van een stuk
tuingrond een pot met oude zilveren munt
stukken gevonden. Deze werden door hem
voor f JQJ v^jk.ocht, de waarde van het zilver
Bolswardsclie Courant
q
I'»
«I
I
(i
r
i