No. 23. Verschijnt Donderdags en Zondags. 43ste Jaargang. Ileuws- en Advertentieblad Bolsward. en Wonseradeel. 1904. ZONDAG 20 MAART. DE TWEE BROEDERS. BINNENLAND. VOOR afzonderlijke beminnen, vergaf den trek, bons!!!- ■t de derde maal door het hoofdpostkantoor te valsch kwartje in beslag Maart. Met de niet gunstig voor, den winter, maar van Herman diens bekentenis vernam, vloek over den broedermoorder, weg met hemEn in hevige gemoedsaandoening opstaande, dreef hij zijn gevloekten zoon het huis uit. Waar de vader haat, kan de moeder nog beminnen, en als de vader den misdadigen zoon vloekt en van zich afstoot, kan de moe der dien zoon, die haar ander kind doodde, nog liefhebben en vergeven. De zoo zwaar getroffen vrouw vergaf den misdadiger, zij snelde hem na, en bracht hem, zonder dat de vader het vernam, nog eenige i het ouderlijke huis terug, van droge kleeren, gaf hem het waarover zij beschikken kon, hem overreed te hebben zijne viool Leiden, 15 Maart. Toen mevr. v. Eysden- Vink, de gevierde actrice, gisteravond naar haar hotel reed, werd zij daarheen begeleid met fakkels en muziek, terwijl de studenten de paarden afspanden en zelf het rijtuig voorttrokken. Hedenmiddag ontvingen zij een telegram, waarin de actrice haar z/lieve diertjes” (die voor paard gespeeld hadden) nogmaals hartelijk bedankte voor de haar betoonde hulde. Luik, 18 Maart. Hedenochtend is er voor den chef der veiligheidspolitie een bom gevonden. Bij een naburigen tuin ont- en van de dertig aan- 7 gewond, waaronder 3 ’t huis van Laurent te Luik overbrenging naar plofte het moordtuig wezigen werden er ernstig. Het huis van den heer Laurent is ver woest. Kapitein Patijn, die de bom liet overbrengen, moeten beide beenen afgezet worden. Vermoedelijk is de bom neergelegd door een anarchist. Van over den Tjonger, 17 Mrt. Meppels straten hebben voor eenigen tijd naam bordjes gekregen, zeer ten genoege van de lieve straatjeugd, die in elk bordje een ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar èi 5 Cent. Valsch geld. Vrijdag werd voor den zaalwachter van ’s-Gravenhage een i genomen. Ook dit geldstuk draagt, evenals de beide reeds aangehoudene, de beeltenis van de Koningin en ’t jaartal 1903. Er schijnt een regelmatige uitgifte van valsch geld in Den Haag in practijk gebracht te worden. In verband met den a.s. Goeden Vrijdag en het Paaschfeest zullen vele goederen treinen zoowel in het noorden als in het zuiden worden opgeheven, Omstreeks vijf en dertig jaren waren er verloopen sedert het treurspel op de brug, toen Herman als een grijsaard, met een door wroeging en berouw vermagerd gelaat, tegen het vallen van den avond eene vrij aanzien lijke pachthoeve naderde. Het was een warme dag geweest, Herman had een vrij grooten afstand afglegd, op dien tocht aan de boe renwoningen zijne viool laten hooren, en daar voor eenige penningen ingezameld, die hem een schamel onderhoud verschaften. Hij hoopte nu dat hem in bedoelde pachthoeve zou wor den vergund den nacht in de schuur door te brengen. Vermoeid zette hij zich neder op een bank nabij de woning en staarde naar het zestal jongens en meisjes, die zich met spelen vermaakten. Een muzikant! Een muzikant! riepen de kinderen. Wilt ge voor ons iets op uwe viool spelen? vroeg de oudste der kinderen, een knaap van omstreeks 14 jaren. Gaarne, ant woordde Herman, maar lieve kinderen zoudt ge mij niet een dronk water willen verschaf fen Heel graag, riep een blondlokkig meisje, dat zal ik doen, en terstond ijlde zij weg. Intusschen was de veertienjarige knaap den oude genaderd, en bezag met alle aandacht de viool en den strijkstok. Zoo ontdekte hij aan eene der einden van den strijkstok een koperen plaatje, w'aarop de letters H. B. stonden gegraveerd. Wat beteekenen die let ters, oude man? vroeg de knaap. Dit zijn de letters van mijn naam, jongenlief, H. B., dat wil zeggen Hermah Bringer. Bringer? riep de knaap, den man een oogenblik verbaasd aanziende, Bringer? en hij sprong op en snelde naar binnen. Intusschen kwam het meisje terug met een glas versche melk, dat zij den ouden man vriendelijk lachend aan bood, zich bij voorbaat reeds verheugende over het genot dat de viool haar zou ver schaffen. Nauwelijks had de vreemde gast zich met een teug versche melk verkwikt, toen de weggesnelde knaap terugkeerde met zijn vader, den pachter, die den ouden vioolspeler na derde. De pachter sloeg den ouden vioolspeler opmerkzaam gade deze stond van zijn zitplaats op en zich tot den pachter wenden de, zeide hijzoo gij medelijden hebt met een behoeftige, och! vergun mij dan dat ik in de schuur overnacht. Toen die stem den pachter in de ooren klonk, zeide hij met zekere verbazingMan zijt gij zijt gij Herman Bringer? Leeft gij nog na dien verschrikkelijken nacht op de Reizensteinerbrug Zijt gij Mijn hemel, riep de vreemdeling als door den bliksem getroffen wie zijt gij, die mijne geschiedenis kent, ofschoon wij hier meer dan 100 uren van die noodlottige brug ver wijderd zijn. Ja, ik ben de rampzalige Her man Bringer, maar wie zijt gij? ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Vervol gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. mooie schijf ziet, en ze druk met steenen bombardeert. Een paar bordjes zijn reeds vernield. Te Uffelte zijn in den tuin van B. R. reeds nieuwe aardappelen van den kouden grond geoogst. Ooststellingwerf, 17 winterrogge staat het er Dit is niet het gevolg van van den natten herfst in 1903. Bij het uit zaaien der rogge waren de bouwlanden grootendeels erg vochtig, en niet zelden werden de pas bezaaide akkers ook nog door hevige regens doorweekt. Daardoor is veel zaad verslijmd en ongeschikt geworden voor ontkieming. De planten staan dan ook zeer dun, op sommige plaatsen zelfs zoo erg, dat men de akkers opnieuw denkt om te ploegen en te bezaaien met zomerrogge. Voor zooverre de rogge nog staat is zij achterlijk en heeft geen frissche kleur, zooals men anders gewoon is. Het best is zij op hoog gelegen gronden. Peperga, 14 Mrt. 't Scheen, dat hier heden aan ’t station de zilvervloot was aan gekomen en ’t geld met kwistige hand werd te grabbel gegooid. Dit was echter niet het doel. Nadat de heer M. een beambte er opmerkzaam op gemaakt had, dat hij een pakje wilde afgeven, wierp hij ’t uit den voorbijsnellenden sneltrein op ’t perron, waar 't met zooveel kracht terecht kw'am, dat het te pletter sloeg, ’t Bleek nu, dat het een in papier gepakt en met touw' omwonden sigarenkistje was, inhoudende plm. f 500 (volgens ’t opschrift op ’t papier) aan zilvergeld. Door de snelle beweging en de sterke zuiging zweefde en rolde ’t geld letterlijk overal heen. Tot op f 4.50 na werd echter alles teruggevonden. Appelscha, 17 Maart. Enkele kleine ver- veners zijn reeds met turfgraven begonnen. De overige bazen maken hiermee geen begin voor het met de arbeiders tot een overeenkomst aangaande de werkloonen is gekomen. Thans zijn de arbeiders uitgenoodigd uit hun midden een commissie te benoemen, die met een commissie uit de vereenigde verveners zal vergaderen, om eene van weerszijden goed gekeurde loonregeling samen te stellen. Een en ander geschiedt om zoo mogelijk een werkstaking te voorkomen. Lemmer, 17 Maart. Ook deze week ging het onzen visschers niet naar wensch. Door onze geheele vloot toch, bestaande uit 'n 100 schuiten, werd slechts 1000 tal haring aan gevoerd, waarvoor f 3 per tal werd besomd. Ook werd nog 1300 pond bot aangevoerd. Deze visch was van goede kwaliteit, doch klein van stuk. Ooststellingwerf, 17 Maart. Alle avonden is tegenwoordig in deze streken de hemel hel rood gekleurd door talrijke heidebranden. Soms zijn deze ’t werk van met vuur spe lende jongens. Vaak echter ook worden ze met opzet door de eigenaars veroorzaakt met het doel, öf om den grond te ontginnen, bf deze weer te doen begroeien met jonge heide als voedsel voor de schapen. Niet altijd wordt de daartoe noodige vergunning aangevraagd en zoo loopt menig dennebosch gevaar mede in vlammen op te gaan, welk gevaar dan niet dan ten koste van veel moeite kan w'orden afgewend. Hepk. Nieuwsbl. v. Fr. Franeker, 16 Maart. Door de kiesver- eeniging zzFranekeradeel” en door Algemeen Belang” te Franeker zijn tot candidaten voor de Prov. Stafen in het district Franeker, gesteld de heeren H. Kingma te Makkuin, N. Simonsz te Harlingen, J. Timmer te Kimswerd en S. v. d. Burg te Makkum, allen aftredende leden. Voor het mede- aftredende lid den heer P. D. de Ruiter te Harlingen, de heer J. C. H. van Harinxma te Weidum. Ik ik ik ben uw broeder Karei, antwoordde de pachter. Kom Herman, kom aan mijn hart. In hetzelfde oogenblik lagen beide broeders in elkanders armen en spraken zij als uit eenen mondIk dank u, o God, dat ik geen broedermoordenaar ben. Karei leefde dus nogNa den val in het water was het hem gelukt den tegenoverge- stelden oever te bereiken van dien waarop Herman zich redde. Niet anders denkende dan dat Herman in den stroom was omgeko men, vluchtte hij van de plek des onheils, spoedde zooveel hij kon zich voort om zich verder en verder van de ouderlijke woning te verwijderen. Na eenigen tijd te hebben rondgezworven, ten prooi aan ellende en gebrek, ontmoette hij op zijn pad een krijgs macht, die op weg was naar het leger, dat aan de grenzen gereed stond om ten oorlog te trekken. Hij sloot zich daarbij aan en weldra onderging hij den vuurdoop. Meer malen onderscheidde hij zich door onstui mige dapperheid en tevens door beleid weldra versierde het eeremetaal zijne borst en niet veel later werd hij tot onderofficier bevorderd. In dien graad woonde hij een treffen bij, niet ver van de hoeve waar hij nu woonde. Als gewoonlijk was hij zijnen makkers weder ten voorbeeld, maar minder gelukkig dan vroeger, werd hij door een geweerkogel in het been getroffen, naar de hoeve gevoerd en daar door den toenmaligen bewoner opge nomen en door diens eenig kind, een dochter, liefderijk verzorgd. Zijne wond genas, maar hij behield een stijf been, dat hem ongeschikt maakte voor den krijgsdienst. Hij bood daar om den pachter zijne diensten en deze nam ze gaarne aan, want hij was reeds hoog be jaard en hoopte, dat ook het welzijn van zijn eenig kind daarmee zou worden bevor derd, omdat zekere sympathie tusschen den gewonden krijgsman en diens verpleegster voor hem niet verborgen was gebleven. Karei trad dus in dienst bij den pachter, legde zich met ijver toe op den landbouw en toen eenige jaren later zijn meester de oogen sloot, deed hij dit met een dankbaar oog, want zijn kind had in Karei een trou wen echtgenoot gevonden, wiens hoogste ge luk was te leven en te strijden voor het ge luk van haar en van hunne kinderen. Het was reeds laat geworden eer de beide broeders, die elkaar zooveel hadden te ver tellen, er aan dachten hun nachtverblijf op te zoeken. En toen de volgende morgen ge komen was, werd besloten dat Herman de woning van zijn broeder niet weer zou ver laten. Hun broederhaat was overgegaan in broedertrouw en nog vele jaren leefden zij gelukkig en innig dankbaar, dat de vreese- lijke last, die eens hun geweten had bezwaard, van hen was afgewenteld. En Grietje van den schoolmeester, de on schuldige oorzaak van het onheil op de brug Zij had zich de gebeurtenis zoo aangetrokken, dat zij langzaam was weggekwijnd en slechts weinige jaren later op het kleine kerkhof te Reizenstein voor altijd met hare ouders was hereenigd. Wat gebeurde er, nadat beide strijders in in het water waren gestort Zonken beiden in de diepte weg om spoorloos te verdwijnen, om nimmermeer in de ouderlijke woning te rug te keeren In den vroegen morgen van den volgenden dag betrad Herman doornat en hevig ontsteld het ouderlijke huis. Daar vond hij vader en moeder nog wakende en in doodelijke onge rustheid. De vijandige gezindheid tusschen hunne twee zonen was hun te goed bekend, om van hun lang uitblijven niet het ergste te vreezen. Een vreugdekreet ging er op toen Herman binnentrad. Herman! Herman! Maar hoe druipen je kleederen, hoe doodsbleek is je gelaat! Maar mijn hemel, Herman, waar is je broeder! riep de moeder, toen zij haren tweeden zoon niet zag binnenkomen. Herman wat heb je met Karei gedaan Herman bleef het antwoord schuldig en toen de vader zag hoe die vraag zijnen zoon deed sidderen en op diens gelaat eene schuldbekentenis las, zeide hij streng Herman, geef ons rekenschap van Karel, of Kain, hebt ge uw broeder ver moord Vloek over den broedermoorder, vervolgde de vader, toen hij uit de gebaren oogenblikken in voorzag hem weinige geld, en na 1 mede te nemen, die hij had leeren bespelen en die hem nu ten minste voor geheelen ondergang zou kunnen bewaren, omhelsde zij haar kind, zooals alleen eene moeder haar kind kan omhelzen, wanneer zij weet, dat het de laatste, de allerlaatste maal is. En hem eindelijk loslatende, zeide zij snikkend: ga mijn kind! moge God u vergeven, zooals ik dat doe. Zoolang mogelijk staarde zij den banneling na, eer zij terugkeerde in het ver waar haar echtgenoot zich bevond. Kin derloos? gilde zij en zonk op een stoel neder. Twee jaren later werd het stoffelijk over schot van den secretaris uit zijne woning naar de laatste rustplaats gedragen en neder- gelaten in hetzelfde graf waarin zijne echtge- noote reeds rustte, die het verlies harer kin deren slechts een half jaar had overleefd. Reizenstein is een dorpje, dat zich ergens in Duitschland schuil houdt, maar toch een secretaris en een schoolmeester rijk is. Schoolmeester en secretaris uit den tijd waarvan wij spreken, waren beiden gehuwd. Eerstgenoemde en zijne wederhelft waren te recht trotsch op het bezit eener dochter, die naar lichaam en ziel boven alle meisjes van Reizenstein en den omtrek uitblonk en den 17 jarigen leeftijd bereikt had. De secretaris en zijne vrouw hadden twee zonen, Herman en Karei, oud 18 en 19 jaren, van wie wij echter op verre na niet zoo gunstig mogen getuigen als van Grietje. Toen ze nog school gingen, waren zij door hun ontembare woestheid en gestadigen vecht lust reeds de schrik hunner schoolmakkers, of beter gezegd, der andere scholieren en ook na de schooljaren bleef er tusschen de dorps- knapen en de beide zonen van den secretaris een groote klove bestaan, die allen omgang onmogelijk maakte. Hoe kon ’t anders Bij het minste verschil van meening vertoonden Herman en Karei terstond een paar vuisten en aanstonds waren zij gereed het pleit klop pende te beslechten. Gevolg hiervan was, dat de beide broeders zich met elkanders omgang moesten tevreden stellen, dat tamelijk goed ging, tot op zekeren tijd. Toen namelijk Herman en Karei met het linkeroog bemerk ten, dat Karei en Herman het rechter oog op schoolmeesters Grietje hielden geslagen, werd de broederlijke omgang allengs minder vre delievend, wat wel niet dadelijk bleek uit handtastelijkheden, maar vrij duidelijk uit de wijze waarop zij elkander begonnen toe te spreken. ’t Spreekt, dat de vijandschap tusschen de broeders het ouderhart griefde, en zoo niet dé vrede, dan toch de rust, het geluk uit de woning van den secretaris had gebannen. Op eenigen afstand van Reizenstein lag een ander dorp, waar op zekeren dag volks vermaken plaats hadden. Ook Karei en Her man namen hieraan deel, waarbij zij menigen beker wijn ledigden. Eerst tegen middernacht keerden de beide broeders naar het dorp hun ner inwoning terug. Zwijgend liepen zij naast elkander, maar daar beider hart vol was van liefde voor Grietje en vol ook van haat jegens elkander, kon dat zwijgen niet lang duren. Karei begon te herhalen, wat hij Herman reeds meermalen had toegevoegd, dat Grietje hem of anders geen van hen beiden zou toe- behooren en Herman verklaarde even stellig, dat hij, om Grietje te kunnen krijgen, nie mand of niets ontzien zou. Het gesprek werd steeds heviger en hartstochtelijker, de haat gloeide in ieders hart en vonkelde in hun oogen toen het twistend broederpaar zich in den donkeren nacht bevond midden op de brug over een vrij snellen stroom en Herman dood en verderf zwoer aan ieder, die met hem naar Grietjes hand zou durven dingen. Dood en verderf aan iederen medeminnaar, antwoordde Karei. Welnu, schreeuwde Her man, tusschen ons dan op leven eh dood, en even spoedig waren de broeders handgemeen Bolswardsclie Courant 4 >v

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1904 | | pagina 1