NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD OI.SWARO EN WONSEHAOEEt Bi ABTWQBliU I 1903. 42ste Jaargang. No. 42. Verschijnt Donderdags en Zondags. Voor de Rechtbank. Si 0 $xxxxxxxx®xxxxxxxxx$ ZONDAG 24 MEI. VOOR 1 e> I ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Botsing van twee trammen onder Nijland en ontsporing te Snoek. L ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver ft volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. van Bolsward. Te IJsbreohtum werd Goïnga per telephoon uit laatstgenoemde stad mee gedeeld, dat zijn tram op Hopma-tille onder Nijland met de personentram uit de tegen overgestelde richting moest kruisen. De tweede tram reed echter den wissel voorby en ofschoon Warner alle pogingen in het werk stelde, om een botsing te voorkomen, door krachtig te remmen en den terugtocht te blazen, hij mocht zijn doel met bereiken, want de Bolswarder tram kwam in vlie gende vaart aanstoomen, zoodat de eene machine weldra op de andere stiet. Door den schok geraakten de wagens van den Bolswarder kant, w.o. een personenrijtuig met twee-en-twintig passagiers, van de locomotief los, doch de onbeheerde machine dreef de toen eveneens onbeheerde ootertram met groote snelheid naar Sneek terug. In de nabijheid van de stad was de lyn ver sperd door een rangeerende tram, die het onbedwongen voortjageude stelletje tegen zich aan kreeg, waarvan een ontsporing het gevolg was. Een der waggons liep tegen het huis der weduwe Flapper, dat in puin stortte. Tot ieders verbazing kwamen ook daarbij geen ernstige ongelukken voor; het geheele onheil bepaalde zich tut een aan zienlij ze materieele schade. De Justitie verscheen echter al spoedig op het terrein en na een uitvoerig „hoor en wederhoor* heeft zij ten slotte gemeend, den machinist van de Bolswarder iraui,uen 23 jarigen T. K. (thans nacatstoker by de Nederlandsche Tramweg-maatschappp) we gens overtreding van artikel 16U Wetboek van Strafrecht te moeten vervulgen. Beklaagde stond dus Woensdag terecht. Door den Subs.-off. van Justitie waren twaalf getuigen gedagvaard, terwijl de ver dediger, mr. D. Okma te Nijland, er nog twee had opgeroepen. Het Getuigen-verhoor. Do eerste getuigen-verklanug was van J. Roefstrs, tramchef te Bolsward. Getuige deelde Vrijdag 23 Januari, des middags te 1,30 (spoortyd) aan den tram- b-ambte Kuipers mee, waar de kruising met de botertram van Sneek zou geschieden, nd. op den Hopma-wissel onder Nijland. Deze madedeeling moest per telephoon wor den overgebiacht naar IJsbrechtum, aan den conducteur van de Saeeker tram. Deze botertram rijdt alleen Vrijdags en kruist niet altijd op Hopma-wissel; zy komt wel eens vroeger te Bolsward aan en behoeft dan niet te kruisen. Tram 96 moest te 1,25 uit Bolsward vertrekken; doch door te late aankomst mt Harlingen kon zij eerst te 1,36 weg. Daarom had getuige ditmaal nage laten aan conducteur Van Deursen het briefje af te geven, dat den conducteur moet worden ter hand gesteld, wanneer er omtrent het kruispunt van den gewonen regel wordt afgeweken, en dat de man voor gezien moet teckenen, terwijl hij tevens verplicht is, den machinist met de verandering in kennis te stellen. Getuige had Van Dsursen nu mon deling gezegd, waar de kruising zou plaats hebban. Na het ongeluk te Bolward terug komende, beweerde beklaagde, niets omtrent de kruising te hebben vernomen. Uit de verhalen der andere getuigen bleek voldoende, dat Goïnga, de conducteur van de botertram te IJsbrecntum het telepho- nisch bericht uit Bolsward ontving, dat de trammen op Hopma-wissel moesten kruisen. Volgens den tramchef W. Faber te Sneek had men daar, zoodra bet telephoaiscn be richt van het ongeval uit Nijiand kwam, de noodige maatregelen genomen. De volgende drie getuigen werden tevens gehoord als deskundigen. Machinist W. F. A. Warner, die te 1,15 met de botertram uit Sneek vertrok (zy, bestond uit een locomotief en twee wagens) ontwaarde op ongeveer 150 meter afstand aan gene zijde van Njjiaud de tram van Bolsward reeds op de Nylander zjjl, rijdende „full speed*. De afstand tusschen beue tram men bedroeg toen p.m. 360 meter; getuige reed met gewone snelheid. Hij sloot direct den stoom af en stelde de voetrem in werking, waardoor hij tot stop pen kwam. Vervolgens legde hij het handel om en reed terug. Doch de Bolswarder tram naderde nog steeds met vliegende vaait. Getuige sloot dus den stoom opnieuw af en sprong van de machine. On middellijk daarna had de botsing plaats; de machines steigerden door den schok en getuiges loco motief werd met de goederenwagens voort geduwd in de richting van Sneek. De wag gons van de Bolswarder tram sprongen los en bleven staan. Geen ongeluk zoo groot, of er is een geluk bij. Dit spreekwoord is weer ten volle be vestigd door hetgeen in den namiddag van Vrijdag 23 Januari op de tramlijn Sneek1— Bolsward voorviel. Men heeft er indertyd al een heel verhaal van in de kranten ge lezen. In ’t kort komt het gebeurde op het volgende neer. Om 1.15 (spoortjjd) verliet een „botertram,* bestuurd door den machinist Warner, en geleid door den conducteur Goïnga, het station te Sneek, in de richting Sir Archibald Lover en markies Lucio Sanseverina begaven zich naar den automo biel, die reeds voor den uitgang op hen stond te wachten. Op den bok zat een chauffeur, die druk bezig was de hef boomen te laten werken en niet eens het hoofd omwendde, toen de beide vrienden naderden. Z(j stapten in en het stalen ros, dat zoo lang zijn lust tot rennen had moeten be dwingen, zette zich, snuivende en blazende, langzaam in beweging. Nadat de drukke straten, waar de talrijke rijtuigen een ware versperring vormden, langzaam waren doorgereden, liep de auto mobiel, toen eindelijk de lange, vrije avenue des Champs Elysées was bereikt, in volle vaart langs de talrijke wandelaars, fietsers en equipages. Lucio Sanseverina leunde behagelyk ach- terover in de kussens en mompelde verge noegd, terwijl hij zijne oogen op den wol- kenïoozen, blauwen hemel sloeg en op het prachtige landschap. „Wat een verrukkelijke tocht! Wat gaan wij heerljjk snel!* Maar Archibald Lover zette een heel be zorgd gezicht en zeide, terwijl hij zich oprichtte: „Wy gaan werkelijk veel te snel; men zou zeggen, dat de automobiel niet meer naar het sturen luistert.* En na deze woorden tot zijn vriend ge zegd te hebben, riep hij met luide stem den chauffeur toe: „Vriend, w(j gaan veel sneller dan de politie-verordening toelaat!* Maar de chauffeur antwoordde niet en versnelde nog den gang. Nu vloog de automobiel werkelijk over den weg en werd ook Lucio Sanseverina angstig. Beiden schreeuwden zoo hard zy konden tot den chauffeur: „Matig toch je gang! Wat beteekent in ’s hemelsnaam die flauwe grap Maar de hevige wind, die was komen opzette o, maakte hunne woorden totaal onverstaanbaar en voort vlogen zij langs bosschen en velden, heuvels en rivieren. Alle voorbijgangers stoven angstig op zij, als zij het gevaarte in de verte zagen aan komen en lieten luide kreten van medelijden hooren met de beide in den automobiel zittende jongelieden. Zy dachten niet anders of deze snelden den dood tegemoet. Eindelijk kwam de groote steenen brug over de rivier in het gezicht. Vlak voor die brug bevond zich eene steile helling en deze zou ongetwijfeld den ijzingwekkenden gang van het stalen monster aanmerkelijk verminderen. Dit begrepen ook de beide vrienden en zy keken elkaar hoopvol even aan. Nu zou dan toch eindelijk aan hunne marteling en doodsangst een einde komen. Nog voor de helling was bereikt, keerde de chauffeur, die tot nog toe kaarsrechten onbewegelijk op zyne hooge zitplaats had gezeten, zich om, waardoor de beide vrienden zyn gelaat konden zien. Dadelyk toen hy zich had omgewend gilde Lucio Sanseverina als waanzinnig: „O, dat is de koetsier van „Belmonte!* De koetsier van de lijkkoets!* En voor zyn hevig verschrikte vriend hem dit kon beletten, sprong hy uit het portier en viel met een smak uit den nog altyd yoortvliegenden automobiel. By de helling gekomen, hield het ge vaarte eindelijk stil. Archibald Lover wendde zich nu tot den chauffeur en riep wanho pig uit: „Ellendeling, je bent gek! Jy bent de oorzaak van den dood van myn vriend De man antwoordde echter op bedaarden toon: „Maar meneer, we legden maar 90 K. M. per uur af en ik wilde nog veel sneller gaan, daar ik dacht den heeren er een genoegen mee te doen!* „Maar kerel, hoorde je dan niet, hoe wy je herhaaldelijk luidde hebben toegeroepen, den gang te matigen?* Zeker niet, meneer! Ik meende juist, dat uw vriend telkens riep: „Nog sneller! Nog sneller.* Sprakeloos en als versteend van schrik staarde Archibald Lover den man eenige oogenblikken aan en bemerkte dat hy geheel overeenkwam met de beschrijving, welke zyn ongelukkige vriend Lucio hem van den koetsier van de lijkkoets had gegeven. Daarna stapte hy uit het snuivende ge vaarte en snelde terug naar de plek, waar markies Sanseverina den noodlottigen sprong had gedaan. Hier vond hy slechts een onbewegelijke, bloedende massahet Ijjk van hem, die reeds veertien dagen te voren op het landgoed „Belmonte* door den langen mageren koet sier met ravenzwarten knevel en het af zichtelijke, doodsbleeke gelaat was op- geëischt. Na een jarenlange scheiding waren de beide vrienden eindelijk weer by elkaar en zaten nu in de conversatiezaal van het hotel met elkaar de oude herinneringen nog eens op te halen. Het was een heerlijke lentedag en alle vensters stonden open, zoodat het leven, dat in de rue de Ja Paix beerschte, dui delijk tot hen doordrong. Op dit oogenblik spraken zy over het gezellige Parysche leven en over het heerlijke klimaat van Frankrijk. De een kwam juist uit het mistige En geland en de ander uit het verrukkelijk schoone Italië. Sir Archibald Lover, de Engelschman, die de laatste oogenblikken voortdurend had gesproken, terwyl zijn vriend zweeg en treurig voor zich uit staarde, zeide nu tot den ander: „Waarde Lueio, ik herken je bjjna niet meer. Je waart vroeger altijd zoo’n vrooljjke, levenslustige jongen en nu ben je zoo stil en in je zelf gekeerd, alsof je voortdurend door een angstige gedachte wordt bezig gehouden. Zeg my toch wat je scheelt.* Door deze woorden werd markies Lueio Sanseverina, de Italiaan, uit zyn gepeins opgewekt en hy antwoordde nu, terwijl hy zyn vriend verlegen aankeek: „Zoo, merk je ook al. dat sombere ge dachten my kwellen? Nu, ik wil je wel zeggen, dat ik den laatsten tyd lang niet op mijn gemak ben... Ik zit in den groot- sten angst.* „Wat, ben jij ergens bang voor?* „Ja, ik voel dat mijn leven bedreigd wordt en waar ik my ook bevind, zit ik in den hevigsten angst... Ik weet dat dit zonder ling, abnormaal is, maar het is helaas de treurige waarheid.* „O, Lueio, hoe kun jy nu eigenlijk voor iets vrees koesteren, jij, die in de bosschen van Ceylon de tijgers zoo moedig met je mes hebt aangevallen „Luister, dan zal ik je een kort verhaal doen, waarna je myn angst misschien beter zult kunnen begrypen. Vooraf echter zeg ik, dat jjj de eerste bent, die dit verhaal van mijne lippen hoort en dat jy ook de eenige zult blijven.* „Veertien dagen geleden bevond ik mjj op myn buitengoed „Bèlmonte*, waar ik van plan was eenige weken te vertoeven en naar hartelust van het heerliike lente weder te genieten. Het kon al aardig warm zyn in den middag en daarom had ik de gewoonte aangenomen om gedurende de uren, dat de hitte het hevigst was, thuis te bljjven en in mijn salon, dat, zooals je weet, op myn tuin uitziet, lui in een gemakkelyken stoel te liggen. Ik lag dan op dien middag weer met gesloten oogen in mijn fauteuil en rookte met .welbehagen een geurige sigaar, toen eensklaps een onbestemde vrees my beving, een gevoel, dat er op dat oogenblik iets vreeselyks gebeurde. Ik deed mijne oogen open en richtte my op, om te zien of alles om my heen wel in orde was, toen, terwijl ik mijne blikken door het venster naar buiten sloeg, ik op de voorplaats, vlak voor het venster, een lijkkoets, bespannen met twee paarden, zag staan. Het was een een voudige lijkkoets, zooals er veel in Italië op het platteland worden gebruikt. Ik kon myne oogen niet gelooven en richtte my nog meer op, om beter naar buiten te kunnen zien. Maar werkelijk, ik bedroog my niet, de lijkkoets stond er. Een koetsier hield de leidsels vast; inmjjne verbeelding zie ik nog de lange, magere gestalte van dien man. Hy had lange, raven zwarte naar beneden hangende knevels en zyn gelaat was afschuweljjk en doodsbleek. Deze man beduidde my met een gebiedend handgebaar dat ik in de lijkkoets moest sstappen.* „Vreeseljjk!* kon sir Archibald Lover lüet nalaten uit te roepen, toen zjjn vriend eeuige oogenblikken zweeg. wJe weet*, vervolgde markies Lueio San- sevei'ina, „dat ik volstrekt niet laf ben. Maar de verschijning van deze lijkkoets met di'fln afziehteljjken koetsier joeg my toch een hevigen schrik op het lijf. Ik maakte my zelf wijs, dat ik nog niet recht wakker was en droomde, maar dit kon ik niet lang volhouden, daar ik zelf maar al te goed wist, dat ik klaar wakker -was en de lijkkoets nog altijd duidelijk voor mijn venster zag staan wachten. In myn hevigen angst vloog ik op en •trok aan het schelkoord, waarop dadelyk mijn huisknecht Felix verscheen,. „Felix*, zeide ik, „heb je geen wagen het hek hooren binnenrijden „Neen mynheer*, antwoordde hy en uit het venster kijkende vervolgde hy: „Ikzie in het geheel geen wagen, mynheer.* „Goed* zeide ik, „dan zal ik my wel vergist hebben. Je kunt gaan.* Toen mjjn knecht het vertrek had ver laten, keek ik weer naar buiten en waarlijk, vlak voor myn venster stond nog steeds de lijkkoets met de twee magere, zwarte paarden er voor en weer beduidde de af zichtelijke koetsier my in de koets te stappen. Ik rilde van ontzetting en schelde Felix voor den tweeden keer. Toen hy weer ver scheen, zei ik op barschen toon: „Er staat wèl een wagen op het voorplein, kijk zelf maar!* Felix keek eenige oogenblikken uit het venster en zich daarna weer tot my wendende, zeide hy op verbaasden toon „Maar meneer de markies, ik zie volstrekt niets.* „Loop dan dadelyk naar den portier en vraag hem of hy geen wagen het hek heeft zien binnenrijden*, beval ik nu. Terwyl Felix naar den portier snelde, wierp ik myne blikken weer naar buiten en werkelijk, de lijkkoets met de zwarte paarden en den afzichtelyken koetsier stond nog vlak voor myn venster te wachten. Nu kon ik het onmogelyk langer uithou den en ik liep zelf naar den portier, wien ik, zoodra ik hem zag, toeschreeuwde: „Je bent een mooie portier, je laat zoo maar, zonder my te waarschuwen, een wagen het hek binnenrijden!* De brave man, die my tot nog toe altijd trouw en eerlyk had gediend, scheen, even als Felix, te denken dat ik plotseling gek was geworden en gaapte my medelijdend aan. Ik liep met hen beiden den tuin in en keek onderzoekend rond, maar nu was er geen spoor meer van de lijkkoets en haren geheimzinnigen geleider te ontdekken.* „En wat heb je toen gedaan?* vroeg sir Archibald Lover op nieuwsgierigen toon aan zijn vriend, toen deze eindelijk had uitgesproken. „Wel*, antwoordde de markies, „ik ben nog denzelfden avond naar Rome vertrok ken, daar ik geen dag langer op myn bui tengoed wilde verblijven. Te Rome vond ik je brief, die my je aankomst te Parijs meldde, waarop ik dadelyk naar Parijs ben vertrokken om je te bezoeken.* „Waarde vriend, de geschiedenis, die je my daar hebt verteld, is wel geschikt om iemand den schrik op het lyf te jagen*, hernam nu sir Archibald Lover. „Maar ik ben er vast van overtuigd, dat je dien dag in de hoogste mate overspannen waart en je verbeelding je leelyke parten heeft ge speeld. En is dit nu alleen de reden van je groote droefgeestigheid „Geloof jij dan soms ook niet, dat die lijkkoets en die man my mijn spoedigen dood aankondigen? „Ben je nu heelemaal gek! Je moet alle zwaarmoedigheid laten varen en in het geheel niet meer aan het geval denken. Gelukkig dat jy nog eenigen tyd met my te Parys blijft; ik zal wel zorgen dat je de noodige afleiding hebt. Om te beginnen zullen wy nu dadelijk opstappen en een verren tocht gaan maken. „Waar ben je van plan heen te gaan?* „Wel, naar myn vriend, graaf Éhber- stein, die thans op zyn landgoed te Rueil vertoeft. Hy is een heel aangenaam causeur en zyn kennismaking zal je, daar twijfel ik niet aan, heel goed bevallen. Zooals je weet, ligt Rueil een paar uur hier vandaan en nu heb ik een automobiel gehuurd, die ons daarheen zal brengen.* „Stuur je zelf, Archibald?* vroeg markies Lueio Sanseverina. „Neen*, antwoordde de Engelschman, „de automobielverhuurder heeft my beloofd voor een bekwamen chauffeur te zorgen. Je kunt dus gerust zyn, dat er onderweg geen onge luk zal gebeuren.* Cl Bolswardsclie Courant A

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1