1904 43ste Jaargang. No. 7. Verschijnt Donderdags en Zondags. Nieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. r ZONDAG 24 JANUARI. BINNENLAND. E VOOR afzonderlijke reeds uit die hoogte 1 geen steun meer; OB ICH DICH LIEBE, FRAGE ES DEN BLUMEN. de aan haar Met zich ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Eranco per post 95 Cents. nos. van dit Blad zijn ^verkrijgbaar a 5 Cent. dat zij dien ontvangen den geliefde, die aan de steile rots- haar geplukt zou de lijn om het middel, en wij zullen u van den rotswand bij den men opstijgt naar den ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Vervol gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Sneek, 22 Jan. Bij de heden gehouden verkiezing voor een raadslid (vac. Wielinga) (antir.) werden uitgebracht 791 stemmen, waarvan 37 van onwaarde, alzoo volstrekte meerderheid 378. Daarvan verkreeg de heer F. Blok (antir.) 363, A. Sanders Jz. (lib.) 214 en A. L. de Wolff (lib.) 177 stemmen. Herstemming moet er dus plaats hebben tusschen de h.h. Blok en Sanders. Blauwhuis. Nu er sprake is van een Lo- caalspoor FranekerWorn melsBolsward SneekGroningen, werkt men in deze om geving om te verkrijgen, dat de lijn Bols wardSneek dan omgetrokken zal worden van Bolsward over Tjerkwerd, Dedgum, Parrega, Blauwhuis, Westhem en Abbega naar Sneek. Een rijke streek met 4000 a 5000 inwoners, die nu afgesloten zijn van ’t wereldverkeer, zal dan uit zijn isolement gekomen zijn. het meer bruiste hoogte, waar wolkenkleed waren Dat is een arme Ongeveer een jaar later werd het huwelijk ingezegend. De bruid droeg een tuiltje van ongemeen fraaie, blauwe Alpenbloemen in de glanzig, zwarte lokken. Zij waren evenwel niet zoo duur gekocht als de vroegere. En na de plechtigheid thuisgekomen, kuste Sepper zijn lief vrouwtje en neuriede hij: Ob ich dich liebe, frage es den blumen. oog viel op Nanni, die haar angst niet langer meester was. Met wanhopige gebaren en onder een vloed van bittere tranen vertelde zij, dat zij de oorzaak er van was, dat de wakkere houtvester zich thans in Op zekeren avond in den naherfst zaten wij in de algemeene gelagkamer der dorps herberg, terwijl de maan door de venster ruiten scheen. Alle tafels waren bezet en overal ging het luidruchtig toe. Hier werd gespeeld, ginds had een doortrekkende mars kramer zijn mars geopend en de meisjes stonden om hem geschaard, gaapten de bonte zijden halsdoekjes aan en deden nu en dan ook wel een bod op een of ander der voor haar uitgespreide fraaiigheden. In een der hoeken zat de veearts in druk gesprek met den barbier van het dorp over de in den omtrek heerschende choleraeen weinig af gezonderd van de overigen genoot de heer van het kasteel, wiens woonhuis aan de overzijde van het bergmeer was gelegen, in welbehagelijke rust zijn avonddronk, want buiten was het kalm en de maan scheen helder. Zijn roeier had het hoofd op de beide armen gebogen, na ze vooraf kruis lings op de tafel voor zich te hebben uit gebreid en was ingeslapen. Midden in de zaal werd, zoo goed dit gaan wilde, gedanst, waarbij de waard in eigen persoon op eene viool kraste. De verschillende groepen boden eene bonte verscheidenheid en menigeen was de blijde verwachting over morgen, den Zondag, waarmede de kermis zou aanvangen, op het gelaat te lezen. Nanni, de aardige dochter van den kas telein, bediende. Allen schertsten met haar, want allen mochten haar gaarne lijden. Zij was vriendelijk jegens ieder en al wie on bekend was met de gedragingen van een meisje uit het gebergte, had zijne scherp zinnigheid kunnen uitputten, zonder nog in het allerminst te doorgronden, wie van die allen eigenlijk wel de bevoorrechte mocht wezen. Ik kende haar reeds langer en zoo was het mij niet ontgaan, hoe zij meermalen ophield aan het tafeltje waaraan Sepper, de houtvester was gezeten, die nu naar het spel keek, zonder echter daaraan deel te nemen. Maar met werkelijk innig welbehagen sloeg hij steeds den blik naar de schoone oogen van Nanni, zoodra zij zijn tafeltje naderde. Nu stond zij achter hem en reikte, over zijn hoofd heen, een vollen beker naar overzijde der tafel. Hij zag haar guitig en sloeg zijn linkerarm zachtkens om middel. Zij echter maakte zich snel en half onwillig van hem los en wilde weg. Nu, nu, wat is er? vroeg Sepper, kijk, zijn het misschien die mooie doekjes van dien snuiter daar, die je in de oogen schit teren Ik heb doekjes genoeg, antwoordde Nanni, maar je had den krans eens moeten zien. Sepper, die Lize van haar vrijer heeft gekregen. Morgen, bij den dans, is er zeker geen, die half zoo mooi is als de hare. En daarom ben je bedroefd? vroeg Sepper verder. Komaan, dan zal ik je morgen een krans plukken, even mooi, neen, mooier nog dan die van Lize. Och, wat jij met je krans! meende Nanni, het zal wat moois zijn. Zij had er de schoonste en zeldzaamste alpenbloemen in; zulke kan jij niet vinden. De blauwe bloeien maar op ééne plaats, ik heb ze van morgen gezien, toen ik van den Alm met de koemelk naar beneden kwam. Links van de rots, in de diepte, daar staat een heel veld er van; ik had de melk bij mij en kon mij daarom onderweg niet ophouden. Anders zou ik zelve mij de bloemen hebben geplukt, omdat ik toch geen vrijer heb die voor mij zorgt. Geen vrijerriep Sepper glimlachend uit. Gij hebt er geen? En wat zou ik dan wel kunnen zijn? Waar, zegt ge, staan die bloemen? Links Krottenkop, als Spittingalm Wat behoef je daarnaar te vragen hernam Nanni. Morgenochtend om vijf ure sta ik op, om zes ure ga ik naar de kerk en die bloemen kan niemand mij meer be zorgen en een krans zoo fraai als die van Lize zal niet te vinden zijn. Meen je dan werkelijk, Nanni, vroeg Sepper nu ernstig, dat ik je die niet kan bezorgen De blauwe bloemen, de mooiste, kan je me niet brengen en voor de andere be dank ik, meesmuilde het knappe meisje. levensgevaar bevond. Zij wilde tot hem snellen; slechts met moeite hield men haar tegen. Op dit oogenblik, dus luidde het algemeen gevoelen, is geene redding mogelijk Toch trokken allen het dorp uit, den weg op, om zoo juist mogelijk de plaats te be palen, van waar het hulpgeroep kwam en toen zij ongeveer het rechte punt tusschen de rotsen meenden gevonden te hebben, waar de ongelukkige zich moest bevinden, lieten zij ’n eenstemmig geroep weerklinken, om hem te doen begrijpen, dat men met zijn vooralsnog hulpeloozen toestand bekend was, dat hij den moed niet moest verliezen, en het eerste morgenschemeren geduldig zou afwachten. De meesten gingen dien ganschen nacht niet naar huis, maar bleven in de nabijheid van de plek waar de ongelukkige een vree slijken nacht had te doorleven, een nacht van doodsgevaar. Enkelen der koenste knapen stegen tot een aanmerkelijke hoogte berg opwaarts en verzekerden daarna, dat zij bij het flikkeren van den bliksem, Sepper over een duizelingwekkenden afgrond hadden zien hangen. De regen viel in stroomen uit den hemel en Nanni'’s oogen vergoten een stroom van tranen. Hare doorweekte lokken flad derden in den wind en troosteloos jammerend wrong zij de handen. Eindelijk werd de nacht minder donker. De storm joeg de laatste droppelende regen wolken naar de naburige dalen en enkele sterren werden zichtbaar. Slechts om de hoogste bergtoppen hingen nog dikke wolken, terwijl sommige lagere rotsnaalden zich scherp tegen den blauwenden hemel afteekenden. Uit het meer stegen witte neveldampen op en de naastbij liggende voorwerpen sche merden in een halfdoorzichtig grauw. Dit waren de voorboden van den zonsopgang. Spoedig ontwaarde men nu ook den on gelukkige. Het was een aanblik om de haren te berge te doen rijzen. Hij zweefde over een ontzettende dieptealleen de rechterknie had aan den rotswand een nietig plekje ge vonden, om zich daaraan vast te klemmen en de rechterhand greep zich krampachtig vast aan een doornstruik; heel het overige zweefde vrij in de ruimte. Ook hij keek naar omlaag en zijn klagen werd luider, door de zuivere, stille morgenlucht vernam men duidelijk de woordenHelp mij spoedig, anders ben ik verloren! Terwijl die woorden van tot ons doordrongen, hadden velen reeds den berg beklommen, om te trachten den bek] agens waardige uit den benarden toestand te bevrijden. Men was de plek genaderd zoover dit mogelijk bleek, maar wat de er- varendste bergbeklimmers omlaag reeds hadden vermoed, werd nu bewaarheid. Het was niet doenlijk de noodlottige rotspunt te naderen en niemand wist zich te verklaren, hoe Sepper daar wel had kunnen verdwaald raken. Terwijl men beraadslaagde wat aan te vangen, werd het hulpgeroep immer dringender en werd de toon der stem steeds zwakker. Het was te voorzien, dat een algeheel krachts- verlies of een losscheuren van den doorn struik aan het lijden van den armen jon geling plotseling een einde zou kunnen maken, want een val in dien afgrond moest een onvermijdelijken dood tengevolge hebben. Daar kwam de zeer bezadigde, bijzonder ervaren Alpenklimmer, de oude dorpsschout met zijne oudgedienden den berg op. Zij droegen stangen en een Hinken voorraad stevig touwwerk. Wij moeten tot vlak boven hem op de vooruitspringende rotspunt voortschrijden, zeide hij zonder zich op te houden en hem dan een lijn toewerpen. AHen volgden den schout vol blijde hoop en Nanni droogde hare tranen en voelde haar moed terugkeeren. Sepper sloeg den blik opwaarts, toen de kale rotspunt boven hem zich bevolkte en ook hij begon aan redding te gelooven. Van de meegebrachte stangen en balken werd met de meeste omzichtigheid een soort stelling gebouwd, die over den afgrond heen- reikte; aan die stelling werd een sterk touw bevestigd, die daarop langs den steilen rots wand werd nedergelaten, tot het einde den zwevende bereikte. Bind u nu riep de schout hem toe veilig optrekken. De knie vindt bijna wilddief, die op de een of andere rotspunt beklemd zit, meende de dorpsheer. Mijn Zonder verder een woord te spreken, drukte Sepper den hoed op het hoofd en stond neuriënde op. Waar wil je heen? vroeg Nanni be zorgd. Jou den bloemkrans halen, ant woordde hij. Thans? Ja, opdat je dien morgen bijtijds in je bezit hebt. Ik heb drie volle uren noodig als ik den naasten weg neem. Nu, bij nacht Sepper? Je kunt een ongeluk krijgen! Waarlijk, doe het niet. Heb geen zorg; de maan schijnt en ik ben het bergklimmen bij nacht wel gewoon. Ik wil de bloemen niet hebben Sepper, ik zal ze niet aannemen; blijf hier. Zoo riep zij hem na, doch hij was buiten en antwoordde Als ik met den krans terug kom, slaap jij reeds. Laat je venster maar open staan, dan zal ik hem er inwerpen. Ik kan niet slapen, zoolang jij uit zult zijn, riep het meisje hem na. Sepper ging het dorp uit op den Alm toe en hij zong, dat het klonk, in het volle vertrouwen op zijne gelukkige terugkomst: Ik kwam op mijn klepper, In vollen galop; Ik klop aan uw venster, Mijn liefje, doe op Een luid jodelen, dat nog lang van verre gehoord werd, volgde telkens als refrein op deze woorden, toen de nachtelijke zanger reeds lang uit de oogen van het hem na starend meisje verdwenen was. Weldra hoorde men de tonen zeer ver af, als kwamen zij van omhoog uit het donkere bosch, aan den voet van de rots, dat men niet passeerde bij het opstijgen naar den groenen Alm, wiens ruime grasvlakte zich zijwaarts uit strekte. Sepper had den kortsten, doch steileren weg ingeslagen. Hem, den ervaren houtvester, die iederen boomstam tot in de meest afgelegen bergkloven kende, waren alle paden gelijk, en als bekwaam bergbe klimmer had hij niets te vreezen. Dat wist het meisje en overigens niet angstiger dan eenig ander flinke deerne uit de bergstreken, gaf zij zich aldra ten volle over aan het prettige gevoel, dat zij morgen den schoonsten, uit de zeldzaamste Alpenbloemen gevlochten krans zou hebben en zou uit de handen van midden in den nacht, helling, dien zelf voor hebben. Een herhaald roepen van haar naam deed haar begrijpen dat het zachtkens aan tijd werd om eens naar de gasten te zien. De dorpsheer wilde zijn vertering betalen en wekte zijn veerman. Het werd laat en hij moest weg, zou hij tenminste bij het half uur varen nog profiteeren van den maneschijn. In de gelagkamer werd het nu gaandeweg stiller. Vioolspel en dans hadden opgehouden. De marskramer had zijn fraaiigheden inge pakt en zat in een hoek te slapen. Veearts en barbier waren heengegaan en alleen enkelen zaten nog rondom hun tafel te bab belen. Plotseling komt de dorpsheer de zaal weder binnen en roept op gejaagden toon uit Hebben jelui dat noodgeschrei niet gehoord, mannen, er moet iemand in nood verkeeren Oogenbükkelijk heerschte de diepste stilte allen staken het hoofd op en luisterden met open mond en van zeer ver drong een lang aanhoudende klaagtoon zelfs tot in het ver trek door. Dat is op het meer, meende de een, op den berg de ander. Allen snelden naar buiten. Een diepe duisternis had zich rondom uitgestrekt. De maan was onderge gaan en een stevige wind dreef zwarte wolken van uit het nabijgelegen bergdal over den Krottenkop. Het loeien van een opstekenden storm liet zich bij wijlen hooren en tusschen de vlagen door klonk het hulpgeschrei duidelijk, ofschoon niet uit de diepten waar en klotste, maar uit de de bergtoppen in een dicht gehuld. de steen, waarop zij rust, is aan het weg glijden en ik kan den struik niet loslaten, dien ik met de rechterhand vasthoud. Hoe zou ik mij, verstijfd als ik ben, met de linker het koord om het lijf kunnen binden zoo klonk het wanhopig en stamelend terug en daarop weder: Ach help me toch! Nu trok de schout zijn jas uit en sloeg hij het touw in meerdere kunstig gelegde knoopen om zijn middel. Daarop zeide hij Laat me nu maar naar beneden, men houde de lijn vast en trekke krachtig maar zeker; dan zal ik den ongelukkige naar boven helpen. Allen pakten nu met ferme hand het touw aan, terwijl de oude van de rotspunt zich liet afglijden en vrij in de ruimte hing. een krachtige voetbeweging stiet hij van den rotswand af, als hij diens vooruitstekende punten te nabij kwam. Gelukkig was hij weldra afgedaald tot op de plek, waar Sepper in doodsangst zich vastklemde. Met alle macht slingerde hij zich op den rotswand toe en klemde er zich met de punt van den voet aan vast, vlak bij den boschwachter, dien hij nu een mede genomen koord om het lijf bond; toen dit geschied was, riep hij den hooger staanden toe, dat zij hem weder zouden ophijschen. Dit gebeurde onverwijld en de wakkere onverschrokken man bracht het einde van de lijn, die hij om Seppers middel vastge bonden had, mede naar boven. Nu bestond er geen twijfel meer aan zijne redding. Men riep hem toe los te laten en zich met volle gerustheid aan het stevige koord toe te vertrouwen. Hand en knie lieten nu hun steunpunt varen en met donderend geraas rolden de steenen in den afgrond, terwijl Sepper, in de ijle ruimte zwevende, be hoedzaam omhoog werd getrokken. Enkele oogenblikken later en het nederstortende rotsblok, dat door den regen was losgeweekt en tevens door Seppers gewicht uit zijne voegen was weggeschoven, zou ook hem, in spijt van alle aangewende pogingen tot redding, in de peillooze diepte hebben mee gesleept. Boven op de bergvlakte, drongen allen zich nu om den zoo juist op tijd geredde, die bleek en krachteloos daar stond en om een glas water vroeg, dat hem aanstonds werd gegeven. Nadat hij gedronken had, vloog een pijnlijk lachje over zijne nog altijd verwrongen gelaatstrekken. Dat was een verschrikkelijke nacht, zeide hij met bevende stem en bracht den zakdoek aan het voorhoofd, om zich de dikke zweet- droppelen af te drogen. Bij het afnemen van den hoed vielen zijne blikken op een prachtigen krans van Alpenbloemen, die er om heen geslingerd was. Kijk, Nanni! zeide hij, terwijl hij den krans het meisje, dat zich nader bij hem gedrongen had, toereikte: Kijk, hier zijn je bloemen, liefste; neem ze aanbijna zouden ze verloren zijn geweest evenals ik. Bolswardsche Courant

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1904 | | pagina 1