NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
OLSWA.RD WONSERAOEEL
1903.
42ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 35.
Een praatje over den Mond.
g DONDERDAG 30 APRIL. g
BINNENLAND.
VOOR
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar 5 Cent.
Mijn beste vriend,
Bij opper- noch
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
1
De mond is een merkwaardig en belang
rijk lichaamsdeel. In die enge ruimte, welke
men het kleine voorportaal van onzen
menschelyken tempel zou kunnen noemen,
geschiedt veel dat voor ons lichamelijk en
geestelijk bestaan van groote beteekenis is.
In den mond worden het eerst de spijzen
en dranken gebracht, die voor het onderhoud
van het lichaam moeten dienen en daar
ondergaan ze de eerste bewerking, vóór ze
in de maag worden opgenomen. Boven den
mond staat de neus als een schildwacht-
keurmeester, die waarschuwt wanneer, wat
naar binnen wil, niet voor het lichaam
deugt, terwijl daar binnen de bewegelijke
tong, die alle hoekjes en hokjes kan bereiken,
als een ijverige en onovertrefbare schoon
maakster het kleine vertrekje netjes in
orde houdt, ten minste wanneer de baas,
in wiens dienst zij is, haar dit niet on
mogelijk maakt.
Maar niet minder heeft de mond te be-
teekenen, als de plaats waar met behulp
van lippen, tong, tanden en gehemelte de
klanken worden gevormd, door welke wjj
onze gedachten op hoorbare wijze in woor
den aan anderen openbaren. Niet dus in
de eerste plaats om de spijzen, die er in,
maar om de woorden, die er mïgaan, ver
dient onze mond, dat wij hem niet voor
te gering tellen.
Als spreekwerktuig nu, en in andere
opzichten zeker ook wel weten vele
menschen niet altijd goed op hun mondje'
te passen, en daardoor kunnen ze zich veel
last veroorzaken.
Een bekend dichter heeft al eens waar
schuwend den vinger opgeheven toen hij zei:
Gij hebt twee ooren maar één mond,
Dat vriend! zij u een teeken,
Om veel te hooren en niet veel
Te spreken.
Gij hebt twee oogen maar één mond
Bedenk dat, n ten zegen:
Veel moet ge zien en zeer veel dient
Gezwegen!
Want wie zal de macht van het ge
sproken woord in twijfel trekken?
Het woord, eens aan den mond ontvloden,
Vliegt als een kogel voort.
Scheikundigen weten te bepalen, welke
werking de eene stof op de andere uit
oefent, maar wie kan in een wet samen
vatten, welke werking een woord in eens
anders gemoed teweeg brengt!
Wjj moeten dus spaarzaam zijn met het
gebruik van den mond, en leeren op tijd
onzen mond te houden, zorgen dat we dien
.mond niet voorbij praten, want anders kon
ihet ons wel eens gaan als zeker praatzieken
Ikiezer, die zoo vaak op onbedachtzame
wijze zijn mond roert, dat zjjn ministers
heel wat moeite hebben het weer voor hem
;goed te praten en zeker dikwijls lust zullen
gevoelen, hun majesteit den mond te snoeren
«of er een slot op te hangen. Die keizerlijke
babbelaar heeft door zijn gepraat zich de
vijandschap van duizenden op den hals
gehaald en aanleiding gegeven, dat hij
zeker meer dan hem lief was over de tong
«ing-
Maar zoo iemand, van zulk een hooge
positie, omringd door lieden, die hem steeds
naar den mond praten, kan licht op een
dwaalweg geraken, vooral wanneer het hart
hem op de tong ligt, ’t Is immers met veel
menschen zoo, waar het hart vol van is,
daar loopt de mond van over.
Maar onvoorzichtig blijft het. Nuttig is
het dan als iemand, die niet op zijn mondje
gevallen is, zoo’n prater eens de les leest,
zooals een bekende socialist eenige weken
geleden deed, toen hij de woorden van
dien keizer aan een duchtige kritiek ging
onderwerpen,
Sopsum, 27 April. Sopsum, zoo heet
ons gehucht, en ’t mankeert ons thans ook
niet aan „sop.”
’t Ia hier één water al water. De door
braak van een dijk is oorzaak, dat de heele
polder onder water staat.
Het laten zinken van een paar pramen
met steenen bevracht kon de doorbraak
niet verhinderen.
Men meent, dat zij is te wyten aan een
mollengang. Inderdaad vindt men deze die
ren bij den hoogen waterstand thans veel
in de dijken.
Ook het naburig Lollum zit onder water.
Hier en daar wordt het jonge vee weer
uit de weide gehaald en gestald, deels ten
gevolge van de koude, deels omdat de zode
begint door te trappen, wat natuurlijk be
langrijke schade aan den veehouden berok
kent. De overvloedige hooioogst van het
vorige jaar komt te pas, vele schuren zijn
bijna leeg.
Joure. De heer J. van der Velde Jr.,
handelaar in tapijten enz. alhier, kwam tot
de ontdekking dat in de groote spiegelruit
blank en gelijken eene zee, terwyi andere
zóó drassig zyn, dat ze met droogvoets zyn
te passeeren, tenzij men flinke waterdichte
laarzen aantrekke. De molenaars heb oen
het bijgevolg drukverlangend ziet men
dan ook uit naar een Hinken molenwind.
Voor het reeds in da weiden aanwezige
vee is deze stand van zaken zeer nadeeltg,
vooral het wolvee beeft het hard te ver
antwoorden. Bovendien komt van de lande
rijen die nu geheel onder water staan in
den regel weinig terecht.
In het te Groningen verschijnend
weekblad De Arbeider, vrij communistisch
orgaan van het Noorden, wordt in een stuk,
onderteekend F. A. Sluyters te Rotterdam,
het denkbeeld geopp rd om hier of daar,
liefst midden in ons land, een groote fabriek
op te richten, waar de ontslagen spoorbe
ambten werk zouden kunnen vinden. Op ue
Vereemging „Gemeeuscnappelyk Grondbe
zit” wordt in het stuk een beroep gedaan
om het denkbeeld te nelpen verwezenlijken.
Een jonge smidsgezel te Veendam heeft
in een onbewaakt oogeublik een ijzerdraad
gewerkt tusschen het geleidingsnet van de
electrische centrale, waardoor een heele
stoornis kwam in bet licht. Bijna half Veen
dam was daardoor Woensdagavond in het
duister gehuld. Zeer gevaarlijk is daar zoo’n
duisternis, omdat tal van bruggen en brug
getjes toegang geven tot de zoogenaamde
eilanden. Dienselfden avond is de bejaarde
landbouwer B. Weita verdronken.
De politie heeft den dader gesnapt. Hjj
heelt bekend het feit gepleegd te hebben.
Door het hooge water komen in den
Gelderschen Achterhoek vele mollen te
voorschijn. Da vellen daarvan zijn zeer door
de kooplieden gezocht, waarvoor ze reeds
10 cent per stuk betalen.
Het scheidsgerecht in zake de voor
drachten tot ontslag van gemeentewerk
lieden te Amsterdam heaft Ziterdag nog
35 voordrachten onderzocht. Iu 21 gevallen
concludeerde het gerecht tot wegzending
uit den dienst, 5 personen werden geschorst,
9 vrijgesproken.
In bet geheel zyn nu 375 man ontslagen,
13 geschorst en 11 vrijgesproken.
Een zeer bedroevend feit valt te vermel
den. De vrouw van een der werklieden bij
de gasfabrieken, die reeds weken lang in
een staat van overspanning verkeerde als
gevolg van het gebeurde, is, toen zij den
ontslagbrief onder oogen kreeg, waanzinnig
geworden. De vrouw moest uit hare omgeving
worden weggevoerd.
De voerman W. v. K. uit Afferden,
een oppassend man en vader van 5 kinderen,
reed Zaterdag met een geladen kar steen
kolen uit het pakhuis van den heer V. te
Druten. Da hit, die de kar trok en door den
voerman by den toom werd vastgehouden,
deed plotseling een zydelingschen sprong
waarop v. K. niet was voorbereid Da kar-
boom drong hem tegen den muur en drukte
zijn borstkas in. Een ijlings ontboden ge
neesheer kon geen hulp meer verleenen.
De dood trad bjjna onmiddellijk in.
Omtrent het plan om het garnizoen
van Amsterdam te versterken, vernemen wij
dat zoo goed als zeker is, dat dit verdubbeld
zal worden. Er zullen daarom detachementen
van verschillende regimenten t jjdelfjk aldaar
in garnizoen worden gelegd die elkaar af
lossen, geljjk nu reeds eenige jaren bij het
3s reg. huzaren gebeurd is. N. v. N.
Onder Beverwijk zjjn Maandagmor
gen vier koeien dood in het land gevonden.
De beesten waren van de koude en door
het water omgekomen.
gedreven, toch zijn enkele koeien verkocht
die f 130 tot f230 opbrachten.
Te hopen is het dat het de volgende
Maandag wat drukker mag wezen, meer
dere aanvoeren op de markt mogen zjjn
en vele vreemde kooplieden deze vee
markt komen bezoeken. Hierdoor zal de
handel levendiger worden, waardoor aan
voerders, handelaars en enkele burgers dit
zeker ten goede zal komen.
Westergo. Tengevolge den overvloe-
digen regen, welke zonder tusschenpoos ruim
24 uur heeft aangehouden, staan Westergo’s
velden blank; enkele laaggelegen stukken
weiland zjjn geheel ondergeloopen. Alle
watermolens in ons kwartier staan „in ’t
zeil“ om de „kriten” te ontlasteneen
eigenaardig gezicht bij ’t einde van April.
Veel eieren van kieviten en andere stelt-
loopers zijn verloren gegaan; de eieren
zoekers waden met groote waterlaarzen door
de drassige velden.
Zelfs ouden van dagen herinneren zich
niet ooit zoo’n „grasmaand” te hebben beleefd.
Zuidwesthoek, 27 April. Sedert enkele
dagen staan veie laaggelegen landerijen hier
Hepk. Nieuwsbl. v. Fr.
Sneek, 28 April. Wat een eieren, wat
een kievitseieren heden aan onze markt.
Ze zeggen wel, dat ’t kievitenrijk hier
kleiner wordtmaar als nog zoo’n 16 a
17000 van die eitjes ten verkoop worden
aangeboden, dan behoeven we vooreerst
nog niet ongerust te zijn.
Bij dien grooten aanvoer was, wat niet
te verwonderen viel, de markt traag en
liep de prijs van 13 cent terug tot 12 ct.
Verscheidene eieien bleven onverkocht,
omdat men 13 cent niet meer kon bedingen.
’t Grootste deel van de 16000 ging naar
velschillende hotels door geheel Europa.
28 April. Iu den ouderdom van 81
jaren is hier overleden de heer Joh. Schyf-
sma, van 1869 tot 1893 raadslid en van
’73 tot laatst genoemd jaar wethouder dezer
gemeente.
Met Schjjfsma is een man heengegaan,
die zich in al de jaren, dat hij een lid van
ons D. B. uitmaakte, heeft doen kennen,
als iemand met een helderen blik, met een
vasten wil en mat een hart, dat steeds
warm klopte voor de gemeentebelangen,
en niet ’t minst voor ’t openbaar onderwijs.
Gisterenmiddag was een schipper, naar
men ons meedeelt, niet genegen zijn knecht
het gevraagde loon uit te betalen.
Het publiek trok voor den knecht party
en een vervolging van den baas van het
spul was spoedig op touw gezet. Deze, be
ducht voor een pak slaag, verliet in de
Franekervaart zjjn schuit en loopen zoo heb
je niet, het land in.
De vrouw en de knecht wachtten den
chef niet af, maar voeren terug naar de stad.
Eenigen tyd daarna zagen we den vluch
teling in een bootje met eega en bediende
terug komen.
Het eind was: uitbetaling van het ver
schuldigde loon, waarop de knecht zyn bed
met toebehooren opnam en ging wandelen.
Workum, 27 April. Op de heden alhier
gehouden Voorjaars-Veemarkt waren 11
koeien, 1 stier en eenige schapen en lam
meren aangevoerd. Veel handel is er met
zjjner op de Midstraat uitziende voorkamer
zich een gat bevond ter grootte van een
stuivertje. Op zich zelf al erg genoeg, maar
wat de zaak nog slimmer maakte, was de
omstandigheid dat men gepoogd had brand
te stichten door aangestoken lucifers door
dat gat te steken, tengevolge waarvan de
bollen van een voor de ruit hangend gordijn
grootendeels verschroeiden. Eenige verkoolde
lucifers werden nog op de vensterbank
binnenshuis gevonden.
Ook bij den heer G. Faber, handelaar in
rijwielen, is de spiegelruit van den winkel
op dezelfde wijze doorboord als bij den heer
van der Velde.
Heerenveen, 27 April. Zondag ver
gaderde het Friesche trampersoneel in
„Aurora” alhier. Daar de Ned. vereeniging
van spoor- en trampersoneel als overleden
werd beschouwd, werd besloten een onder
linge vereeniging van Friesch trampersoneel
te stichten.
Heerenveen werd als plaats aangewezen
waar het Centraalbestuur gevestigd zal zyn.
Er waren afgevaardigden van Leeuwarden,
Sneek, Lemmer, Drachten, Gorredyk enz.
Het Volk.
Makkum. Tengevolge van het vele
regenwater heeft de paardentram Makkum
Witmarsum Vrijdag twee diensten moeten
overslaan. Door het graven van het nieuwe
kanaal is de grintweg bij Laanzicht opge
broken en moeten de passagiers daar over
stappen in eene anderen tramwagen. Door
’t water is dit pad nu totaal onbegaanbaar,
zoowel voor de passagiers als voor het paard.
Ook in de Ryge, waarin men bezig was met
het leggen der riolen, heeft men last van
’t water.
Arum. Ook hier blijken de schapen in
het land niet veilig voor de bloeddorstigheid
der groote trekhonden. H. Bus vond Zondag
morgen in zijn land tusschen Arum en Wit
marsum een schaap geheel verscheurd.
Leeuwarden. Volgens het verslag van
de Leeuwarder Waterleiding-Maatschappij
over 1902, sluit de balans op 31 December
van dit jaar in ontvangst en in uitgaaf met
f 809,443,80. Het winst-saldo bedraagt
f 31,628,25, waarvan wordt bestemd: 4 pet.
dividend f 26,000, afschrijvings-rekening
f 1000, bedrijfsbelasting f 650 en onderhouds
rekening f 4032,25.
Steggerda. Door den buitengewoon
hoogen waterstand worden de werkzaam
heden in de veenderijen alhier niet alleen
zeer bemoeilykt, maar is t in sommige geheel
onmogelijk een aanvang te maken, zeker
in de eerste plaats zeer ten nadeele van de
werklieden.
Maar niet allen vinden dat mond houden
prjjzenswaardig. Wie altijd zwijgt, nooit
zich geeft, wekt geen vertrouwen.
Nu is het waar, dat sommige lieden
zwijgen, in vergaderingen b.v., eenvoudig
omdat ze niets te zeggen hebben, of wegens
leegheid van hoofd. Dat is hun niet kwalijk
te nemenwaar niets in zit, daar kan
moeilijk wat uitkomen. Maar waar moest
het met de gezelligheid heen, als we altijd
met den mond vol tanden zaten
De menschen zijn, wat dien mond betreft,
al zeer onderscheiden. In elke vergadering
kunt ge dit opmerken en hoe iedere vogel
zingt, zooals hij gebekt is. De een werpt
met nijdige, bitse woordjes zyn gedachten
er uit; een ander telt u de woorden toe
op bedaarde, langzame wyze, alsof het gou
den tientjes waren; een derde is kwistig,
een vierde zuinig met zjjn woorden. Ook
zijn er lieden, die met onze Nederlandsche
taal niet op al te besten voet staan, en
meestal verkeerde woorden gebruiken. Zoo
hoorde ik voor korten tyd iemand in een
vergadering klagen, dat hy als lid van zekere
commissie geen „verplichtingen” hadde
man meende n.b. „rechten”, dus juist het
tegengestelde.
Er zyn menschen met groote, met bru
tale, met scherpe monden, ook ontmoet men
ze met lieve, zachte mondjes en tongetjes
van fluweel. Voor deze dient men op te
passen. Maar het gevaarlykst zjjn de lieden
die met twee monden spreken. Dezen ge
bruiken hun taal om hun gedachten te ver
bergen of iemand honig om den mond te
smeren. Ze praten met u mede, geven u
gelijk, maar ook uw tegenstander. Voorde
zulken, die er meestal ook een dubbel aange
zicht op na houden, dient men zich in acht
te nemen, als ze ons by toe val eens in den
mond loopen.
Als men nagaat, hoe talrijk de verga
deringen zyn, waarin by monde van den
spreker party en of vereenigingen haar
grieven bloot leggen, kritiek uitoefenen,
haar wenschen uitspreken, haar eischen
stellen, dan schynt het wel of men de
woorden van den dichter Staring in ernst
gaat opvatten:
Schreeuw, schreeuw, luidkeels!
Met zwijgen,
valt niets te krijgen
bij ondergoón.
Verstandig is hy, die bedenkt, hoe wy
door de woorden, die uit onzen mond uit
gaan, ons zelf en anderen kunnen verlagen,
maar ook omgekeerd ons zelf kunnen
adelen en op anderen een heilzamen in
vloed uitoefenen.
Zoo moge er dan een wacht voor onze
lippen staan. (Steenw. Ct.)
Bolswardsche Courant