43ste Jaargang.
No. 5.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
lieuws- en Advertentieblad
Bols ward en WonseradeeL
1904
ZONDAG 17 JANUARI.
DE RUSTVERSTOORDER.
BINNENLAND.
VOOR
afzonderlijke
spreiden
je,
een
en
van
een paar dagen later een
eenvoudige gouden ring
Lieve Hemel, kind, wat babbelen die
meiden toch I
Ja, en
Mieze, trouw je
terug komt
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Vervol
gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
voor de woorden, die je
over mij hebt gesproken,
want ik was
nu over
zou gebeuren, wist
ze uit, die Phili-
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Lore had gelijk hoor I Zeg,
nu nog met Hans, als hij
Wees stil, Guus! Papa wil het immers
niet. Maar komaan, nu is ’t bedtijd voor
meneer 1
Mieze, wat zijn je oogen natWaarom
huil je
Ik huil niet, jongen. Kom nu naar je
na drie jaar Hans huiswaarts
een dikte
zij wachtten slechts er op,
zien opduiken, om het oude
spel en roes en bedwelmend
te kunnen hervatten.
en voelde een afschuw
voerd, die door onze visschers onder het ijs
in zee was gevangen. Deze visscherij was
heden echter voor het laatst, daar het ijs in
zee, tengevolge den sterken dooi van de
laatste dagen, niet meer vertrouwd is. ’t Is
jammer voor onze visschers, daar nog veel
spiering onder dit ijs zit en een flinke prijs
(16 cts. per kilo) werd besomd. Sommigen
hebben, doordat het ijs op elkander is ge
schoven, weer veel schade aan hunne netten
beloopen; er zijn er, die bijna f 100 schade
hebben.
Ilepk. Niewiosbl. v. Fr.
Sneek. Gedurende de 3 eerste maanden
zijn in het St.-Antonius Ziekenhuis ter ver
pleging opgenomen 54 patiënten, waarvan 41
voor de derde en 13 voor de tweede klas.
Van deze patiënten waren 13 R.K.
Het totaal aantal verpleegdagen was 1408.
Bovendien werden buiten het gesticht nog 6
patiënten verpleegd, nl. 3 te Sneek, 1 te
Lemmer, 1 te Sonde! en 1 te Tjalhuizum,
met 43 verpleegdagen.
Een ruim 3-jarig kind van den heer
de V., speelde te Zaandam met andere kin
deren in een pakhuis. Op de een of andere
wijze werden de kleederen van het knaapje
door een rad van den gasmotor gegrepen en
werd het kind zóódanig verwond, dat er zeer
weinig hoop bestaat om het in het leven
te behouden.
Stavoren, 14 Jan. Door den snellen
dooi is het ijs in zee de laatste dagen veel
verminderd. Alleen langs de kust strekt zich
nog een smalle strook uit. Hoewel er zich
in den havenmond onder aandrang van den
westen wind vrijwat ijs heeft opgehoopt, zal
dit denkelijk toch geen bezwaar zijn voor
pont of veerboot, die intusschen nog op
zich laten wachten. Kustlicht en haven
vuren worden reeds weer ontstoken, maar
ook de roode lantaren boven het havenlicht
op ’t Zuiderhoofd, ten teeken, dat de haven
nog geblokkeerd is door ijs. De binnenvaart
is nog gesloten.
Balk, 14 Jan. Hedenmorgen staakten de
arbeiders, bezig met ijsvisschen voor de
zuivelfabriek, het werk. Zij eischten, dat
het uurloon van 11 op 13 cent zou worden
gebracht. Daarnaar hadden de aannemers
geen ooren. De directeur der fabriek nam
daarop het zaakje van de aannemers over
en willigde het verlangen der werklieden in.
De ijsvisschers hadden intusschen proces
verbaal opgeloopen, omdat ze ijs haalden
uit het vaarwater, terwijl dit nog
had van 9 a 10 cM.
De heer Domela Nieuwenhuis sprak
hier hedenavond in Amicitia voor een zeld
zaam groot publiek over: Anti-militarisme
en Jan Terwey.
Mr. H. Okma, ons Kamerlid, was, naar
aanleiding van zijn houding in de Kamer
over ’t snelvuurgeschut, uitgenoodigd om te
komen debatteeren.
Mr. Okma was echter niet verschenen en
verontschuldigde zich, dat hij hedenavond
op een vergadering moest zijn.
Sneek, 14 Jan. Voor de verkiezing van
een raadslid op 22 Jan. a.s. zijn hier heden
ten stadhuize ingediend de namen van drie
candidaten en wel van de heeren F. Blok
(antirev.), A. Sanders (lib.) en A. L. de
Wolf (lib.), candidaat der partij, die niet
meegaat met de candidatuur Sanders, ’t Zal
dus vrij zeker wel weer op een herstemming
uitloopen.
Lemmer, 14 Jan. In het geheel is alhier
deze week nog 2500 K.G. spiering aange.
Toch werd ’t hem zwaar om ’t hart, toen
hij ’t huis naderde. En toen hij eindelijk
bij het houten hek stond, waarachter zich
het prieel Mieze’s prieel bevond,
beefde de hand, die hij op den klink legde.
Zonder gedruisch trad hij den tuin binnen.
In de verte hoorde hij 't jubelend lachen
van kleinen Gustav, Mieze’s broertje, dat
zij opvoedde, wijl haar moeder dood was.
Mieze, riep Gustav, ik kan veel
harder loopen dan jij Zie maar, dat je mij
krijgt bij ’t prieel
Haastig borg Hans zich achter een boschje,
vlak bij ’t prieel, ’t Kind stoorde hem in
zijn plannen. Hij wilde den ouden heer de
waarheid zeggen, verwijten doen, hem dreigen,
dat hij nog meer zzschande” van hem be
leven zou. En Mieze wilde hij spottend
feliciteeren met den braven, wakkeren meneer
Thormer, dien zij wilde trouwen men
had hem onlangs geschreven, dat die ver
loving voor de deur stond.
Nu moest hij wachten, tot ’t kind naar
bed werd gebracht; dat zou niet lang duren;
’t werd al laat. Van kleinen Gustav had
hij altijd veel gehoudenin diens tegen
woordigheid wilde hij zijn plan niet ten
uitvoer brengen.
Mieze liep natuurlijk met opzet langzaam,
om ’t broertje te laten winnen, dat opge-
getogen was.
Ja, jij bent me eentje Hè, wat kan
jij loopen prees de zuster. Een groote
man kan je niet eens krijgen
Neen, alleen Hans, zei de kleine;
die kan alles, Mieze Die kan nog harder
loopen dan ik. Denk je ook niet
Ja, Guus, dat is best mogelijk...
Kom, laten we nu wat uitrustenje bent
zoo warm.
Zij ging zitten in ’t prieel, nam hem op
den schoot en hij dwong om hem wat te
vertellen.
Wat? Een sprookje?
Neen, iets dat waar gebeurd is
van booze en slechte menschen, roovers
en dieven, weet je net als Hans er een is.
De luisteraar achter ’t boschje hield den
adem in. Ze hadden dus het kind al de
zwartste dingen van hem verteld
Guus, zei Mieze’s zachte stem, die
dingen moet je niet napraten, al zegt papa
’t ook. Papa meent ’t niet zoo erg... en...
hij kent Hans ook niet zoo goed als wij,
niet waar
Maar Mieze, is hij dan niet in de
gevangenis
Dat is wel zoo, maar weet je, Guus,
er zijn menschen, die wel eens iets ver
keerds doen, niet omdat ze slecht, maar
omdat ze wat zwak zijn. Ze luisteren te veel
naar wat anderen hun influisteren uit
zichzelf zouden ze heel anders handelen.
O, ik begrijpzei ’t kereltje ge
wichtig laatst, toen Frits mij zei, dat
ik wel van de bessengelei snoepen mocht
was ik ook zwak, toen ik ’t deed.
Ja, Guus en dat was heel verkeerd
van je. Ik merkte ’t immers toch dadelijk
en sloot je een uurtje in de kamer op.
Weet je ’t nog?
Ja, zuchtte Gustav, toen zat ik
ook net in de gevangenis.
Zie je, en daarom was je toch nog
niet een boos, slecht mensch, nietwaar En
Hans is dat ook niet. Wij willen evenveel
van hem houden als vroeger, nietwaar
Dat is ons ,/geheimpje” en wij spreken er
tegen niemand over.
O, dat weten de anderen tochGis-
steren in de keuken zei Nina tegen Lore
z/De juffrouw is trouw. Ze heeft nog altijd
Hans, dien doordraaier lief”. Doordraaier...
zeg Mieze, wat ’n gek woord En toen zei
ik: //Ik ook. Ik houd ook van Hans!” En
ik ben blij, dat je niet met dien ouden,
mallen Thormer getrouwd bentLore zegt,
dat je alleen moet trouwen met iemand, dien
je heel lief hebt.
Toen Hans Weiter uit de gevangenis kwam,
was zijn eerste gang naar een kapper, die
zijn grijs geworden haren weer donker moest
verven. Hij kon zich zelf niet zien met dien
vroegtijdigen zilverglans, ofschoon hij wist,
dat zijn vrienden dien //interessant” zouden
vinden.
Jawel, vrienden had hij nog. Meer dan
genoegwant
hem weer te
leventje van
zingenot weer
Hij echter rilde
van dat oude leven.
Niet wijl hij in de gevangenis zoo bizon-
der tot zichzelf was ingekeerd om een nieuw
leven vol strenge grondbeginselen te begin
nen. O neen Berouw had hij niet, wijl hij
een soort philosoof was, die vond, dat berouw
tijdverspilling was - het anders doendat
was de eenige houdbare conclusie van vroe
gere dwalingen.
Doch hij walgde van het oude bestaan
eenvoudig uit verzadiging.
De gedachte alleen aan geparfumeerde
speelzalen, aan champagne en allerlei opge
smukte vrouwen maakte hem ziek. Daar hij
echter hartstochtelijk van natuur was, ver
vulde hem nu een even hartstochtelijk ver
langen hij wilde zich wreken.
Op wien eigenlijk? Nu, op de geheele
wereld, vóór alles op de zoogenaamde goede
kringen, die hem eerst vertroeteld hadden
en daarna meedoogenloos lieten vallen.
En waarover wilde hij zich wreken Daar
over, dat men alle deuren voor hem zou
sluitenwant dat dit
hij zeker. O, hij lachte
stijnenNiet de daad wekte hun veront
waardiging, alleen de veroordeeling. Wat
had hij dan voor kwaads gedaan Bij het
kansspel had hij iemand, die hem scheen te
bedriegen, toegetakeld met zijn beide Duitsche
vuisten. En daar die andere zijn onschuld
//bewijzen” kon, en buitendien een zeer
hooggeboren heer was, liep de zaak voor Hans
leelijk af. Hij werd uit de club gestooten.
Toen hij daarna zijn voornamen tegenstander
uitdaagde, weigerde deze een duel op grond,
dat de uitgestootene geen recht meer had
op ,/satisfactie”.
Daarop ranselde Hans hem zoo af met
zijn rotting, dat de ander hem aanklaagde
wegens mishandeling en wegens het uit
oefenen van hazardspel als beroep.
Hans kwam in de gevangenis.
//Vrienden” had hij echter nog genoeg.
Ze behoorden wel niet geheel tot die //goede
kringen”, waaruit hij zelf gesproten was en
die hij zelf familiaar weg //Philistijnen”
noemde. Bij hen had hij ’t voor goed ver
korven. Een man, die //gezeten” had Foei
Dien negeerde men gewoon klaar
Toen Hans uit den kapperswinkel kwam
met donker haar en snor, aarzelde hij eenige
oogenblikken. Tot wien zou hij zich het
eerst wenden Liefst had hij het werk
der wrake dadelijk begonnen, door naar den
een of anderen ouden salon vriend te gaan
en zich aan te melden als /Zvan de reis
terug,” en daardoor de geheele familie in
verlegenheid te brengen.
Daar was vooreerst Mieze Werner, zijn
lieve, kleine nicht. In zijn binnenste deed
’t hem pijn, dat zij, die zoo trotsch en
rechtvaardig was, hem nu ook verachtte
Voor haar alleen had hij een ander mensch
willen worden. Maar juist wijl die kans
verkeken was, vervulde hem een ontembare
trots tegenover haar.
Onwillekeurig was hij de stad uit en naar
bniten gewandeld. Hier zou hij geen be
kenden aantreffen. Morgen was ’t tijd ge
noeg, met ’t vroolijke leventje te beginnen.
De paar honderd thaler die hij nog bezat,
zouden als bedrijfskapitaal voldoende zijn.
Vandaag wilde hij zich ’t genoegen gunnen,
de rustige rust te verstoren van den dikken
rentenier, Mieze’s vader. O, had die twee
jaar geleden niet zoo hoonend /Zneen” gezegd
toen hij Mieze vroeg misschien was alles
anders geloopen I
Hans slenterde langs den weg, die naar
de villa voerde. Hans zwaaide met zijn stokje
en deed zoo luchtig mogelijk. Als ze hem
van verre zagen, behoefden ze hem niet
5<jor een armen zondaar te houden.
Om den goeden naam van de Neder-
landsche boter in het Buitenland meer be
kend te maken, zal het Geld.-Overijs. Boter-
controlestation reclameboekjes, bevattende de
namen der aangesloten boterfabrieken, in het
Fransch, Engelsch en Duitsch doen ver-
aan adressen, die de producenten
slechts behoeven op te geven. In ons land
worden ze in de Nederl. taal verspreid.
Verrassing.
In de vorige week keek eene vrouw te
Tietjerk wel wat vreemd op, toen ze eens
klaps een driejarige zzbeppesizzer” voor zich
zag staan, dien zij in Duitschland waande.
Het kleine kind was door haar ouders aan
vertrekkenden melkknecht meegegeven
deze bezorgde de kleine aan het adres
grootmoeder.
In Friesland heerscht onder een deel
der schippersbevolking groote armoede. Vele
schepen zijn, overvallen door de strenge vorst,
zonder hun bestemming te kunnen bereiken,
op de reis ingevroren. Wel is, toen er goed
ijs was, meermalen als baanveger of als prijs
winnaar bij hardrijderijen een goed daggeld
gemaakt, maar sedert den ingevallen dooi
zijn allen zonder verdiensten.
Men schrijft uit Hol werd, dd. 12
Januari
Ofschoon met het op coöperatieven grond
slag verbouwen, drogen en in den handel
brengen van cichorei, tengevolge van den
natten zomer en de lage prijzen, door de
betrokken deelnemers over het eerste jaar
geen schitterende resultaten zijn behaald, is
men toch over den uitslag alleszins tevreden.
Het plan bestaat op deze wijze door te gaan,
waartoe voor het a.s. seisoen door verschil
lende eigenaren weer land is toegezegd.
De politie te Overschie doet onder
zoek naar de zaak betreffende een dertien
jarig meisje, dat te ’s-Gravenhage thuis be
hoort en Zondagavond laat door een burger
aan de politie te Overschie werd overgeleverd.
Het kind, Maria G. gelieeten, deed een
geheel verhaal hoe der voerman van een
mestwagen nabij den Haag haar had gegre
pen, haar een prop in den mond deed om
het schreeuwen te beletten en, na haar op
den wagen te hebben gelegd, snel was door
gereden. Dicht bij Overschie had hij haar
weder op den weg gezet, waarna zij in de
richting van Overschie was doorgeloopen en
zoodoende in handen gekomen van een be
woner van Overschie, die het meisje bij de
politie bracht.
Haar vader heeft haar naar de ouderlijke
woning teruggehaald.
Het meisje onderging vooraf een scherp
verhoor, doch bleef volharden bij haar eerst-
afgelegde verklaring. Uit de verklaring van
den vader blijkt, dat het kind reeds meer
malen de ouderlijke woning-verlaten had,
De rest kan men wel denken.
bed. En als je je nachtgebedje doet, dan
vragen wij den goeden God, of Hans nog
eenmaal een brave man wordt. Misschien
toont hij ons allen nog, wat goeds er in
hem steekt. En als hij eens terugkomt
misschien gaat hij eerst heel ver weg
dan vindt hij mij nog altijd zooals vroeger,
en dan geven wij hem heel veel kussen,
Guus, opdat hij weer echt blij is. En per
slot ben je er nog grootsch op, dat je zoo’n
neef Hans hebt, niet
Guus klapte in de handen bij ’t mooie
vooruitzicht en riep: zzJa ja!”... Toen liet
hij zich gehoorzaam naar bed brengen.
In ’t boschje achter het prieel lag een
man op de knieën en deed, wat hij in lange
jaren niet gedaan had hij bad.
Een traan liep over zijn gezichthij
schaamde zich over die zwakheid niet. Hij
dankte God, die hem te goeder ure hierheen
had geleid. Als rustverstoorder was hij ge
komen als een geheel veranderde ging hij.
Mieze ontving
pakje, waarin een
en een briefje
/zGod zegene je
tot kleinen Gustav
Ik hoorde zewant ik was bij het prieel
in den tuin. Ik ga nu over de zee. Als ik
over een paar jaar terugkeer, zal ik je be
wijzen, dat ik je goede meening over mij
niet te schande heb gemaakt. Draag dezen
ring, het teeken mijner liefde, bij je, onzicht
baar voor anderen. Ik blijf je trouw, ook
ginds. Wacht op mij; ik ga om jou waardig
te worden. ZZHANS.”
Mieze heeft niet vergeefs gewacht.
Na verloop van een jaar stierf'haar vader.
Zij echter bleef met het knaapje en de
getrouwe dienstboden wonen in de villa,
waar vrede was, wijl gelukkige liefde er
heerschte.
En toen
keerde, kwam hij niet als rustverstoorder.
Het vertrouwen van één menschenhart had
een ander mensch van hem gemaakt. Hij
was nu het meisje zijner keuze waardig.
Bolswardsche Courant