No. 25.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
1904.
43ste Jaargang.
Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
I
1
1
ZONDAG 27 MAART.
Uit de Raadszaal.
l
VOOR
voeding
y
-
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Vervol
gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Vergadering op Donderdag 24 Maart 1904.
de klerken
J. Andela.
ook tegen
In de
den
I
en goedgekeurd.
kennisgeving.
van de handelingen der
het behoud zich in zeker opzicht tegen-
de kiezers hebben te verantwoorden,
beschuldiging kunnen ge
en dat zal zeer zeker niet
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
van buiten
een drukke dag
van dien dag de staan-
en spellen, alsmede de
neringdoenden verkleinen,
voor
over
Daarin zou een
vonden worden,
de bedoeling zijn van den heer Kramer. Men
hebbe het meer te beschouwen als een nood
zakelijk kwaad dat die Zondag in de kermis is.
De heer Kramer. Er is een positieve en
een negatieve strooming in dit opzicht. Ik
heb reeds gezegd, dat ik de beginselkwestie
niet voorop wilde geschoven zien, doch dat
er velen zijn, die dien dag graag afgeschaft
zagen. Daarop grondde zich alleen mijn verzoek.
In stemming gebracht wordt het advies
van B. en W., om de kermis onveranderd
te laten, aangenomen met 8 tegen 3 stem
men, (de hh. Praamsma, Kramer en Keikes.)
3. Behandeling van het adres van den
Opzichter der Gemeente-reiniging om in de
stad te mogen wonen, met advies van Burge
meester en Wethouders.
B. en W. hebben reeds dikwerf van de
Commissie der Gemeente-Reiniging vernomen,
dat het dikwerf gebleken is, dat de Direc
teur dier inrichting te ver van de stad woont,
voor een goede surveillance der werkzaam
heden in de stad, en dat het dus wensche-
lijk is, dat hij meer in ’t centrum woont.
De woning kan gemakkelijk veranderd wor
den in twee woningen voor de werklieden,
waarvan een met de verzorging der paarden
en de andere met de leiding der werkzaam
heden op het terrein kan belast blijven. Zij
stellen daarom voor, het verzoek van adres
sant in te willigen en de vergoeding van
woning te bepalen op f 150. Met de werk
lieden kan dan nader de huur geregeld wor
den voor hunne woning.
De heer Schotman. Ik heb, na kennis
neming van dit verzoek de persoonlijke con
clusie gemaakt, dat het eigenlijk niet voor
inwilliging vatbaar is. Den 26 Maart 1896
is de heer de Boer uit 124 sollicitanten be
noemd op een salaris van f 520, dit is later
verhoogd tot f 600, later is hem voor een
jaar, bij wijze van proef toegestaan, als agent
eener verzekeringsmaatschappij op te treden.'
en tevens is hij in functie als ambtenaar bij
de plaatselijke belastingen. Later vroeg hij
voor goed aangesteld te worden als agent
der verzekeringmaatschappij, met recht zich
daarvoor ook buiten de gemeente te mogen
begeven. Voor dit laatste is geen vergun
ning gegeven, doch is wederom voor een
jaar hem toegestaan agent te blijven.
Mij dunkt dus, dat de Raad dezen ambte
naar ruimschoots ter wille is geweest, en
bovendien vind ik dat hij bij de leiding der
werkzaamheden op het terrein behoort te zijn.
Wat het niet tijdig ontvangen van brieven
enz. betreft, welnu voor f 2 kan hij aan ’t
postkantoor busrecht bekomen, laat de Ge
meente dat betalen, dan kan hij de corres
pondentie doen af halen. De kosten van op
brengen der telegrammen worden trouwens
niet door den heer de Boer betaald, doch
zullen zeer zeker de Gemeente wel in reke
ning gebracht worden. Voor de boodschap
pen uit de stad zou ter secretarie wel een
bus geplaatst kunnen worden, dan konden
de ingezetenen daar hun klachten of bood
schappen voor hem bezorgen.
Als wij dit verzoek inwilligen, dient de
geheele verordening gewijzigd te worden,
want dan klopt die niet meer, en vooral
ook omdat een deel der verantwoordelijkheid
door de verandering op ondergeschikten zou
overgaan en eigenlijk een onder-directeur
noodig zal zijn, kan ik niet meegaan met
dit verzoek.
De heer Eisma. Wij hebben herhaaldelijk
van de Commissie der reiniging inlichtingen
gekregen, dat voor een goede controle op de
gemeentereinigiug de directeur meer in de
stad behoort te zijn. Wat betreft de bewering
van den heer Schotman dat wij weldra een
onder-directeur zullen moeten hebben, dat
gaat niet op. Een voorman bij de werkzaam
heden op het terrein is er altijd geweest,
een hunner heeft daar reeds de leiding.
Wij achten het wenschelijk dat de directeur
in de stad woont, en er is niet het minste
bezwaar tegen. De toestand op het terrein
blijft er gelijk door, de voorman kan daar
wonen en is dus steeds bij het werk, en
een ander kan de paarden dan beter ver
zorgen. Als daar in den winter soms 4 of
5 paarden zijn, moeten die dieien toch goed
verzorgd worden,- want men moet het niet
licht achten, de goede verzorging en
der paarden is noodig.
In den raad wordt soms gevraagd, ook in
de laatste vergadering nog omtrent de Gas
commissie, of het advies van B. en W. over
eenkomstig de desbetreffende Commissie was,
en hier is ook geheel conform gehandeld.
De Commissie der reiniging, die het mis
schien zelf het best kan toelichten, heeft
den wensch uitgesproken, dit verzoek in te
willigen.
De heer Schotman. In 1896 heeft de
geheele raad geoordeeld dat de opzichter der
reiniging daar moet wonen, en ik vind nog,
dat hij daar behoort. Dat de paarden nu
niet goed verzorgd kunnen worden, daarvan
heb ik nimmer iets gehoord. Ik ben tegen
dit verzoek, omdat het de gemeente indirect
stelt voor hoogere uitgaven, want ik heb er
niet eens van gerept, dat die reiniging thans
al veel kost. Ik weet wel, dat de ambte
naar daarvan niet de dupe mag worden,
maar het finantieel belang der gemeente moet
toch door ons behartigd worden, en boven
dien .brengt de positie van dezen ambtenaar
mede, dat niet een deel van de verantwoor
delijkheid op de ondergeschikten mag worden
overgedragen. De woning is ingericht voor
adressant, de inrichting daarvan voor twee
werklieden kost ook al weer geld, en wel
licht komt later van die ook wel een verzoek
om in de stad te wonen. Ook met het oog
op de gevolgen acht ik, dat het inwilligen
nadeelig zal zijn voor de gemeente.
De heer v. d. Meer. Ik zal ook tegen
stemmen, want ik wensch in dit opzicht
geen precedent te stellen. Ik kan wel aan
nemen, dat het daar buiten geen aangenaam
wonen is, maar de woning van den Gas
directeur is ook niet aangenaam, misschien
in nog erger mate, en als wij dit verzoek
inwilligen, zouden wij het, als de heer Tromp
aanvroeg om verandering, ook moeten toe
staan. Die woningen zouden dan onbewoon
baar dienen verklaard te worden, althans zou
het voor de gemeente kostbaar worden, wan
neer de ambtenaren de daarvoor bestemde
woningen gingen verlaten. Ik ben daarom
tegen ’t advies van B. en W.
De heer Boersma. Ik ben er
en wil mijn stem even motiveeren.
vorige vergadering is een verzoek van
brugwachter Hommenga afgewezen, op grond
dat hij bekend was met de conditiën en ook
de heer de Boer was met de voorwaarde bekend
dat hij daar moet wonen en ik wil ook re
kening houden met de ondervinding, dat de
baas bij het werk behoort te zijn.
De heer Oosterbaan. Ik zie in dit ver
zoek van adressant een streven om vooruit
te komen in de wereld en dat streven is
loffelijk, doch daar mag niet het gemeente
belang voor worden opgeofferd. Ik vind, dat
een directeur behoort bij het werk te zijn,
de baas op zijn fabriek en men schept een
verkeerden toestand als men een ander het
werk laat regelen. Ik schaar mij daarom bij
de tegenstanders.
De heer Cuperus. De hoofdzaak is, als
ik het adres goed begrijp, dat het den heer
de Boer in die woning niet te best bevalt,
doch dan mag men er ook de werklieden
niet laten wonen en zou men de woning
onbewoonbaar dienen te verklaren.
De heer Praamsma. In höofdzaak ben ik
het eens met het gesprokene door de heeren
Schotman, v. d. Meer en Boersma. Ik heb
in mijne jongste ziekte ook eenige onder
vinding opgedaan en dat is deze,zde baas
behoort bij het werk te zijn”. Afgezien nog
van de finantieele bezwaren zal ik ik al reeds
daarom tegen het advies stemmen.
De Voorzitter. Het zij mij vergund dit
voorstel, al zij het ook hopeloos, te verde
digen. De heer Schotman zegt dat aan
adressant reeds zoovele concessiën zijn gedaan,
doch dat doet hier niet af. De commissie
der reiniging (en daarom ook B. en W.) is
er voor.
De heer Cuperus zegt, dat de Boer liever
in de stad woont doch dat is niet iets, dat
hier in deze discussie te pas komt, het is
maar de vraag, waar is het arbeidsveld van
den Directeur en door de uitbreiding der
stad is er binnen de wallen vee] meer na te
gaan, dan vroeger. Ik heb reeds een vijf
jarige ondervinding hier in de stad, en meen,
dat zijn werkterrein in de stad is. Hij moet
toezién op het ophalen der tonnetjes, het
straatvuil enz. Hij moet zien of de burgerij
heer Joh. Kramer Mzn. tot het wijzigen van
het tijdstip van aanvang en eindigen der
kermis, met advies van Burg, en Weths.
Het advies van B. en W. luidt dat er
evenals bij het advies, behandeld 24 Dec.,
over de afschaffing der kermis, ook thans
verschil van meening bestaat omtrent den
Zondag in de kermis. De meerderheid van
het D. Best, heeft bezwaar tegen dit voorstel,
de minderheid, de heer Kramer, tevens de
voorsteller, deelt dit bezwaar niet. De meerder
heid ziet niet in dat om de gemoedsbezwaren
van eenigen, de Zondag moet worden uit
gesloten, terwijl juist een ander deel der
bevolking dien dag het geschiktst acht
voor een gepaste uitspanning. Daar er ook
op dien dag nog al menschen
komen en het gewoonlijk
is, zou het uitsluiten
gelden der kramen
inkomsten van
zonder dat er een equivalent voor in de plaats
gesteld kan worden. De meerderheid van het
D. B. adviseert daarom, dit voorstel niet aan
te nemen.
De heer Boersma. Ik heb met genoegen
dit advies gelezen en kan er in meegaan. Hoe
goed de voorsteller het ook moge bedoelen,
ik heb mij, bij een vorige behandeling ver
klaard tegen de afschaffing, ik meen op die
zelfde gronden ook tegen de afmaking er
van te moeten verklaren, want als de Zondag
er uitgenomen wordt, wordt m.i. de kermis
afgemaakt.
De heer Kramer. Het is bekend, de af
schaffing van den Zondag uit de kermis is
een beginselkwestie, die hier moeieüjk nader
besproken kan worden. In dit advies zijn
evenwel argumenten aangevoerd, die niet
steekhoudend zijn. Dat op dien dag meer
genoten kon worden, dan op andere dagen,
betwijfel ik sterk, en wat het later open
stellen der kramen betreft, dit beteekent
m.i. niets, ’t Was mij gelijk, al begon het
ook ’s morgens. Dat wandelen langs de kra
men kan trouwens evengoed opandere dagen
en door andere feesten is bewezen, dat ook
op de overige dagen der week wel bezoek
komt. Het is hier evenwel meer de vraag,
of men daarom anderen hinderlijk moet zijn,
die het liever zouden zien afgeschaft en of
men niet eenige welwillendheid zal willen
toonen. Mijns inziens kan men, zonder
schade, een deel der bevolking ter wille zijn,
en het is daarom, dat ik een beroep doe op
de welwillendheid, opdat er algemeene rust
heersche op den rustdag.
De heer Cuperus. Ik kan mij met het
verzoek van den heer Kramer niet vereeni-
gen, omdat ik er in zie, dat dan langs een
omweg de kermis toch wordt afgeschaft. Wij
hebben in Workum een voorbeeld daarvan.
Daar werd ook de Zondag van de kermis
genomen, en nu konden de kramen en spel
len hun kosten niet goed maken, zoodat men
weldra de kermis geheel wel moest afschaffen.
Op grond daarvan ben ik tegen het voorstel
en zal met het advies meegaan.
De heer Van der Meer. Ik wensch bij
niemand achter te staan wat de Zondagvie
ring, heiliging en Zondagsrust betreft, doch
omdat de Zondag de bijzonder geschikte dag
is voor velen, ja men kan wel zeggen voor
de massa, wensch ik dien dag bij de kermis
te behouden. Dat de uitspanning soms tot
uitspatting ontaardt, is geen argument om
dien dag af te schaffen, want dan moesten
alle feesten wel worden afgeschaft. Ik ben
er tegen dat men op deze wijze de kermis wil
onthoofden, want men houdt dan een lijk
over, de attractie zou voor velen verloren
zijn. Mij dunkt, als men de kermis niet
wil afschaffen, dan moet men ook niet over
gaan haar te sluipmoorden. De strijd om
’t bestaan is voor velen al groot genoeg, en
velen verdienen door de kermis nog al wat.
Vroeger toen de kermis 14 dagen duurde,
hadden de eerste dagen niets te beteekenen,
en begon met den Zondag het vertier te
komen. Ik zou er veel meer voor zijn om
dan maar royaal weg de kermis af te schaffen.
De Voorzitter Met genoegen heb ik het
betoog der verschillende heeren gehoord, doch
tegen een woord van den heer Kramer meen
ik even te moeten opkomen, n.l. de wel
willendheid tegen andersdenkenden. Mij
dunkt, daar mag hierbij geen sprake van zijn.
De vraag is, wil men den Zondag in de
kermis, of wil men dit niet. Men mag dit
niet maken, als zouden de voorstemmers
Tegenwoordig waren 11 leden. De heer
v. d. Meulen was afwezig met kennisgeving
dat hij verhinderd was, de heer Y. T. de
Boer wegens ongesteldheid.
De notulen worden gelezen
Ingekomen stukken
a. Van de Commissie van den weg
SneekBolsward de goedgekeurde rekening
over 1903, aangevende
een ontvangst van f 6756,466
uitgaaf u - 5719,58
z/ batig saldo - 1036,886
Aangenomen voor kennisgeving.
b. Een resolutie van Ged. Staten, hou
dende goedkeuring van het kohier der honden
belasting.
Aangenomen voor
c. Het verslag
gezondheidscommissie.
Zal bij de leden van den raad circuleeren.
d. Van de stadsbank van leening de
rekening over 1903.
Voor kennisgeving aangenomen.
e. Een adres van den brugwachter bij
het Hollanderzet, verzoekende een hooiberg
achter zijn woning te mogen bouwen.
Gesteld in handen van B. en Wom advies.
PUNTEN VAN BEHANDELING.
1. Voorstel van Burg, en Weths. tot het
benoemen van ambtenaren van den Burgerlijken
Stand en het toekennen van belooning, inge
volge de wet van 1 Febr. 1904 (Stbl. no. 25.J
Met 1 April treedt de wet in werking,
waarbij een nieuwe regeling voor de ambte
naren van den Burgerlijken Stand is voor
geschreven. Voor het doen van aangiften
moeten bepaalde uren gesteld zijn en ook
op Zon- en feestdagen moet daartoe gelegen
heid zijn, en op de bepaalde uren moet een der
ambtenaren aanwezig zijn. Het is daarom
wenschelijk de klerken ter secretarie hiervoor
te benoemen, omdat dezen dan onder de
gewone werkzaamheden ook die registers
kunnen bijhouden van de aangiften van
geboorten, overlijden en huwelijk, waarvoor
de secretarie als lokaal blijft aangewezen,
terwijl voor de voltrekking der huwelijken de
raadszaal blijft bestemd. Omtrent de bezoldi
ging wordt door B. en W. voorgesteld deze
te bepalen per acte, en dan zal het naar
raming gezamenlijk f 260 per jaar bedragen.
Voor de voltrekking der huwelijken worden
aanbevolen als ambtenaren van den Burger
lijken stand de heeren C. J. v. d. Veen en
K. II. Laagland en verder voor de aangiften
voor geboorten, overlijden enz.
ter secretarie J. van Dijk en
De heer v. d. Meer. De finantieele regeling
dezer zaak heeft niet mijn bijzondere aan
dacht getrokken, doch wel de uren welke
zijn bepaald. Ik meen dat de werkende
stand meestal in de middaguren de aangiften
komt doen en nu is dit geregeld van 912
en van 25. Ik zou liever zien dat het
bepaald werd op 10 tot 1 uur en des Zondags
is het voorgesteld van 11 tot 12 uur, doch
om 11 uur zijn de verschillende godsdienst
oefeningen nog niet steeds afgeloopen, daar
om vond ik beter het dan te bepalen van
12 tot 1 uur.
De heer Eisma. In de vergadering van
B. en W. is ook besproken, om dat voor-
middags een uur later te stellen, doch
’s Zondags meenden wij dat een half uur
voldoende was en het van 11tot 12 uur
te stellen, terwijl het bovendien de bedoeling
is, om ingeval iemand op den laatsten dag
van den gestelden termijn komt om een aan
gifte te doen, en de klerken zijn er nog,
dan toch die inschrijvingen uit te voeren.
De heer Keikes. Volgens de begrooting
wordt nu f 100 uitgetrokken voor het aan
houden van de registers, vervalt nu bij deze
fin. regeling die post?
De Voorzitter. Ja, zeker, die post vervalt nu.
De heer C. J. v. d. Veen wordt daarop
met algemeene stemmen benoemd tot ambte
naar van den burgerlijken stand, de heer
K. H. Laagland met 8 stemmen, de heer
J. van Dijk eveneens met 8 stemmen en
de heer J. Andela met 10 stemmen.
2, behandeling van het adres van den
Bolswardsche Courant.
"■"“"■BUS*.-.
J