Verschijnt Donderdags en Zondags. 42ste Jaargang. No. 38. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD OÏ.SWAR» EN WONSEKAOEEE 11 1903. t BINNENLAND. HET KIND. xxxxxxx®xxxxxxxxx$ ZONDAG 10 MEI. g ^j»cxc>cx:x:x:dcdx«s3«x:>c3c >cdc xxxx$ VOOR ADVERTENTIEPRIJS: 50 Ots. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar 5 Cent. „Beste man, ik ga terug naar mijn moeder. In jouw huis richt ik toch maar onheil aan. Je zult me wel niet missen als de keukenmeid er is. Als ik koken geleerd heb en geen kind meer ben, dan kom ik... misschien terug... als je my dan nog hebben wilt. Als een andere zult gy mjj weerom zien. Je diepbedroefde vrouw." ^Leeuwarden, 8 Mei. Generaal Chris tiaan Botha uit Zuid-Afrika is hier gisteren aangekomen, ter bezichtiging van den Frie- schen veestapel. Hij nam hedenmorgen ook een kijkje in de zuivelfabriek bij ’t Nieuwe Kanaal. De Rechtbank te Amsterdam, veroor deelde heden den heer Frank van der Goes, wegens opruiing van militairen, tot 4 maan den gevangenisstraf. Uit ’s-Gravenhage meldt men: Hollando Beige verneemt uit de beste bron, dat het bericht van Het Volle, dat 10 personen bij de Holl. IJz. Spw. Mij. weer zijn aangenomen, wel juist is, doch niet kan toegesebreven worden aan de bemoeiing van het Comité Kerkdyk-l'alma, daar zyopden dag hunner ontvangst bij het Comité de oproeping reeds in hun zak hadden. Hepk. Nieuwsbl. v. Fr. Sueek. De werkman J. Gr., die de vorige week met een gedeelte van het per soneel der firma Louwnuns Co. naar Apeldoorn vertrok, is aldaar Dinsdag plot seling aan bloedvergiftiging overleden. Een klein zweertje aan de hp moet de oorzaak zijn. De overledene laat een weduwe met drie nog zeer jeugdige kinderen achter. Gedeputeerde Staten van Friesland hebben gunstig beschikt op het verzoek der Vereeniging vau beroepsvisschers„Eriesch Visschers belang," om de dobbervisscnerij vroeger open te stellen. Men schrijft ons uit Hilversum: J.l. Woensdagavond 6 Mei, gat de nau welijks vier maanden bestaande Friesche Vereeniging „Nocht en Wille" aldaar, een openbare uitvoering in de concertzaal van het Wilhelmma-Hótel. De zaal was flink bezet, zelfs waren er uit de omliggende plaatsen, die ondanks den regen toch waren gekomen, om deze jeugdige vereeniging met hun bezoea te vereeren. Het degelijke bestuur had aan meest alle Friezen in hei Gooi invitaties gezonden. Ook zag men een enkele dame getooid met de Friesche kap, anders een ongewoon gezicht by de Hilver- sumsche bijeenkomsten. Dat de nanelyke, gulle wijze van feest- vieren bij de Friezen den bo>entoon viert, bleek ook hier weer, daar men geen enkelen wanklank vernam. De voordrachten, alle in de „memmetael", vielen zeer in den smaak van het publiek, waaruit blijkt, dat de jeugdige vereeniging uit goede krachten bestaat. Het kenmerk van de Friezen is overal, waar men ze ontmoet, dat men zich tot elkander voelt aangetrokken. Een Fries voelt meer voor zijn provincie, dan iemand van een ander gewest, voor bewoners zyner provincie gevoelt. Dat kon men op deze uitvoering goed bemerken, ofschoon men elkander nooit had gezien of nauwelijks ontmoette, gevoelde men zich toch als broe ders en zusters onderelkaar. De Friesche liederen werden door allen opgewekt mee gezongen. Toen de Voorzitter de bijeen komst had gesloten, werd staande het „Frysk Folksliet" gezongen. Een gezellig bal, waarbij de bekende Friesche schots niet ontbrak, duurde tot laat in den nacht. Elke Fries en Friezin, die zich in het Gooi vestigt, raad ik aan, word lid van het Fiysk Selskip „Nocht en Wille" te Hilversum. Voor velen, die hier ver van hunne familie onder vreemden verkeeren, geeft dit vooral ’s winters om de veertien dagen steeds gezellige avonden. Wat men ’s zomers hier aan natuurschoon kan ge nieten, wordt ’s winters, wanneer het leven hier anders eentonig kan zjjn, vergoed, door te genieten van de gezellige avonden by de Friesche Vereeniging, waar de „mernme- tael", in eere wordt gehouden. Naar Het Volksdagblad verneemt, be staat by de slachtoff irs der algemeene werk staking het voornemen, eeu deputatie te zenden naar H.M. de Koningin tijdens haar aanstaand bezoek aan de hooidstad ten einde haar te verzoeken haar invloed bij de Spoor- weg-Maatsohappijen en de gemeente Amster dam aan te wenden, om de uitgeslotenen weder m hun vorigen weikkring geplaatst te krygen. Ein verzoek aan den burge meester van Amsterdam zal worden gedaan om toestemming voor een demonstratie, waar toe de geheeie burgerjj tot deelneming zal worden uitgenoodigd. Naar Het Volk mededeelt, heeft het partijbestuur der Duitsche sociaal-democra- tische party 5000 Mark beschikbaar gesteld voor de slachtoffers der algemeene werk staking hier te lande, „Ja... ga maar." „Als ik terug kom, hoop ik een vroolyk gezichtje te zien en geen tranen!" Zij snikte nog harder. „Als je terug komt, dan, dan..." Hy kuste haar en ging snel de deur uit. Zy moest eerst uithuilen. Toen hij terug kwam, vond hy een brief op zyn schrijftafel. Een brief van zijn vrouw? Wat moest dat beteekenen? Hy brak hem open en las: Eigenlijk had zy het onderwijzeressen examen willen doen. Maar toen hy om de zeventienjarige aanzoek deed, gooide zy de boeken op zy en gaf hem haar jawoord. Hy had haar vader kunnen zyn, zoo groot was het verschil in leeftijd. Als haar vrien dinnen haar daarmee plaagden, sprak zy trotsch„Juist dat imponeert my voor myn man moet ik respect hebben. Mijn jonge aanbidders kon ik tot nu toe allen om den vinger winden." „Dat zal me een leventje by jelui worden, zoo van de schoolbanken in de huishouding." „Och kom, ik maak my in ’t geheel niet ongerust; wien God een ambt geeft, dien geeft hy ook het verstand. Met verstand en gratie laat zich ook wel de moeilijke functie van een huisvrouw vervullen. Maar bovendien hy weet immers, dat ik niet koken, naaien, breien en spinnen kan." De laatste woorden neuriede zy vroolyk op de bekende melodie uit de opera Martha. Het huwelijk werd voltrokken en een lange, heerlijke huwelijksreis volgde. Daarna werd het pas gebouwde nestje betrokken. „Ik verheug my op het eerste middag maal, dat mijn lief, klein vrouwtje my morgen zal koken", sprak hy vergenoegd. „Nu, verheug je er maar niet te vroeg over", antwoordde zy lachend. „Een kalfskarbonade, malsch en niet te klein, zou my wel lijken, ’t is myn lieve- lingsgebraad." Uit voorzorg had haar moeder haar een groot kookboek meegegeven. „Kalfskarbonade, niets gemakkelyker dan dat", sprak zij triumfeerend, sloeg het kook boek dicht en verdween in de keuken, om het jonge dienstmeisje haar instructies te geven. „Nog nooit heeft my een karbonade zoo heerlijk gesmaakt", zeide hy met stralen- den blik. „Zie je nu wel mannetje, hoe gemakkelyk het koken is? Zeg my nu eens, wat je lievelingskostje is." „Aardappelen-croquettes van die zachte, mooie aardappelen-croquettes." „O, die heb ik reeds dikwijls..." „Gekookt?" „Neen, maar wat lekker gegeten. Dat zullen we eens spoedig in orde maken." Zy ging op zyn knie zitten, trok hem aan zyn baard en hinderde hem in zyn werk, dat volgens zyn zeggen, zeer gewichtig was. Zy pruilde en verliet de kamer. In het nevenvertrek zong zy kort daarna vroolyke operettemelodieën, hetgeen hem opnieuw erg in zijn werk hinderde. „Zou je niet eens een paar uurtjes gaan wandelen, opdat ik my n werk af kan maken „Alleen, zonder jou? Neen." „Maar je stoort me in mijn werk, neem een boek en lees een beetje; of wacht eens, hier heb je de couranten." Nu werd het werkelijk stil in het neven vertrek, slechts het ritselen van papier liet zich hooren. Ijverig lezend vond hy haar, de couranten in de meest geniale wanorde op den grond naast haar. Hy, die altijd zoo netjes met elk stuk papier omging, riep ontzet uit: „Kind, lees je zoo de couranten?" „Och ja, zy zyn een beetje door elkaar geraakt." „Niet zoo’n beetje, dunkt me, foei wat slordig." „Nu, praat maar zoo lang niet, help my liever ze weer netjes in elkaar vouwen. Ja, zie je, zoo erg ordelijk ben ik nu juist niet, thuis was daar geen tijd voor om het te leeren, ’t was altijd maar ’s morgens vroeg naar de school en dan by thuiskomst weer studeeren. Mama zorgde er steeds voor, dat de boel in orde bleef." „Maar dat moet jij nu hier doen." „Ja, natuurlijk, maar daar moet ik toch eerst een beetje aan gewennen!' Hij zuchtte. „Waarom zucht je?" vroeg zy. „Ik zal je eerst heelemaal tot huisvrouw moeten opvoeden." „Jij, een geleerde?" lachte zy, „alsof je daarvan meer verstand hebt dan ik!" Hy keek haar over zyn bril heen, aan. Zy zag er zoo vroolyk en vergenoegd uit, dat hy niet boos kon zijn, ofschoon hy reeds menige teleurstelling in zyn kort huwelijk had ondervonden. Zy was waarlijk te jong, te onervaren voor het huwelijksleven. Zy was te kinder- achtig en dacht slechts aan grappen. Zy zette hem haar morgenmutsje op, dat hy haar cadeau gegeven had, omdat hy haar gaarne met dit attribuut der huisvrouw zag en schudde, als hy haar het kleine kanten Hjj schrikte. Zy was weg. Bleek als een doode zonk hy in een stoel voor zyn schrijftafel neer. Och hoe lief had hy haar toch ondanks haar tekortkomingen. Dat voelde hy thans. Hoe verlaten, hoe stil was zyn huis zonder haar. Haar lachend, vroolyk gezichtje miste hy, waar hy den blik ook wendde. Haar prettig gebabbel, haar schalksche plage rijtjes, haar schertsen was hem een behoefte geworden. „Leven zonder jou is my ondragelyk!" riep hy in zyn vertwijfeling luide uit. Hy zonk in zijn stoel terug, bedekte het gelaat met beide handen en snikte. Schuchter kwam zy van achter het bont geschilderde kamerscherm te voorschijn, liep daarop snel op hem toe, sloeg haar arm om zijn hals en kuste hem. Hy hield haar vast en drukte haar tegen zich aan. „Je bent myn levenszon, myn geluk", stamelde hy. „Ik wou eens weten of ik onmisbaar was" sprak zy gelukkig; „ik denk er niet aan naar mijn broeder te gaan. Koken en al het andere leer ik ook hier wel by jou. Maar je moet een beetje geduld met my hebben, veel geduld en het komt in orde, beste, lieve man!" Harlingen, 7 Mei. Sedert eenige dagen worde hier veel zeesnoek of geeb uit zee aangebracht. Als voorloopers van den ansjo vis zeer op prijs gesteld, komt zyn smake lijk vleesch eenigszins overeen met dat van den makreel. Ansjovis, veel gelykende op haring, maar aanmerkelijk kleiner van stuk, is in de zee tusechen onze plaats en de eilanden niet recht thuis, omdat het water niet zuiver genoeg is naar zijn zin. Ge woonlijk wordt hij dan ook ten zuiden van de Friesche en by de Hollandsshe kusten meer in massa gevangen. Dat de zee hier byzonder troebel en vuil is, daarvan kunnen onze haringvisschers meespreken, die er nu druk werk van moeten maken om de haring- fuiken van al dat vuil te ontlasten, wat nog al met eenige moeite gepaard gaat en veel nadeel aan de netten toebrengt. Opnieuw getaand, gaan de netten wei verzorgd de bergplaats in tot een ander jaar. Hedenavond arriveerde hier een van de stoombooten der HollandFrieslandlyn, „de Heirenveen" om voortaan in geregeld beurtveer op Amsterdam te varen. Na aan komst van de laatste tram van Sneek, kwar tier over negen uur, vertrekt de boot van hier om den overtocht in circa vier uur te doen en alzoo te ruim een ure te Amsterdam aan te komen. Stavoren, 7 Mei. Gister werd hier door 19 booten gemiddeld 600 stuks ansjovis aan gebracht. Het hoogste schot bedroeg 2400, het laagste 300. Heden namen 51 booten aan de vangst deel, welke gemiddeld 700 visebjes aanvoerden. Hoogste schot 1600, laagste 125. Iiemmer, 7 Mei. Onze visschers maken zich by na allen gereed voor de ansjovis- vieschery, die zich echter slecht laat aanzien. Telegrafische berichten toch, hier de laatste aagen ontvangen, luiden zeer ongunstig. Uit Medemblik van. gisteren, vangst slechts gemiddeld 500, van heden vangst slechts gemiddeld 3u0; uit Stavoren van gisteren: «angst gemiddeld 500, een enkele visscher heeft 2000 stuks, heden vandaar geen bericht. Ook uit andere havens luiden de berichten alle zeer ongunstig, vandaar dat ook nog niet één onzer visschers zyn netten in zee heeft gebracht. Ook is de verwachting van onze zouters, dat de prijs laag zal zijn, wegens de groote voorraad die er nog is vau vorige jaren. mutsje op haar aardig kopje wilde drukken, zoo hevig met het hoofd, dat haar lange blonde haren haar om de schouders zwierden. „Ik ben immers nog geen grootmoeder", lachte zy. „Je bent een kind." „Maar toch heb je me lief", antwoordde zy op zeer beslisten toon. „En jjj jij mij ook?" „Ach wat, dat zegt men zoo maar niet." Zy rukte zich van hem los en liep rond de groote tafel. Ringkingking! Tafellaken, koffieservies, room, koffie alles lag in grenzelooze verwarring door elkaar op het nieuwe vloerkleed. Natuurlijk was het zyn schuld, waarom wou hy haar ook grijpen? „Goed dat het geen inkt is, dat zou nog veel erger zyn", lachte zy reeds weer. „De vlekken zouden er nooit uit gaan!" Den volgenden morgen, het was hoog tyd voor den privaatdocent om zijn college te houden het accademische „kwartiertje" was reeds byna verstreken troonde zy hem aan zijn rokpand trekkend, mee naar de keuken. De koude pudding moest hy eerst proeven voor hy vertrok. Hy verzette zich. „Ik heb geen seconde te verliezen." „Ja, ja, je moet even mee komen..." Krik kratsch ritsch! Zy had de pand van zjjn jas zoo goed als geheel afgescheurd. Beiden bleven in stomme ontzetting staan. „Myn eenige gekleede jas!" „Trek je rok aan of je zomerpak. Waarom verzette je je ook?" Nu werd hy inderdaad boos. Met college geven was het voor dien dag uit. „’t Is een schandaal, dwaas ding dat je bent!" „Dwaas ding?" „Ja, meer dan dat ik ik kan er heelemaal geen uitdrukking voor vinden om te zeggen hoe ik zulk een handelwijze vind." Hy ijlde, na een andere jas aangetrokken te hebben, de deur uit. Een dwaasheid had hy begaan, een groote domheid! Een kind had hy tot vrouw ge nomen. Het opvoeden vond hy zoo’n schoone taak, maar by haar moest elke opvoedings methode mislukken. Zy was als jonge gis tende wyn. Maar bet moest anders worden Den volgenden middag stond zyn lieve lingskostje op tafel. Aardappelen-croquettes, mooie gele aardappelen-croquettes. Zyn oogen schitterden. Haar eerste pogingen om de beroemde croquettes te maken waren geheel mislukt het was pap geworden. „Zij wilden niet houden" had zy toen teleurgesteld met een benepen stemmetje gezegd. Nu hief zy het hoofdje trotsch omhoog. „Zie je wel hoe heerlijk ze zyn Zoogoed als boter; maar ik heb de eieren ook niet gespaard, ik wou je nu eens iets heerlijks voorzetten. Tien eieren, op elke croquette een ei." Ze nam een der croquettes op en wierp haar omhoog, haar handig weer opvangend. „Nu houden ze goed, zie je wel?" „Zoo hard als steenen, niet te eten." „Dat vind ik niet", sprak zy, terwyl zy met moeite er een naar binnen werkte. „Je zult er niet meer van eten, zulke steenen in je maag zouden je ziek maken." „Ze smaken me best," Hy nam den schotel weg. „Ik zal morgen een keukenmeid huren opdat wy fatsoenlijk eten krijgen." „Ik had mij nog wel zooveel moeite ge geven..." „Om alles verkeerd te doen. Je bent een kind..." „Doe me nu een pleizier en zeg niet altijd dat ik een kind ben." En zy sprong woe dend van haar stoel op. „Ik word spoedig achttien jaar, ik ben je vrouw en geen kind meer, versta je!" Haar toorn, haar beleedigde trots stond haar zoo mooi. Hy glimlachte. Dat was de echte vrouwen trots, die boven kwam. „Het zal nog wel in orde komen", dacht hy. Zy verliet de kamer en huilde. Korten tyd daarna ging hy haar opzoeken om haar te troosten. „Het gaat toch zoo niet!" „Neen, neen, zoo gaat het niet langer..." en de tranen stroomden over haar wangen. Hy kuste ze weg, maar zjj weerde hem af. „Ik wist het immers vooruit, jjj dacht maar dat het huishouden zoo maar ging." Zy zuchtte slechts. Nu begreep zy hoe moeilijk alles was wat van een flinke huis vrouw gevergd wordt. „Ik ga nu naar het Leesmuseum en zal dan voor een keukenmeid zorgen," Bolswardsche Courant

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1