Meuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. 1904. Verschijnt Donderdags en Zondags. 43ste Jaargang. No. 83. ZONDAG 16 OCTOBER- BINNENLAND. HAAR VADER. u I' VOOR Afzonderlijke het Ik de hemel ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Vervol gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. en verschillende zuivel- k 1 s van kransen gedekte nedergelaten, schetste van Welderen baron ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Branco per post 95 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. en zag haar diep schok. Hij dacht eene van de van van de Akkrum, 12 Oct. Het was eene droeve schare, die hedenmiddag optrok naar den doodenakker. Gevolgd doof tal van belang stellenden uit alle oorden van Eriesland, werd het stoffelijk overschot van den heer J. R. Kuperus, in leven Directeur der Stoomzuivelfabriek «Utingeradeel”, grafwaarts en trad en tot pl. verv. Eenige dagen later stond Brenken wederom voor Hilda. In haren schoot lag ongeopend de brief, dien ze hem had geschreven. Dat had aan mijne liefde toch niets veranderd, Hilda, zei Brenken. En thans brengt het ten minste geen verandering. Ik bemin je, zooals ik je van ’t eerste oogenblik af bemind heb. Word de mijne, Hilda; wij gaan reizen, dan vergeet je het verschrikkelijke het gemakkelijkst. Wil je Hij zag haar smeekend in de oogen. Zij beantwoordde 'zijn blik. Thans eerst begreep ze volkomen, hoe groot en edel zijne liefde was. En toen legde ze haar hoofd tegen zijne borst dat was hem een voldoend antwoord op zijne vraag. ze en hem af. is eene reden, fluisterde ze Plotseling richtte deze zich op. Neen, neen het gaat nietzei hij kortaf. De vluchteling steunde, Plotseling luis terden beiden. Weerkwamen zware voetstappen nader. Brenken legde waarschuwend den vinger op de lippen. Het gezicht van den man werd nog bleeker. De voetstappen kwamen nader. Ze loopen in den pas het zijn de bewaarders, fluisterde de vluchteling. Ik ga mij vlug verbergen. Als ze weg zijn, kom ik terug. Brenken schudde het hoofd. Ik kom terug, herhaalde de man. bemint Hilda u moet mij helpen. Het volgende oogenblik was hij in den nevel verdwenen. Brenken streek zich met de hand over het voorhoofd. Eigenlijk had hij hem moeten terughouden en toch...? Hij keerde zich om en deed een paar stappen in de richting van de tuindeur. Dadelijk daarna kwamen twee gevangenbewaarders uit den mist te voorschijn. Goeden avond, meneer Brenken zei de een. We zoeken een ontsnapten gevangene. Hij liep over de akkers en we dachten, dat hij zich misschien in uwen tuin had verborgen, Ge wilt den tuin doorzoeken? Ja, meneer. Gaat uw' gang, zei Brenken achteruit. Hij keerde zich om en ging naar het huis, ten prooi aan de tegenstrijdigste gevoelens. Het doorzoeken van den tuin had hij hun niet kunnen beletten. Hij sloot zich in zijne studeerkamer op, rookte een sigaar en trachtte te vergeten. Maar hij kon aan niets anders denken dan aan twee met geweren gewapende mannen, die een ongelukkige vervolgden, haar vader! Ten slotte kon hij de onzekerheid niet langer verdragen. Hij ging naar buiten. De nevel was een weinig opgetrokken. Brenken begaf zich op weg. Plotseling hoorde hij een luiden roep. Daarop was alles weer stil. Even daarna stormde een der bewaarders hem voorbij. Een eind vóór dezen rende een ander persoon. Brenken herkende het korte, witte haar hij rilde. Plotseling bleef de vervolger staan. Een tikkend geluid, en Brenken zag, hoe de beambte het geweer aan den schouder bracht. Halt of ik schietriep hij luide. De vervolgde echter snelde voort. De vervolger loste een schot in de lucht en mikte opnieuw. Haltklonk het nogmaals. Brenken hield den adem in. Hij zag, dat de bewaarder op de beenen van den vluchteling mikte toen de vinger aan dén trekker bracht daar viel de man, wiens voet zeker achter een wortel was blij ven haken, op den grond op hetzelfde oogenblik w’eerklonk het schot. Met een luiden uitroep stormde de beambte op hem af. Brenken volgde hem. Ze vonden den ongelukkige met het gezicht op den grond liggen. Ze keerden hem om hij was dood. Het schot, dat hem zou verhinderen te vluch ten, had hem de vrijheid gegeven de vrijheid voor altoos. Hij was aan zijne aardsche rechters ontsnapt. een doodsbleek gezicht met oogen vol angst en een mond, die naar adem hijgde. Het volgende oogenblik stond midden op den weg een man in gevangeniskleeding. Nu trad Brenken naar hem toe en legde hem de hand op den arm. De man keerde zich plotseling om en een van angst en ontzetting verwrongen gelaat staarde den jongen man aan. De vluchteling was misschien ongeveer vijftig jaar oud, het korte haar onder de pet was spierwit. Toen zijne blikken op Brenken vielen, haalde hij verruimd adem. Gelukkig gij zijt hethijgde hij. Brenken zag hem verwonderd aan. Ik ken u nietIk heb u nooit gezien zei hij langzaam. Neen, neen! zei de man haastig, maar ik heb u gezien! Waart ge straks niet in de villa daar ginds hij wees met de hand naar het kleine landhuis deed ge daar niet vijf minuten geleden Hilda Behrens een huwelijksaanzoek Ge kent haren naam? zeide Brenken. Ja, ja, antwoordde de man gejaagd. En zij wees uw aanzoek af, niet waar Ik zag alles door ’t venster... Brenken pakte den man bij den schouder. Wie zijt ge vroeg hij driftig. Haar vaderhijgde de man Brenken liet hem los. Thans begreep hij alles. Ja, ik ben haar vaderzei de man nogmaals op gejaagden toon. Ze woont hier bij mijn zuster. Toen ik vandaag ontvluchtte, liep ik dadelijk hier naar toe. Ik stond voor ’t venster daar zag ik mijn kind als Hilda alleen was geweest, had ik binnen kunnen gaan en zou zij mij verborgen hebben. Maar gij waart daar -ik sloop om het huis rond ik wenschte vurig, dat ge mocht heengaan. Daar hoorde ik voetstappen van mannen ik wist, dat de vervolgers mij op de hielen waren. Toen liep ik weg en verborg mij in den tuin.’ Kwam uwe dochter hierheen om u bij de ontvluchting te helpen of u eene schuil plaats te verleenen vroeg Brenken. Natuurlijk nietHet was mijn eigen idee. Twee maanden lang heb ik op dit oogenblik gewacht en nu ben ik vrij vrij Nogmaals legde Brenken zijne hand zwaar op den arm van, den man. Vrij Wat meent ge, dat ik met u doen zal vroeg hij. Het gelaat van den man werd door een onbeschrijfelijken angst vreeselijk vertrokken. Gij gij zult me toch niet weer in die hel willen terugzenden? sprak hij vo] ontzetting. Nog eene week en ik zou krank zinnig zijn geworden. Wat hebt ge misdreven vervolgde Brenken. Toch niet... Neen, neen antwoordde de man rillend. Ik was advocaat ik had gespeculeerd ik verloor de eene som na de andere toen nam ik in mijn wanhoop van het geld, dat een mijner cliënten mij had toevertrouwd verduistering noemde men het en ik kreeg vijf jaar gevangehisstraf. Hij greep Brenken bij den arm. U helpt mij, niet waar, u helpt mij Dat is on mogelijk! Ónmogelijk riep de man koortsachtig gejaagd. U zou het heel gemakkelijk kunnen doen. U heeft een jacht. Verberg mij een paar dagen tot mijn baard is gegroeid. Geef mij een pak kleeren van u en breng mij op uw jacht. Geen mensch zal u verdenken. Ben ik eerst op zee, dan kunt u mij spoedig genoeg in een land brengen, waar niemand mij kent. Dat is totaal onmogelijkherhaalde Brenken. Waarom zou ik om uwentwil mijne vrijheid op het spel zetten Waarom fluisterde de oude man heesch. Omdat ik haar vader ben. Ze heeft uw aanzoek van de hand gewezen omdat haar vader in de gevangenis zit. Als u mij helpt ontvluchten, kan ik onder een anderen naam een nieuw leven beginnen. En als u dat doet, denkt u, dat Hilda dan nog zal weigeren de uwe te worden Brenken kreeg een poos na. Zij zou zonder eenigen twijfel uwe vrouw worden zonder eenigen twijfel drong de man weer bij hem aan, terwijl hij met akelig glinsterende oogen het gelaat van Brenken gadesloeg. gedragen. In den stoet merkte men op het Bestuur van de stoomzuivelfabriek alhier, met tal van leden en het personeel der fabriek, voorts het Bestuur der exportver- eeniging, van den Erieschen Zuivelbond tal van Directeuren van fabrieken in Eriesland. Nadat de met tal kist in de groeve was de heer Th. M. Th. Rengers in korte trekken de verdiensten van den overledene. Aan een arbeidzaam leven paarde hij een werkkracht, waaraan ieder zich kon spiegelenzoowel de Export- vereeniging als de Zuivelbond hebben in den heer Kuperus een steun verloren, wat zich nog lang zal doen gevoelen. //Jan Kuperus”, zoo sprak de heer R. ten slotte z/gij zijt voor ons niet dood, uw geest blijft onder ons voort leven en zal ons ten voor beeld zijn”. Bij monde van den heer Tj. Kuperus, broeder van den overledene, werd namens de familie, een woord van dank gebracht voor de eer den overledene bewezen. Diep onder den indruk verlieten allen den doodenakker, in de overtuiging, dat hier is heengegaan een jong leven, Jat voor zijne omgeving nog zoo noode kon worden gemist. Frieslands N.O. Hoek, 13 Oct. Na den storm van de vorige week ziet het er in de tuinen treurig uit. Voor dien tijd stonden tal van vruchten nog groen en mooi, zelfs zagen we boontjes, die voor de tweede maal in vollen bloei stonden en kleine peultjes begonnen te dragen, doch nu is alle hoop op een tweevoudigen oogst van dezelfde plant verdwenen. De plantjes zijn totaal zwart gewaaid. De verschillende koolsoorten maken nu nog ’t sieraad van den tuin uit, maar tengevolge der droogte zijn ze klein gebleven en bovendien verliezen ze met het meer vochtige weder aan waarde, daar ze voor een deel openbersten. De kool groeit van binnen en de dekbladen nemen te weinig in grootte toe, ziedaar de oorzaak. Heplc. Nieuwsbl. v. Fr. Workum, 13 Oct. In de heden gehouden vergadering van den Raad dezer gemeente werd na mededeeling van eenige ingekomen stukken, machtiging verleend aan B. en W. tot het houden van verhuringen, verpach tingen en aanbestedingen en ’t benoemen van schoolschoonmakers; besloten tot het verleenen van subsidieën aan instellingen van weldadigheid voor 1905 en wel aan het Burg. Armbest, van f 3500 en het Stadsweeshuis van f 1000; tengevolge het staken der stem men over het verhoogen van den post onderhoud van vaarten wordt de verdere behandeling der begrootingen uitgesteld tot de volgende vergadering; afgewezen het verzoek van E. Nauta en gunstig beschikt op de verzoeken van R. van ’t Veer e. a. en de Voogden van het Stadsweeshuis, om kosteloos bouw kundig teekenonderwijs voor hunne zonen en pupillen in den a.s. winter. Naar aanleiding van het rapport Commissie werd afgewezen het verzoek Sjoerd Dijkstra e. a. omtrent den aanleg een grintweg vanaf de Kolmerbrug naar oude gracht door het Heidenschap. Gunstig werd beschikt, onder eenige voor waarden, op het adres van Corn. Gielstra alhier, om afstand van een strook grond. Voor kennisgeving werd aangenomen een schrijven van T. de Haas, omtrent zijn aan slag in den Hoofdelijken Omslag dienst 1904. Tot leden en plaatsvervangende leden van het stembureau voor de stemming van een lid van den Gemeenteraad werden benoemd de heeren W. Kroese, T. Abbring Hingst, S. Haijtema en J. Jansen Voorzitter eerstgenoemde. Afwijzend werd beschikt op een adres van Otte Genee, om eene tegemoetkoming van f 25 in de kosten van slatting eener vaart. Alsvoren óp een adres van T. H. Sieme- link e. a. om uitdieping van eene wijk en alsvoren op een adres van E. Galema, om demping der goot voor zijn wagenhuis en vergnnning voor het aanbrengen van een tweede zinkput met rioleering, onder de daarin gestelde voorwaarden. Ten huize van een bewoner van het Sweelinckplein in den Haag heeft een dienst^ meisje bij het strijken van linnengoederen zich zoo ernstig gebrand, dat zij in hopeloozen toestand naar het ziekenhuis is vervoerd^ Het was tegen den avond van een somberen dag in het voorjaar. Een dichte nevel hulde de aarde in zijn grijzen sluier. In een beneden kamer van de kleine, sierlijke villa brandde een lamp. De gordijnen waren niet dicht getrokken, zoodat men duidelijk het jonge meisje kon zien, dat voor het venster stond en met droefgeestigen blik naar het sombere landschap keek. Het was een jong bekoorlijk wezen van ongeveer twee en twintig jaar. Naast haar stond een slanke, jonge man, wiens donkere oogen op haar rustten en die op smeekenden toon tot haar zeide Ik heb je bemind, Hilda, van oogenblik af, dat ik je voor het eerst zag. Dat was voor een jaar, toen je tante de villa van mij huurde. Ik heb nooit eerder in mijn leven een meisje lief gehad... Hilda keerde zich van ’t venster af. Ze was* doodsbleek. Een lichte rilling ging haar door de leden en toen, alsof ze plotseling al hare krachten verzamelde, zag ze hem in 't gelaat. Het is lief van u, meneer Brenken, o zoo lief, zei ze met bevende stem, maar het kan niet zijn. En waarom niet vroeg hij op ernstigen toon, terwijl hij haar scherp aanzag. Een oogenblik ontmoetten hunne blikken elkander en toen wendde het meisje plotseling haar hoofd af en sloeg de handen voor het gelaat. Je bemint mij, Hildariep hij. heb het in je oogen gelezen Weer keek ze hem aan met een onuit sprekelijk droevigen blik, die hem door de ziel sneed. Ik dank u van gauscher harte maar het kan het mag niet zijn En alsof ze plotseling eene ingeving kreeg, trad ze haastig op hem toe en legde de hand op zijn arm. U denkt toch niet, dat ik ondankbaar ben vroeg ze op smeekenden toon. Ondankbaar Neen nooitant woordde hij. Maar er is een reden Hare hand viel slap neer en ze wendde de oogen van J a^ er nauwelijks hoorbaar. Een poosje zwegen beiden. Kan je mij die reden niet zeggen? Laat mij zelf oordeelen smeekte hij op in- nigen toon. Bedenk toch, Hilda, wat het voor mij beteekent te weten, dat je mij lief hebt en mij toch niet vertrouwt... Nog altijd zweeg ze. Ja, u hebt er recht op alles te weten, zei ze toen op matten, sleependen toon. Ik zal het u schrijven vandaag nog... dan zult u alles begrijpen... De tranen sprongen haar uit de oogen. Ze trachtte zich te beheerschen en stak hem hare hand toe. Vaarwel, stamelde behoede u Brenken vatte hare hand in de oogen. Niet vaarwel maar tot weerziens Daarop verliet hij de kamer, ging door den kleinen tuin en kwam zoo op den zandweg. Buiten was het nu volkomen donker en de nevel nog dichter geworden. Hij had mis schien tien passen gedaan, toen hij een schot hoorde nog een daarop haastige voet stappen en het geluid van stemmen. Het volgende oogenblik zag hij twee gestalten, die op schaduwen geleken over een klein hek achter de villa klimmen en naar hem toekomen. Toen de mannen dichterbij kwamen, zag Brenken dat ze geweren droegen en herkende in hen gevangenbewaarders. Ze snelden hem voorbij en verdwenen in den nevel. Nu wist hij ook, wat de schoten beteekenden er moest iemand ontsnapt zijn uit de gevangenis, die op ongeveer een kwartier afstands lag. Hij sloeg den weg in naar zijn huis, op ongeveer vijftig pas van de kleine villa gelegen. Een zacht gekraak in het kreupelhout aan den kant van den weg trok zijne aandacht. Hij bleef staan. Daar in het hout moest zich iemand hebben verscholen. Het geluid kwam dichterbij. Brenken nam zijn stok steviger in de‘hand en wachtte, terwijl zijne oogen door den nevel trachtten te dringen. Plotseling zag hij de &au.we omtrekken van een persoon weldra Bolswardsche Courant i i i i o

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1904 | | pagina 1