lieuws- en Advertentieblad
Bolswarcl en Wonseradeel.
6
No. 27.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
43ste Jaargang.
1904.
ZONDAG 3 APRIL.
Bericht aan onze Ahonné's!
Een zonderlinge Kunstvriend.
BINNENLAND.
Humoristisch Weekblad,
I
3
I
1 V
T ai
Zondags-Bij voegsel
onder den titel van
VOOR
1
afzonderlijke
-
i
’t schilderwerk,
ons den indruk, dat het onderwijs
onze ambachtsschool is toevertrouwd
mannen, volkomen berekend voor d$
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Het was op een donkere Novemberdag van
het jaar 1890, toen mijn chef, een onzer
grootste industrieëelen, mij in zijn particulier
kantoor riep.
Waarde Holin, riep hij mij reeds bij
de deur op zijn joviale manier toe, terwijl
hij zenuwachtig een cijfertelegram tusschen
zijn vingers draaide, zooeven heb ik tijding
gekregen, dat de Russische regeering den
aanleg van vestingwerken aan de oostkust
en de uitrusting van verscheidene groote
oorlogsschepen op het oog heeft.
Nu is het zaak, de Engelsche concurrentie
den loef af te steken en, daar het hier om
millioenen gaat, acht ik het het meest ge-
wenscht, dat gij onmiddellijk naar Petersburg
reist en de toongevende kringen aldaar op
onze hand ziet te krijgen. Hoe gij u van
deze opdracht zult kwijten, laat ik geheel aan
uwe scherpzinnigheid over.
Eenige uren later stoomde ik, uitgerust
met ^Ue mogelijke volmachten van mijn chef,
naar de heerlijke Nevastad. Over uitgestrekte
sneeuw woestijnen droeg mij de trein voorbij
duistere, zwijgende wouden. Eindelijk kwam
ik op mijn bestemmingsoord aan. Aan het
station wachtte mij een vriend mijner jeugd,
die reeds sedert vier jaar als procuratiehouder
van een groote bank eene aanzienlijke positie
bekleedde in de Petersburger samenleving en
dien ik telegrafisch van mijn overkomst ver
wittigd had.
Toen wij eenige uren later in de gezellig
verwarmde rookkamer van mijn vriend zaten
en bij een geurige Havanna menige herinne
ring uit onze jeugd weder opgefrischt hadden,
maakte ik hem het doel mijner reis bekend
en vroeg hem raad en bijstand.
Nu, meende hij, zoo ernstig is de zaak
niet. Onthoudt slechts dit eene, dat er in
het heilige Rusland twee heeren zijnde
czaar en de roebelde eerste is machtig,
de tweede almachtig. Verstaat gij de kunst
dezen tot uwe bondgenooten te maken, dan
kunt gij van het resultaat zeker zijn.
Gij schijnt te vergeten, antwoordde ik
met eenigszins ontsteld gelaat dat hier geen
Sprake is van bedienden, maar van hooge
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Vervol
gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
aan onze Courant te verbinden, degelijk van
inhoud en aantrekkelijk van vorm.
Wij zijn in staat, aan de geabonneerden
onzer Courant, tegen eene geringe tegemoet
koming, deze belangrijke uitgave, waarvan
heden Zaterdag als proeve een exemplaar ter
kennismaking wordt toegezonden, als een
FRAAIE PREMIE
voor onze abonné’s aan te bieden.
Dit blad zal elke week een omvang van
16 pagina’s in omslag beslaan, inhoudende
een schat van gezellige lectuur, anecdoten,
kwinkslagen, gezonden humor, die in een
huisgezin opgewekte stemming en gepaste
vroolijkheid teweegbrengen.
Eenige voorwaarde voor de geregelde toe
zending van dit HUMORISTISCH WEEK
BLAD is de betaling van een bedrag van
slechts 30 cents (franco per post 45 cents)
per 3 maanden, een prijs buitengewoon ge
ring, in verhouding tot het fraaie en dege
lijke tijdschrift zelf.
Wij twijfelen niet of vele geabonneerden
zullen bereid gevonden worden, gebruik te
maken van deze gelegenheid om zich tegen
een garingen prijs den eigendom te verze
keren van een Blad, dat voorzeker een wel
kome vriend des huizes zal zijn en met
vreugde zal worden ontvangen.
Aan den inhoud zal veel zorg worden besteed.
De humor zal noch godsdienst, noch goede
zeden aanranden. Hij zal geen politiek ten
doel hebben of in personaliteiten vervallen.
De inhoud zal vroolijk zijn, goedlachs, in
elk geval onschuldig. DE UITGEVER.
Wij hebben de eer hierbij mede te deelen,
dat wij, te beginnen met het nieuwe kwar
taal (1 April a.s.), zullen trachten een
Leeuwarden, 28 Maart. Wij hadden hier
deze week al vflauw water”, gelijk men dat
noemt, wanneer duizende en nogmaals dui-
zende visschen en vischjes in doodstrijd aan
de oppervlakte gezien worden om over eenige
uren te sterven. Ze trekken veel nieuws
gierigen, doch wekken in ’t gemeen weinig
medelijden. Dierenbeschermers vinden hier
’n vruchtbaar terrein.
Bescherm de vogels! kan men overal in
den lande en ook hier lezen op de ijzeren
borden der nuttige Vereeniging, in wier
zorg ook de arme visschen worden aanbe
volen, die nu in zoo grooten getale den
marteldood sterven, Z/Daar valt niets aan te
oogen neersloeg. Ik achtte het beter, mijn
ontdekking van zooeven voor mij te houden.
Dus antwoordde ik zoo onbevangen mogelijk
Tot mijn spijt moet ik uw vraag ont
kennend beantwoorden Exellentie. Daar ik
van burgerlijke afkomst ben, heb ik dat, wat
ik geworden ben, door vlijt en volharding
moeten bereiken en in dezen strijd om het
bestaan is voor mij voor de ideale zijde van
het leven weinig tijd overgeblevenzoo komt
het, dat ik in alles, wat zich op het gebied
der- schoone kunsten beweegt, zeer onwetend
ben ook bij de beide schilderijen waar Uwe
Excellentie mij zooeven voor zag staan, was
het uitsluitend hetgeen zij voorstelden, dat
mij interesseerde, daar zij herinneringen aan
het verre vaderland in mij wakker riepen.
Met geen enkel woord viel de heer Von
Wangen mij in de rede. Terwijl ik sprak,
streek hij met zijn rechterhand liefkozend
over den prachtigen kop van het tijgervel,
waarop hij zat. Zoo af en toe zag hij mij
scherp aan, toch scheen het mij toe alsof
de stekende uitdrukking in zijn oogen meer
en meer verdween.
Ook ik ben, antwoordde hij, geen bij
zonder groot kunstkenner, als wel een harts
tochtelijk verzamelaar. Hoe ik tot dezen
hartstocht kwam, is spoedig te vertellen. In
mijn jeugd werd ik door een onweerstaanbaren
drang de wijde wereld ingedreven.
Er is haast geen land, dat ik niet bezocht
heb. Nu ben ik een oud, gebrekkig man, die
nauwelijks meer buiten de vier muren van
zijn huis komt, maar hier, in deze schatten,
vind ik mijn verloren jeugd terug hier doet
mij ieder voorwerp aan lang vervlogen dagen
denken. Hier ontsluit zich voor mij zoo dik
wijls ik het wensch, de grootsche gletscher-
wereld van het Noorden, hier leef ik in de
schilderachtige kleurenpracht der tropen, de
herinnering kent geen grenzen...
De geheimraad was opgestaan, hij scheen
zeer aangedaan.
Na een korte poos ging hij voort-
Nu zult gij begrijpen dat ik steeds
nieuwe indrukken behoef, om mij op te wek
ken. In mijn verzameling komt telkens ver
wisseling. Zoodra ik een voorwerp moede ben,
verkoop of ruil ik het. Ook van de twee
schilderijen die gij straks zoo nauwkeurig,
bekeekt, zou ik mij, ofschoon ongaarne, ont
doen, wanneer zich een liefhebber daarvoor
aanbood, die er mij een matigen prijs voor
betaalde.
En hoe hoog moet deze prijs zijn,
Excellentie? kon ik mij niet weerhouden te
vragen.
60.000 roebel.
Zestigduizend roebelEen oogenblik was
Ik de speelbal van de dolste gewaarwordingen.
Het bonsde en hamerde in mijn hoofd, alsof
er een heksendans in uitgevoerd werd. Zes
tigduizend roebel. Als van ver weg klonk
mij dat antwoord in de ooren. Maar daar
ging mij plotseling een licht op. Ik had den
toestand begrepen. Mijn verbluftheid door
een buiging verbergende, antwoorde ik zoo
onbevangen als het mij mogelijk was;
Daar uwe Excellentie zoo groote waarde
aan die schilderijen hecht, moeten het bepaald
zeldzame kunstwerken zijn. Ik geloof geheel
in den geest van mijn chef te handelen,
indien ik ze voor hem tracht te verkrijgen.
De koop werd gesloten.
Na een uiterst smakelijk dejeuner, waartoe
de heer Von Wangen mij uitnoodigde, en
dat een zeer geanimeerd verloop had, kon
ik mijn chef de heugelijke boodschap over
brengen, dat voor dezen keer de Engelse hen
uit het veld geslagen waren.
staatsambtenaren en die kan ik toch onmo
gelijk met geld omkoopen.
Is ook volstrekt niet noodig, mees
muilde mijn vriend, houd slechts oogen en
ooren openal het andere komt van zelf
terecht.
De volgende dagen brachten mij velerlei
drukte. Bezoeken, conferenties, diners wissel
den elkander achtereenvolgens af. Tot dusver
was alles goed van stapel geloopen, mijn zaak
stond zoo mooi, als ik het maar wenschen
kon, maar het gewichtigste deel van mijn
opdracht moest nog vervuld worden. De
eindbeslissing over het gunnen der vesting
werken lag aan den geheimraad Von Wangen,
een even rijken als gierigen zonderling.
Reeds eenige dagen geleden had ik een
audiëntie bij dezen Imogen waarheidsbekleeder
aangevraagd, maar nog altijd wachtte ik ver
geefs op antwooord. Ik begon reeds ongeduldig
te wordenzouden de Engelschen mij nog
vóór zijn geweest
Daar op een avond, reeds vrij laat, over
handigde een bode mij een uiterst vriendelijk
schrijven van den heer Von Wangen, waarin
deze mij mededeelde dat hij mij den volgen
den ochtend tegen elf uur verwachtte.
Zoo dicht bij het kritieke moment, bekroop
mij een koortsige onrust. Wat zou de komende
dag mij brengen Duizend plannen doorkruis
ten mijn brein; het een met nog minder
kans op succes dan het ander. Ik probeerde
te slapen, doch kon geen oog dicht doen.
Eerst tegen den ochtend viel ik in een lichte
sluimering. Toen ik eindelijk met een tame
lijk zwaar hoofd ontwaakte, was het hoog
tijd, mij te kleeden. Een vast besluit had ik
nog niet genomen, maar ik was toch veel
rustiger geworden en verliet mij op mijn
goed gesternte.
Het paleis van den heer Von Wangen,
dat in een der rustige, voorname straten stond,
deed reeds van buiten den grooten rijkdom
van den bezitter aanzien. Stipt op den bepaal
den tijd betrad ik den ingang. Het inwendige
van het huis kwam geheel met het uiterlijk
overeen. Ik kwam in een breede, met levens-
groote marmeren beelden en uitheemsche
planten versierde vestibule. Rijk gegalonneerde
lakeien snelden mij hulpvaardig tegemoet.
Een van hen, overhandigde ik mijn hoed en
mijn pels, een ander verdween met mijn
kaartje. Reeds na korten tijd kwam deze
terug en bracht mij in een vertrek, waar ik
voorloopig aan mijzelf werd overgelaten.
Zijne Exellentie liet mij wachten. Ik had
dus tijd, eens rond te zien. Het was een
merkwaardige kamer, deze wachtkamer, on
eindig meer op een museum gelijkend, dan
op de ontvangkamer van een diplomaat. De
zeldzaamste schatten stonden of lagen in schijn
baar ongedwongen en toch goed smaakvolle
wanorde door elkaar. Nadat ik de prachtige
gobelins, de kostbare kleeden, de meesterwer
ken van brons en elpenbeen en nog hon
derd andere dingen vluchtig bewonderd had,
bleef mijn blik onwillekeurig op twee schil
derijen in prachtvolle lijsten rusten, die
tooneelen uit het Beiersche dorpsleven voor
stelden. Maar wat was dat Ik kon mijn
oogen haast niet gelooven. Dat waren geen
schilderijen, maar oleografieën van de goed
koopste soort. Hoe kwamen deze onmogelijke
maaksels in deze schitterende omgeving, wat
had dat te beduiden? Vergeefs pijnigde ik
mijn hoofd, om tot een goede oplossing van
dit raadsel te komen.
Hm, hm, mijne schilderijen schijnen
u goed te bevallen, hoorde ik plotseling een
krakende stem achter mij.
Verschrikt keerde ik mij om. Voor mij
stond een oud, verschrompeld, maar met weer-
galooze élégance gekleed mannetje, wiens oog
jes mij zeldzaam listig en loerend door een
gouden bril aanzagen. In mijn verwarring
stamelde ik eenige niets zeggende verontschul
digingen over mijn onverantw'oorlijke nieuws
gierigheid.
Het is niets, het is niets, kalmeerde
de geheimraad want deze was het
terwijl hij zich gereed maakte, op een met
een prachtig tijgervel bedekten divan plaats
te nemen en mij door een handbeweging
uitnoodigde, zijn voorbeeld te volgen, een
veronschuldiging is volstrekt niet noodig,
integendeel, het doet mij veel genoegen, als
mijne verzameling in uw smaak valt. Gij zijt
misschien een kunstkenner, mijnheer Holm
Weder trof mij die merkwaardige, vor-
schende blik, waarvoor ik onwillekeurig mijn
doen”, zal men zeggen, //Zoolang de fabrieken
de publieke waters verontreinigen”. Maar is
het dan niet waar, dat men tegenwoordig
alles uitvindt en overal raad op weet
Waar een wil is, wordt ook licht een
weg gevonden. Dat de geschubde waterbe
woners, op een uur afstands van Frieslands
hoofdstad, af en toe worden weggemaaid als
het gras voor de zeis, is op zijn zachtst ge
sproken hard en wel een treurige nood
zakelijkheid in strijd met den vooruitgang
van wetenschap en techniek, stuitend voor
het gevoel en schadelijk voor den bloei van
het visschersbedrijf.
In het welbegrepen belang van dat bedrijf
in onze waterrijke provincie, kan men aan
planten in onze meren, doch wat zal het
baten, honderden los te laten, waar dui
zenden een wissen dood wacht op hun
rondreis door het gewest, voor ze aan hunne
bestemming kunnen beantwoorden
Lemmer, 31 Maart. Naar wij uit zekere
bron vernemen heeft de Oude Lemmernacht-
boot Mij. besloten, ondanks de ongunstige
resultaten van verleden jaar, die mede een
gevolg waren van het slechte zomerweder,
ook dezen zomer meteen barer stoomschepen
een stoombootdienst te openen van hier op
Enkhuizen, in aansluiting met de tram alhier
en met de Holl. Spoor te Enkhuizen. Werd
echter deze dienst verleden jaar reeds met
15 Maart geopend, dit jaar zal zulks niet
voor de maand Mei plaats hebben.
Westergo, 30 Maart. In de provincie
Friesland werden in 1903 afgegeven 6 groote
jachtakten, 370 akten voor alle jachtbedrijf
met uitzondering van de lange jacht243
kleine jachtakten voor slagnet, benevens
81 kostelooze vergunningen tot het vangen
van houtsnippen met laat-, war-, of valflouwen.
Voor de visscherij werden verstrekt 534
groote- en 1099 kleine vischakten, benevens
183 kostelooze vergunningen voor het vis
schen met vischtuig.
IIepic. Nieuwsbl. v. Fr.
Snoek. De tentoonstelling in de Am
bachtsschool. ,/Wat men niet kent, moet
men niet eten”, drukken we onze kinderen
telkens op ’t hart, vooral wanneer ze graag
alles in den mond steken. En voor ons
grooteren geldt de waarheid ,zwat men niet
kent, daar wordt ons ’t recht ontzegd, een
oordeel te vellen.” Dat laatste brengen we
in verband met ’t vooroordeel, dat velen
nog hebben tegen onze Ambachtsscholen.
’t Is altijd maar het praatje //men leert
er niet snel werken, ja, de bazen hebben
liever jongelui die niet dan wel op de
Ambachtsschool zijn geweest”. Zoo we zeiden,
men kent bedoelde inrichtingen niet genoeg
anders zou ’t oordeel van die velen wel
anders luiden.
Een bezoek dezen morgen aan onze school
heeft ons al weer meer in de meening ge
sterkt, dat de ambachtsscholen in een reeds
lang gevoelde behoefte voorzien, dat een
degelijke opleiding vooraf moet gaan, zal de
werkman op lateren leeftijd goed gewapend
zijn in den strijd om 't bestaan.
Met ’t oog op den driejarigen cursus, die
ook aan onze school wordt verbonden, èn
om den bezoekers een volledig overzicht te
geven, hoever een volledige ambachtsschool
de jongelui brengt, hingen in eenige zalen
de teekeningen van de leerlingen uit het
2e en 3e leerjaar van de ambachtsschool te
Leeuwarden, (Vakteekenen, lijnteekenen, pro-
jectieleer enz.) Welk een moeite’t Directeur
en leeraren kostte, al die teekeningen zooveel
mogelijk in volgorde een plaats aan de ver
schillende wanden te geven, laat zich denken,
als men weet, dat eerst gisterenmiddag 't
gevraagde uit Leeuwarden arriveerde.
We zijn te weinig vakman om over al
iet tentoongestelde een juist oordeel te kun
nen vormenmaar een kenner had de be-
eefdheid ons te wijzen, hoe correct alles
was uitgevoerd en welke moeilijkheden het
maken van onderscheidene teekeningen vaak
opleverde.
Voor ’t werk, dat onze jongens reeds in
zoo’n korten tijd leverden, hebben we niets
dan lof.
’t Bank-, ’t timmer-
alles gaf
aan
aan
taak hun opgelegd.
1
Bolswardsche Courant
II®
1
I
I