1903. 42ste Jaargang. No. 72. Verschijnt Donderdags en Zondags. Nieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. I ZONDAG 6 SEPTEMBER. BINNENLAND. NIEUW GELUK. VOOR Afzonderlijke willen van de aan Erich’s vader, dat hij die liefde kon schenken, ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. ze plotseling het besluit neemt om naar hem toe te reizen. Ze moet Gerda’s kind zien! ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Vervol gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. De oude vrouw zuchtte zwaar. Waarom de herinnering aan die vreeselijke, treurige dagen weer opgewekt! Ze kan het nog heden niet begrijpen, dat zooveel schoon heid en bekoorlijkheid begraven kon worden in den schoot der aarde, dat een zoo heerlijk geluk zoo plotseling werd verstoord. Wat baatte haar de schrale troost der vrienden, dat hare dochter een zeldzaam lot beschoren was geweest, dat Gerda in geluk had geleefd en in geluk was gestorven, eer een ademtocht dat had verstoord. Het was te spoedig geweest. De moeder kon dat nooit vergeten. Hij, de echtgenoot, had zich trou wens wonderlijk spoedig getroost. Toen de slag was gevallen, had hij gedaan als een waanzinnige. Maar dat verhinderde hem niet, reeds na nauwelijks twee jaar der on ver ge telijke'” een opvolgster te geven, een ander meisje te kiezen, dat hij nu ook als zijne vrouw in het huis had gebracht. Eene vreemde kon hem het gemis zijner aangebeden Gerda vergoeden. Een vreemde regeerde in zijn huis met de rechten van de overledene. En wie was ze? Een hout- vestersdochter, die zich stellig niet met Gerda kon meten. Mevrouw Heyden kende haar niet, had haar ook niet willen leeren kennenze kende immers nauwelijks haar kleinkind. Toen maals, toen de kleine moederloos achterbleef, had zij hem onder hare hoede willen nemen, maar de vader was volstrekt niet te bewegen, afstand te doen van het „eenige”, wat hij nog van haar bezat. Mevrouw Heyden was wel een keer op het landgoed geweest, maar ze hield het er niet lang uit, wijl alles haar daar aan de dierbare doode herinnerde. De wonde was nog te versch. Sedert verhinderde eerst de voor het kind moeielijke reis een bezoek bij de grootmoeder. Daarop kwam de nieuwe verlovingstijd en toen de stille bruiloft weldra volgde, trok mevrouw Heyden zich verbitterd en in hare heiligste gevoelens gekrenkt, terug. De jonge vrouw had haar wel een zeer beleefden en aardigen brief geschreven, maar wie zou er mevrouw Heyden een verwijt van maken, dat ze nog niet kon houden stiefmoeder van haar kleinkind? Stiefmoeder! Hoe leelijk klinkt datArme kleineOf ze hem ook slecht behandelt Of hij reeds nu de zorgende moederliefde ontbeert? Mevrouw Heyden trachtte zich het kind voor te stellen. Zij haalde het laatste portret. Och, sedert dat gemaakt is, moet hij wel zeer veranderd en flink ge groeid zijn. Zou hij al aardig kunnen bab belen Zij, de grootmoeder, weet immers zoo weinig van haar eenig kleinkind. Ze krijgt wel elke week bericht omtrent zijn gezondheidstoestand, ze hoort, dat het kind flink vooruitgaat. Maar het papier is immers geduldigHoe zou het zijn, wanneer er bij zijne verpleging iets werd vergeten! Mevrouw Heyden begon zich werkelijk van plichtsverzuim te beschuldigen. En de eenzame grootmoeder krijgt zulk Het waren de laatste vroolijke dagen van samenzijn geweest. En allen hadden eenige weken later nog veel vroolijker verwacht. Immers, wanneer alles in de natuur het opstandingsfeest viert, zou ook in het huis van den grondbezitter een nieuw leven zijn intocht houden, welke met blijde verwachting werd toegemoet gezien. De jonge menschenknop was ook ver schenen, juist toen de eerste zangvogels terugkeerden en het ooievaarspaar vroolijk klepperend op de schuur zijn nest vernieuwde. Daar lag hij nu, de toekomstige heer van het landgoed, een sneeuwwit bundeltje, in welks plooien en kanten het kleine kopje met de groote oogen bijna verdween. Maar terwijl het kind in de wieg gezond sliep en rustig ademhaalde, streed de jonge moeder haren doodstrijd. Buiten in het dorp weer klonken jubelkreten en klokgelui ter be groeting van den jongen meester, in het heerenhuis echter hoorde men slechts schuw gefluister en bange zuchten.' En toen een klein meisje, de afgevaardigde der naaischool, met een ruiker van sneeuw klokjes kwam om ze aan de zoo hoog ver eerde vrouw van den dorpsheer te brengen, had mevrouw uitgeleden en hare lievelings bloemen waren de eersten, waarmee haar lijk werd getooid. Uepk. Nieuwsbl. v. Fr. Gisternacht om drie uur vertrok van Leiden als naar gewoonte de stoompakschuit van den heer P. v. d. Meer naar Rotterdam. Aan de spoorbrug LeidenWoerden over den Trek vliet wilde de machinist W. v. d. Weyde. de schoorsteenpijp laten zakken om onder de brug door te varen, met ’t treurig gevolg echter, dat de man daarbij over boord sloeg. Dadelijk stoomde men achteruit, maar helaas, de ongelukkige was al in de diepte weggezonken. Zijn lijk werd om halfvijf opgevischt en naar huis vervoerd. De ver dronkene laat een weduwe met negen kin* Zomer, verrukkelijke zomer. Nog heerschte niet de gloeiende hitte, welke velden en weiden verschroeit. Nog waren de bladeren aan de boomen niet met de laag fijn stof bedekt, welke alle even grijs kleurt. Nog blakerden de zonnestralen niet zoo onbarmhartig, dat de vogeltjes slechts met inspanning hunne vleugels kunnen gebruiken en de mensch zich in de koelste vertrekken van zijn huis verbergt, wijl in de groote stad geen schaduwrijk woud hem koelte belooft. Neen het was in den voorzomer. Overal, tot in de uiterste hoekjes der kamers, too- verden de schitterende zonnestralen een gou den licht, een weerglans van de opnieuw ontwaakte pracht in de natuur. Op de straat boden bloemenmeisjes bou- quetten van vader op haar had gevestigd. De jonge vrouw hield een oogenblik op, toen vertelde ze eerlijk verder, welk een zwaren strijd ze in haar binnenste had ge voerd, toen ze de stiefmoeder van het kind zou worden. Ze bespeurde haar niet meer welke hem aan de overledene had verbonden, dat zij het beeld zijner eerste vrouw nooit uit zijn hart zou verdringen. En ze had toch ook aanspraak op onverdeelde, volle liefde. En dan wilde zij zich ook niet bij de familie opdringen. Haar gedrag zou door velen zeker verkeerd worden uitgelegd. Maar zij was zelf tot dusver zoo arm aan liefde door het leven gegaan. Wat haar nu werd aangeboden, was in haar oogen reeds zooveel, al kon ze dan ook niet rekenen op de on verdeelde liefde van haren echtgenoot. Zij, die nooit moederliefde had ondervonden, kon die thans geven aan den kleine en daarvoor kinderliefde in ruil ontvangen. Dus had ze dan maar „ja” gezegd. Dit alles was zacht en langzaam als met moeite over haar lippen gekomen. Geheel anders klonk het verder, nu hare woorden niet meer haar eigen lot, maar Erich golden. Wat schitteren haar oogen, als ze spreekt van de kleine kunstjes, welke hij verricht I Wat maakt reine vreugde haar gelaat schoon, ze Gerda’s kind prijst! Steeds stiller mevrouw Heyden; eindelijk kan ze ze trekt de jonge vrouw naar zoo zonder om te zien en op- van den plicht bewandelt en Heerenveen, 2 Sept. Twee personen van hier hebben Zondag op een zeiltochtje op de Terhornster poelen een hun onbekenden watervogel gevangen, ’t Dier was iets grooter dan een eend, lang van hals, kwaad van natuur en een baas in het duiken. Een kenner zag al dadelijk, dat het een fuut was, ook wel zandreiger, pronkvogel, kroon- duiker en in ’t Friesch hearringslynder ge noemd. In onze meren en poelen kwam deze vogel vroeger veelvuldig voorthans is hij veel zeldzamer geworden en uiterst schuw. In ’t duiken heeft hij zijn gelijke niet. In een halve minuut legt hij soms een afstand van 60 meter onder water af. Hij voedt zich bijna uitsluitend met kleine vischjes en groote insecten. Zijn vleesch is niet eetbaar, maar zijn rijk bevederde huid, bij de bontwerkers onder den Franschen naam „grêbes” bekend, wordt voor het ver vaardigen van kragen en dergelijke artikelen zeer gezocht. Algerië voert ieder jaar 40,000 van deze vogelhuiden uit, Siberië wel ander half millioen. Zoo is het althans geweest, maar of de grillige mode er nog zooveel vraagt, weten we niet. Arum, 3 Sept. De veehouder R. D. de Boer alhier, bij wien de beroemde stier Zwarthak 3, reeds onderscheiden malen be kroond, zijn standplaats heeft, kreeg deze week bezoek van een Duitscher, in gezelschap van den bekenden veeopkooper 8. te Roor- dahuizum. De Duitscher kocht een in dit voorjaar geboren stier voor 250, wel een bewijs, dat fokvee van goede afstamming op hoogen prijs gesteld wordt, ook in het buitenland. als luistert niet anders, zich toe, die gewekt den weg omarmt en kust haar. De arme wees had een tweede moeder gevonden en al kan ze voor de oude vrouw ook niet zijn, wat de teerbeminde dochter was, ze hebben toch iets, hetwelk haar ver- eenigt: haar beider doel en streven is het geluk van Gerda’s kind. Zomer op het land, waar de natuur ont waakt, veel vroeger dan de arme stedelingen in hunne hooge huizen het vermoeden. Daar buiten is een rijker leven: gras en bladeren zijn er mooier groen, de bloesems schitteren in voller kleuren. Alles kan zich in Gods vrije natuur tot volle kracht ont wikkelen. Het was Zondag. Geen rumoerig werk verstoorde de plechtige stilte. Tot het land- goed behoorde een heerlijk plekje grond, de tuin. Eigenlijk was het geen tuin met zorg vuldig geharkte paden en net onderhouden perkjes, neen, een stukje bloeiende wildernis, schoon en stil om er te droomen. Thans prijkte alles in frisch groen, van de lichtgroene grashalmen tot de donkere bladeren van den rooden beuk. Daar witte en rose meidoorns, hier bloeiende vrucht- boomen en papavers en vlier in alle kleuren en soorten, waarvan de zware, zoete geur door het windje overal heen werd verspreid. En het grasperk scheen een bont tapijt met al de verschillende witte, blauwe en roode bloemknopjes. En boven alles welfde zich de donkerblauwe hemel, waaruit de heldere zonnestralen naar beneden schenen. De oude vrouw wilde niet aangediend worden. Ze heeft ook de hulp der oude dienstbode afgewezen en is, haren handkoffer achterlatende, haastig naar den tuin gesneld. Thans staat ze daar en tuurt naar het kind. Hier ligt op het gras een paardje, daar zijn kleine tuingereedschappen. Het speelgoed wijst haar den weg. Daar hoort ze ook reeds eene juichende kinderstem. En nu ziet ze, dicht voor een boschje, het kind met de stiefmoeder. Mevrouw Heyden blijft staan. Ze beluistert de twee, het is misschien voor het eerst in haar leven, dat ze zoo iets doet. Dat is dus de nieuwe vrouw. Neen, het beeld van hare dochter kan deze niet verdringen. Men moet haar haast klein noemen, ze heeft een heel gewoon gezicht en gaat zeer eenvoudig gekleed. Erich doet zijn best om bij de booze stiefmama” te komen. Hij is groot en sterk geworden. Men ziet het de roode, dikke wangen niet meer aan, dat ze van een eersteling zijn. Maar de groote oogen zijn nog dezelfde gebleven. Hij heeft de mooie, donkere sterren zijner moeder geërfd. En nu klinkt een zoet stemmetje, dat mevrouw Heyden uit lang, lang vervlogen dagen schijnt te komen. Goede, lieve mama, Erich liefhebben en twee armpjes strekken zich verlangend uit naar den hals der „vreemde”. De stiefmoeder tilt den kleine op en heft hem hoog in de lucht. Dan kust en lief koost ze het kind. Schat, heb je mamalief? Ja? Je bent de mijne, de mijne! Die woorden komen zoo onmiskenbaar uit het hart, dat ze de luisterende vrouw diep ontroeren. Ze komt te voorschijn en gaat de twee, die zeer verrast opzien, tegemoet. Erich, Erich, dat is de lieve groot mama, van wie ik je reeds verteld heb. Geef haar een handje en een kus. En Erich gehoorzaamt, weliswaar een beetje angstig en zonder mama los te laten. Daarop reikte mama mevrouw Heyden de hand en deze drukte die, terwijl hare lippen „dank, dank” mompelen. Wanneer de ont roering wat bedaard is, gaan de vrouwen naast elkaar op een bank zitten, het kind op den schoot der moeder, terwijl het groot moeder zijne handjes laat vasthouden. En nu begint de jonge vrouw te ver tellen, hoe ze als wees in haar kindsheid en hare jeugd nooit liefde had ondervonden en hoe ze, terwijl ze hare tante op het landgoed had bezocht, den kleinen, moederloozen knaap had gezien. Toen kon ze niet anders, ze moest zich over hem erbarmen. Ze had zoo’n medelijden met hem. Het kind had hare liefde gewonnen en zij die van het kind; het was alsof de kleine Erich gevoelde, hoe daar plotseling en onverwacht een hart voor hem klopte. Hij, die anders schuw was tegenover eiken vreemde, sloot zich zeer nauw bij het jonge meisje aan en jubelde, zoodra hij haar maar in de verte zag. Deze liefde van het kind was het zeker hoofd- de eerste bloemen te koop aan. De boomen in de plantsoenen prijkten in frisch groen. De vogels kwinkeleerden vroolijk en zelfs de spreeuwen waren dien dag met hunne rumoerige drukte niet hinderlijk. De menschen wandelden vroolijk door de straten om op de eene of andere manier hier of daar een plekje in een park of een tuin te bereiken. Alleen mevrouw Heyden scheen weinig te bespeuren van den frisschen, levenwek- kenden luchtstroom, die thans door de schepping waaide eu haar verjongde. De heldere zonneschijn daar buiten kon op haar gelaat geen glimlach te voorschijn tooveren. Hare gelaatstrekken drukten veeleer droeve gedachten uit. En nu droppelden er zelfs tranen uit haar oogen, die zoo vermoeid rondkeken. Niet de ras vergoten en even spoedig opgedroogde tranen der jeugd waren het. Neen, langzaam rolden de zilte droppels langs de verwelkte wangen en men kon het aan het gezicht zien, dat het in korten tijd door zulke tranen zeer verouderd was. Hoe zou ze ook vroolijk hebben kunnen zijn? Diezelfde glinsterende zonneschijn had geschenen gedurende de donkerste dagen in het leven der oude vrouw. Het was een veelbelovende lente geweest, toen hare schoone, beminnelijke dochter als gelukkige pasge trouwde vrouw het ouderlijk huis had ver laten. Drie jaren waren er verloopen, sedert Gerda, juichend van gelukzaligheid, den jongen echtgenoot naar zijne nieuwe woning was gevolgd, op zijn landgoed, hetwelk ge schapen scheen om een paar gelukkig te maken. Ver weg, veel te ver voor het verlangen der moeder, die zoo gaarne hare lieveling in hare nabijheid had gehouden. Maar toen er eiken dag groeten kwamen, waaruit levensvreugde sprak, toen haar dochter haren man niet genoeg wist te prijzen, toen had mevrouw Heyden er langzamerhand in berust, dat ze hare Gerda niet meer elk uur kon zien. Welk offer zou voot de moeder liefde ook te groot zijn, wanneer het geluk van het kind er mee gekocht kon worden En dit geluk bleef bestaan. Het leven van Gerda scheen uit louter zonneschijn te zullen bestaan. Of ze in den zomer met de heerlijke natuur dweepte, in den herfst de vroolijke drukte van den oogst schilderde of de eigenaardige bekoorlijkheden van den winter met zijne sneeuw en vroolijke slede- tochten prees en van haar ernstig werken als onderwijzeres van de kleinen op het dorp en weldoenster der dorpsarmen vertelde, uit alle brieven van Gerda kwam steeds dezelfde adem van geluk en innige tevredenheid met haar lot de moeder tegenwaaien. De weinige regels van den schoonzoon getuigden steeds van zooveel vereering en liefde voor zijn jonge vrouw, dat de moeder in haar geheim bijgeloof soms bijna bang werd voor zulk een zeldzaam, volkomen geluk. Maar toen de „kinderen” haar op haren verjaardag zelf kwamen verassen, toen werd mevrouw Heyden ook vervuld met den gelukkigen overmoed der jonge echt- genooten. Als ze de twee rijzige, gestalten beschouwde, die als voor elkander geschapen waren en zag, welk een schat van liefde en teederheid, die beide menschen voor elkander bezaten, scheen het haar nu eene misdaad, dat ze zich zoo langzaam aan de gedachte had gewend, hare Gerda met „hem” in den Bolswardsclie Courant i t

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1