4Sste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 91.
Nieuws- en Advertentieblad
BolswarcL en Wonseradeel.
Moderne schets.
4
1903.
BINNENLAND.
j DONDERDAG 12 NOVEMBER.
VOOR
Afzonderlijke
we
En
daar
plaats voor berging
Slot volgt.
duisternis.
onze gemeente
besmettelijke
Hoewel
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
neen
doen... het 5
of hij
eens
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Vervol
gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
dat die droge Paul... bad je van je leven...
nee maar... die was goed... wie had dat
nou ooit gedacht... Paul „an de scharrel”
en nog wel met Nellie van Barens, daaraan
zou je ’took zoo niet zeggenStille waters
hadden diepe gronden...
Dat had hij allemaal moeten hooren...
dat hinderde hem zoo... dat leelijke woord
„scharrelen”... Dat wist hij toch wel beter
en zijne Nellie ook... en die zou het nu
eerlang ook moeten vernemen van hare
„welmeenende vriendinnetjes”. Hij werd dan
altijd zoo kwaad, dat hij die laffe leugenaars,
die vervloekte gemeendenkers wel „tegen de
wereld” zou willen doen bonzen.
Zoo kwam dan ook eens de reeds genoemde
„vriend Willem” bij hem met het gezegde,
dat hij nu toch eigenlijk wel eens precies
mocht weten, hoe het zaakje in mekaar zat.
Hij was immers Paul’s goeie makker, beste
vriend, mocht hij gerust zeggen, nietwaar?
„En wanneer wordt het officieel?” had hij
toen ook gevraagd. Nou zie je, toen had
Paul direct gesnapt, dat ze hem „d’r tus-
schen hadden”. Of Willem eens mocht
worden voorgesteld aan het meisje van zijn
vriend... dat was altijd zoo lastig, als hij
haar tegenkwam... Hij moest dan altijd net
doen, alsof hij niks zag en niet wist, welken
kant hij wel uitkijken moest, nou zie je...
dat was wel wat... ja... hoe zou hij ’t
noemen..
Paul had zich echter geen zand in de
oogen laten strooien... liet dan de wereld
maar zeggen, wat ze wouals hij maar bij
zijne Nellie bleef.en de anderen mochten
op den duur ook wel allemaal doodgaan...
Ja... dat mochten ze...
Zevenwouden, 7 Nov. In de gemeente
H. deed heden huwelijksaangifte een paartje,
dat te zamen op 35 levensjaren kon bogen.
Lemmer, 9 Nov. De machinist N. de
Groot alhier, die Vrijdagmorgen bezig was
met het poetsen van een machine, geraakte
daarbij met zijn kleeren in vlam en brandde
zich zoo ernstig aan zijn beide armen, dat
onmiddellijk geneeskundige hulp moest wor
den ingeroepen. De Groot had gelukkig de
tegenwoordigheid van geest, zijn armen
dadelijk in een grooten bak met water, die
hier in het machinegebouw staat, te steken,
waardoor het vuur werd gedoofd.
Hepk. NieuuM. v. Fr.
Gaasterland, 9 Nov. In
neemt het aantal gevallen van
keelziekte (diphteritus) toe. Hoewel over
het geheel niet van ernstigen aard, zit men
er betrekkelijk vrij lang aan vast, hetgeen
zeer storend werkt op den goeden gang van
het onderwijs. Het lijsterstrikken is zoo
goed als geëindigdde vangst was wegens
verschillende oorzaken lang niet evenredig
aan het groote getal lijsters, dat er geweest
is. Met de houtsnippen vangst ging het naar
wensch. Eigenaardig is het, hoe vele pest
vogels in de jongste dagen in de lijster
strikken gevangen worden, vooral te Bak
huizen en te Wijckel. ’t_ Zijn inderdaad
diepen eerbied voor haar en zulke menschen
liet hij altijd aan zijne rechterhand loopen.
en ook, opdat zij altijd aan den verlichten
kant van den weg kon loopen en hij aan
de donkere zijAls er eens iemand mocht
komen..., die... nou hij zou hem vermor
zelen... wat dachten ze wel... Hij had n.l.
veel gelezen en evenveel van vrienden of
goede kennissen gehoord, die ook wel eens
met 'meisjes liepen te wandelen... Intieme
vrienden had hij niet... dat kon hij zoo
voelen, als hij bij Nellie was... daar alleen
kon hij zich geheel aan geven, zooals aan
geen ander, zelfs niet aan zijne zuster en
daar hield hij toch van, omdat zij nu een
maal zijne zuster was, en dominéé zei, dat
broers en zusters vooral moesten ééne on
deelbare eenheid vormen, en die man, die
had toch zoo véél gestudeerd en veel be
leefd en wist het dus ook wel. Maar zijn
„alles” zijne Nellie was hem veel meer.
Daar zou nou nooit eens een hard woordje
uitkomen, altijd even zacht en lief.
zóó had hij zich gelukkig gedroomd.
Maar... heel gauw hadden zijne „goede”
kennissen hem gezien met een meisje... En
Levend verbrand.
Een ruim tweejarig jongetje te ’s-Graven-
hage kwam in een woning in de Lage Nieuw-
straat met zijn kleertjes in aanraking met
het vuur in den haard.
De kleeren vatten vlam, met het gevolg
dat het kind ernstige brandwonden opliep.
Overgebracht naar het gemeenteziekenhuis is
’t kort na aankomst aldaar overleden
De zomer, vol glans en heerlijkheid, stierf
weg te midden van al zijn’ luister, net als
verleden jaar. En weer woei de wind door
de boomen en vielen de bladeren af, dof
geel neerdwarrelend in bonte mengeling. De
kalender werd gaandeweg magerder... ’t was
de gewone loop der dingen.
En toch kon het niet volkomen alles zoo
zijn... Er lag een heel jaar tusschen...
Zoo’n lang jaar van drie honderd vijf en
zestig dagen... O, het was toch zoo geheel
anders.al was ook de oppervlakkige wereld-
schijn nagenoeg nog even mooi of leelijk
als vroeger.
Het werd den jonkman aangedaan te
moede, toen hij zóó begon te denkenen
hoe langer hij zat te peinzen, des te meer
voelde hij den last, die hem drukte. Maar
hij was toch niet zoo’n gevoelsmensch,
wilde hij niet liever wat in de buitenlucht
of naar een kameraad gaan om samen wat
bier te drinken, of iets van dien aard te ge
bruiken... Ja, dat moest maar... Zoo eng
in zoo’n kamer... boeken om je heen, die
je zoo geleerd aankijken... en stoelen, die
zoo dom daar staan... neen... hier niet
wezen... in de natuur en dan met een goe
den kennis wat keuvelen.Hoed op.demi
aan... stok... sigaren... en weg...
En hij liep over de harde steenen..., die
toch zoo in-hard waren..., dat kwam mis
schien ook al van de kouder wordende at
mosfeer, die ook hij zoo huiverig voelde.
Met zijn stok tikte hij onbewust op enkele
dier „hardheden”... onbewust... natuurlijk...
die dingen hadden hem immers niets mis
daan... Zoo in gedachten voortloopend ont
moette hij een mensch... net zoo’n schepsel
als hij zelf.zwarte schaduw afwerpend van
het electrische licht. Geheel opgaand in zijn
gepeins staarde hij dat wezen aan, dat hem
ook aanzag en misschien onder dien indruk
van dat ontmoeten van eikaars blik, mur
melde hij een „g’n avond”. En hij hoorde
ook iets terugzeggen...; ’t was hem, alsof
hij zich in iets vergist had... wat had-ie
ook weer gezegd... niks anders als een g’n
avond... ja... dat was zoo. Maar was dat
niet... Willem geweest... die vent... die
hem zoo véél verdriet had bezorgd? Nog
eens omgekeken. Die waggelende gang...
slappe hoed... het moest hem zijn. Hoe
kon-ie toch zoo’n bok schietendien kerel
te groeten... en wat zon dat sujet wel terug
gezegd hebben...? Zoo kwam hem, helaas,
de geheele aaneenschakeling van droefheden
weer voor den geest... Wilde hij nu maar
niet naar Hendrik gaan en dan samen wat
gezellig zijn.wat muziek maken desnoods.
Maar neen... wat moest hij daar feitelijk
zou ook de groote vraag wezen,
er wel welkom was!... Liever nog
hoeveel verdriet het hem ook telkens
gaf... de „ganze Geschichte” voor de zoo-
veelste maal opgewarmd in zijn bevend ge
moed. En hij liep onderwijl maar al door
en door en kwam ten slotte in het bosch
Het bosch,... waar hij zoo graag was...
en dat in zijn noodlot haast kon meespre
ken. Wat liep hij daar nu alleen... en
hoe was dat vroeger anders! Het zou nu
ongeveer twee jaren geleden zijn, dat hij
daar voor ’t eerst liep te babbelen naast
zijn „alles” zijne Nellie, zoo gezellig aller
lei lieve dingen besprekend.al maar door.
zonder eind. Toen was zij nog zoo’n klein
deerntje met golvend haar, zachtglanzend
neerhangend tot ver over de schouders. Met
dat kleine hoofdje, waaruit twee blauwe
oogjes keken uit een achtergrond van schoon
als eene schilderij uit haar lijst, ’t Was
alles zoo fijn en teer aan haar... en toch
was ze allesbehalve zwak... dat kon je zoo
maar zien... al wat aan haar behoorde was
als ’t ware een uitgangspunt van liefelijken
schijn van een zalig betooverend ietsveel
te fijn om er eigenlijk eens goed naar te
zienwant, dacht hijdan zou dat zacht-
mooie gauw weggaan... en dat zou zoo
jammer zijn...
Met dat mooie kind nu mocht hij soms
wandelen. Ja soms ook maar, alleen als geen
menschen het zagen, want dat zou te raar,
te zonderling zijn. „Men” zei immers altijd,
dat zoo’n omgang van een jongen en een
meisje, die nog zoo jong.,, zoo piepjong...
waren, niet goed was. Hij was nu wel al
18 en al heel ver op ’t gymnasium, maar
zij was nog .maar 16 en zat nog maar in
de derde klas van eene Rijks Hoogere Bur
gerschool met vijfjarigen cursus.
Wat konden ze dan aangenaam keuvelen
over de gemakkelijkheid, die het nu aanbood,
dat men in Frankrijk nieuwe spelregels had
toegestaan voor „les noms composés” en zoo
meer en dat men nu in ’t Duitsch de „h”
mag weglaten uit „thuis” en nog enkele
woorden meer. Och dat was toch zoo „ge
zellig”, vond ze. Hij was op ’t gymnasium
en zou dus wel veel knapper zijn dan zij.
Ja, en dan had je een leeraar in’t Engelsch
en die zei eens tegen haar, toen ze het
woord „enthousiasme” verkeerd uitsprak
„You are an „eendvogel”. Dat vond ze
toch wel wat vervelend... maar, eigenlijk,
vergeleken bij Paul, (want zoo heette hij)
was ze dat toch ook. Hoe zou hij het wel
uitgesproken hebben... Heel goed natuurlijk,
och ja, hij wist ook alles... wat was het
toch mooi als je zoo ver heen was en zoo
knap. Wat dat achterste deel „vogel” achter
’t woord „eend” moest, dat had ze nooit
gevoeld... maar volgens den leeraar in het
Nederlandsch had zij ook zoo weinig taal
gevoel. Ja nu ze toch zoo over die „meneer”
sprak.waarom dat zullie nou ook geene ver
eenvoudigde spelling mochten schrijven... dat
zou toch zoo leuk wezen... Wat ze lachte
over de aardigheidjes, die Paul toen gegeven
had... bijvoorbeelddat je door die nieuwe
spelling in plaats van „zeesluizen” „zeslui
zen” kondt krijgen en dat je in ’t vervolg
in plaats van „bedeelen” „bedelen” gingt.
Nou ja, maar daarvoor had je toch ook de
„accenten” hé? Och nee... ze vond het
gewoonweg „flauw” dat op andere inrich
tingen alles nieuw geworden was en dat het
bij haar allemaal strikt volgens de voor
schriften van „De Vries en te Winkel”
moest, of anders maakte je kennis met
„blauw potlood”. En dan die geslachten!
Nu, dat had je nu nog eens mooi bij de
modernen. Daar had je Borel, die schreef
niet „zijne zuster”, maar „zijn zuster”. Toen
was Paul ietwat geschrokken... Zij had ge
lezen van... Borel... van dienzooals men
hem wel eens noemde... gevaarlijken schrij
ver... die zoo op een gemoed wist te wer
ken. Wat had ze dan ai wel gelezen? Die
man had zooveel boeken geschreven. Nu,
ze had er maar één gelezen, en dat vond ze
magnifique mooi, zoo’n „gezellig” boek en
ze had er ook om gehuild ’s avonds, vóór
ze naar bed ging... dat was een boek, dat
heette „het Jongetje”, ze had het direct in
prachtband aangeschaft, om er nog eens vaak
mooie „passages” uit te kunnen nalezen.
Een vriendinnetje had al gezegd, dat ze nu
ook „het Zusje” zou moeten lezen, dat was
zoo’n soort „vervolg” op het Jongetje, maar
niet zoo mooi, en dan vooral „het Vlindertje”
och dat moest ook zóó mooi wezen
Dat herinnerde Paul zich nu weer leven
dig... nu hij er zoo weer in was met zijne
gedachten
En hoe hij toen gezegd had en nog wel
met klem, dat ze van dien mysterieuzen man
maar niet meer moest lezen... later... véél
later... dan kon dat wel... maar nu nog
niet... dat zou niet goed zijn... ze zou niet
alles begrijpen. Ze had niet alles in het
Jongetje begrepen. Wat ze vooral zoo „beel
derig” vond... dat ze zich noemden (in dat
boek) de „inséparabeltjes”, dat kon je maar
zoo voelen, wat dat beteekende. „Séparer”
dat beteekende „scheiden”, dat wist ze, want
ze had het eenmaal niet geweten, toen ze
in ’t Fransch moest vertalen dezen zin:
„De Pyreneëen scheiden Spanje van Frank
rijk” en toen had ze ’t ook voor altijd
onthouden.
Bij die gelegenheid had hij haar dan ook
gevraagd, of ze dat nu heusch meende, dat
ze dat woord zoo mooi vond en hij moest
antwoord hebben ook... Ja, het was zoo...
Toen had hij er op gezinspeeld, dat zij bei
den dan ook maar inséparabeltjes moesten
worden,ze had gebloosd, ook maar even-
tjes... zoo zacht door het dons harer wan
gen heen... eene blijde aandoening had zijn
gemoed doorleefd en nog, nu hij er zoo aan
dacht, ging eene lichte rilling hem door
’t lichaam.
O, wat was het goddelijk met haar in de
pas te loopen... zij rechts van hem, niet om
dat het soa bel worde... maar hij had een
schoone vogels. Verkoopswaarde hebben ze
natuurlijk niet.
Sneek. Maandag kwam bij den heer G.
van der Meuien, Grootzand alhier, een zeer
zware bus zoodanig te vallen, dat de pink
van de eene hand van den knecht H. K.
letterlijk werd afgesneden.
Workum, 9 Nov. Als een bijzonderheid
kan worden vermeld, dat we gisteren in een
stuk land nog een paar ooievaars zagen.
Deftig voortwandelende, net als waren
midden in den zomer.
Voor die arme beesten is het te hopen,
dat de winter zich niet al te streng laat
gelden.
Men schrijft aan de Nederlander
In de laatst gehouden vergadering van
den Raad van Philippine werden de notulen
der vorige vergadering niet goedgekeurd
omdat, volgens een der Raadsleden, er niet
alles in stond wat de Burgemeester gezegd
had en deze, die tevens secretaris is, weigerde
de notulen te veranderen.
Bij een voorstel tot wijziging der gemeente-
begrooting voor 1903, vroeg een der wet
houders „wanneer hij nu zijn geld kreeg van
toen hij in 1902 met de lotelingen naar
Ter Neuzen was geweest.”
De Burgemeester: Vent! jij komt altijd
met datzelfde gezanik voor den dag.
De wethouderHet komt me toch eerlijk
toe
Bij de behandeling der gemeentebegrooting
voor 1904, zegt de heer Wijnne dat hij die
f 200 verhooging voor Burgemeester en Se
cretaris er af hebben wil.
De Burgemeester: Waarom hebt u
vroeger zelf voor gestemd?
Wijnne: Omdat wij toen betere verwach
ting van u hadden.
De Burgemeester: Jelui kunt er er nu
allemaal niets meer aan doen, het is eenmaal
vastgesteld en het blijft zoo.
Gevolgen: Afkeuring der begrooting met
4 tegen 2 stemmen.
De heer Wiskerke wil de f 15 voor het
klokluiden Zondagsavonds maar besparen.
Dat kan volgens hem de veldwachter wel doen.
De Burgemeester: Wiskerke! u weet hier
veel te vertellen; daar u aan mij hebt te
danken, dat u lid van den Raad geworden
zijt, valt u mij erg tegen.
De heer Wiskerke zegt te willen dat hij
’t nooit geworden was.
Een ander lid wil een
van vuil.
De BurgemeesterZoek daarvoor dan maar
een plaats tegen de volgende vergadering.
Bij verschillende goud- en zilversmeden
te Amsterdam heeft zich in de laatste dagen
een als heer gekleed jongmensch vervoegd,
die gouden ringen vroeg te zien. Was hij
nu aan het bezichtigen van die voorwerpen,
dan liet hij er een op den grond vallen en
wanneer de winkelier zich bukte om het
voorwerp op te rapen, maakte hij van het
oogenblik gebruik om een der ringen te ver
donkeremanen. Op deze wijze zijn verscheidene
juweliers opgelicht. Gisterenavond is het der
politie mogen gelukken, den vermoedelijken
dader aan te houden, het bleek te zijn H.
A. de L. wonende in de Govert Flinckstraat.
Hij is ter beschikking van den officier van
justitie gesteld. N. v. N.
Zaterdagavond kwart vóór zevenen, had
aan de gasfabriek te Heusden een ongeluk
plaats, dat ernstige gevolgen had kunnen
hebben. In de fabriek, die geheel vernieuwd
is, waren nieuwe retorten aangebracht, waar
van er een met een hevigen knal openvloog.
Het gebouw stond opeens als in lichte laaie
vlam. Door het flink optreden van het werk
volk mocht men er gelukkig in slagen grooter
onheil te voorkomen. De werkman N. v.
Ooijen kreeg brandwonden in het aangezicht,
eveneens de lantaarnaansteker A. v. Baardwijk.
Door het afsluiten der hoofdkraan heerschte
in de stad eenige oogenblikken volslagen
Bolswardsche Courant
k'
i