1904. 43ste Jaargang. No. 14. Verschijnt Donderdags en Zondags. Kieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. DONDERDAG 18 FEBRUARI. BINNENLAND. VOOR "II afzonderlijke hij INGEZONDEN. DE MOTORBOOT OP WOMMELS. de politie te aan aan een f 75, het doel, dat de Motordrenst- gaarne wenscht te bereiken, van buiten gelegenheid te stad te gaan. Mijnheer de Redacteur! Sta mij toe, s. v. p. den heer II. Eisma nog eenmaal te antwoorden. Ai mij, wat ben ik begonnen! Waarom niet dadelijk in de schulp gekropen, toen ik mij door zoo’n krachtigen greep in de borst voelde aangetast en ik met forschen ruk op zij werd geslingerd. Wee mij, nog duizelt het mij; pas een weinig bekomen van den eersten stoot of na wat tegenspartelen krijg ik nog een tweeden klap, den genadeslag en Jt is uit met mij. Mijn overwinnaar, die van zich slingerde, kan met vertrouwen ook niet in dien geest waar ik aan mijn betoog meer heb toe te voegen, voor goed afscheid van U. een woord van dank ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Vervol gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Heerenveen, 16 Febr. Gistermorgen om streeks 9 uur liep er voor het café van den heer De Leeuw te Nijehaske een ongeveer 30-jarig persoon heen en weer, gekleed in een fatsoenlijk werkpak, en eenigszins ver dacht in houding en gebaren. Eindelijk trad hij binnen en vroeg en kreeg een kop cacao en een broodje. Na dit stilzwijgend genuttigd te hebben, vroeg hij even zijn handen te mogen wasschen, waarop men hem naar de keuken verwees. Daar bleef hij buitengewoon lang. In de gelagkamer terug gekomen, en weer plaatsnemende, haalde hier boot dan vraag ik U, of deze onderneming be antwoordt aan Maatschappij zoo n.l. het publiek geven naar onze U stelt de Maatschappij op één lijn met eene coöperatieve bakkerij, slagerij enz. enz., maar U gelieve niet te vergeten, dat wij aan voedings- en genotmiddelen te dezer plaatse niet de minste behoefte hebben, wel echter aan eene betere verbinding met Wommels en omstreken. Het nut hiervan, zoo getuigt U zelt in Uw laatste schrijven, is door U ontkend, noch beweerd. Maar dan vraag ik U wederom, uit welk oogpunt schreef U dan Bestaat Uwe grief enkel hierin, omdat eene Maatschappij werd gevormd? Dit is moei lijk aan te nemen. Waar de oprichting al zoo vaak het onderwerp van gesprekken is geweest, had U van Uw kant beter gedaan met hiertegen in den beginne Uwe stem te verheffen. Waarom noemde U toen niet iemand, genegen de zaak voor zich alleen te exploiteeren U was toen in de gelegenheid de door U zoo zeer gevreesde woekerplant te besnoeien. (Doe alzoo en Uw doel had mis schien bereikt kunnen worden). Niet nu het te laat is. Thans is het „mosterd na den maaltijd” en heeft Uw geschrijf geen ander doel dan de Maatschappij in een verkeerd daglicht te stellen. En of U zich hierbij achter eene schutting plaatst of wel Uw naam verzwijgt, dit is bij mij eender. Verschil van opinie zal zeer zeker altijd blijven bestaan, maar in eene eerlijke zaak behoeft ook niemand zijn naam te verzwijgen. Evenals U wensch ook ik zakelij k te blij ven, geen aardigheden te tappen of iemand iets te verwijten en ik verzeker U, dat ik zoo iets ook nimmer beoogde, terwijl ik geloof, dat mijn schrijven was gesteld. En tegenover U niets neem ik bij dezen Thans rest mij nog aan U Mijnheer de Redacteur. Aanvaard dat bij dezen, terwijl ik mij hoogachtend teeken, A. ANDRIESMA, Dir. Motordienst-Maatschappij. er voor onze gemeente geen groot meer in zag? Och neen, doch ook schade. De waarheid mag wel onder de oogen worden gezien. Aan mij nu zeker wel het recht om te vragen of de heftige aanval dien ik daarover kreeg in 't belang was der stichting? Door dien aanval is de deskundige uit zijn tent gelokt om zijn vroeger schrijven op te helderen. Ik dien nog even te komen op de tegen mij uitgespeelde bewijzen, dat ik de ambte naren kleineer, en dat bewijs wordt gehaald door zztusschen de regels door te lezen.” O, zeker weet ik wat dat is, ook hoe ge vaarlijk men daarin kan mistasten. Een bij weet uit elke bloem, zelfs uit vergiftige, zoeten honig te halen, doch iemand op venijn uitgaande kan dat halen uit het onschuldigste gezegde. Zoo ook hier. Harmen zeide immers zzdat de deskundigen het mis had den bij de egaliseering van het bolwerk”, en dat wordt nu op een ambtenaar toe gepast? Die ging toch niet graven? Zie pag. 177 van ’t raadsverslag daar staat dat die egaliseering aan een deskundige werd opgedragen voor f 75, en dat die er later is uitgeloopen; dus ’t was mis, maar ’t was geen ambtenaar, en ik be hoefde dus geen gewag te maken van wat de gemeente-architect ter zijner verdediging in den raad aanvoerde. Dat eerste bewijs is hiermede te niet. Het tweede: zzIk zeg niets meer.” Maar ik pruilde wat, over T complimentje, dat Harmen mij onder den neus duwde, en had geen lust mijn eens uitgesproken meening te herhalen. Moest ik meer gezegd hebben? ik? die reeds te veel gezegd had! Neen, dat laat ik over aan vakmannen! Ik weet heel goed wat ik schrijf, maar ’t gaat gewoonlijk zoo, wien de schoen knelt, voelt de pijn, ook zelfs dan, als een ander er niet aan denkt. Doch basta! Ik wil niet de overdrijvingen en scheve voorstellingen verder aantoonen. Ik gun mijn tegenstander zijn verheven standpunt en zal, omdat zij niet op ont- eerende feiten berust, gelaten zijn verachting dragen, wijl ik weet, een goede meening voor te staan. Ik wil ook de welvaart van mijne gemeente helpen bevorderen, doch als men een gulden welvaart met een rijksdaalder moet koopen, lijkt mij dat geen koopje. JOCHEM OPMERKER. Bolsward, 15 Febr. 1904. een revolver en een doosje patronen uit den zak. zzIIwet scill’ jy nou?” vroeg de Leeuw onthutst. Z/Ik wol ris sjitte” was ’t antwoord. Onmiddellijk zette de Leeuw den vreemden gast, die eerst nog tegenwerpingen maakte en beweerde dat hij permissie had om vuur wapenen te dragen, de deur uit. De zonderling ging den Parallelweg op eenige oogenblikken later besloot De Leeuw hem per fiets te volgen, en waarschuwen. Te Heerenveen ontmoette hij den brig.-tit. der r. v. w. Kits en samen zetten zij den verdachte na, die in de rich ting van De Knijpe verdwenen was. In ’t Meer haalden ze hem in, waarop Kits hem arresteerde en voor den Off. v. Just, ge leidde. De man gaf op een zoon van den scheepstimmerman B. M. te Uilesprong te zijn. Met vader en broers leefde hij in onmin, zzdie liepen op hem,” alleen met zijn moeder kon hij goed overweg. Des avonds is hij door een maréchaussee per tram naar Beetsterzwaag geleid en over gegeven aan de gemeentelijke autoriteiten. Achteraf blijkt dat de man reeds den geheelen vorigen nacht op ’t Heerenveen rondgezworven had. ’s Morgens vroeg heeft hij zich toen vervoegd aan den wapenwinkel van den heer Overdiep en een revolver en patronen gekocht. Verdacht kwam hij den bediende niet voor. Wel heeft hij mij ge zegd: zzUs heit hat my myn revolver unt- krige, maar ik wol wer ien ha”. M. was niet beschonken, doch schijnt in een staat van opwinding te zijn geweest die krankzinnigheid grenst. - Zondagmorgen is voor Vollenhove in zee gezonken een met pannen geladen houten tjalkschip, schipper J. Horjus van Makkum. De pannen waren daar voor rekening van den heer J. Woltman alhier geladen, met bestemming naar een plaats in Overijsel. Het schip had Zaterdagavond (met ongunstig weer, als wij goed ingelicht zijn) de Lemmer verlaten. Omtrent de oorzaak van het zinken is hier niets bekend, doch vermoedelijk is het schip lek gesprongen. Pannen zijn een lastige lading, ze zzwerken,” bij eenigen golfslag, onmiddellijk. De opvarenden zijn gered, doch men' weet niet, of er van de niet-verzekerde lading nog iets zal geborgen kunnen worden. Denkelijk was ook het schip niet verzekerd. Voor den jongen schipper, die, pas een jaar gehuwd, dezen winter zijn vrouw verloor, is dit een tweede harde slag. Fr. Zuidwesthoek, 15 Febr. De renta biliteit van de weidegronden alhier is in de laatste jaren enorm verhoogd en voor goede en gunstig gelegen perceelen meer dan ver dubbeld. Dit heeft tengevolge gehad, dat onderscheidene akkers en bosschen in weiland zijn veranderd, waardoor sommige streken een geheel ander aanzien hebben gekregen. De perceelen, ook de akkers, worden op de gewone wijze bewerkt en daarna, wat vroeger zelden gebeurde, met gras- en klaverzaden bezaaid. Bij de keuze daarvan laat men zich gaarne voorlichten door landbouwdeskundigen Lemmer, 15 Febr. Het is bijna onbe grijpelijk, maar toch waar, dat, terwijl in de binnenwateren onzer provincie geen stukje ijs meer te zien is, ten oosten van onze haven, langs de kust tusschen hier en Kuinre, nog een massa drijfijs zit. Dit ijs is echter niet meer hinderlijk voor de scheepvaart, sedert Vrijdag toch, is onze haven weer zoo wel voor zeil- als stoomschepen heropend, en zeilen schippers en visschers onbelemmerd uit en in. Jammer voor onze visschers, dat er zoo weinig haring in zee is, de vangst toch is tot heden nog zeer slecht en bepaaalt zich tot enkele haringen. Spiering wordt er echter nog al gevangenvoor deze wordt 16 cts. per K.G. besomd. Sneek, 15 Febr. De sympathie met de tramplannen Stavoren—Sneek gaat er hier wel wat af, nu de concessionaris met een gewijzigd plan op de proppen komt. Er cir culeert thans een adres bij de ingezetenen, om den Raad te verzoeken, de toezegging van f 30,000 subsidie weer in te trekken. Ook in de Kamer van Koophandel is be raadslaagd over het voorstel om aan den Raad intrekking te adviseeren, als niet de locaalspoorweg zal eindigen in de stad. De Kamer nam echter nog geen definitief besluit. Hepk. Nieuwsbl. v. Fl\ Ik voeg er nu bij, dal de Tweede Kamer daarbij niet de conditie heeft gesteld, dat onze gemeente daarvoor een gebouw moest verschaffen. Dat bezwaar is later gekomen; het hoe en wat is niet in alle instantiën publiek behan deld. Uit het officieel raadsverslag 1903, pag. 55, heb ik gemerkt, dat er zzeen be sloten zitting” is gehouden, waarin B. en W. zijn uitgenoodigd om naar den Haag te gaan om persoonlijk met de autoriteiten te onder handelen. Het raadsverslag van 18 Juni en ook de volgende heb ik herhaaldelijk nage zocht, maar wel vond ik een opgave dat wij f 1000 huur zouden krijgen van de school en 6 °/0 van de woning, doch een kosten- bedrag heb ik nergens gevonden. Toen ik later na de aanbesteding de aannemingssom zag en later nog van bijkomende onkosten vernam, was het reeds een fait accompli. Toen ik die onkosten eens narekende, ging mijn vreugdezon onder, voila tout Of het voor minder kosten kon Moei lijke vraag voor iemand, die geen kijkje achter de schermen is gegund, doch de ingenomen heid die hier was over de behaalde overwin ning, heeft wellicht invloed gehad. Of het hielp, dat ik toen nog meedeelde, dat ik heil geen Mijnheer de Redacteur! Betreffende deze zaak vraag ik U beleefd mij nog eene kleine plaatsruimte in Uw blad af te staan. Aanvankelijk was ik voornemens, de zaak hierbij te laten, aangezien ik liever de ge woonte had gevolgd Ongeteekende aanvallen, onbeantwoord te laten. Mijn antwoord op Uw eerste schrijven schijnt door U, Mijnheer de inzender, onvol doende te worden geacht. Dit mag ik aileiden uit de uitdrukking „een raar antwoord” enz. Lwe vraag in aanhef was: „waarmede hebben wij hier te doen?” Waarmede wij hier te doen hebben meen ik U volkomen kenbaar te hebben gemaakt. U beweert en schrijft „wij hebben hier te doen met eene coöperatie van de slechtste soort” met eene coöperatie „waartegen niet te concurreeren valt.” Ik beweer, dat noch van concurrentie, noch van coöperatie in slechte soort in dit geval sprake is. Noem mij één geregeld voldoend verkeers middel tusschen bedoelde plaatsen en ik geef U gewonnen U zal misschien a an voeren „wij hebben eene dagelijksche verbinding per stoom- via Wommels naarmaar opzien tot zoo menigen stadgenoot en ontving uit alle rangen en standen betuigingen van instemming met zijn wijze van optreden en na de goedkoope wijze waarop er door hem reclame voor is gemaakt, zullen die betui gingen nog aanzienlijk vermeerderen en ik, ik sta als een uitgestootene, heelemaal alleen. Slechts neef Harmen kwam mij een condo- leantiebezoek brengen en zag met schrik en ontzetting het ernstige van mijn toestand. Met betraande oogen bleef hij aan mijn sponde, waar ik zieltogend nederlag. Ai mij, ’t is gedaan... mijn assche... ruste... En ik hoor een luid geschal en vreugde galmen doorklinken de lucht, en opziende bemerk ik een krachtig en moedig jongman, ijdel en fier zich verheffend op de heldendaad volgens zijn schrijven uit eigen beweging door hem gewrocht tot heil zijner vaderstad. En als weleer de bekende Romeinsche keizer, zie ik hem op een zegewagen rond voeren, de spreuk op de lippen: Veni, vidi, vici! Ik kwam, zag en overwon! En de wagen wordt met krachtige hand door hem gemend en in 't gareel loopt een gemaskerde, dien ik niet kan herkennen, terwijl een ander achter de kar duwt, naar ik meen, neef Harmen. En hetvolk stroomt van alle kanten toe om schriftelijk en mondeling hulde te betuigen aan den held. Weg met hem, die het waagde op gezag van een deskundige om zijn twijfel uit te spreken of een nieuwe rijksinrichting zijne stad wel veel voordeel zou aanbrengen, die zich vermeet daardoor de publieke mee ning te vergiftigen, die zijn naam bedekt houdt en daarom aan de publieke verachting wordt prijsgegeven. Wat vreemd visioen! Een droom? Waar ben ik! O ja in de diepte, waarin ik door mijn ridderlijken tegenstander werd geslingerd. Dood? neen, schijndood misschien, want ik voel mijn hart nog kloppen. Ik kan mij nog bewegen, het hoofd weer iets opheffen. Ik staar rondom mij en sta op om stapje voor stapje voorzichtig mijn weg te vervol gen. Doch wat moet .ik nu nog, wat zal ik meer zeggen! Wat woorden meer ver spillen met iemand, die naar ik meende in een plotselinge opwelling de fiolen van zijn toorn over mijn hoofd uitgoot, doch in een tweeden aanval nogmaals met zwaar geschut mij tracht te vellen, die spreekt op een toon, dien ik, verachte, niet wil qualificeeren. Het lust mij niet op het tweede verweer verder in te gaan, dergelijke polemiek zal voorzeker niet leiden tot het doel. Was het om mij onmogelijk te maken och ieder heeft zijn vrienden en men moet zijn tegenpartij nooit te licht achten. Was het om mij het zwijgen op te leggen dan zou zulk prikkelen toch zeker een tegen overgestelde uitwerking hebben, als mijn gemoed slechts half zoo slecht was als mij werd aangewreven. Was het om het ge meentebelang te bevorderen nu, te dien opzichte laat ik de resultaten geheel voor rekening van mijn aanvaller, die als een nieuwen Simson op mij is losgestormd. Bij ruw geweld komt altijd de rechtvaardigheid in ’t gedrang en ik gun mijn tegenstander gaarne zijn hoog standpunt, dat echter niet zoo stevig onderheid is, als hij misschien waant. Mondelinge en schriftelijke instemmingen heb ik niet ontvangen, mijn naamplaat staat niet op de voordeur, doch uit verschillende gesprekken vroeger en ook nu afgeluisterd, heb ik, ook van zeer geachte zijde, genoeg klanken opgevangen, die mij deden besluiten om, na het vroegere conflict met de Redactie der Bolswardsche Courant, opnieuw plaatsing te vragen voor af en toe eens een z/praatje”, want de optimistische zijde alleen geeft van een zaak niet de volle waarheid. Een on bevooroordeelde lezing mijner artikelen, ook van die, welke mogelijk nog volgen, zal dan ook het waarom van mijn schrijven doen uitkomen. Om echter, bij al het leeliyks dat mij is voor geworpen, niet het verwijt nog te krijgen, dat ik er mij met een Jantje van Leiden afmaak, wil ik nog op de herhaalde vraag antwoord geven, waarom ik niet vroeger mijn bezwaren tegen de zuivelschool heb geopperd. Ik heb reeds gezegd, herhaald en herhaal nog, dat ik mij indertijd er over verheugde dat in Bolsward de zuivelschool zou komen. Bolswardsche Courant j

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1904 | | pagina 1