1904.
43ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 12.
Kieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
DONDERDAG 11 FEBRUARI.
VOOR
afzonderlijke
I
t
eene Maat-
den handels-
INGEZONDEN.
DE MOTORBOOT OP WOMMELS.
er niettegenstaande dit
enkele goed geschoolde,
persoons.
noemen.
Ik ben en hoop te blijven,
Uw dw.,
JOCHEM OPMERKER.
Bolsward, 8 Februari 1904.
Den Heer II EISMA,
In het laatst verschenen nummer van deze
Courant breekt U den staf over een door mij
geschreven artikel* en alhoewel Jochem Op*
voor de af-
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
voor de toegestane plaatsruimte,
Uw dw.,
L. J’. VOS.
Bolsward, Febr. 1904.
Mijnheer de Redacteur!
U zult mij, hoop ik, wel toestaan den
heer H. Eisma van antwoord te dienen op
zijn krachtigen aanval op mijn schrijven, in
’t bijzonder op mijn laatsten brief over de
zuivelschool.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Vervol
gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Mijnheer de Redacteur!
Onder bovenstaand opschrift las ik een
niet-onderteekend artikeltje in Uw geëerd blad
d.d. 7 Februari j.l.
Mijn beleefd verzoek is thans M. de R.
ook mij eene kleine plaatsruimte af te staan
teneinde z/de onderteekenaar met drie ster
retjes" van antwoord te kunnen dienen.
Waarmede hebben wij in dit geval te
doen?” Zie hier de vraag en mijn antwoord
luidt als volgt:
Wij hebben hier te doen met eene Maat
schappij, opgericht en volkomen beantwoor
dende aan de daarvoor gestelde eischen;
Wij hebben hier te doen met eene Maat
schappij, wier doel het is het naburige en
mijns inziens ook zeer florissante dorp
Wommels met onze stad Bolsward beter te
verbinden
Wij hebben hier te doen met
schappij, welke de belangen van
stand, eh die van Bolsward in het bijzonder,
wenscht te bevorderen;
Wij hebben ten slotte te doen met eene
Maatschappij, wier doel en streven het is in
eene bestaande behoefte te voorzien.
Waarmede we dus niet te doen hebben is
eene Amerikaansche trust en ik geloof met
allen grond, dat ooi de eminente President
Roosevelt niets tegen de oprichting zal
hebben van eene Maatschappij, bevorderende
het geregeld verkeer tusschen Bolsward en
Wommels en omstreken.
Een reisje per Holland-Amerikalijn (mis
schien ook een trust?) zal de geachte schrijver
in de gelegenheid stellen tot een onderhoud
met den President om het verschil tusschen
trust en Maatschappij te leeren kennen.
Enfin, op verschillende aanhalingen en
uitdrukkingen in bedoeld artikeltje vervat,
zou ik misschien verder kunnen ingaan en
den schrijver kunnen zeggen om welke reden
en op grond waarvan tot oprichting dezer
nieuwe Maatschappij werd besloten, maar al
vorens hiertoe over te gaan, zag ik gaarne
Z/de drie sterretjes” verdwenen en daarvoor
in de plaats zz</eó- schrijvers eigen naam.”
Hij vraagt //waarmede hebben wij hier te
doen?” laat ik dan mogen vragen//met wien
heb ik hier te doen
U, M. de R. dankzeggende
gestane plaatsruimte, verblijf ik
Hoogachtend,
A. ANDRIESMA,
Dir. Motordienst-Maatschappij.
waarover ik zelf verbaasd sta. Dat de vaders,
die plan hebben hun zoons naar deze school
te zenden, zullen terug gehouden worden
door mijn eenvoudige opmerkingen, och kom,
dat meent U niet? Dat is vleierij. Die vaders
zijn niet zoo onnoozel om niet uit eigen
oogen te kijkenZij zullen zich niet door
mij laten afschrikken, evenmin als zij zich
zullen laten animeeren door het geschetter
der loftrompet van anderen.
Een groote crime is ook, dat ik een stukje
uit de Zuivelcourant overnam. Ik laat de
uitdrukkingen//in gal gedoopte pen” en
,/Vol tegenstrijdigheden” buiten beschouwing,
want die liggen niet op mijn weg, maar dat
ik een welbehagen in dat stukje zou hebben,
ontken ik. Neen mijnheer Eisma, het strekte
alleen als bewijs, dat ik niet alleen stond in
mijn meening, dat men geen te hooge illu
sies moet vormen van die school. En waar
zal ik dan vertrouwbaarder gaan om inlich
tingen, dan bij een vakblad. Ik weet heel
goed, dat er in den strijd over de plaatsing
der school een heftige actie was, maar
de Redacteur der Zuivelcourant staat niet in
verband met die actie en die zal van Vlaar-
dingen uit, geen partij trekken in den ge-
voerden strijd tusschen Bolsward en Leeu
warden.
Ten slotte, spijt het mij, die zoo gaarne
iemand ter wille wil zijn den eisch van
den heer Eisma te moeten afwijzen, een eisch,
nog wel gedaan in naam van Bolswards
welvaart. Waaraan ontleent U dat recht om
te eischen? //Toon mij uw lastbrief en ik
zal U den cijns betalen.” Overtuig mij eene
onwaarheid te hebben verkondigd en ik ben
bereid amende honorable te doen. U ijs mij,
waar ik zakelijkheden behandelde, één zin,
die den toets der waarheid niet kan door
staan! Waarom en wat moet ik zwijgen?
Huldigt Gij zoo het recht van hoor en weder
hoor, dat het zwijgen wordt opgelegd aan
dengene, die een ander inzicht heeft en dat
kan en wil verdedigen Dat zou een ge
makkelijk middel zijn bijv, in ’s Lands ver
gaderzaal. Menige regeering zou dan som
mige afgevaardigden ook als zzaf brekers”
kunnen critiseeren en zij zouden reeds lang
met een slot op hun mond prijken. Ook
in de Raadszaal zou ’t mondsnoeren dan soms
wel in practijk kunnen gebracht worden, als
alleen de voorstanders van een zaak recht
van spreken hadden. Wilt U er zelfs de
Redactie van de krant een grief van maken,
dat zij mij gastvrijheid verleent? Indien die
Redactie zoo eenzijdig oordeelde, dat zij alleen
loftuitingen opnam, zou zij een magneet ge
lijken, die alleen ijzer aantrekt, doch op alle
andere metalen, ook de edelste, geen in
vloed heeft.
De vorm van mijn schrijven, ja, die schijnt
nog al de attentie te trekkende toon noemt
Gij schamper, doch dat is nog niet scherp,
zooals U zelf reeds gevoeldet, dat de Uwe
was. Ieder vogeltje zingt zooals het gebekt
is, niet waar? en de natuurkundigen zien
in het getierelier van den leeuwerik dezelfde
oorzaak als in ’t gekras van den raaf, al
klinkt dit laatste minder aangenaam. Vindt
Gij het niet goed van mij, dat ik struikelde
in de weeke modder van ’t afgegraven bol
werk, ik kan U verzekeren, dat ik ook niet
voor pleizier in den modder werd gesmakt.
De oude Atheners vonden Aristoteles lastig,
zijn invloed was eenigen hinderlijk en daarom
verbande het Schervengericht hem buiten de
stad. Het was de afgunst over zijn invloed,
die de Atheners zoo deed handelen
En dan nog dat masker! ja, dat is enkelen
in den weg, doch daarvoor bestaan afdoende,
voor mij geen beschamende redenen. Ik heb
reeds vroeger daarover verteld, dus dat be
hoeft niet herhaald te worden. Ik doe voor
niemand onder in gehechtheid aan mijn
woonplaats, niet om af te breken, doch om
de waarheid te huldigen, zonder aanzien des
Wat zwart is, kan ik niet wit
Mijnheer de Redacteur
De ongevallenwet schrijft voor, dat de
werkgever zijn werkvolk moet verzekeren
tegen ongelukken, hetzij bij de Rijksver-
zekeringsbank, hetzij bij een Maatschappij,
die de risico dan overneemt. In elk geval
moet de werkgever de premie betalen voor
zijn werkvolk.
Nu kom ik tot U met de vraag of een
collegie, dat onder eigen beheer zijn gebou
wen laat restaureeren, vrij is gesteld van
bovenstaande verplichting? Het heeft n.l.
mijne bijzondere aandacht getrokken, dat
tegenwoordig de leien op de Groote Kerk
worden hersteld, en nu wensch ik te weten
of de werkman, daarmede belast, niet ver
zekerd behoeft te worden De gevarenklasse
voor leidekkers eischt nog al een hooge
premie. Kan een collegie nu verschoond blij
ven van die ongevallen-verzekering, dan zou
hierdoor den timmerbazen een ongepermitteerde
belasting zijn opgelegd, waardoor zij onmoge
lijk kunnen concurreeren.
Zou een der lezers Uwer courant mij hierin
eenige inlichtingen kunnen en willen ver
strekken, dan zou hij daardoor mij, en voor
zeker alle aannemers, een grooten dienst
bewijzen.
Dankend
merker het deed plaatsen, zal ik U toch
zeer kort van antwoord dienen.
Bij het lezen van Uw artikel verwonderde
het mij zeer, dat U eene zaak besprak, waar
van U geen voldoende kennis kunt hebben
om daarover met oordeel te kunnen schrijven
en niettegenstaande ik het dwaze inzie van
een polemiek tusschen een niet-vakman en
een vakman over een onderwerp, waarvan
laatstgenoemde veel studie heeft gemaakt,
neem ik toch op den handschoen, mij door
U toegeworpen.
Ik zie niet in, wat voor eer het is voor
de stad Bolsward, om binnen hare grenzen te
zien verrijzen eene Rijksvakzuivelschool, welke
haar telken jare enkele duizenden zal kosten,
ik zie niet in, dat het een eer is voor Bols
wards ingezetenen, dat zij terwille van deze
school, meer belasting mogen opbrengen. In
dit onderhavige geval acht ik de eer zeer
twijfelachtig en de mindergegoede ingezetenen,
die toch het zwaarst den druk der meerdere
belasting zullen gevoelen, kunnen voor die
eer ook niets koopen. Gij zult zeggen „ja
maar de leeraars, leerlingen en personeel
zullen allen geld in de stad verteren”, goed,
toegestemd, maar zal de winst hierdoor be
zorgd aan de neringdoenden van Bolsward
gelijkwaardig zijn aan de meerdere uitgaven
ten laste der Gemeente komende door de
exploitatie der Zuivelschool Het antwoord
op deze vraag moet m.i. ontkennend luiden
en ik geloof niet Mijnheer, dat U dit tekort
elk jaar zou willen aanzuiveren en toch is
U met de anderen, die geijverd hebben voor
het behoud van de Zuivelschool, zedelijk
verplicht tegenover hen, die dit niet hebben
gewenscht, dit bedrag der Gemeente te resti-
tueeren. De eer is zeker een geldelijk offer
waard, maar slechts voor hen, die om deze
eer gevraagd hebben.
U zegt „de pers moet de school steunen
en vooruit helpen”, maar m.i. heeft eene
inrichting, waarvan gij overtuigd zijt, dat ze
noodzakelijk was, geen vooruit helpen van
noode, want wanneer ze voldoet aan eene
vooraf gevoelde behoefte, dan zullen de leer
lingen ook uit zich zelf komen en zonder
Uwe aansporing, maar als de leerlingen bijeen
getrommeld moeten worden, dan heeft de
school geen recht van bestaan.
Zonder dat de pers hulp verleent, zullen
er leerlingen komen, maar spoedig zal de
stroom slinken, tenzij de pers (met uwe
hulp zeker den directeuren van zuivel
fabrieken een inkomen verschaft in even
redigheid met den tijd van opleiding en de
kosten en moeite gedaan tot het verkrijgen
der kennis aan de rijkszuivelschool. Maar
mijnheer, dit zal tot de vrome wenschen
blijven behooren, want de directeuren worden
reeds nu in vele gevallen afgescheept met
een te karig salaris. Enkele personen hebben
een even voldoend salaris om hen schadeloos
te stellen voor hun kennis en groote ver
antwoordelijkheid, de meesten evenwel ver
dienen veel te weinig, terwijl er nog anderen
zijn, die zich met een hongerloon van f 350
per jaar tevreden moeten stellen. Ik kan u
meedeelen, dat er bekwame directeuren wor
den gevraagd, nota bene met kennis van
dubbel boekhouden en Engelsche corres
pondentie voor de kapitale belooning van
f 350 per jaar. En daarop komen, door de
noodlottige overproductie, voldoende sollici
tanten. 't Zal u duidelijk zijn, dat de
boeren de kennis niet wenschen te betalen.
Door het publiek nu reeds te waarschuwen
dat de leerlingen van de rijkszuivelschool
geene betrekkingen zullen verkrijgen, welke
hen een salaris waarborgt groot genoeg om
hen schadeloos te stellen voor tijd, kosten en
inspanning, plaats ik mij op het zeer gezonde
standpunt om jongelui te waarschuwen niet
bij eene industrie te gaan, welke hen in hunne
verwachtingen deerlijk zal teleurstellen, want
het is maar al te zeer waar, dat er nu reeds
personen rondloopen toegerust met evenveel
ja nog meer kennis, dan ze misschien te
Bolsward ooit kunnen opdoen. Ik zou u
namen kunnen noemen, ik zou u ,hun
opleiding kunnen omschrijven, ik zou u
kunnen mededeelen, welke schitterende ge
tuigschriften zij hebben, maar ik deel u
tevens mee, dat ze geen betrekking kunnen
verkrijgen.
Wel is waar is
eenige behoefte aan
wetenschappelijk opgeleide zuivelbereiders,
maar daarvoor was niet noodig geweest d^
Ik was Zaterdagavond werkelijk verrast
toen de krant kwam en ik er al spoedig die
scherpe polemiek in vond. Daarop mag een
antwoord niet uitblijven, al hoop ik dan ook
een kalmeren toon te zullen bewaren dan
mijn geachten tegenstander. Waarlijk mijn
heer H. Eisma, gij loopt wat hard van stal;
jong bloed is vurig.
Ik schrijf, dat is bekend, onder den in
vloed van mijn familieleden, die inspireeren
mij meestal, doch bij U durf ik zulks niet
veronderstellen. In het heilig vuur der ver
ontwaardiging hebt Gij zeker de pen gegrepen
om dien Jochem eens de volle laag te geven
en in een hoek te duwen. Het doet mij
genoegen, dat Gij mijne artikelen Uwe aan
dacht hebt waardig gekeurd, in de eerste
plaats mijn dank daarvoor, doch als Gij be
weert er niets dan afbrekerij in te hebben
gezien, dan moet Gij ze te vluchtig gelezen
hebben, want Uwe bekwaamheid staat te
hoog, om na een onbevooroordeelde, aan
dachtige lezing, er niets dan af breken in te
hebben gezien. Kritiek mag niemand schro
men, die heeft zijn goeden invloed en werkt
veel heilzamer vaak dan dat schetteren der
loftrompet. Van mijn kant moet ik een
woord van protest doen hooren tegen de be
wering, dat het mij te doen is om z/af te
breken” en dat ik zzde openbare meening ver
giftig” of Z/de bestuurders en ambtenaren
zoek te kleineeren in de oogen van het pu
bliek.” Die uitdrukkingen eischen bewijs!
Gij vindt nooit een practischen wenk en
zoekt te vergeefs bij mijne stukken naar een
opwekking om vooruit te komen, of naar
een woord van waardeering zegt Gij. Laat
ik U helpen zoeken, even slechts, want ik
zou anders te lang worden. Laat ik mij
bepalen tot mijn laatste stuk, dat zoozeer
uw toorn gewekt schijnt te hebben. Daarin
is ingevlochten een opwekking om de plaat
selijke vereenigingen te steunen, omdat die
wel degelijk meewerken tot verhooging van
het vertier en den bloei onzer stad, daarin
is toch waardeering van die vereenigingen
opgeslotenik voegde er bij een wenk om
het eigenbelang niet te stellen boven het
algemeen belang, dat zal toch practisch ge
noemd moeten worden en veel beter dan,
wat ook soms wel eens voorkomt, de zaak
om te keeren en onder de leuze van 't alge
meen belang, zijn eigen belang te bevorderen
Gij klaagt dat ik geen waardeering betoon,
doch ben ik de eenig schuldige Ik vind
in uw straf kapittel ook geen bijzondere waar
deering mijnerzijds doch dat mag ik ook
niet verlangen, wijl U uit mijne artikelen
een verderfelijken geest tegen waaide, doch
er zijn in onze stad evenwel ook wel per
sonen, die wei waardeering verdienden en
toch klagen over gemis er van. Zoo zag
ik dezer dagen in een verslag der gehouden
onderwijzersvergadering dat de schoolcom
missie zich beklaagde over te weinig waar
deering en toch meen ik, dat dit college,
dat indertijd zich de functie het welgevallen,
toen de vroegere bedankte, wel aanspraak op
waardeering kan maken. Vindt U ook niet?
De heer H. Eisma vraagt mij, waarom ik
schrijf? Zie waarde heer, het antwoord is
in geen paar woorden duidelijk te maken en
eischt voorbeelden ter toelichting. Ik hoop
in een volgend artikel U en allen die er
belang in stellen, te komen ophelderen,
waarom ik schrijf. Laat ik nu alleen zeggen,
dat het zijn nut heeft een zaak van verschil
lende kanten te bekijken. De beer Eisma
geeft zelf direct al het antwoord op de door
hem gedane vraag n.l.zzElk dient de alge-
meene zaak op zijne wijze.” Mijn wijze van
dienen schijnt niet in zijn smaak te vallen,
doch ’t is bekend, over smaak valt nu een
maal niet te twisten.
De luttele vermelding, dat het mij spijt
dat het bouwen van de zuivelschool door
onze gemeente geschiedt en dat mij dit spijt
omdat ik vrees dat onze overwinning ons
bij nader inzien veel geld kan kosten
iets, wat de heer Eisma mij reeds toestemde
dat ik vervolgens die risico zwaar vind, daar
ik vrees, dat de school niet dien opgang zal
krijgen, als wij wenschen; omdat ik niet
meedeed in 't ophemelen van die stichting
ja dat wordt nu mij erg kwalijk genomen.
Nu heet het dat ik de school al af breek.
Waarlijk mijnheer Eisma, te veel eer voor
mij. U kent mijn schrijven een invloed toe,
Bolswardsche Courant