Meuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. 11 y I No. 42. Verschijnt Donderdags en Zondags. 43ste Jaargang. 1904. DONDERDAG 26 MEI. BINNENLAND. WAT VERDERFT. VOOR afzonderlijke we was warmte zijn, r tuigen werken van uit de meer uit de dubbeltj es en nog eens staanplaats de stoere een haast Leeuwarden, 21 Mei. Er was hier j.l. Vrijdag ook een Zweed ter markt. Een Oost- Eries uit Weener heeft dezer dagen eveneens inkoopen gedaan voor Zweden, terwijl door den heer Schaap ’n dertig stuks vee via Amsterdam naar Malmöe zijn verzonden. Hollanders ter markt deelden mede, dat in Z.-Holland de tongblaar is uitgebroken. Akkrurn, 21 Mei. Was hier in de laatste jaren eene toeneming van bevolking te con- stateeren, van nu af zal het nog wel sneller gaan. Een onzer tabaksfabrikanten toch stelt des Zaterdagsmorgens tusschen 8 en 10 uur arme oude „smokers” in de gelegenheid gratis tabak te bekomen. ’t Is hier voor arme oude menschen wer- ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. zal vinden de kracht om op te worstelen tegen hetgeen hem ter verderve wil brengen. Wie zich weet te ontrukken aan het ver lammend en ontzenuwend geloof, dat al zijn streven, al zijn strijden nutteloos moet heeten en slechts dient tot bevorderen van louter- materiëele, onafwijsbare doeleinden, die is een gelukkig en gered man. In wiens hart angst ontkiemt dat hij straks zal struikelen, die wende het oog naar de lichtzijde van het leven. En zij, die prediken, dat er slechts dui sternis wordt gevonden, verkondigen heil- looze leugentaal. Daar is Licht. Daar is Liefde. Daar is zelfopoffering. Daar is onbaatzuchtigheid. Er zijn heerlijk-lichtende sterren in den donkeren nacht. En ieder, die wil zien, die de oogen wil openen, kan ze ontdekken. In elke menschenziel is een kiem, welke tot rijke ontwikkeling kan komen of wel verstikt worden. Heil dengeen, in wien het heldere licht gaat stralen. Hij zal behooren tot de vrijen en sterken, voor wie geen strafwetten of dreigende verordeningen noodig zijn. ’t Was op een der jongste voorjaarsdagen van 1904, dat ik ronddoolde onder het jonge, teere groen, dat zich koesterde in de van herboren leven jubelende natuur. Onder fijngetinte lenteblaren ging ik over eene vlakte, waar de koude, harde grijze steenen aanwezen waar zij sliepen, voor wie de aardsche strijd geëindigd was. En op een plekje, waar nog geen graf steen was gelegd, maar waar een schat van bloemen, door liefhebbende hand geschikt, aanduidde de rustplaats van eene, die daar zeer kort te voren was heengebracht, stond de kloeke, rijzige figuur van een jongen man, met een klein knaapje bij zich. Het kind bukte zich om te plukken van de bloemen op het graf zijner moeder en hij lachte van blijdschap over een der schoone bloempjes, die zijn handje had weten te bereiken. Toen vatte de vader hem zachtjes, rustig en leidde hem weg van ’t stille plekje met de sluimerende, stervende bloemen. Het gelaat van den jongen man bleek. En smart brandde in den weemoed van zijne oogen. En strak was de trek om zijne lippen, door het zielelijden er in ge groefd. Maar toch las ik de berusting, het zelf bedwang, die zielskracht en besef van vol brachten plicht vermogeff te schenken, op de gelaatstrekken van den lijdende. Vast was zijn tred. Ik wist tegenover mij te hebbeu een, die zou weten te overwinnen in den levensstrijd, ook wanneer felle striemen van foltrend leed hem mochten treffen. In wien klaar en sterk het besef leefde dat voor den knaap, dien hij had voor te bereiden tot den zwaren kamp, allereerst en allermeest noodig waren geestdrift en liefde voor het harde, maar toch zoo schoone Leven. Zulke menschen hebben wij noodig in de ernstige tijden, die nu doorleefd worden. Menschen, die zich weten te pantseren en in wier gemoed zelf opleeft de vaste en louterende wensch om het ideaal van het goede en schoone te dienen. Menschen, voor wie de heilige taal der ontwakende natuur niet tevergeefs wordt verkondigd en die, waar zij tranen storten bij het graf hunner illusiën, toch oog hebben voor de lentebloemen, welke ook op de rust plaats der Dooden de symbolen zijn van het Onvergankelijke. Tel. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Vervol gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Wat een belangstelling dan gevulde tribunes, van zitplaatsen, van de honderden honderden, die zich met een moesten tevreden stellen, in mannen, wier bewegingen met nooit afgewend oog werden gevolgd. Verscheidende aartsliefhebbers waren er onder, die we van ’s morgens 10 uur tot ’s avonds 7 uur steeds op dezelfde plaats zagen, alles noteerende, wat er van uit de kampplaats te noteeren viel. Ook de niet- kenners van het edele kaatsspel, moeten zich ongetwijfeld hebben vermaakt. Die buitelende beweging, welke de vlugge gasten vaak maakten om elkander een haar- breedlengte te betwisten, en waarbij niets werd ontzien, tot zelfs een Directielid niet, dat onder de beenen raakte, ’t stemde steeds tot vroolijkheid. De samenkomst van Bondsbestuur en Af gevaardigden, ’s morgens 12 uur in „Amicitia” was zeer gezellig. De Voorzitter der ontvangende afdeeling, de heer Boerrigter, heette de aanwezigen welkom, bracht hulde aan vereenigingen en allen die zooveel voor dezen dag hadden gedaan. De Voorzitter van den Kaatsbond dankte, natuurlijk namens ’t hoofdbestuur, daarop weer terug, stelde dit op prijs en dat op prijs, bracht hulde aan de goede gevers voor dezen wedstrijd enz. enz. Den ouden heer Jan Bogtstra, van Frane- ker, ter vergadering tegenwoordig, wenschte spreker toe, dat hij nog lang voor de kaats- sport bewaard mocht blijven. Vervolgens kregen we nog bedankjes voor de vertegenwoordiging van Gymnastiekver- bonden en daarop een hartelijk woordje in het Friesch van den afgevaardigde van uit Witmarsum bij ’t overreiken van den Zil veren Bal aan ’t Hoofdbestuur. Met zang van een 60-tal jonge dames werd de samenkomst gesloten, waarna men in optocht met ontplooide vaandels, muziek voorop eu begeleid door duizende menschen, door de stad naar het wedstrijdterrein trok. De strijd op de Kunstijsbaan werd tot bij zonsondergang voortgezet, dat niet noodig was geweest, als Beetgum kwart vóór zeven geen spaak in ’t wiel had gestoken. Genoemde afdeeling was n.l. in ’t strijd perk mét Franeker. Beetgum slaat op en op ’t zelfde oogenblik wordt door Franeker geroepen buten „Neen”, zegt Beetgum, „binnen I” ’t Oordeel van den eenen keurmeester wordt gevraagd. „Binnen!” zegt deze; van den anderen,„Bui ten!” schreeuwt de tweede kameraad en •daar was ’t gaande. Een nienwe slag stelde ’t H. B. voor, maar jawel hoor. Beetgum legt den kop in den nek, ’t vaandel wordt afgenomen en foaruwt, jongens, opgepakt; tusschen de nos; 25 en 29, Witmarsum en Franeker, werd daarop de strijd beslist, die den uitslag had als volgt: Eerste prijs: „Witmarsum” te Witwarsum. Eerste prijs kaatsers S. A. Kooistra, C. Werkhoven en J. S. Kuperus, aldaar. Tot Koning werd uitgeroepen, de heer S. Kooistra van Witmarsum. Eereprijs „Zilveren Wandelbal” (Muliers- prijs) voor dezelfde Vereeniging. 2e prijs: Vereeniging „Jan Bogtstra” te Franeker. 2e prijs kaatsers: H. van der Heide, S. Bollema en A. van der Werf aldaar. 3e prijs: Voorloopig niet uitgereikt. 4e prijs „Pingjum”, te Pingjum. 4e prijs kaatsers J. Reitsma, T. de Jong en H. Hiemstra, aldaar. 5e prijs//Zurich” te Zurich. 5e prijs kaatsers: A. Elgersma, D. Tilstra en E. Banning, aldaar. De van Gorkum’s-prijs voor den versten bovenslag verkreeg de heer J. v. d. Steegh van Makkum, die zijn bal eeu afstand van 55 M. had doen doorloopen. De prijsuitdeeling, waarop ’t niet aan publiek mankeerde, begon bij half tien en werd precies te half elf uur gesloten. Naar men meedeelt zijn Maandag te Leeuwarden bij het rangeeren twee treinen met elkaar in botsing gekomendrie wagons werden ernstig beschadigd, terwijl 3 van de inzittende personen nog al vrij ernstig ver» wond werden. Vele uren zijn in de jongste zittingen der Volksvertegenwoordiging gewijd aan de vraag hoe het best bestreden kan worden een euvel, dat dag aan dag duizenden menschenlevèns vernielt en vergiftigt. Aan de vraag of de wetgever in staat zal zijn om te helpen terugdringen den drank duivel en grenzen te stellen aan de groote macht, die deze zich heeft weten te verove ren. En regeering zoowel als leden der Vertegenwoordiging kwamen tot het ontmoe digend besluit, dat hetgeen de wetgever ver mag, in deze slechts luttel beduidt. Met duizend listen weet men ook de strengste wetsbepalingen te ontduiken. En het vernuft van dengeen, die zich in de macht bevindt van den demon Alcohol, wordt gescherpt door de smachtende behoef te, die zijn hartstocht in hem opwekt. Zóó uitgebreid kan een legioen van verspieders controleurs niet wezen; zóó hard en dreigend kan de straf, op overtreding der wet gesteld niet zijn, of de beide categorieën, tegen wie de kamp hier gaat, de belanghebbenden en de arme zwakkelingen, die zich lieten vangen en voor de verleiding bezweken vinden steeds uitwegen om de Overheid te verschalken. De wet van 1904 waarvan reeds ge zegd is, dat zij de drinkebroers zal doen jubelen, en dat vinnig woord van den Hel- derschen afgevaardigde is wellicht niet het minst doordachte, door hem in de Kamer gesproken zal, zachter uitgedrukt, in de praktijk weinig meer kunnen herstellen en redden dan die, welke de minister Modder man uit de smeltkroes van het parlementair gehaspel wist te redden. Wetten en verordeningen zijn wapens, waarmee de drankduivel spot. Hier zoowel als elders. Zelfs als die wetten voorkomen uit de nadrukkelijk geuite en duidelijk ge formuleerde wenschen des volks, blijken zij achter af weinig te beantwoorden aan de hooggespannen verwachtingen Wat den mensch in den levensstrijd pant sert tegen de verleiding van allerlei aard, kan hem nu eenmaal niet verschaft worden door wetboeken en strafbepalingen. De wet gever is verplicht bepalingen in het leven te roepen, welke van de zeker zeer-zedelijke bedoeling uitgaan, om den zwakke-van-wil te behoeden, kan ’t zijn, tegen verschillen de gevaren, welke hem bedreigen. Doch bij het maken dier wetten ontveinst de schepper er van zich, is hij man van erva ring en menschenkennis, zich niet, dat zijn taak ondankbaar en weinig-belovend is. De louterende verheffende, beschermende, beveiligende kracht moet tot bron hebben de eigen, vaste, fiere wil. Een ieder kan als vrij onaantastbaar, man staan tegenover de wetten, ook de grimmigste. Zoo hij slechts rijp is voor de onbelem merde vrijheid. Indien zijne handelingen ge- van het diep besef, dat hij meê wil tot datgene, wat zoowel in den wijden kring der maatschappij als in den kleineren van het machtige gezinsleven een louterenden invloed heeft, werend met vaste en energieke hand hetgeen bederf, zedelijke verwording, zedelijke verslapping, kan ver oorzaken. Van dien aard is de kracht, welke bestand is, duizendmaal meer dan de wetgever met zijn heirleger van spiedende trawanten, ook tegen den machtigen drankduivel. Wat verderft en verslapt en het zedelijk besef ondermijnt, het is velerlei ongetwijfeld. Maar niet het minste onder dat vele, is ’t gebrek aan geestdrift, aan „hart” voor de taak, welke men te vervullen heeft; voor de plichten, die men heeft na te komenvoor hen in uw onmiddellijke omgeving, die meer van u mogen verwachten dan het koud be trachten uwer plichten, maar in wier hart iets verkilt, wanneer ze niet ontwaren, dat hetgeen gij doet, met liefde gedaan wordt. Wie het „hart” voorwerkt, aan de taak, hem door zijn arbeidsplicht opgelegd, zal, ook wanneer hij tot de middelmatigen be hoort, wonderen kunnen bereiken, ’t Tot veel aanzienlijker hoogte brengen dan de geestelijk-meerdere, die apathisch en onver schillig blijft. In wiens ziel geestdrift en kelijk om van te watertanden. In de eerste plaats geeft hun de Cooperstichting de ge legenheid om gewaarborgd te zijn voor een goed tehuis, benevens eene toelage voor levensonderhoud, dan kunnen verder de uit gaven voor tabak worden gespaard en daar goed voorgaan, goed doet volgen, zal wel licht morgen een bakker zijne broodjes dispo nibel stellen of een slachter laten bekend maken, dat bij hem pro deo kluifjes ver krijgbaar zijn (intusschen eene mooie reclame voor onze nieuwelingen); in elk geval, wij zijn hier op den goeden weg en kunnen, bij consequente doorvoering van het idee van onzen tabaksfabrikant den Bond voor Staats- pensioneering en alle vereenigingen, wier streven daarmede parallel gaat, volkomen missen. Om te voorkomen dat ook nog op haar ouden dag, de vrouw wordt achtergesteld bij den man, verdient het ernstig aanbeveling dat de practische humaniteit zich niet alleen bij den tabaksfabrikant en zijne vakgenooten openbaart, doch zich in de allereerste plaats uitspreekt bij die industrieelen en nering doenden, wier arbeid zich ook uitstrekt ter voorziening in de behoeften der vrouw. Workum, 22 Mei. Hedenmiddag ontstond, naar men zegt door een ongeluk met een petroleumkachal, brand in het heerenhuis van den heer IJ. K. De spuiten waren spoedig ter plaatse, doch konden in het eerst weinig doen, daar de brand in het achterhuis ont staan en van de straatzijde moeilijk te be reiken was. Meende men eerst het vuur te kunnen stuiten, dit bleek al spoedig niet mogelijk en terwijl men er in geslaagd was met een spuit van achteren het huis te naderen, had de brand zulk een om vang ge kregen, dat ook de beide naastgelegen per- ceelen in brand geraakten. Doch nu kon de brandweer haar taak overzien en slaagde zij (gelukkig was de wind gaan liggen) met de grootste moeite er in de naastgelegen per- ceelen te blusschen en te behouden, niet echter zonder dat deze veel brand- en water schade geleden hebben. Men was den brand, die te ongeveer 5 uur ontstaan was, te 9 uur meester. Het huis, waarin de brand ontstond, is totaal uitgebrand. Van het huisraad is weinig gered, doch huis en inboedel worden door assurantie gedekt. Friesche Zuidwesthoek, 23 Mei Hier werd heden morgen de zeis in ’t gras gezet. De oogst is niet groot, het koude weder heeft den grasgroei in de laatste week tegen gehouden maar zal toch, als de vrucht goed gewonnen wordt, voldoende zijn. Dewijl geen jarig hooi meer voorradig is, bestaat het plan vele maden dit jaar tweemaal te maaien. Op het etgroen van de eerste snede zal hier en daar kunstmest aangewend worden, dat sneller werkt dan stal-specie. Onderscheidene landbouwers schaften voor de komende werkzaamheden, maai- en hooi- machines aan. Oudemirdum, 23 Mei. In de bosschen om dit dorp, inzonderheid in de nabijheid der zee, komen de bergeenden weer veelvuldig voor. In vroeger jaren werden de eieren steeds uitgegraven; thans, nu de toegang tot de bosschen streng verboden is, kan dit niet of weinig meer voorkomen, zoodat de schuwe vogels ongestoord kunnen vermenigvuldigen. De nesten der bergeenden bevinden zich diep in den grond, veelal onder een eiken tronk en de kanalen, die er heen voeren, zijn niet zelden eenige meters lang. Boscheenden, de bewoners der eenzame grachten, vermeerderen opvallend snel. Hepk. Nieuwsbl. v. Fr. Nat. Kaatswedstrijd. Sneek. We mogen gerust zeggen, dat de Nationale Kaatswedstrijd, de 8e Bonds- partij van den Nederlandschen Kaatsbond, hier Pinkstermaandag, volkomen is geslaagd. Het aantal bezoekers mag gerust geschat worden op minstens tienduizendnog nooit zagen we zoo’n groot publiek op ’t terrein van onze kunstijsbaan. Natuurlijk danken we dat voor ’t grootste deel aan ’t prachtige weer, dat liefhebbers en ook niet-liefhebbers van kaatsen in den vroegen morgen van 23 Mei deed besluiten naar Sneek op te gaan. En vrijzeker heeft dat groot getal zich den dag, hier doorgebracht, niet beklaagd. Bolsvardsche Courant -4 1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1904 | | pagina 1