42ste Jaargang.
No. 25.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWARO EN WONSERADEEE
Brieven uit de Residentie.
1903
ZOO IS T.
BINNENLAND.
VOOB
ADVERTENTIEPRIJS: 50 C.ts. van 1—7 regels. Ver-
INGEZONDEN.
vergadering, ge neemt
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar 5 Cent.
$XXXXXXXX<S>XXXXXXXXX$
ft DONDERDAG 26 MAARTe v01gen8 10 ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
^XXXXXXXXXX^XXXXXXX^
’s Rijks schatkist zoude strekken, wanneer,
gelijk in dit geval, de inhoud van eeuig
stuk ontwijfelbaar te groot mocht zijn om
op een gezegeld papier van het wettelijk
formaat te worden geschreven.
Het kan te pas komen.
C. W. EISMA.
Bolswakd, 24 Maart 1903.
tamelijk vreemd is. Men weet maar al te
goed, hoe men in het buitenland in der
gelijke, gistende zittingen elkaar van over
en weer „a jaire* neemt. In woord en daad
tevensWat het woord aangaat, schijnt men
daar wel onuitputtelijk in het bedenken
van weinig smaakvolle liefelijkheden, welke
men in de laatste plaats uit den mond van
een Kamerlid zou verwachten. Jan Rap en
zijn maat moet er wel pleizier in krijgen,
wanneer hij de parlementaire figuren in
dergelijke fraaie termen aan den gang hoort
gaan. Maar ’t ergste is nog wel de daad,
wanneer de heerlijkste scheldwoordenover
vloed niet dat gewenschte effect blijkt te
hebben, wat men hoopte of verwachtte,
met het klepperen der lessenaars of het
werpen van inktkokers ziet men dan verder
te bereiken, wat eerst met woorden onmo
gelijk scheen. En zelden blijft de apotheoze
uit, bestaande uit een kras kloppartijtje
tusschen enkele afgevaardigden, die ’t maar
de beste manier vinden om elkaar direct
bij den kraag te pakken. Ziet, dergelijke
parlementaire bijeenkomsten, die wel dien
stig kunnen wezen tot amusement van den
vreemde, hebben we tot hiertoe nog niet
in ons „Lagerhuis* beleefd. Daar heeft ’t
nog steeds kunnen afloopen met een heftig
steekspel van woorden en argumenten, maar
scheldpartijen of ander ergerlijk vertoon
bleef steeds uit. Ook daarom is de verga
dering van onze Staten-Generaal tegen
over het buitenland steeds als een waardig
voorbeeld aangehaald. Wat we echter op
deze dagen, nu en dan zagen gebeuren, ging
verder dan ooit te voren. En zoo zou ’t
wel eens kunnen plaats hebben, dat men
ook hier van kwaad tot erger kwam en de
parlementaire waardigheid te grabbel werd
gegooid. Vele teekens wijzen daarop Moge
het echter zoo ver niet komen.
OOIEVAAR.
Wij lezen in de Arnhemsche Omtrekken:
Van den glans der „grooten* is zooveel
afgestraald op den burger, dat hy zichzelf
niet meer kent. Zijn hoogste ideaal is aan
den Singel te wonen, en zoover hebben ’t
enkelen reeds kunnen brengen, die dan ook
lid van de Buitensocieteit zijn en een huur
koetsier zonder kokarde op den hoed niet
kunnen dulden.
De Hagenaar moge trotsch zijn op z’n
„hooge“ vreemdelingen, de Amsterdammer
op de rijke beursmannen, wy doen ontegen-
zeggelyk in meer uiterlijken glans.
Eén dagje in en om Arnhem, en ge hebt
meer luister gezien, dan het Haagje en Am
sterdam u kunnen bieden. Waarlijk, iedere
landgenoot vindt in zjjn roem niet, wat
Arnhem stempelt tot een luxe stad. En dat
heeft tengevolge gehad, dat wij dik in „stan
den* zitten. Als u een sierlijke equipage
voorbyrent, dan ziet de palfrenier van zijn
hoogen zetel op u neer als op den Sjaal
man dien hy bespatten zal. Als uw vrouw
wie ge ook zjjt: kunstenaar, geleerde, ambte
naartje), grossier, kruidenier, als uw vrouw
een inkoopje doet van eenige waarde en ze
betaalt contant en wenscht niet „thuis be
zorgd* te zien, dan heet dat „ongewoon*.
Als ge geen boekje hebt van uw kruidenier
of uw slager zjj het ook over de laatste
maanden niet gequilteerd, maar ge betaalt
uw leverancier contant, dan heet dat niet
chic. Als ge een hoed draagt, die u minder
kost dan den prijs in onze „Chapelleries
modernes* dan is er een luchtje aan uw
„nouveauteit*. Als ge meent, dat ’n zitje
in Neuf wel zoo aangenaam is als in Cen
traal dan verraadt ge uw kleinburgerlijk
heid. Als ge in een nieuwe wyk woont, dan
zyt ge op zyn minst iemand die zeker
nergens anders terecht kunt. Dat zyn on
betwistbare waarheden. En die hebben zoo
zeer invloed gehad op groote en kleine
burgers in kwalitatieven zin natuurlijk
dat ze elkaar niet aanzien zonder de zeker
heid van toch eenigszins in den „stand* te
behooren. Als uw pui grooter is dan die
van uw buurman, uw „geachte* clientèle
talryker dan die van hem; als de kinder
wagen van uw vrouw vernikkeld is en die
van haar wandelgenoote niet op veeren, als
gy de sigaren van... (ik maak geen reclame)
lekkerder vindt dan die van een onzer
„Commerce en gros*, als gy een 50 gulden
meer verdient dan uw collega, als gy de
tramprijzen goedkoop vindt en uw bereisde
buurman weet dan nog heel wat anders,
als ge uw kinderen in de vacantie niet uit lo-
geeren stuurt en uw met ooms en tantes
ryk gezegende buurman wel, dan, ja, waar
achtig, mijne vrienden, dan is er scheiding
in „stand*. En nu zullen we niet spreken
over onze ijdeltuiterij och, die open
baring van de apery in den mensch vindt
ge overal maar in deze en zoovele
andere zaken, die iedere stadgenoot zal
kunnen aanvullen karakteriseert ons Arn
hem zich van andere steden, dat ze is
geworden een stad, waarin de samenleving
onderling te spoedig het karakter krijgt
van encanailleering. Dat is de afstraling
van den glans der groote wereld.
Niet, omdat het er zoo’n Janboel is,
zegt ze, bezoekt mejuffrouw de volkscon-
certen op het Velperplein niet, maar om
haar stand weet u. Of ze lid van A. O. V.
is, dat verneemt ge niet. Niet, omdat ge
een kennis, die ge ontmoet hebt by gele
legenheid van eene vergadering, niet aan
genaam vindt, maar omdat ge vreest buiten
uw „stand* te gaan, ziet ge hem op uwe
wandeling niet aan. Niet, omdat ge den
bus-dokter minder serieus kent dan zyn
collega der rjjken, sluit ge u niet aan by
een bus, maar om den „stand* weet u. Ik
heb eens kennis gemaakt met een zeer
eenvoudig man en ik leerde hem kennen
als een degelijk, waardig mensch. Hij
bezocht my meermalen en ik genoot van
z’n woord, van z’n kennis en waarachtig,
dat gaf aanleiding tot ’n buurpraat, die
mijn „stand* verdacht maakte en in gevaar
bracht. Dat is de glans der groote wereld,
die afstraalt op de eenvoudigen van ziel
tot verblindings toe. Zegt my, dat het
•overal zoo is, overtuigt u dan, dat in
Arnhem dat erger is dan waar ook elders.
De „standen*, ze houden den afstand groot
tusschen burgers en burgers. Wat ge
overal vindt in vereeniging, dat vindt ge
hier in isolement. Kom als vriend binnen,
waar ge dacht ook een plaatsje te hebben,
koud, onverschillig koud ontvangt men u.
Bezoekt een café, ge wordt opgenomen,
alsof ge gesignaleerd waart in het politie
blad en men speelt den stomme ook buiten
de leestafel,
Ga naar een
plaats in een hoekje alleenDat brengt
de „stand* mee. En die stand, de positie
van het denkbeeldig meerdere in ietwat
van nog zoo geringe beteekenis, die stand
heeft Arnhem gemaakt tot een groep van
menschen zonder eenigen samenhang dan
dien van huichelachtig hoedje-lichten.
Dat is de ware schets van de volle waar
heid, die wy dagelijks om ons zien en
hooreu. Myn urbanisme heeft my nog niet
geleidtothuichelenmyn cosmopolitisme heeft
mij doen kennen van onze stad, dat de
bewoners niet hebben de zegeningen van
ons paradijs. Cr.
Sneek. Aan de markt werden hier heden
aangeveerd 25 kievitseieren; de prijzen
varieerden tusschen 60 en 90 cent.
Zondagmiddag gaf een man, die in
niet-nuchteren staat verkeerde, aan ieder,
die het hooren wilde, te kennen, dat hij
zich in de Trekvaart zuu gaan verdrinken.
Ter plaatse gekomen, sprong hij werkelijk
te water, doch het koude bad scheen dus-
danigen invloed op hem uit te oefenen, dat
hij van zijn voornemen terugkwam en spoe
dig weer op den wal klauterde.
Natuurlijk verwekte een en ander groote
hilariteit onder de vele omstanders.
Dinsdagmiddag kwam een fietsrijder,
wegens ’c wijken voor een koe, met fists
en al in de Suupmarkt terecht. In een
oogenblik werd de drenkeling door een rappe
hacd op ’t droge geholpen en dood bedaard
zagen we den natten gast op zijn tweewie-
ler weer wegrijden.
Als belooning ontving de man, die fiets
rijder en fiets weer op ’t droge bracht
vijl cent.
Arum, 23 Maart. Het vijfde gedeelte
van het oude Arumer veer is publiek ver
kocht voor de luttele som van f 147. Vroeger
bracht zulk een gedeelte per jaar aan huur
op f 125 a f 130. Wel een bewas dus, dat
vrachtwagens en tram voor onze schippers
zware concurrenten zijn.-Maar ach,
concurrentie heerscht overal en in alles.
Strijden de tegenstanders der aanhangige
wetsvoorstellen hard voor hun beginselen,
er is thans in en om ons dorp ook geen
telegraaf- of lantaarnpaal of de anti-revolutio-
nairen hebben gezorgd, dat hy pronkte met
het opschrift „Het liegt!*-Zaterdag
middag geraakte op de z.g. Bolle de voer
man K. L. de Boer met paard en wagen
op hol. Hoewel de kinderen geen school
hadden, liep alles wonder boven wonder
goed af.-Het eerste kievitsei in deze
gemeente is Zaterdag gevonden door K. D.
Kuipers alhier.
Jorwerd, 22 Maart. Hedenmorgen vond
de 12-jarige T. de Groot reeds een broed
kievitseieren in een nest. Voor den jongen
een aardig buitenkansje, daar hiervoor f 3,20
werd betaald.
Opsterlaud, 22 Maart. Wegens den
genogen aftrek, is er thans nog eene be
langrijke hoeveelheid baggelaar turf onver
kocht voorhanden. Voor sommige verveners
wordt het daarom zeer moeielijk het bedrijf
voort te zetten, dewijl hun als gevolg van
het vorenstaande hetnoodige bedrijfskapitaal
ontbreekt. Er zijn dan ook reeds, die be
sloten hebben om in dit jaar niet tevenen,
doch zich in het boerenbedrijf te begeven.
Boornbergam, 23 Maart. Een land
bouwer in de nabyneid van ons dorp, houder
van een aantal eenden, is tot de ontdekking
gekomen, dat zijn hond heel netjes met de
pooten de eieren uit de korven weet te halen,
en ze daarna met graagte eet.
De haringtijd.
Harlingen, 23 Maart. Zoowel voor de
coöperatieve rookery als voor particulieren
worden hier nu dag aan dag, wagens vol
haringen aangevoerd, terwyl de haringtijd,
die nu in den volsten zin des woords is
aangebroken, weer zyn eigenaardige be
koring en drukke beslommeringen mede
brengt. Vrouwen, die anders uit werken
gaan of als zoetelaarsters den kost trachten
te verdienen, worden nu als speelsters in
dienst genom m en het aantal manden, dat
voor de verpakking dienst moet doen, ia
legio. Toch loopt de drukte, aan den aan roer
van haringen verbonden, nu meer iu het
oog dan vroeger, wyl nu alles per as ge
schiedt, wat toen te water plaats had.
Hepk. Nieuwsbl. v. Fr.
De eerste asperges zyn te Bsrgen-op-
Zoom van den koudeu grond gestoken; dat
is drie weken vroeger dan verleden jaar.
Als groote zeldzaamheid wordt bericht,
dat in een tuin aan den Kloppersingel te
Haarlem een abrikozenboom reeds in vollen
bloei staat.
Dij ondervinding. Ach, Paul, hoe
lang heb je o iet ’a s dien wensen in myne
o uren gelezen!
Vrouwtje die lec'.uur is mjj te kostbaar»
Mijnheer de Redacteur!
Over het verschil, dat tusschen den heer
Hummelinck en my bestaat ten aanzien
van bevoorrechting in den gasprys, wensch
ik niet verder te schrijven. Ik zou ook niet
daarop teruggekomen zyn, wanneer daartoe
geen aanleiding was gegeven. Ieder, die
daaromtrent de wederzydsche beschouwin
gen gelezen heeft, kan zelf oordeelen.
Maar voor ieder, die een verzoek wenscht
te richten aan den Raad, om daarop een
besluit te verwachten, acht ik het van
groot belang, met een enkel woord neer
te schrijven, wat de wet op het recht van
zegel bepaalt.
Art. 8 dier wet zegt: „Het is verboden
aan besturen van provinciën, steden en
gemeenten, of andere openbare collegiën,
gestichten of instellingen, hoe ook genaamd,
te besluiten op een stuk, dat niet van
behoorlijk zegel, volgens de wet, is voorzien,
ten ware hetzelve uitdrukkelyk van het
recht zjj vrijgesteld, of wel van het bewijs
van registratie zjj voorzien”.
Art. 12 zegt: „Aan het zegelrecht (naai
de oppervlakte gezegeld papier, vanwege
het ryk uitgegeven) is onderhevig al het
papier gebruikt wordende o.a. voor verzoek
schriften, zelfs in den vorm van memoriën of
brieven, en eindelijk, in den uitgebreidsten
zin, voor alle stukken en geschriften, welke
tot eenig bewjjs strekken”.
By missive van den Minister van Binnen -
landsche Zaken, dd. 11 Nov. 1850, werd,
tot wegneming van twijfel, te kennen ge
geven, dat de aan Provinciale Staten, aan
Ged. Staten of aan den Commissaris der
Koningin gerichte adressen, memoriën of
vertoogen van plaatselyke besturen, directiën
van waterschappen en alle openbare colle
giën en autoriteiten geen andere strekking
hebbende, dan om, afgescheiden van gunst
of voorrecht of individueel belang, de aan
hen toevertrouwde algemeene belangen van
het collegie voor te staan, uit de weder-
zijdsche betrekkingen der Staatsmachten of
autoriteiten voortvloeiende, kunnen geacht
worden te behooren tot de stukken, welke
by art. 27 A. no. 3 der zegelwet van het
zegel zjjn vrijgesteld, dat zyn n.l. de be
sluiten en beschikkingen van openbare be
sturen en instellingen, betrekkelijk zaken
van orde en beheer.
By Koninklijk besluit van den 11 Mei
1888, den Raad van State gehoord, en op
voordracht van den Minister van Water
staat, Handel en Nijverheid werd ter zjjde
gelegd een adres op ongezegeld papier,
waaraan bevestigd was een gezegeld papier,
hetwelk ter voldoening aan de zegelwet
zoude moeten strekken, uit overweging,
dat de wet dit middel ter vervanging barer
voorschriften niet kent, terwyl zjjn aan
wending bovendien tot benadeeling van
23 Maart.
Op ’t Binnenhof is ’t nu sinds eenige
dagen weer tot de oude stilte gekomen en
de gedienstige geesten, die ’t overal den
vreemdeling lastig maken, dringenzich weer
naar hartelust op aan hen, die eens in de
Kamer zouden willen zyn. Voor menschen
die ’t nu meteen eens willen waarnemen,
kan er misschien iets van een attractie in
te vinden zyn, om te zien en te weten waar
de Troon is, de ministers zitten en wat er
nog meer van hun nieuwsgierig verlangen
mocht wezen. Maar overigens vind ik het
den verstandigsten weg, om maar liever
geen gevolg te geven aan de opdringerige
uitnoodiging van den lastigen cicerone en
doodgewoon het kwartje of dubbeltje fooi
in .den zak te houden. Want wat heeft men
er eigenlijk aan, om daar even in die ledige
zaal te vertoeven? Staat ’t niet gelijk met
een bezoek aan den schouwburg op klaar
lichten dag? De indruk welke men dan op
dié ongewone oogenblikken krijgt, moet
noodwendig zwak en valsch wezen. Daarom
wanneer ge er niet in slagen kunt, eens
eventueel een Kamerzitting bij te wonen
als onlangs de algemeene attractie vormde
voor ons nieuwsgierig publiek, welnu bljjf
er dan gerust maar buiten en vergenoeg u
met wat ge er zoo nu en dan eens van te
lezen krygt in de nieuwsbladen. Om nu op
de laatste, de bewuste zittingen terug te
komen, kan men zonder overdrijving voor
opstellen, dat de interpellaties er allerminst
toe hebben bijgedragen om de lucht te zui
veren van die gevaarlijke elementen, welke
al sinds langen tyd dreigende zyn. Trouwens
’t resultaat van interpellaties kan over 't
algemeen nimmer byzonder hoog worden
geschat, ’t Is een praten en antwoorden
over en weer, met replieken en duplieken,
om, summa summarum, op niet veel meer
dan niets uit te loopen. Zoo is ’t ook nu
geloopen, na twee dagen van tamelijk scherp
debat. De eerste dag ging ’t er vrjj kalm toe.
Scherp gepreciseerd werden de vragen aan
de regeering voorgelegd, en in de toelich
ting bleef ’t evenzeer vrjj gematigd van toon
en inhoud. Maar de volgende dag is ’t anders
gegaan, ja, hebben we op sommige oogen
blikken incidenten zich zien ontwikkelen,
als we hier in de vergadering der Tweede
Kamer nimmer zagen voorkomen. Scherpe
woorden en de daaruit doorgaans voort
vloeiende parlementaire dreigementen zyn
niet uitgebleven, ja zelfs ballende vuisten
werden vertoond. Nu valt ’t geenszins te
ontkennen, op welk standpunt men zich
als partyman ook moge plaatsen, dat er
eenerzyds nog al eenige aanleiding toe werd
gegeven. Waar ’t de bespreking geldt van
zoo-diep-ingrypende belangen als hier ter
sprake kwamen, dan is het een noodzake-
lyke eisch dat de houding der Kamerleden
daarvan getuige. En dan mag het niet ge
beuren, dat men tijdens de rede van een
der leden maar blijft volharden by tameljjk
luidruchtige particuliere gesprekken. Het
maakt inderdaad zelfs op den er-buiten-
staanden-tribune-bezoeker een irriteerend
effect, de volksvertegenwoordiging zoo te
zien optreden in oogenblikken dat men
voornamelijk ernst en volkomen aandacht
mag verwachten. Maar inplaats van dat,
de heeren vroolyk te zien rondwandelen,
kuierend van den een naar den ander, met
een gezicht of er geen vuiltje aan de lucht
is, dat moet ontegenzeggeljjk aanleiding
geven tot botsing met diegenen, die er anders
in die momenten, zeker meer serieus over
denken. Zoo heeft de Kamer op een oogen
blik heftige verwijten te hooren gekregen,
harde waarheden moeten slikken, waarom
men nu wel met een zeker dédain zou kunnen
lachen, desnoods nog de schouders ophalen
maar waarmede men de waarheid van een
en ander toch niet ongedaan maakt. In het
verder verloop van deze bewuste twee dagen
is ’t er niet minder fel op geworden. Geljjk
ik reeds zei, nu en dan kreeg men iets te
zien of te hoorenl dat voor ons Binnenhof
(i
Bolswardsche Courant